Vals spelen bij schaken

In het schaken wordt wel eens vals gespeeld. In 2006 doken zelfs beschuldigingen van vals spel op  tijdens de match om het wereldkampioenschap tussen Veselin Topalov en Vladimir Kramnik. De manager van Topalov verweet Kramnik te vaak naar het toilet te gaan, een beschuldiging van vals spel. “Toiletgate” was geboren. Er was geen enkel bewijs voor en de schaakwereld deed de zaak als grote onzin af. Krammink won de tweekamp en werd wereldkampioen.

Nog een gevalletje veelvuldig toiletbezoek. Ik citeer even het Noordhollands Dagblad, editie Heerhugowaard, van 27 mei 2014, over vals spel tijdens een toernooi in Roemenïe, waarbij een Nederlandse amateurspeler bij was betrokken – nee, dat was ik niet!

“Hoe flest iemand in de praktijk de boel? Schaakcomputers spelen sterker dan mensen. Hun Elo-sterkte wordt op minimaal 3000 geschat, dus ruim meer dan wereldkampioen Magnus Carlsen die met 2880 op eenzame hoogte bij de mensen staat. Schaakprogramma’s die op smartphones draaien komen in de buurt van 2500. De betrapte Nederlander in Roemenië is een redelijk sterke amateurschaker met een Elo van 2233. […] In Roemenië werd hij betrapt door zijn tegenstander. Die vertrouwde het niet, de Nederlander verliet te vaak het bord. Volgens verklaringen achtervolgde hij hem naar het ‘plassengebied’, forceerde de toiletdeur en trof zijn tegenstander aan met zijn smartphone met de actuele partijstelling. De fraudeur werd uit het toernooi gezet en wacht mogelijk een lange schorsing.”

Vanwege dit soort zaken mogen vandaag de dag bij veel schaaktoernooien spelers tijdens de partij geen mobieltje bij zich hebben. Maar dit belet sommige schakers niet om het toch nog op deze manier te proberen. Zo werd in 2015 de Georgische schaakgrootmeester Nigalidze tijdens een schaaktoernooi in Dubai betrapt op valsspelen. Ook hij moest opvallend vaak naar het toilet. Het viel zijn tegenstander op dat hij elke keer hetzelfde toilethokje pakte, ondanks dat er anderen vrij waren. Hij meldde het aan een medewerker van het toernooi, die het toilethokje doorzocht. Achter de spoelbak vond hij een in toiletpapier gewikkelde iPhone. Daarop stond een schaakapp die de wedstrijd analyseerde.

Je kan ook valsspelen zonder toiletbezoek. Bij een toernooi in Amerika werd een speler met een pet op betrapt. In de pet zat kunstig elektronica verstopt waarmee hij in contact stond met vrienden buiten de toernooizaal die de partij voor hem op een computer analyseerde. Ook is al een keer iemand betrapt met een gehoorapparaatje op, althans dat zei hij. De slimme arbiter controleerde het typenummer op internet en zag dat het geen gehoorapparaat was maar een zendertje / ontvanger.

0000 schakenSoms zitten de hulpkrachten op een plek waar je ze niet verwacht. Foto Harry Pot; Nationaal Archief

Een ander beroemd geval van vals spelen vond plaats tijdens de Olympiade – zeg maar het wereldkampioenschap schaken voor landenteams –  van 2010. Twee Franse schakers en de Franse teamleider hadden naar verluidt een ingenieus systeem bedacht. De teamleider liep tijdens de partijen door de zaal. Regelmatig verdween hij echter naar de bar om daar op zijn mobiel te kijken. Daar kreeg hij zetten doorgestuurd van een kompaan die de partijen op een computer analyseerde De teamleider keerde vervolgens terug naar de zaal en liep daar vervolgens met  door de zaal. Hij keek dan eerst even met een onschuldig gezicht naar een partij die aan de gang was op de eerst rij en vervolgens naar eentje op de vierde rij van zijn team. Daarmee gaf hij aan dat de computer voorstelde om een stuk naar veld A4 te verplaatsen.

Ze vielen knullig door de mand. Het mobieltje van de man deed het tijdens één van die partijen niet meer. Hij leende daarop de telefoon van een bestuurslid van de Franse bond, die nadat hij later het apparaat terug kreeg, een ongeduldig sms’je met de tekst ‘waar blijven de zetten?” er op zag staan. Er volgde een onderzoek en er volgden lange schorsingen.

Bij deze voorbeelden is het telkens de schaker die hulp zoekt bij een computer. Er is een bekend voorbeeld van het omgekeerde. In 1997 speelde de toenmalige wereldkampioen Gary Kasparov  een match tegen de IBM-schaakcomputer Deep Blue. Tot ontsteltenis van Kasparov verloor hij met 3,5 – 2,5. Hij uitte na afloop de beschuldiging dat de computer werd geholpen door twee grootmeesters, die het apparaat op beslissende momenten ‘hielpen’ bij de keuze voor een zet.

Tot slot één van de leukste voorbeelden van valsspelende schakers die ik ken is deze. Het betreft het klassieke influisteren van een zet, niks geen elektronica.

0000 knudde

Het is een FC Knudde tekening uit 1990 van tekenaar Toon van Driel.

Goed, waarom nu deze blogpost over vals spelen in het schaken? Dat komt omdat ik wilde schrijven over matchfixing in het schaken. Ik googelde daarvoor even op ‘vals spelen in het schaken’ en trof daarbij een hoop voorbeelden aan, waarvan ik een deel hierboven heb beschreven.

Dat er matchfixing in het voetballen voorkomt is bekend, maar dat het ook voorkomt in het schaken wellicht niet. Toch is dat zo. Ik ben er zelf een keer bij betrokken geweest. Het was veertig jaar geleden en de zaak is inmiddels verjaard, dus ik kan er over schrijven. Echter deze blogpost is nu te lang om daar nu ook nog over te schrijven, dus dat stel ik, als soort cliffhanger, uit tot een volgende blogpost.

Schaken tegen de Nederlandse kampioen (2)

Urbanus, de Belgische komiek, zei eens: “Winnen, dat is iets voor losers”. Toch vond ik het altijd wel fijn als ik met schaken won. Niet dat ik dat vaak deed, maar af en toe gebeurde het wel. Weet u dat ik zelfs eens een keer van een (latere) Nederlands kampioen schaken heb gewonnen. Echt waar. Niet van Jan Timman, maar van Rini Kuijff, de Nederlands kampioen van 1989.

