Dit is een vervolg op de Rijks HBS in Deventer -1, de Rijks HBS in Deventer -2 en de Rijks HBS in Deventer -3.
In de vierde klas van de HBS was er de schoolreis naar Parijs. Samen met een klas van de MMS in Deventer (de MMS staat voor Middelbare Meisjes School; ook dit schooltype bestaat net zoals de HBS niet meer) verbleven we in 1971 een kleine week in Parijs. De leraren hadden een heel cultureel programma uitgestippeld. Zo bezochten we een uitvoering van een toneelstuk van Eugène Ionesco. Dit specifieke uitstapje was bedacht door onze leraar Frans, meneer Anciaux. We snapten weinig van het stuk. Het was een zogenaamd ‘absurdistisch toneelstuk’ en dat ook nog eens in het Frans. Daar doe je een groep pubers echt een plezier mee.
Veel mooier vonden we de twee musicals waar we naar toe gingen: ‘Fiddler on the Roof’ met de Rus Ivan Rebroff in de hoofdrol – oké, in werkelijkheid was Ivan Rebroff geen Rus maar een Duitser en heette hij Hans Rolf Rippert, maar hij kon mooi zingen. Jammer was wel dat we een deel van het toneel niet konden zien. Dit omdat we heel goedkope kaartjes aan de zijkant van de zaal hadden.
De mooiste trip was het bezoek aan de musical ‘Hair’. Dat was iets waar we met rode koontjes naar keken. Op een gegeven moment stond er zelfs een hele rij blote mannen en vrouwen op het toneel te zingen. Aan het einde van de voorstelling werd de zaal opgeroepen om op het podium te komen dansen.
Ik ben degen die hier midden op het podium staat te dansen samen met mijn medeleerlingen. Grapje, dit is niet waar. Dit zijn de leden van een Noorse Hair-musicalgroep uit 2011. foto GisleHaa: wikipedia.
Naast deze culturele zaken, waren er ook enkele toeristische uitstapjes. Zo voeren we met een rondvaartboot over de Seine en bezochten we het Louvre. We bekeken de Mona Lisa – mwah, wat een klein schilderijtje, was dat alles? – en de Venus van Milo. De meesten van ons verkeerden in de veronderstelling dat het beeld was gemaakt door ene Milo, maar deze kenner wist te melden dat het zo heette omdat het beeld was gevonden op het eiland Milo, waarmee ik direct door mijn klasgenoten als een groot kunstkenner werd beschouwd.
Onze leraar biologie, meneer Sikkema, werd overigens tijdens het bezoek aan het Louvre bijna het museum uit gezet. Bij één van de Griekse klassieke beelden, een naakte speerwerper, wees hij op de testikels van de afgebeelde sporter. “Kijk” zei hij, “Dit heeft de kunstenaar heel natuurgetrouw gedaan. Bij driekwart van de mannen hangt de linkerbal lager dan de rechter” en hij raakte het lichaamsonderdeel aan. Luidkeels mopperend kwam een suppoost aanlopen en dreigde de viezerik het museum uit te gooien.
We maakten met onze bus ook een rondtocht door Parijs en stopten op verschillende toeristische plaatsen, onder andere bij Montmartre en de Eiffeltoren. We beklommen de toren niet. Dat zou te lang duren en we waren met teveel. Als we dat zou willen doen, dan moesten we dat maar doen tijdens onze vrije middag.
We hadden namelijk één vrije middag, waarop we met groepjes van minimaal drie leerlingen zelfstandig – zonder de leraren dus – de stad in mochten. Wel kregen we allemaal een briefje met het adres en het telefoonnummer van het hotel mee. We mochten zelf de groepjes samenstellen.
Terwijl ik aan het rondkijken was, kwam Tonnie op mij aflopen, een jongen die je nu als nerd zou betitelen. “Martin, zullen wij samen gaan en dan vragen we twee meisjes van de MMS mee?” Maar voordat ik kon antwoorden, kwamen Anki en Joep op mij aflopen. “Martin, wil je met ons mee? ” vroeg ze. Nou, die keuze was niet zo moeilijk. Ik was in die tijd heimelijk verliefd op Anki maar durfde dat niet tegen haar te zeggen en nu vroeg ze zo maar of ik met haar door Parijs wou lopen.
