30. De periode 1750 – 1850: Algemene ontwikkelingen

Deze periode kunnen we wel betitelen als de periode van de revoluties. Zo zijn daar de Amerikaanse Revolutie, de Franse Revolutie, de Revoluties van 1848 en de Industriële Revolutie. Uiteraard zijn er tijdens deze periode – het zou eens een keer niet zo zijn – ook weer veel landen met elkaar in oorlog, waarbij we de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) wel kunnen betitelen als de eerste grote wereldoorlog.

Maar voordat we het over deze oorlog gaan hebben, eerst aandacht voor Benjamin Franklin. Deze Amerikaan is één van de meest markantste personen uit de tweede helft van de achttiende eeuw. Hij is zowel wetenschapper als politicus. Zo is hij één van de Founding Fathers van de Verenigde Staten van Amerika. Hij is de enige persoon die de vier belangrijkste Amerikaanse documenten uit de tijd dat Amerika onafhankelijk werd, zijnde de ‘Declaration of Independence’ (1776), de ‘Treaty of Alliance’ met Frankrijk (1778), het Vredesverdrag van Parijs tussen de Amerikaanse staten en Engeland (1783) en ‘The Constitution of the United States’ (uit 1787) heeft ondertekend.

26 handtekening franklinDe handtekening van Benjamin Franklin op de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring

26 franklin half schilderij

Op dit schilderij van Benjamin West staan de Amerikaanse onderhandelaars afgebeeld die in 1783 in Parijs met de Engelsen onderhandelen over de onafhankelijkheid van Amerika. Benjamin Franklin is de derde persoon van links. De Engelsen weigeren te poseren en het schilderij is nooit afgemaakt. Het is thans in bezit van het Winterthur Museum, Winterthur.

Voor wat betreft zijn wetenschappelijke kant beginnen we op 15 juni 1752. Op die dag doet Benjamin Franklin één van de bekendste wetenschappelijke experimenten uit de geschiedenis. Hij gaat samen met zijn zoon tijdens een onweersbui vliegeren. Niet dat het jochie daar veel zin in, maar zijn vader gaat een proef uitvoeren om het verband tussen bliksem en elektriciteit aan te tonen – oké, deze zin is niet helemaal waarheidsgetrouw; wel voor wat betreft het experiment, maar niet voor wat betreft dat “jochie”; zijn zoon William is op dat moment al lang geen jochie meer maar een volwassen man van 22 jaar. Toch zie je hem vaak op veel tekeningen van het gebeuren afgebeeld staan als kleine jongen. Zie bijvoorbeeld de onderstaande afbeelding links.

26 franklin vlieger 26 franklin1

De linkerafbeelding is gravure uit 1840 van Henry Sadd; de rechterafbeelding is een zwart-wit versie van een schilderij van Charles E. Mills; circa 1911; de bron voor beide afbeeldingen is de Library of Congress; USA.

Wat ook niet klopt aan die linkerafbeelding is dat Franklin en zoon buiten staan te vliegeren tijdens de onweersbui. Dat zou veel te gevaarlijk zijn. (Tijdens een soortgelijke proef een jaar later wordt een Duitse wetenschapper getroffen door de bliksem en sterft waarmee hij overigens nogmaals bewijst dat bliksem een elektrische ontlading is.) De rechterafbeelding van het experiment geeft de zaken wel correct weer. Het zijn twee volwassen mannen en ze vliegeren vanuit een soort schuurtje.

Om de theorie van vader Benjamin te testen, laten vader en zoon Franklin in 1752 tijdens een onweersbui in Philadelphia een vlieger op met daarin vastgemaakt een metalen draad. Ze hopen dat deze draad elektrische geladen deeltjes in de lucht, veroorzaakt door de bliksem, aantrekt. Het vliegertouw is van hennep. Dat wordt nat tijdens de regen en geleidt de elektriciteit omlaag. Aan het eind van het koord hangt een sleutel. Deze is enerzijds verbonden met een zijden koord waarmee Franklin vanuit een schuur de vlieger bestuurt. Dankzij het afdakje van het schuurtje blijft dit zijden koord droog en geleidt de elektriciteit niet verder, althans dat was zijn idee. Het is bedoeld als veiligheidsstop. In tegenstelling tot wat een aantal verhalen ons wil doen geloven, wordt de vlieger tijdens het experiment niet geraakt door de bliksem. Was dit wel gebeurd, dan had Franklin het experiment volgens experts waarschijnlijk niet overleefd. (“Doe dit dus beslist niet thuis!”).