Ok, de omstandigheden waren bijzonder, maar toch. Het was in mijn studententijd. Op onze studentenflat woonde ook ene Menno. Hij was een goede schaker, veel beter dan ik. Hij speelde in de landelijke hoofdklasse. Dat is het hoogste niveau in Nederland.

Menno was bevriend met Rini die nog beter kon schaken. Op een dag deden Menno en ik mee aan een eendaags toernooi georganiseerd door één van de schaakverenigingen van Enschede. Rini, die dat weekend toevallig bij Menno op bezoek was, besloot ook mee te doen. Terwijl ik in één van de lagere groepen ploeterde – ik weet nog dat een Duitse schaker aan mij vroeg of ik wist wie de Gruppenführer was; ik dacht even wat vraagt hij nou? –  schaakten Menno en Rini in de hoogste groep. Rini won het toernooi gemakkelijk en kreeg een foeilelijke beker.

Hij was niet van plan om die beker mee naar huis te nemen. We gingen eten bij een Chinees en toen we naar buiten liepen, liet hij de beker opzettelijk in de vensterbank tussen de planten staan. Helaas, we waren al honderd meter ver weg, toen de ober hard hollend met de beker kwam aanrennen. “Meneeeeeer, u vergeet uw beker!”. Een tweede poging om de beker kwijt te raken, in een café waar Rini de nodige biertjes dronk, slaagde wel.

Om een uur of twaalf waren we weer terug op onze studentenflat. Rini brulde met zo’n luidde stem “Wie heeft er zin in een vluggertje?” dat alle meisjes op onze flat geschrokken naar hun kamers vluchtten – als u onder de hashtag #metoo iets over een schaker leest, dan weet u nu wie dat betreft – maar Rini bedoelde een partijtje schaak met een bedenktijd voor de hele partij van vijf minuten.

schaakklok

Ik zag mijn kans schoon. Normaal had ik geen schijn van kans, maar Rini was niet echt nuchter meer, dus wie weet. Helaas, de eerste twee partijtjes veegde hij me desondanks compleet van het bord. Toen kwam partij drie. Rini koos voor een opening die ik toevallig heel goed kende. Voor de kenners, het betrof de Sveshnikov variant van het Sciciliaans.

.000 schaken 2

Menno en ik hadden een keer die opening heel goed bestudeerd. We hadden zelfs een nieuwe zet voor wit bedacht. Dat leek aanvankelijk een winnende zet te zijn. Zwart kon op negen manieren antwoorden, waarvan de acht meest logische zetten allemaal verloren. Maar helaas een moeilijk te vinden negende mogelijkheid gaf zwart wel een winnend voordeel, waardoor onze zet niet speelbaar was. Ik dacht: hij heeft maar vijf minuten voor de hele partij, hij is niet helemaal nuchter meer, ik gok er op. Rini was verrast door de zet. Even dacht hij na – de klok tikte ondertussen door – toen koos hij voor één van de acht foute antwoorden. “Yess!” riep ik. Ik wist wat ik moest doen en won de partij eenvoudig.

Rini was op slag nuchter. Althans zo leekt het. “Opnieuw” brulde hij. Binnen no-time stond dezelfde stelling weer op het bord en ik deed weer mijn nieuwe zet. Deze keer koos Rini na enig nadenken wel voor mogelijkheid negen en werd ik kansloos van het bord gemept. Maar goed, ik had toch maar mooi een keertje van hem gewonnen. Toen hij later Nederlands kampioen werd, zei ik wel eens achteloos “Oh die, daar heb ik wel eens van gewonnen.

Gene Brown, Amerikaans schrijver: “Het ellendige van bescheidenheid is dat je er niet over kunt opscheppen”

 

Schaken tegen de Nederlandse kampioen

Ik heb wel eens tegen de Nederlands kampioen schaken gespeeld. Voor wie dat niet gelooft, zie hier.

0000 JT

Het is de voorkant van het maartnummer in 1974 van Schakend Nederland, het blad dat alle leden van de Koninklijke Nederlandse Schaakbond in de jaren zeventig maandelijks kregen toegestuurd. De man met het lange haar, die hier een simultaan geeft, is Jan Timman, meervoudig Nederlands schaakkampioen. Ik zit naast die drie jongetjes. De foto stond eerder in dagblad Tubantia.

De foto is in Enschede gemaakt tijdens één van de zogenaamde V&D schaaksimultaans. In de jaren zeventig organiseerde V&D jaarlijks in verschillende steden van het land schaaksimultaans. In Enschede trad dat jaar Jan Timman op. Voor het geval u nieuwsgierig bent naar de uitslag, ik verloor nipt (1-0). Omstreeks zet 15 dreigde ik een paard kwijt te raken, maar voor dat probleem vond ik een oplossing. Niet zo’n goede oplossing echter want daardoor raakte ik een paar zetten later twee paarden kwijt.

Ik had toen net zo goed kunnen opgeven, maar speelde toch nog een zet of tien door tot er bij zet 30 meer stukken van mij naast het bord stonden dan er op. De reden dat ik niet tien zetten eerder opgaf was tweeledig. Ten eerste had ik op mijn studentenflat gezegd dat ik het wel minstens dertig zetten zou vol houden tegen Timman en ten tweede gold dat als ik doorspeelde en niet direct opgaf, dat dan beter was voor de overige deelnemers aan de simultaan. Dat kwam door de regel dat als de simultaangever bij je bord was, je dan gedwongen was om te zetten. Dus hoe meer deelnemers er nog in de strijd waren, hoe langer het duurde voordat hij weer bij je bord was, hoe meer bedenktijd je voor je zet had.

Van die regel dat je gedwongen moest zetten als de simultaangever bij je bord was, maakte een jaar later Hans Böhm misbruik tegen mij. Hij gaf dat jaar de simultaan. Tegen hem ging het een stuk beter dan tegen Timman en eigenlijk stond ik na een zet of dertig heel goed, misschien wel zelfs gewonnen. Dat beviel Böhm overduidelijk niet. Aangekomen bij mijn bord keek hij sacherijnig naar zijn stelling, pakte een kop koffie en ging uitgebreid nadenken. Opeens zette hij de koffie neer, deed plotseling een zet en ging er vandoor.

Ik keek naar het bord en had direct het gevoel dat zijn zet niet goed was. Echter, het was een heel gecompliceerde stelling en terwijl ik zat te kijken hoe ik de zet van Böhm kon weerleggen, zag ik uit een ooghoek hoe hij zo ongeveer hard hollend langs de overige borden liep. Binnen no-time was hij weer bij mijn bord en brulde: “Zetten!”. Noodgedwongen deed ik een zet waarvan ik hoopte dat hij goed was, maar aan de grijns van Böhm kon ik al zien dat dit niet het geval was – thuisgekomen zag ik later binnen vijf minuten hoe ik de zet van Böhm had kunnen weerleggen.