Even later liepen we richting een metrostation. Het zonnetje scheen. Uit een café kwam Franse muziek. Voor ons uit liep een man met een alpinopet op en een stokbrood onder zijn naam. Een kind met een blauwe ballon huppelde vrolijk naast een modieus geklede vrouw en naast me liep Anki. Oké, die omstandigheden verzin ik er nu allemaal bij en ook was daar nog Joep, die aan de andere kant van Anki liep.
Aangekomen bij het metrostation zei Anki: “Martin, Joep en ik willen het liefst met zijn tweeën naar Montmartre, maar we mochten niet met zijn tweeën weg . Vind je het heel erg om in je eentje leuke dingen in Parijs te doen ?” Pats, boem. Daar knalde de blauwe ballon uit elkaar, viel het stokbrood van de Fransman in een plas modder en stopte de muziek in het café. Ik haalde heel diep adem en zei zo neutraal mogelijk: “Nee hoor, dat is wel goed. Veel plezier in Montmatre.” Daar gingen lieftallige Anki en vervelende Joep. Ik raapte de scherven van mijn gebroken hart op en besloot om naar de Seine te lopen.
Onderweg zag ik een groot warenhuis en stapte er naar binnen om even op de platenafdeling in de opruimingsbak te kijken. Ik moest heel lang rekenen, maar als ik het goed had, betaalde je omgerekend zestig cent per plaat. Dat was een koopje. Ik kocht drie singletjes, een originele Franse Beatles-EP (met daarop ‘We can work it out’), Yellow River van de groep Christie en Air van Ekseption (Ga je helemaal naar Parijs om daar een plaat van een Nederlandse groep in de opruiming te kopen. Ekseption was trouwens heel populair in Frankrijk). Even later liep ik met mijn drie singletjes in een plastic zakje langs de Seine.
Ik slenterde langs de boekenstalletjes, kocht een flesje prik en een appel en stak na een uurtje de rivier over. Zittende op een bankje op een brug at ik mijn appeltje op en gooide het klokhuis in de Seine. Ik keek omlaag en zag dat er net een rondvaartboot onder de brug door voer. Mijn klokhuis belandde op de voorsteven. Oeps, sorry. Aangekomen bij de overkant daalde ik via een trap af naar een lage wandelkade langs de Seine en liep weer terug richting hotel.
Na een paar honderd meter was het pad op de kade afgesloten met een klein hek van een meter hoog. Er hing een bord aan met een Franse tekst. Ik snapte niet veel van de tekst op het woord ‘Interdit’ na. Vijftig meter verderop stond ook zo’n hekje en daarachter kon je je weg weer over de kade vervolgen. Nu kon ik terug lopen – zo’n driehonderd meter – en dan de weg bovenlangs nemen, maar ik kon natuurlijk ook even over het hekje klimmen, vijftig meter over het afgesloten terrein lopen, dan over het tweede hekje klimmen en mijn weg langs de lage wandelkade vervolgen. Deze laatste optie leek mij veruit het makkelijkst.
Ik keek om me heen, zag niemand, klom over het hekje en liep naar het andere hekje. Ik was ongeveer halverwege toen uit een soort keet een stuk of tien agenten kwamen. Ze zagen mij en liepen vervolgens hard hollend mijn richting uit. Ik schrok me lam. Ze gingen om mij heen staan en riepen iets in het Frans.
Ik verstond geen woord van wat ze zeiden. Waarom spraken ze ook zo onduidelijk Frans. Mark Twain zou zeggen “Toch jammer dat die Fransen zo slecht hun eigen taal spreken.” Niemand van de agenten rookte trouwens een pijp, zodat ik aan mijn beste Franse zinnetje ‘Il fume une pipe” ook al niets had . Ik riep “Je suis Hollandais”, alsof dat alles zou verklaren.