De sleutel is door middel van een henneptouw ook verbonden met een zogeheten ‘Leidse Fles’. De Leidse fles is in 1746 uitgevonden in Leiden – hé, dat is toevallig – door professor Pieter van Musschenbroeck. (Ook de Duitser Georg von Kleist bedenkt tegelijkertijd iets soortgelijks, maar omdat Van Musschenbroeck eerder is met het publiceren krijgt het ding de naam ‘Leidse Fles’). Het is een glazen fles die zowel aan de buitenzijde als aan de binnenzijde bekleed is met tinfolie met daar tussen in het glas. Je kan de Leidse Fles beschouwen als de eerste condensator om elektriciteit op te slaan.

Het experiment slaagt. Franklin “vangt’ elektriciteit. In de ‘Pennsylvania Gazette’ van 19 oktober 1752 beschrijft Franklin het experiment en geeft daarbij ook aan wat je met op deze wijze gewonnen elektriciteit kan doen. Het antwoord luidt: ‘andere experimenten doen’; er zijn nog geen apparaten die op elektriciteit werken. ”En met het aldus verkregen elektrisch vuur kunnen […] alle andere elektrische experimenten worden uitgevoerd, die gewoonlijk worden gedaan met behulp van een gewreven glazen bol.”

Nu bewezen is dat bliksem een elektrische ontlading is, worden op hoge gebouwen bliksemafleiders (zogenaamde ‘Franklin rods’) geplaatst. Het zijn metalen staven met een lengte van tussen de vijf en tien meter met daarop een koperen punt (of een ander metaal; in ieder geval een materiaal met een hoge elektrische geleidbaarheid). De staaf is verbonden met een geleidingslijn, veelal gemaakt van metalen staven of koperdraden die de elektriciteit de grond in leidt. Over het idee van bliksemafleiders schrijft Franklin: “Deze puntige staven zullen het elektrische vuur stilletjes uit een wolk trekken voordat het dichtbij genoeg komt om toe te slaan, en ons daardoor behoeden voor dat meest plotselinge en vreselijke onheil!”

Nog even over vader en zoon Franklin, dertig jaar later staan ze lijnrecht tegenover elkaar. Zoon Franklin vindt namelijk dat Amerika onderdeel van Engeland moet blijven. Het zal tot een bitter familievete leiden. Van 1776 tot 1778 zit zoonlief zelfs twee jaar in de gevangenis omdat hij de aanwezigheid van patriotten aan de Engelsen zou hebben verraden. Dankzij een gevangenenruil komt hij vrij. In 1782 vertrekt zoon William naar Engeland om nooit meer terug te keren in Amerika.

Behalve als uitvinder van de bliksemafleider geldt Benjamin Franklin ook als de uitvinder van de bifocale bril. Als hij ouder wordt, gaat zijn gezichtsvermogen achteruit, en op een gegeven moment is hij zowel bijziend als verziend. Het telkens moeten verwisselen van twee brillen vindt hij maar niks en hij bedenkt daarop de ‘dubbele bril. Hij laat de lenzen van zijn twee brillen – eentje voor lezen en eentje voor veraf – horizontaal doormidden snijden om er vervolgens één bril van te maken, met de lens voor veraf bovenaan en die voor lezen onderaan. Hoe simpel kan het zijn.

26 bril franklin

Deel van een brief van Franklin waarin hij zijn idee voor bifocale bril schetst. Bron: Library of Congress.

En nu we het toch over praktische zaken hebben, Franklin is ook de eerste die (in 1768) een kaart van de warme golfstroom van Amerika richting Europa tekent, gebaseerd op aanwijzingen van zijn neef Timothy Folger, een kapitein op een koopvaardijschip. Veel zeevaarders weten wel dat er zo’n golfstroom loopt, maar Franklin is de eerste die de stroming op een kaart vastlegt. Met hulp van deze kaart kunnen schepen een snellere route kiezen. Franklin werkt in die tijd in Engeland, als hoofd van de postdienst die het verzenden van de post van en naar de koloniën regelt. Hij geeft kopieën van zijn kaart aan de kapiteins van de postschepen, maar een aantal blijft gewoon eigenwijs hun eigen (langzamere) route varen, waardoor de post later aan komt dan de planning van Franklin.