Na zijn antwoord stond ik verloren. Ik had eigenlijk een paar zetten later wel kunnen opgeven, maar speelde expres door totdat hij me mat had gezet. Daardoor moest hij aan het einde van de avond de hele tijd van mijn bord aan het ene eind van de tafel naar het andere eind van de tafel lopen waar ook nog iemand zat te spelen. Serves him right.

Schaken in de regio

Schaken heb ik altijd een leuke denksport gevonden. Kent u het boek ‘Oom Jan leert zijn neefje schaken’ van Max Euwe? Ik had echt een oom Jan waarmee ik wel eens schaakte. Maar het was mijn vader die het mij had geleerd. In mijn studententijd werd ik lid van Drienerlo, de studentenschaakclub van de TH Twente. Er was een interne competitie. Ook speelden we in een externe competitie tegen andere clubs. Ons eerste team schaakte op landelijk niveau. Ikzelf speelde in het tweede team van Drienerlo dat in de regionale competitie schaakte.

Behalve studenten waren er ook enkele hoogleraren en docenten lid van onze schaakvereniging. Dat was maar goed ook, want die beschikten over een auto. Dat was vooral handig was als we een uitwedstrijd moesten spelen. Het was elke keer weer afwachten of we bij uitwedstrijden twee spelers met een auto konden opstellen.

Op een dag moesten we met ons team tegen Winterswijk schaken. Winterswijk uit, altijd lastig. We hadden in ons team één student met een klein oud autootje waarin vier man pasten. Hij schaakte beroerd maar werd vanwege zijn auto altijd opgesteld. De overige spelers zaten bij een professor die bereid was gevonden om mee te doen in de auto (een team betond uit tien man). Voorin zaten de professor en een student; achterin op elkaar gepropt de andere vier studenten; de auto helde zwaar achterover en de autolampen verblindden elke tegenligger – we speelden ’s avonds. “Ja, ja, ik weet het” mopperde de professor de hele tijd als een tegenligger weer eens met zijn lampen knipperde om aan te geven dat hij verblind werd.

Bij aankomst in Winterswijk bleek dat we in een zaaltje van het plaatselijke dorpscafé moesten schaken. Er stond een lange tafel, waarachter wij zaten. Winterswijk zette ons letterlijk met de rug tegen de muur. Gelukkig hoefden we ons daar niet telkens achter vandaan te frummelen om bij de bar iets te bestellen. Regelmatig kwam het barmeisje namelijk langs om de bestellingen op te nemen. Het eerste rondje was koffie op kosten van de thuisvereniging, de overige consumpties waren voor eigen rekening.

Het barmeisje combineerde een knap uiterlijk met een diep decolleté. Als ze de drankjes kwam brengen, moest ze over de tafel bukken om ze aan te reiken. Dat leidde behoorlijk af. We verloren dan ook kansloos met 8-2. Op de terugweg – de autolampen beschenen weer de toppen van de bomen – werd vooral het barmeisje besproken. We verdachten Winterswijk er van dat zij hun geheime wapen was.

000 mata hari

Dit is Mata Hari die deze week in het nieuws was omdat het deze week 100 jaar geleden was dat ze geëxecuteerd werd. Ik wil niet zeggen dat het barmeisje van Winterswijk er ook zo gekleed bij liep maar veel scheelde het niet.

De nederlaag tegen Winterwijk was niet de enige nederlaag dat seizoen. Aan het einde van de competitie stonden we er zo slecht voor dat we dreigden te degraderen. De laatste wedstrijd was de uitwedstrijd tegen Almelo 3. We moesten winnen om niet te verliezen. Nu had onze vereniging een geheim wapen in de persoon van Lodewijk Prins. Hij was in die tijd docent aan de TH Twente. Lodewijk Prins was een schaakgrootmeester. Hij had in 1948 het Hoogovens-toernooi gewonnen en was in 1965 nog Nederlands kampioen geworden. Hoewel Jan Hein Donner met wie hij voortdurend overhoop lag bij die gelegenheid zei dat Prins geen paard van een loper kon onderscheiden, kon hij – Prins was inmiddels gestopt met schaken – halverwege de jaren zeventig nog steeds zeer goed schaken. Hij was lid van onze vereniging maar speelde niet mee in de interne of externe competitie. Wel verzorgde hij één of twee keer per jaar een trainingsavond.

000 Lodewijk Prins1965; Lodewijk Prins; zittende rechts achter de zwarte stukken is zojuist Nederlands kampioen schaken geworden. Foto Jac de Nijs; Anefo; Nationaal Archief.

Iemand van ons team trok de stoute schoenen aan en belde Lodewijk Prins op. Hij legde uit dat we op het punt van degraderen stonden en of hij heel, heel misschien bereid was om met Drienerlo 2 mee te schaken tegen Almelo 3. Tot onze grote verrassing zei hij ja. Op de avond van de wedstrijd zaten we met grote spanning in de zaal van Almelo op zijn komst te wachten. Lodewijk Prins zou op eigen gelegenheid komen. Om vijf voor acht ging de deur van de zaal van Almelo open en daar stapte hij binnen.

Het gebruikelijke geroezemoes in de zaal vlak voordat de partijen begonnen verstomde onmiddellijk. Verbaasd en ontzet keken de spelers van Almelo 3 naar Lodewijk Prins. Deed hij mee? Vol vertrouwen zetten wij ons achter het bord. Het eerste puntje was binnen. Dat viel tegen. Lodewijk Prins speelde remise. Maar de andere spelers van Almelo 3 waren zo afgeleid – ze gingen de hele tijd bij het bord van Prins kijken – dat we met 5,5 – 4,5 wonnen, waardoor niet wij maar Almelo 3 degradeerde. Lodewijk Prins was ons barmeisje.

 

Harvey Ball

In het kader van mijn vijftigdelige serie over de mensen achter de computer heb ik gelijk maar even doorgepakt. Plaatste ik vorige week de nummer 1 uit deze serie, vandaag is het de beurt aan nummer 50, ofwel de slotaflevering. Wie nu denkt, dat is handig, verklap je gelijk de afloop van de serie, dat is niet zo. Het is geen who-dunnit serie.

