Op 1 januari 1989 werd de PTT verzelfstandigd. Tot dan was het een overheidsonderdeel dat viel onder het toenmalige Ministerie van Verkeer & Waterstaat. De verzelfstandiging was een enorme klus. Niet alleen moest er een postzegel ontworpen worden ter gelegenheid van dit heugelijk feit, ook moest er van alles geregeld worden op financieel gebied.
Eén van de zaken die geregeld moest worden was het opstellen van een openingsbalans. De tot dan toe geldende financiële regelgeving ten aanzien van de PTT was een complex geheel, waardoor de bestaande PTT-balans niet 1-op-1 kon worden overgenomen
Zo hadden de Duitsers tijdens WO II de regel ingevoerd dat de PTT 3,5% van de omzet – los van het feit of er winst of verlies werd gedraaid – af moest dragen. Dit om de oorlog te financieren. Na de Tweede Wereldoorlog had de overheid die regel gehandhaafd met dien verstande dat hij nu diende om de wederopbouw te bekostigen. Na de verzelfstandiging zou deze 3,5%-regel verdwijnen. De overheid wenste echter wel de eerste paar jaar een jaarlijkse geldstroom van de PTT te ontvangen (bestaande uit dividend en te betalen rente op leningen), die ongeveer gelijk was aan de te verwachten geldstroom als er geen verzelfstandiging zou zijn.
Dit leidde tot een hoop gereken in allerlei werkgroepen op het ministerie van Financiën, het ministerie van Verkeer en Waterstaat en bij de PTT, waarbij boekhoudkundige vragen aan de orde kwamen zoals hoe hoog de balansposten ten aanzien van het eigen en vreemd vermogen aan de passiva-kant van de balans moesten worden en wat de PTT waard was.
Houten model van bierbrouwers in het oude Egypte met rechts een boekhouder die de hoeveelheid bier telt.
Ook was er een discussiepunt over de WIR. Dat stond voor de ‘Wet op de Investeringsrekening (WIR). De bedoeling van de WIR, ingevoerd in 1978, was om, door middel van fiscale voordelen, ondernemers te stimuleren om te investeren in bedrijfsmiddelen. De wet was een groot succes, een te groot succes zelfs – platvloers gezegd: hij kostte de overheid te veel geld – en was daarom in 1988 afgeschaft. De PTT had als overheidsorganisatie nooit gebruik kunnen maken van de WIR, maar wou, omdat ze al langjarige investeringsverplichtingen was aangegaan hiervoor alsnog compensatie ontvangen in de vorm van een extra stukje eigen vermogen. De ministeries wilden daar niet aan en de discussies hierover waren hevig.
7 juni 1988: Minister-President Lubbers, ex-ondernemer, tijdens het debat over de afschaffing van de WIR. foto Rob Boagaerts: Nationaal Archief.
Wat ook geregeld moest worden was de waardering van de materiële vaste activa die op de activa-kant van balans terecht zouden komen. Zo was bijvoorbeeld het koperen kabelnetwerk (elk huis in Nederland was met een koperen kabel met het netwerk van de PTT verbonden) nooit geactiveerd, maar waren de lasten daarvan altijd direct afgeboekt als exploitatiekosten. (Het Ministerie van V&W had namelijk geen budget voor investeringen maar wel voor exploitatiekosten).
Telefoonaanleg. Telefoonmonteur in put met tent; foto Nationaal Archief
De kabels vertegenwoordigden natuurlijk wel een hoop waarde – wat heet, ze vormden samen met de centrales de belangrijkste activa van de PTT – en dus moest er een waarde voor deze koperen kabels bepaald worden waarmee ze op de balans zouden komen.
Dezelfde problematiek speelde ook bij andere bedrijfsmiddelen en er waren dan ook regelmatig binnen de PTT allerlei overleggen om te komen tot een zo’n gunstig mogelijke waardering van de materiële vaste activa voor de PTT. Weliswaar stonden de grote lijnen van het nieuwe PTT-bedrijf vast, maar er was een zekere marge en door slim te onderhandelen kon er maximaal zo’n 80 miljoen gulden door de PTT “verdiend” worden. Dat lijkt heel veel, maar de “afgesproken” geldstroom van de PTT richting overheid voor 1989 was ongeveer 1,6 miljard gulden. Maar 80 miljoen is 80 miljoen dus er viel wel wat te verdienen.
Voor één van de vele overleggen had Ton, de adjunct-directeur van het directoraat waar ons bedrijfsonderdeel onder viel, mij gevraagd om ook even aan te schuiven. Ton was een slimme, leuke man. Met zijn baard en zijn zwarte krullende jaar leek hij meer op een piraat dan op een financieel manager. Hij was zijn loopbaan bij de PTT ooit bij onze kostenclub begonnen en had al snel carrière gemaakt.
Dit is niet Ton, maar de piraat Edward Teach, ook wel bekend als Black Beard; Maar hij lijkt wel wat op Ton; Sigarettenplaatje uit 1888; bron; Metropolitan Museum of Art.
Mijn rol bij het overleg was niet groot. Ik schoof slechts aan voor de waardering van de eigen bedrijfstelefooncentrales die de PTT voor zichzelf gebruikte. Deze speelden geen grote rol bij de discussies, maar moesten wel een waardering krijgen.