26 franklin zeekaartEen versie van de kaart uit 1786. Groot uitgelicht staat de golfstroom voor Amerikaanse kust; linksboven is een overzicht te zien hoe de stroom loopt door de Atlantische Oceaan richting Europa en weer terug; rechtsonder is Benjamin Franklin in gesprek met Neptunes. Bron: Library of Congress Geography and Map Division Washington.

Tot zover Benjamin Franklin. Hoewel, toch nog één klein dingetje. Benjamin Franklin wordt vaak genoemd als degene die als eerste met het voorstel is gekomen om het systeem van zomer- en wintertijd in te voeren. Dit is niet juist. Het berust op een misverstand. Het zit zo. In het voorjaar van 1784 verblijft Benjamin Franklin in Parijs. Op een dag wordt hij door lawaai ’s morgens om zes uur wakker en als hij dan naar buiten kijkt, ziet hij dat de zon al op is. Het brengt hem op een idee. Naar de ’Journal de Paris’ stuurt hij – in zijn jeugd schreef hij vaak voor kranten – een lange satirisch bedoelde brief, getiteld ‘An Economical Project’, over de voordelen van het gebruik van zonlicht ten opzichte van kaarslicht. Een stukje hieruit:

Uw lezers, die met mij nog nooit een teken van zonneschijn voor de middag hebben gezien, zullen net zo verbaasd zijn als ik, wanneer ze horen dat hij zo vroeg opkomt; en vooral als ik ze verzeker, dat hij licht geeft zodra hij opkomt. Ik ben hiervan overtuigd. Ik ben zeker van mijn feit. Men kan van geen enkel feit zekerder zijn. Ik zag het met mijn eigen ogen. […] Opstaan met de zon zal u een enorm bedrag besparen. Een enorm bedrag! Dat de stad Parijs elk jaar zou kunnen besparen, door zonneschijn te gebruiken in plaats van kaarsen. […]“

Hij maakt vervolgens een berekening waarbij hij uitkomt op een besparing van 96 miljoen livres (de toenmalige Franse munteenheid) per jaar. Hij vervolgt zijn brief met:

“Laat elke ochtend, zodra de zon opkomt, alle klokken in elke kerk luiden; en als dat niet voldoende is? Laat in elke straat kanonnen afvuren om de luiaards effectief wakker te maken en om hen hun ogen te laten openen. […] Voor het grote voordeel van deze ontdekking, die zo vrijelijk door mij is gecommuniceerd en aan het publiek is geschonken, eis ik geen geld, pensioen, exclusief voorrecht of welke andere beloning dan ook. Ik verwacht alleen de eer ervan te hebben.

En toch weet ik dat er kleine, jaloerse geesten zullen zijn die, zoals gewoonlijk, mij deze eer zullen ontzeggen en zeggen dat mijn uitvinding bij de ouden al bekend was, en misschien kunnen ze passages uit de oude boeken aanvoeren als bewijs daarvan. Ik zal niet met deze mensen in discussie gaan, dat de Ouden niet wisten dat de zon op bepaalde uren zou opkomen; ze hadden mogelijk, zoals wij, almanakken die het voorspelden; maar daaruit volgt niet dat ze wisten dat hij licht gaf zodra hij opstond. Dit is wat ik beweer als mijn ontdekking. Als de Ouden het al wisten, was het misschien allang vergeten; want het was de modernen zeker onbekend, althans de Parijzenaars. […]”

Hij ondertekent het stuk met Benjamin Franklin, abonnee. Het is humoristisch bedoeld, maar een hoop mensen zien hierin een voorstel voor de invoering van zomertijd. (Degene die daadwerkelijk als eerste een systeem van zomer- en wintertijd voorstelt is in 1895 de Nieuw-Zeelander George Hudson.) Enfin, tot zover Benjamin Franklin. Als hij in 1790 op 84-jarige leeftijd overlijdt, schrijft de filosoof Turgot: “Hij greep de bliksem uit de lucht en de scepter uit de hand van tirannen.”