Deze episode – het is inmiddels het negende portret dat ik heb geschreven –  gaat over de Amerikaan Harvey Ball, die in december 1963 de gele smiley bedacht. Deze bijdrage, met een voorspelling over de toekomst van de personal computer waarvan je over tien jaar zegt, hoe wist hij dat toch te voorspellen begint als volg:

50. Harvey Ball, 1921 – 2001; de uitvinder van de Smiley

harvey ball postzegel introductie

Harvey Ball (links) bij de onthulling van de Amerikaanse Smiley postzegel in 1999

 Wat zal de toekomst zijn van de computer? De toenmalige IBM-directeur Thomas Watson voorspelde in 1943 dat er in de hele wereld ruimte was voor vijf computers. Niet zo’n heel goede voorspelling (of hij dit inderdaad gezegd heeft, is overigens hoogst onzeker). Ook aardig is de uitspraak van de Duits-Amerikaans econoom Karl William Kapp die in 1972 zei: “Als er in 1872 een computer had bestaan, dan zou die waarschijnlijk hebben voorspeld dat er in onze tijd zo veel voertuigen op de weg zouden zijn dat de verwijdering van de paardenmest een vrijwel onoplosbaar probleem zou zijn gaan vormen.” Je moet inderdaad computers niet zelf laten voorspellen.

Voorspellen blijft een moeilijke zaak. Mainframes zullen steeds krachtiger en sneller worden, personal computers zullen veel kleiner worden. Desktops zullen over tien jaar niet meer te koop zijn, laptops hoogst waarschijnlijk ook niet meer. Vermoedelijk zullen we tegen die tijd allemaal een klein apparaatje hebben ter grootte van een mobieltje dat je in je binnenzak kan meenemen en waar je, al of niet virtueel, een toetsenbord en beeldscherm aan kunt hangen. Het dingetje zal alle functies van de pc en een mobieltje in zich hebben en ongetwijfeld nog veel meer functies.

Maar wat voor een ding het ook zal zijn, er zullen berichtjes mee verstuurd worden en die berichten zullen vast ook ‘smileys’ bevatten of iets wat er op lijkt (hologrammies?). Daarom om de reeks portretten van de mensen achter de computer met een glimlach af te sluiten als laatste in deze serie een portret van Harvey Ball, de uitvinder van de smiley. Hij ontwierp deze in 1963 voor een verzekeringsbedrijf. Hij was de eerste die het lachende gezichtje combineerde met een gele achtergrond en voor het bedrijf zogenaamde ‘smile’-buttons ontwierp. Hij kreeg voor zijn werkzaamheden voor deze ‘smile’-campagne in totaal 240 dollar, waarvan 45 dollar voor het ontwerp van de buttons. Tegenwoordig zijn de smileys een miljoenen business.

Het hele portret is hier te lezen.

 

50 mensen achter de computer

Elders op mijn site ben ik bezig om een serie portretten te schrijven van mensen die belangrijk zijn geweest ten aanzien van de ontwikkeling van de computer.  Misschien ga ik nog wel eens een keer een boek hierover maken, wie weet.

Om er wat meer structuur in te brengen, heb ik nu een voorlopige lijst opgesteld van vijftig mensen die in dit overzicht zouden moeten voorkomen. Zie hier de vijftig mensen achter de computer die ik heb uitgekozen:

00 50 mensenfoto Bjørn Christian Tørrissen; WIkipedia

Ok, dit zijn ze niet. Hieronder staan de 50 mensen, waarbij ik heb aangegeven waarom ze in de lijst staan. Voor de mensen waarvan ik al een portret heb geschreven, geldt dat hun naam een link is naar hun ‘portret’.

Dit is de lijst:

  1. NN; onbekend persoon; leefde ca. 20.000 jaar voor Christus; kerfde in de zogenaamde Ishango-beentjes – botten van een baviaan – streepjes, waardoor deze botten als telstokjes konden worden gebruikt.
  2. NN; onbekende persoon; leefde ca 2.700 voor Christus; construeerde vermoedelijk ergens in Mesopotamië (hedendaags Zuidoost-Irak) de eerste abacus.
  3. Euclides van Alexandrië, leefde omstreeks 300 v. Chr.; beschreef een methode waarmee je de grootste gemene deler van twee willekeurige getallen kan vinden, dit wordt wel beschouwd als het eerste algoritme.
  4. Piṅgala; hij leefde vermoedelijk omstreeks 200 v. Chr.; zou als eerste het concept van binaire ‘getallen’ bedacht hebben.
  5. Archimedes van Syracuse, 287 v.Chr. – 212 v.Chr. De grootste wiskundige, natuurkundige, ingenieur, uitvinder en sterrenkundige uit de oudheid.
  6. NN; onbekend persoon; leefde vermoedelijk omstreeks 100 v. Chr.; bedacht alleen of samen met anderen ‘het mechanisme van Antikythera’, een apparaat bestaande uit verschillende lagen gegraveerde platen en tandwielen, dat informatie gaf over de stand van de zon, de maan en vier van de toen bekende planeten.
  7. Hero van Alexandrië; ca 10 v. Chr. – 70 na Chr.; uitvinder en wiskundige; bedacht diverse mechanische appraten, waaronder zelfs een mechanisch drankautomaat die werkte op muntjes, een drankautomaat avant la lettre.
  8. Zhang Heng; 78 – 139; bedacht een odometer waarmee de afgelegde afstand kan worden gemeten door het aantal omwentelingen van een wiel te tellen en dit aantal te vermenigvuldigen met de omtrek van dat wiel.
  9. Ma Ju; 200 – 265; ontwierp de kompaswagen, een wagen dat een draaimechaniek bevatte dat reageerde op bewegingen van assen en dat daardoor altijd naar een bepaalde richting wees – meestal het zuiden – zonder gebruik te maken van een kompas.
  10. Brahmagupta, 598 – 668; een Indiase wiskundige en astronoom, formuleerde als eerste wiskundige regels hoe om te gaan met het getal nul.
  11. Muḥammad ibn Mūsā al-Khwārizmī; ca. 780 – ca. 850; wiskundige die onder andere het concept van een algoritme in de wiskunde bedacht; geldt daarmee als één van de grondleggers van de informatica.
  12. De gebroeders Mūsā; ca. 800 – ca. 900; drie broers uit Iran die allerlei mechanische apparaten bedachten. De meesten hadden overigens geen enkel nut.
  13. Gerbert van Aurillac (Paus Sylvester II), 946 – 1003; was niet alleen Paus van 999 tot 1003 maar ook wetenschapper; bedacht een mechanische klok en herintroduceerde de abacus met Arabische cijfers in Europa. Met zijn versie kon aanmerkelijk sneller gerekend worden dan voorheen.
  14. Abu Rayhan al-Birun, 973 – 1048; één van de grootste wiskundige en astronomen van de oudheid, bedacht onder andere een mechanische maankalender.
  15. Al-Zarqali, 1029 – 1087; instrumentenmaker en astronoom; bouwde onder andere de beroemde klok van Toledo; Koning Alphonso VI liet in 1135 deze klok uit elkaar halen om te kijken hoe deze werkte; niemand kon de klok daarna weer in elkaar zetten.
  16. Al-Jazari, 1136-1206; een wiskundige, astronoom en uitvinder; bedacht allerlei mechanische systemen van pompen tot klokken.
  17. Al-Kashi, 1380 – 1429; wiskundige die onder andere het systeem van decimale posities achter de komma bedacht.
  18. Leonardo da Vinci; 1452 – 1519; vermoedelijk het grootste genie dat ooit heeft geleefd; in zijn Codex Madrid I staat een mechanisme afgebeeld dat hoogstwaarschijnlijk een bouwsteen was voor een mechanische rekenmachine.
  19. John Napier, 1550 – 1617; bedacht een rekensysteem met ivoren staafjes als hulpmiddel en geldt als de bedenker van de logartime.
  20. William Oughtred, 1574 – 1660; uitvinder van de rekenliniaal.
  21. Wilhelm Schickard, 1592 – 1635; ontwierp op papier de eerste mechanische rekenmachine.
  22. Richard Brathwait, 1588 – 1673; een Engelse dichter die niets met de ontwikkeling van computers van doen heeft, maar die in dit overzicht staat omdat hij de allereerste was die het woord ‘computer’ gebruikte en wel in zijn in 1613 verschenen boek ‘”The Yong Mans Gleanings’.
  23. Blaisse Pascal, 1623 – 1662; bouwde de eerste werkende mechanische rekenmachine die kon optellen en aftrekken.
  24. Gottfried Leibniz, 1646 – 1716; bedacht de eerste mechanische rekenmachine die niet alleen kon optellen en aftrekken maar ook kon vermenigvuldigen en delen.
  25. Jean-Joseph Merlin, 1735 – 1803; automatenbouwer; zorgde voor een technische doorbraak in het bouwen van zeer verfijnde automaten.
  26. Joseph-Marie Jacquard, 1752 – 1834; uitvinder van het programmeerbare weefgetouw, bedacht de eerste ponskaart.
  27. Charles Babbage, 1791 – 1871; ontwierp (op papier) de eerste programmeerbare computer.
  28. Ada Lovelace, 1815 – 1851; schreef een programma voor de machine van Babbage en wordt daarom gezien als wereld’s eerste software-programmeur.
  29. Georg Scheutz, 1785 – 1873, bouwde een werkende rekenautomaat die allerlei tabellen kon produceren, de automaat was gebaseerd op een ontwerp van Charles Babbage.
  30. George Boole, 1815 – 1864; bedacht een systeem met de logica-formules ‘And, ‘Or en ‘Not’ dat toegepast op een binair systeem de basis is van moderne computerprogramma’s.
  31. Charles Xavier Thomas de Colmar, 1785 – 1870; vervaardigde de eerste mechanische rekenmachine die commercieel op de markt werd gebracht.
  32. James Ritty, 1836 – 1937; een salooneigenaar die een kasregister voor zijn café bedacht; zette een bedrijf op om deze apparaten te produceren. Dit zou later uitgroeien tot de computergigant NRC.
  33. Herman Hollerith, 1860-1929; introduceerde een type ponskaart om grote hoeveelheden gegevens te kunnen verwerken. Hij richtte een bedrijf op dat later met vier andere bedrijven zou fuseren. Dit fusiebedrijf zou later als IBM de geschiedenis zou ingaan.
  34. Dorr Felt; 1862 – 1930; bedacht de eerste mechanische rekenmachine die gebruik maakte van druktoetsen.
  35. Konrad Zuse, 1910 – 1998; ontwierp als eerste een programmeerbare moderne computer.
  36. John von Neumann, 1903 – 1957; hij geldt als één van de belangrijkste grondleggers van de moderne computerarchitectuur.
  37. Alan Turing; 1912 – 1954; computerpionier en informaticus, gold als de vader van de theoretische computerkunde en kunstmatige intelligentie.
  38. John Atanasoff, 1903 –1995; bedacht het ontwerp voor de eerste elektronische digitale computer. De meningen of dit inderdaad zo was, zijn verdeeld maar in 1973 kende een Amerikaanse rechter het belangrijkste patent aan hem toe.
  39. John Eckart; 1919 – 1995; ontwierp samen met John Mauchly de Eniac-computer, die wordt gezien als de eerste goed werkende elektronische digitale computer. Hij verloor echter een juridisch strijd over het belangrijkste patent. Over zijn ‘concurrent’ Atanasoff zei Eckart: “He never really got anything to work”.
  40. Tommy Flowers, 1905 – 1998, bouwde de eerste programmeerbare elektronische computer
  41. Howard Aiken, 1900 –1973; was de hoofdingenieur achter IBM’s Harvard Mark I-computer. De machine was mede gebaseerd op de honderd jaar oude ideeën van Charles Babbage. De computer werd ingezet bij het Manhatten-project dat leidde tot de eerste atoombom.
  42. Grace Hopper 1906 – 1992, was een pionier op het gebied van computertalen zoals Cobol. Geldt ook als de bedenker van het woord ‘bug’ voor een fout in een programma.
  43. William Hewlett, 1913-2001, startte samen met zijn vriend David Packard in 1939 in een garage in Palo Alto een bedrijfje dat zou uitgroeien tot de computergigant Hewlett-Parckard. HP geldt als het eerste computerbedrijf dat ontstond in Silicon Valley.
  44. Pier Perotto, 1930 – 2002; stond in 1965 aan het hoofd van een team bij Olivetti dat de ‘Programma 101’ op de markt bracht. Dit apparaat geldt als werelds eerste personal computer c.q. dektop computer.
  45. Douglas Carl Engelbart, 1925 – 2013; hield zich vooral bezig met de interactie tussen een computer en een mens, wat onder andere leidde tot zijn uitvinding van de computermuis.
  46. Robert Taylor, 1932 – 2017; was verantwoordelijk was voor de ontwikkeling van ARPANET, dat als voorloper wordt gezien van het internet. Was later bij Xerox verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de pc.
  47. Bill Moggridge, 1943 – 2012; industrieel ontwerper die wordt gezien als “de uitvinder” van de laptop.
  48. Bill Gates, 1955 – heden; stichtte samen met Paul Allen Microsoft, het bedrijf dat in 1980 het besturingsprogramma voor de IBM-pc ontwikkelde. Microsoft zou uitgroeien tot de grootste softwarebedrijf ter wereld.
  49. Steve Wozniak, 1950 – heden; richtte samen met Steve Jobs Apple op, was de technische man achter het ontwerp van het besturingssysteem en de hardware van de Apple I en de Apple II.
  50. Harvey Ball, 1921 – 2001; het meest gebruikte niet-alfanumeriek computerteken is de smiley. Het was Harvey Ball die dit teken bedacht.