Toen ik op het afgesproken tijdstip de zaal binnen trad, waren de aanwezigen in de vergadering nog druk bezig met het vorige onderwerp, de waardering van de kabels en hoe ze het ministerie zover konden krijgen om de PTT een compensatie te geven voor de gemiste WIR ten aanzien van de kabels. Er was sprake van veel gezucht en gesteun en men kwam er niet uit.
Op een gegeven moment viel de zaal compleet stil. Omdat het niet mijn onderwerp was, lette ik niet goed op, maar bladerde door mijn papieren met mijn aantekeningen voor de eigen PTT-centrales. Opeens zei Ton: “Martin, wat vind jij er van?” Die vraag verraste mij volkomen. “Eh“, stamelde ik, “Ik weet niks van de WIR, maar als de overheid er aan de passiva-kant geen pot geld voor mee wil geven, kan je dan misschien niet iets aan de andere kant van de balans doen, met de activa of zo? Maar ik roep maar wat hoor.”
Het was meer dat ik iets moest zeggen, dan dat ik er over nagedacht had. Of zoals wijlen PvdA-politicus Jan Schaeffer ooit eens zei: “Is dit beleid of is erover nagedacht?” Ton keek me aan en zei: “Dat is briljant. We doen gewoon bij de bepaling van de vervangingswaarde van de kabels alsof we in het verleden wel WIR hebben ontvangen. Die kunnen we in mindering brengen bij de waardering op basis van vervangingswaarde. Dat geeft het zelfde effect op het resultaat. Briljant.”
Ik snapte werkelijk niet wat hij bedoelde, maar keek alsof ik dat ook zo had bedacht. Later begreep ik dat daardoor de activa met een lagere waarde op de balans kwamen, met lagere afschrijvingen en hogere winst als gevolg.
Uit een proefschrift over de verzelfstandiging van de PTT van een zekere Mila Davids geschreven in oktober 1999:
Aan het einde van die week was er een borrel. Ton was er, evenals Rob, mijn toenmalige baas. Hij vroeg aan Ton of ik nog nuttig was geweest. “Nuttig?” zei Ton. “Nuttig? Hij heeft 80 miljoen gulden voor de PTT verdiend. Wat mij betreft hoeft hij nooit meer te werken en mag de PTT hem toch tot zijn 65-ste jaar zijn salaris uit betalen.”
Vervolgens liet hij zich volkomen onverwachts achterover vallen. Ik stond achter hem en schrok me het apelazarus. Ik kon hem nog net opvangen. “Kijk“, zei Ton toen hij weer overeind stond. “Zie je, hij staat er wanneer je hem nodig hebt.” Rob en ik keken elkaar verbijsterd aan.
In de jaren negentig kwam ik Ton nog af en toe tegen en toen ik een keer terloops zei dat ik binnen KPN aan het rondkijken was naar een nieuwe functie stuurde hij onverwachts een lijstje op van financiële functies die vacant stonden maar die nog niet in de interne vacaturelijst stonden. Ik moest maar eens kijken of er iets voor mij bij zat.
Helaas had ik in 1988 niet op papier laten vastleggen dat ik tot mijn pensioen salaris mocht ontvangen zonder er voor te werken. Eind 2013 vloog ik er bij de dertiende reorganisatie sinds 2001 uit. Ton werkt toen al jaren niet meer bij KPN. In de jaren negentig maakte hij snel carrière binnen KPN. Zo werd hij Controller Telecom en even later zat hij eventjes als financiële man in de directie van Telecom. Daar kreeg hij ruzie met Wim Dik die in 1989 de hoogste baas van KPN was geworden.
3 januari 1989: Presentatie van postzegels ter ere van de verzelfstandiging van de PTT met in het midden de nieuwe voorzitter van de Raad van bestuur van de PTT Wim Dik en verder toenmalig NCW-voorzitter Andriessen (links) en VNO-voorzitter Van Lede (rechts) die de eerste postzegels ontvingen. Foto Bogaerts; Anefo; Nationaal Archief.
Win Dik had eind jaren negentig last van grootheidswaanzin en bedacht dat KPN overal ter wereld telecombedrijven moest overnemen. In Duitsland kocht hij bijvoorbeeld voor heel veel geld de mobiele operator E-Plus, wetende dat even later de Duitse overheid frequenties ging veilen waarvoor ook nog eens miljarden voor betaald moest worden. Ton rekende op de achterkant van een sigarendoosje uit dat je dat nooit terug zou verdienen en dat je E-Plus maar beter niet kon overnemen
Die boodschap viel niet goed bij Dik en omdat Dik hoger in rang was dan Ton vertrok Ton bij KPN. Hij kreeg een flinke zak geld mee en kocht daarvan een boot waarmee hij op de Middellandse Zee ging varen. KPN stak zich diep in de schulden om E-Plus over te nemen, Het was geen goede investering. In 2000 trad Dik af en in 2002 leed KPN een miljardenverlies, waarna jarenlang allerlei bezuinigen volgden. Duizenden personeelsleden verloren hun baan.
Zo’n vijf jaar geleden googelde ik een keertje op Ton. Hij zeilde op dat moment ergens in het Caraïbisch gebied rond. Ik zou er niet vreemd van opkijken als hij zijn geld verdiende als piraat.