Nu was het zo dat er begin jaren zeventig, net zoals in 1968, nog steeds allerlei studentenprotesten in Parijs aan de gang waren. De leraren hadden ons gewaarschuwd om daar niet in verzeild te raken. Het bleek dat het terreintje langs de Seine een tijdelijke politiepost was en blijkbaar dacht de politie dat ik daar iets dubieus van plan was.
Ik wees naar het ene hek, zei ‘voici’, wees vervolgens naar mijzelf en daarna naar het andere hek en sprak ‘voila’ in de hoop dat ze zouden begrijpen dat ik alleen maar van plan was een stukje af te snijden en keek zo onschuldig mogelijk.
Eén van de agenten pakte mijn plastic zak met singletjes om te kijken of ik daar een gevaarlijk wapen in had verstopt. Hij haalde de drie platen er uit. Ik wees op die van Ekseption en zei “Hollandais, comme moi”. Ja, ja, ik spreek een woordje over de grens. Iemand die blijkbaar de baas was zei iets en wees naar het hekje waar ik net over heen was geklommen. Vermoedelijk dacht hij terecht dat deze 15-jarige Hollandse jongen niet iemand was die van plan was om in zijn eentje een politiepost aan te vallen. Ik wees hoopvol naar het andere hekje, maar met een boos gezicht stuurde hij me terug naar het eerste hekje.
De agent die me naar het hekje verwees. Oké, dat is hij niet. Dit is de Louis de Funes in zijn rol van gendarme in 1978.
Ik was in ieder geval blij dat ik niet werd gearresteerd – ik zag me al naar het hotel bellen om te zeggen dat ik vast zat op een politiebureau – en klom maar snel over het hekje waar ik net over heen was geklommen.
Tegen een uur of vijf was ik terug bij het hotel. Ik meldde me bij een leraar die bijhield wie er terug was. “Waar is de rest van je groepje?” vroeg hij streng. Die ben ik kwijt geraakt bij de metro, sprak ik naar waarheid. Op dat moment kwam ook Tonnie aan lopen. Aan elke arm had hij een meisje van de MMS hangen en niet zo maar meisjes, maar de twee mooiste meisjes van de MMS. Huh? Tonnie? Hoe kon dat?
Om half zes, het afgesproken tijdstip, was iedereen terug, behalve Anki en Joep. Die kwamen pas tegen zes uur, lichtelijk aangesloten van een glas wijn – “echt maar één glaasje” – die ze op een terrasje in Montmatre hadden gedronken. De leraren waren kwaad en zegden Anki en Joep een straf toe die ze later te horen zouden krijgen. Onthoofding door de guillotine leek mij gezien het feit dat we in Parijs waren wel een gepaste straf voor Joep. Anki mocht blijven leven.
Enfin, terug in de bus naar Nederland zaten Joep en Anki naast elkaar, evenals Tonnie en één van de MMS-meisjes. Tussen Anki en Joep raakte het terug in Nederland al snel uit, maar volgens mij bleef het tussen Tonnie en het MMS-meisje heel lang aan. Geen idee hoe dat afgelopen is, misschien zijn ze wel getrouwd, hebben tien kinderen gekregen, wonen nu in een kasteel in Frankrijk en hebben een groot jacht op de Middellandse Zee.
Zelf was ik al weer snel verliefd op iemand anders, eigenlijk op twee, namelijk op de half-Italiaanse tweelingzusjes Irene en Yvonne die even verderop bij ons in de straat woonden. Waarom had ik nooit eerder gezien hoe leuk en knap die waren?
Na de HBS ging ik in Enschede studeren en Anki in Amsterdam. Ik heb even op haar naam in Google gezocht en zag bij de afbeeldingen een foto van haar van vorig jaar. Ze leek op de Anki uit 1970 (oké, plus vijftig jaar). Ze is nu lerares Nederlands op een middelbare school en begeleidt misschien wel leerlingen op schoolreis naar Parijs.
Tot zover dit verslag in vier afleveringen van mijn tijd op de HBS in Deventer en de schoolreis naar Parijs.
Voor alle leraren uit mijn tijd op de HBS: Adieu Monsieur le Professeur
(Op het plaatje drukken om naar het filmpje op YouTube te gaan)