 

 

De verhoging van het btw-tarief

De nieuwe coalitie van VVD, CDA, D66 en de ChristenUnie wil het lage btw-tarief van 6% naar 9% verhogen, zo valt in het regeerakkoord te lezen.

00 regeerakkoord 2

De linkse oppositie is daar fel op tegen en begint samen met de vakbond FNV, Patiëntenfederatie Nederland, de Fietsersbond, de stichting Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek (CPNB), ouderenorganisatie ANBO en de Beroeps Organisatie Kunstenaars een handtekeningactie. George Orwell zou zeggen: “Alle handtekeningen zijn gelijk maar sommige zijn wat meer gelijk dan anderen”.

Het zou namelijk best wel eens kunnen dat het nieuwe kabinet de handtekeningen onder het regeerakkoord belangrijker zal vinden dan de handtekeningen die de oppositie ophaalt en de verhoging van het lage btw-tarief toch doorzet. Dat zal een hoop gemopper opleveren, ongetwijfeld ook bij een deel van de kiezers die op één van de vier coalitiepartijen hebben gestemd. Tegen hen zou je kunnen zeggen, had dan maar het verkiezingsprogramma van je partij beter bestudeerd, dan was je gewaarschuwd geweest. Hoewel, is dat wel zo? Even een klein onderzoek.

Als eerste het verkiezingsprogramma 2017-2021 van de grootste coalitiepartner, de VVD. Het programma heet ’Zeker Nederland’. Het telt 102 pagina’s. Het begrip btw wordt slechts op twee plaatsen vermeld: Op pagina 87 staat: […] ‘Zoals de ongewenste regel dat je als ondernemer wordt gezien en btw moet betalen als je met je buurt gezamenlijk elektriciteit levert aan het elektriciteitsnet’. Ik zou bijna zeggen: niet erg schokkend, maar dat zou in verband met die elektriciteit als een flauwe woordspeling kunnen worden gezien. Op pagina 97 komt de btw ook nog een keer aan de orde in verband met een door de VVD ongewenste koppeling voor zzp’ers van het Burgerservicenummer aan hun btw-nummer. Dat is het. Nergens wordt iets geschreven over een mogelijke verhoging van het lage btw-tarief.

Dan het CDA, in hun verkiezingsprogramma 2017-2021 ‘Keuzes voor een beter Nederland’ (105 pagina’s groot) komt de term ‘btw’ niet één keer voor. Ook het D66-verkiezingsprogramma (liefst 171 pagina’s groot) met de krachtige titel ‘D66 Verkiezingsprogramma 2017-2021’ is niet erg scheutig. Het heeft ruimte gevonden om de term btw één keer te vermelden: Op pagina 71 staat: ‘Wij willen dat Nederland een leidende rol speelt binnen Europa in het zekerstellen van één digitale markt binnen de EU. Dat vraagt vooral om het wegnemen van praktische barrières rond […] btw-heffing.” Het is me niet helemaal duidelijk wat ze met die btw-heffing willen, maar ik denk niet dat ze hier een verhoging van het lage btw-tarief aankondigen.

De ChristenUnie is van de vier coalitiepartijen degene die het in hun verkiezingsprogramma het vaakst over de btw heeft. In hun programma ‘Hoopvol Realistisch’ (110 pagina’s groot) wordt vier keer de term ’btw’ vermeld, maar niet één keer in verband met een mogelijke verhoging van het lage btw-tarief. Waar komt die verhoging dan vandaan? Vermoedelijk toch van de ChristenUnie, want op pagina 17 staat daar: ‘Voor het nieuwe belastingstelsel dat de ChristenUnie voorstaat geldt dat […] de belastingen op arbeid omlaag gaan en die op consumptie, vervuilend gedrag en kapitaal evenwichtiger worden.’ “Evenwichtiger worden”, dat betekent dus bij de ChristenUnie verhogen van het lage btw-tarief.

Tja, drie partijen die niets over de verhoging van het lage btw-tarief in hun verkiezingsprogramma vermelden en eentje die het versluiert. De verhoging van het lage btw-tarief is geen klein bier. Het gaat om 2,6 miljard. Los van het feit of de verhoging van het lage btw-tarief een goed plan of niet is, als je wilt dat de “gewone, normale Nederlander” vertrouwen in de toekomst – het motto van het kabinet – houdt, communiceer dan even van te voren in je verkiezingsprogramma hoe je die toekomst voor je ziet. Dat geeft wat meer vertrouwen.

Veel verkeersborden

Van de week fietste ik door Den Haag toen het me weer eens opviel hoeveel verkeersborden Den Haag wel niet telt. Op de terugweg naar huis besloot ik eens te tellen hoeveel ik er zag. Over een afstand van ongeveer 7 km kwam ik tot 214 borden. En dan telde ik de borden aan de andere kant van de weg, de richtingsborden en de tijdelijke borden in verband met wegomleggingen nog niet eens mee.

Dat zijn ongeveer 30 borden per kilometer. Of te wel om de 30 meter staat wel een bord. Als je elk bord goed tot je door wilt laten dringen, dan hou je geen tijd over om aandacht te schenken aan andere weggebruikers.

Nu gold gelukkig dat ongeveer de helft van die borden allerlei zaken ten aanzien van het parkeren betrof, dus daar hoefde ik als fietser geen aandacht aan te besteden. De gemeente Den Haag heeft het maar druk met parkeerzaken. Waar mag je wel parkeren, waar niet, hoe laat en hoe lang? Waar kost het geld en waar is het gratis? Wie mag er wel staan en wie niet? O wee als je dat laatste fout doet! Bij de Binckhorst zag ik deze combinatie staan.

0 bord 00

“In dit gebied wordt de parkeerklem gebruikt. U bent gewaarschuwd!” Word je trouwens nou weggesleept of krijg je een parkeerklem? Zelfs als ik in de directie zat zou ik hier niet durven te parkeren.