Maar goed, nu dan de eerste grote “wereldoorlog” uit de geschiedenis, zijnde de Zevenjarige oorlog (1756 tot 1763). Er zijn twee grote kampen. Aan de ene kant zijn dat Engeland, Portugal en vier grote Duitse deelstaten (Pruissen, Hannover, Brunswijk, en Hessen-Kassel), daartegenover staat een coalitie van Oostenrijk, Rusland, Zweden, de Duitse deelstaat Saksen, de Italiaanse stadsstaat Napels, Frankrijk en Spanje. Holland is neutraal.

De oorlog in Europa begint met Pruissen, dat onder leiding van koning Frederik de Grote in 1756 Saksen binnen valt, waarna Engeland, Oostenrijk en Frankrijk vanwege bondgenootschappen er zich ook mee gaan bemoeien, even later gevolgd door Rusland, Zweden, Spanje, Portugal en de stadstaat Napels. In zeven jaar tijd vinden er zo’n dertig grote veldslagen plaats, waarbij er veldslagen tussen zitten, waarin soms meer dan 20.000 soldaten sneuvelen (in totaal vallen er tijdens deze oorlog tussen de 500.000 en 600.000 doden). Er vinden heel veel verwoestingen plaats en een aantal landen raakt vanwege de financiering van deze oorlog zo goed als bankroet.

In 1763 sluit men eindelijk een vredesverdrag. Het netto resultaat van dit alles is dat de kaart van Europa er na de vrede er nog bijna net zo uit ziet als voor de oorlog.

26 dresden

Wie denkt dat dit het Dresden van 1945 is, heeft het mis. Het is Dresden van 1760, nadat een beschieting met kanonnen door het Pruisische leger ongeveer een derde van de binnenstad heeft plat gelegd. Schilderij Bernardo Belloto 1765.

De oorlog wordt echter niet alleen in Europa uitgevochten, maar het is een wereldwijde oorlog. Er vinden gevechten plaats in Noord- en Midden Amerika (Engeland versus Frankrijk en Spanje), in Zuid-Amerika (Portugal tegen Spanje), in enkele kuststaten van Afrika (Engeland tegen Frankrijk) en in Azië (in India: Engeland versus Frankrijk; in de Filipijnen: Engeland tegen Spanje.). Daar leiden de gevechten wel tot aanmerkelijke gebiedsverschuivingen.

Neem Noord-Amerika. Daar is de oorlog – hij staat bekend onder de naam ‘de Franse en Indiaanse Oorlog’ – tussen de Engelsen en de Fransen al twee jaar eerder (in 1754) uitgebroken. Het is al de vierde koloniale oorlog tussen de Fransen en de Britten in Amerika. De Engelsen zitten aan de oostkust, de Fransen vooral in het middengebied dat zo’n beetje loopt van noordoost Canada naar het huidige New Orleans (La Nouvelle Orleans zoals het in die tijd heet; de aanwezigheid van de Fransen in Amerika zien we bij voorbeeld ook terug in de naam van de staat Louisiana dat vernoemd is naar koning Louis XIV). Op dit kaartje is te zien hoe Amerika omstreeks 1750 verdeeld is tussen Engeland, Frankrijk en Spanje.

26 kaart amerika

Noord-Amerika in 1750. De Britse gebieden zijn roze, de Franse blauw en de Spaanse oranje gekleurd. De paarse gebieden zijn de gebieden die bij de Vrede van Utrecht uit 1713 door de Fransen aan de Engelsen zijn overgedragen. Kaartje gemaakt door Pinpin voor Wikipedia.

In de eerste vier jaar van de oorlog zijn de Fransen, die veelal worden ondersteund door indiaanse stammen die aan de zijde van de Fransen meevechten – de meeste indianen zijn op zijn zachtst gezegd niet zo enthousiast over de manier waarop de Engelsen met de inheemse bevolking is om gegaan- aan de winnende hand. Daarna keert het tij. De Engelsen zijn met veel meer, kolonisten en troepen uit Engeland. Als de oorlog in Europa verhevigt, hebben de Fransen hun legers nodig in Europa en winnen de Engelsen de een na de andere veldslag. Eén van de leidende militairen die aan de Engelse kant vecht, is een dan 23-jarige luitenant-kolonel van de militie van Virginia, ene George Washington. Hij zal later de eerste president van Amerika worden.