Den Haag heeft er sowieso een handje van om meerdere borden bij elkaar te zetten. Wat dacht u van deze combinatie van borden bij het Centraal Station:

00 bord 000

Ik moet zeggen, dit is geen eenvoudige combinatie. We beginnen bovenaan. “Betaald parkeren’; ok, snap ik. Dan het tweede bordje:  er is een wegsleepregeling van kracht. Die snap ik ook. Ik neem overigens aan dat die wegsleepregeling alleen maar geldt als je niet betaalt. Dan het derde bordje: er geldt een beperking op de parkeertijd. Tussen 09.00 en 24.00 mag je er maar 30 minuten blijven staan.

Maar we zijn er nog niet, volgens het vierde bord wordt die maximale parkeertijd op maandag  – vrijdag tussen 16.00 – 24,00 uur en op zaterdag en zondag tussen 09.00 en 24.00  ingekort tot 10 minuten. Gecombineerd wil dat dus zeggen dat op maandag – vrijdag je hier dus tussen 09.00 en 16.00 uur 30 minuten mag parkeren en van 16.00 – 24.00 uur 10 minuten. En op zaterdag en zondag mag je er tussen 09.00 en 24.00 maar tien minuten staan.

Maar daar gaat het onderste bord nog eens een keer overeen. Op maandag – vrijdag is het tussen 09.00 – 16.00 uur volgens dat bord hier zelfs helemaal verboden om te parkeren. Als ik het dus  goed snap, is daarmee het derde bord overbodig. Maar goed, tegen de tijd dat je dit allemaal uitgevogeld hebt, is je tien minuten parkeertijd al voorbij. Ik zou zeggen, bekijk deze combinatie nog eens op uw gemak.

Je hebt in Den Haag ook moderne parkeerborden.

000 autodateAlleen autodate’

Autodaten? Ik dacht even dat dit een bord uit de categorie Kiss and Ride was maar dan zonder Ride. Het blijkt echter een bord te zijn dat aangeeft dat daar alleen maar auto’s geparkeerd mogen staan die met meerdere personen gedeeld worden, zoals die rode greenwheels auto.

Nog een combinatie van overbodige borden.

0 bord 5

Het bovenste bord betekent ‘Voetpad (weg of pad bedoeld voor voetgangers)’ zoals in de verkeerswet staat. Daar mag je dus alleen maar wandelen. Klaar dus. Maar dacht de gemeente Den Haag, laten we er voor de zekerheid toch nog maar even onderzetten dat het verboden is om er te fietsen. En ook dat je er niet mag bromfietsen, niet mag snorfietsen en niet mag bakfietsen. Zijn ze verdikkeme de driewielers vergeten!

Een ander opvallend bord dat ik onderweg zag, waarschuwde voor baldadigheid.

0 bord 4

Oppakken die hang-eksters met hun stenen gooien!

Tot slot dit bord:

00 borf 01

“De meest mensen gooien hun afval in de container”  Wat is dit voor een halfzacht gedoe? De meeste mensen gooien  hun afval in de container? Bij de stoplichten staat toch ook geen bord “De meeste mensen stoppen voor het rode licht”. Gewoon een bord: Afval in de container!

De Ishango-botjes

Het schiet niet erg op met mijn beschrijving van de geschiedenis van de ontwikkeling van de computer. Maar goed, eindelijk weer eens een portret geschreven van één van de mensen achter de computer. Het betreft in dit geval de “oudste deelnemer”, de onbekende persoon die 22.000 jaar geleden in een bavianenbotje streepjes kraste. Het verhaal begint zo:

NN; onbekend persoon; leefde ca. 20.000 jaar voor Christus, kerfde streepjes in de zogenaamde Ishango-beentjes

ishago beentje 2

Het eerste gevonden Ishango-botje; Foto Daniel baise; Wikipedia

De in 2014 overleden Hugo Brandt Corstius zei ooit eens: “Eén ding zal de computer nooit kunnen: van de apen afstammen.” Dat had hij fout gezien. De allereerste ‘computer’ bestond namelijk uit twee bavianenbotjes, waar een onbekend gebleven persoon streepjes in kerfde, waardoor deze botten als telstokjes konden worden gebruikt. Deze zogenaamde Ishango beentjes staan te boek als het oudst bekende hulpmiddel van de mens om te kunnen rekenen.

 De man / vrouw van de zogenaamde Ishango-beentjes

Eén van de zaken waarin de mens zich van dieren onderscheidt, is dat de mens kan rekenen en dieren niet. Hoewel, begin vorige eeuw was daar opeens ‘Kluger Hans’, een paard in Duitsland dat getallen kon herkennen en er zelfs mee kon rekenen. Zijn eigenaar, Wilhelm von Osten, een leraar aan een gymnasium, had hem dit geleerd. Door met zijn voorbeen op de grond te tikken gaf het paard de uitkomst van een berekening aan. Vroeg men bijvoorbeeld aan Kluger Hans hoeveel 3×4 was, dan tikte het paard 12 keer op de grond. Hij kon zelfs worteltrekken

Kluger Hans en baasKluger Hans, Wilhlem von Osten, en Kluger Hans aan het werk.

Aanvankelijk dacht men dat er sprake van bedrog moest zijn. Op de een of andere wijze zou Von Osten het paard een seintje geven hoe vaak hij op de grond moest tikken, vermoedelijk door de opgaven op een bepaalde stemhoogte uit te spreken. Maar toen Kluger Hans ook bleek te kunnen “rekenen” als Von Osten niets zei en het paard alleen de sommen op een schoolbord of op papier liet zien, besloot men in 1904 om een wetenschappelijke commissie aan het werk te zetten om het fenomeen van het paard dat kon rekenen nader te onderzoeken.

Kluger Hans testKluger Hans wordt getest. Enkele leden van de commissie aan het werk; rechts daarvan Von Osten.

De commissie werd aangevoerd door een professor in de psychologie, verder zaten onder andere een circusdirecteur en een goochelaar in de commissie om te kijken of Von Osten toch niet een of andere truc uithaalde. Men kon echter niks ontdekken en het leek er op dat het paard daadwerkelijk getallen kon herkennen en kon rekenen.

Wie wil weten hoe dit allemaal afloopt, en wil lezen over de vondst van de Ishango-botjes,  kan hier verder lezen.

 

Epke Zonderhand

Afgelopen weekend waren de wereldkampioenschappen turnen. Bij de rekstok voor mannen was Epke Zonderland favoriet. Bij zijn tweede vluchtelement greep hij echter met zijn linkerhand mis. Wonderbaarlijk genoeg hield hij met zijn andere hand de rekstok nog wel vast en voltooide zo de draai, waarna hij zijn oefening vervolgde. Hij zou er een zilveren medaille mee verdienen. Zie hier:

Epke Zonderhand

Toen ik dit filmpje zag, schoot mij een leuke woordspeling te binnen: Epke Zonderhand. Zou ik mooi even over kunnen twitteren. Voor de zekerheid controleerde ik even op internet of niemand anders dat ook al had bedacht. Wat bleek, #zonderhand  bleek al een veel gebruikte hashtag op Twitter te zijn met tientallen tweets er onder. Tot zover mijn originele vondst. Maar niet over getwitterd dus (maar wel een blog over geschreven!)

Mondriaan en de Stijl

In 1917 werd de kunstbeweging ‘De Stijl’ opgericht, waarvan Piet Mondriaan de bekendste vertegenwoordiger is. Het Haags Gemeentemuseum, dat een grote collectie Mondriaans bezit, besloot dit jubileumjaar groots te vieren. Het organiseerde dit jaar liefst vier tentoonstellingen.

  1. Piet Mondriaan en Bart van der Leck – De uitvinding van een nieuwe kunst
  2. De ontdekking van Mondriaan
  3. De architectuur en interieurs van De Stijl
  4. Mondriaan & De Stijl

Deze laatste tentoonstelling  – het is de vaste Mondriaan-tentoonstelling van het museum – bezocht ik gisterenmiddag.

Het was overigens een spontane ingeving om deze tentoonstelling te bezoeken. Ik fietste toevallig net voorbij het museum toen ik (in het bezit van een museumjaarkaart) opeens het verlangen koesterde om kunst te bekijken. Dat klinkt heel cultureel, maar eerlijk gezegd, ik moest gewoon naar de wc en het museum was de dichtstbijzijnde gelegenheid.  Maar voordat ik over dit bezoek schrijf – over dat aan de tentoonstelling uiteraard; niet over het toiletbezoek – eerst even dit: ziet u wat er op dit schilderij staat afgebeeld?

schaatsers

En op deze?

tasjes 2

Maar goed, terug dus naar ‘Mondriaan & De Stijl’. Nu heb ik de eerste twee Mondriaan-tentoonstellingen van dit jaar gezien. Ook heb ik deze vaste tentoonstelling al eens vaker gezien, waardoor ik geloof ik een beetje te veel Mondriaans heb gezien. (En dan hangt ook heel Den Haag dit jaar vol met allemaal Mondriaans; zie hier.)

Ik had de Mondriaans dan ook al snel bekeken. Ik was niet de enige. De zalen waar alleen Mondriaans hingen waren opvallend leeg. Bij de Victor Boogiewoogie zat slechts één bezoeker op een bankje het schilderij te bekijken.

victoria boogie woogie zaal

En deze zaal trok zelfs helemaal geen bezoekers.

mondriaan

Ik besloot daarom om eens een keertje de werken van andere kunstenaars van De Stijl beter te bekijken. Die vertonen overigens vaak een grote gelijkenis met de schilderijen van Mondriaan. Ik heb hieronder een aantal van die kunstwerken naast een soortgelijk schilderij van Mondriaan gezet. Kunt u zien welke van Mondriaan is? (Ik geef aan het eind van deze blogpost de oplossing.)

marlow moss 1932 mondriaan blauw

domela nieuwenhuis           victoria boogie woogie

ruit 1           ruit 2

Ook interessant om te zien was de invloed van De Stijl op het dagelijks leven. Zo was Cornelis Bruynzeel – later vooral bekend geworden door de keukens –  erg geïnteresseerd in de beweging. Zo gaf hij in 1920 Vilmos Huszár – het was zijn overbuurman in Voorburg – de opdracht om een ontwerp te maken voor de jongensslaapkamer van Bruynzeels villa ‘De Arendshoeve’ in Voorburg.  Een replica van deze kamer maakt deel uit van de vaste collectie van het Museum.

bruijnzeel kamer

Ook was op de tentoonstelling – het is de doorlopende vaste Mondriaan-tentoonstelling van het museum; dus u hoeft zich niet te haasten –  een keuken te zien die Piet Zwart in 1935 speciaal voor Bruynzeel ontwierp. Hij was niet alleen strak vormgegeven volgens de principes van de Stijl maar ook goedkoop in massaproductie te nemen. In 2002, 65 jaar na de introductie, nam Bruynzeel deze keuken opnieuw op in het assortiment.

keuken

Nog even terug naar de vragen aan het begin van deze blogpost. Het eerste schilderij is van Vilmos Huszár. Het stamt uit 1917 en heeft de titel Composite II (Schaatsenrijders) en als je dat eenmaal hebt gelezen, dan zie je die schaatsenrijders direct terug in het schilderij.

schaatsers

Ziet u de schaatsers nu?

Het tweede schilderij is helemaal geen schilderij. Het zijn gewoon tassen die te koop zijn in de souvenirwinkel van het museum, maar toen ik voorbij liep, dacht ik: hé dat lijkt wel een schilderij zo.

Dan de antwoorden op de vergelijkingsvraag. De Mondriaans hangen steeds rechts. Het schilderij met het grote rode vlak is van Marlow Moss en stamt uit 1932. De ruit van plexiglas is van Cesar Domela en stamt uit 1930. Dan de twee schilderijen met de gele strepen, dat was een strikvraag, het is twee keer hetzelfde schilderij van Mondriaan. De linker is zoals die in het museum hangt, de rechter is hetzelfde schilderij maar dan gedraaid. Het geeft gelijk een heel ander beeld.

Wellicht ter geruststelling, dat draaien heb ik thuis achter de pc gedaan; niet in het museum zelf. Dat ik zulke dingen nu met de schilderijen van Mondriaan zit te doen, bewijst wel dat ik even te veel Mondriaans heb gezien.

Hard Gras 116

Er is weer een verhaal van mij verschenen in Hard Gras en wel in nummer 116.

hard gras 116

Het gaat over Albert Stubbins. “Over wie?” zult u misschien zeggen. Albert Stubbins dus. Hij was een voetballer die tussen 1946 en 1953 voor Liverpool speelde, maar hij is veel bekender geworden doordat hij de enige voetballer is die op de hoes staat van de beroemde Beatles-lp ‘Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Clubs Band’

Ik heb voor dit verhaal uitgezocht wie Albert Stubbins eigenlijk was en hoe het kwam dat hij op die hoes terecht kwam. Hard Gras twitterde de eerste paar regels van het stuk.

hard gras twitter

Wie het hele verhaal wil lezen, hij of zij spoedde zich naar de betere boekhandel. Ik vermoed overigens dat de keuze van de redactie voor het kaft van de nieuwe Hard Gras wellicht enigszins beïnvloed is door mijn  verhaal.