26 kaartje 7-jaar oorlog

Landen die betrokken waren bij de oorlog en gebieden waar gevochten werd tijdens de zevenjaarse oorlog. 

De oorlog eindigt officieel op 10 februari 1763 met het Verdrag van Parijs. De Engelsen zijn de grote winnaars. De Fransen verliezen al hun bezittingen in Noord Amerika en de Spanjaarden moeten Florida aan de Engelsen afstaan. Ze krijgen daarvoor wel het door de Engelsen tijdens de oorlog op Spanje veroverde Havanna (op Cuba) weer terug. Ook krijgen de Spanjaarden, als compensatie voor het verlies van Florida, Louisiana dat daardoor van Franse in Spaanse handen over gaat. (In 1783 gaat Florida weer over in Spaanse handen en in 1800 krijgen de Fransen van Napoleon het westelijk deel van Louisiana weer in handen, maar verkopen dit in 1803 -de ‘Louisiana Purchase’-  aan de Amerikanen. Florida komt in 1819 in Amerikaanse handen.)

Ook in India heeft de oorlog gevolgen en vinden er verschuivingen plaats. De Engelsen slagen er ten koste van de Fransen in om de controle over een aantal handelsplaatsen aan de Bengaalse kust (aan de oostkant van India) te krijgen en kunnen daardoor de andere Europese handelsbedrijven aldaar steeds vaker buitenspel zetten. Uiteindelijk zal een eeuw later, vanaf 1863, heel India rechtstreeks onder het bestuur van de Britse regering komen.

De Zevenjarige Oorlog zal impliciet ook tot twee revoluties leiden. De eerste is de Amerikaanse revolutie. De Britse kolonisten in Amerika, die met hun milities hebben meegevochten met de Engelsen, krijgen steeds meer genoeg van de regels die hun vanuit Engeland worden opgelegd. Als de Engelsen de belastingen – mede vanwege de kosten van de Zevenjarige Oorlog – steeds verder verhogen zonder dat de kolonisten hier invloed op hebben – ze hebben geen vertegenwoordiging in het Engelse parlement; ‘No taxation without representation’ is één van hun slogans – mondt dit ongenoegen uiteindelijk in 1775 uit in een opstand van de dertien Amerikaanse koloniën. Na een onafhankelijkheidsoorlog van acht jaar erkennen de Engelsen de Verenigde Staten in 1783 als een onafhankelijke staat. Op 30 april 1789 wordt George Washington in New York – de toekomstige hoofdstad Washington DC, what’s in a name, bestaat nog niet – ingehuldigd als de eerste Amerikaanse president.

(Even off topic, alsof we dat al niet waren, veel inwoners van District of Columbia, waar de hoofdstad Washington DC onder valt, rijden vandaag de dag rond met de kreet “Taxation without representation” op hun nummerbord. Ze mogen namelijk overeenkomstig de Amerikaanse grondwet niet stemmen bij de Senaatsverkiezingen en hebben daardoor geen eigen senator terwijl staten als Wyoming en Vermont, die minder inwoners hebben als het District of Columbia, wel elk twee senatoren hebben. President Clinton liet op de presidentiële limousine ook een dergelijk nummerbord zetten, president Bush jr. liet het verwijderen, president Obama liet het bord er weer op zetten, president Trump liet het bord er op zitten, omdat hij geen mening over de kwestie had en ook president Biden heeft de kreet op zijn nummerbord (met nummer 46; hij is de 46e president) staan.)

De andere revolutie die min of meer uit de Zevenjarige Oorlog voorkomt, is die van de Fransen uit 1789. Frankrijk was na de Zevenjarige Oorlog bijna zo goed als failliet en zou nog jarenlang met financiële problemen blijven kampen. Gecombineerd met zaken zoals hongersnood, stijgende graanprijzen, sociale onrust en het feodale systeem leidt dit tot veel onvrede en uiteindelijk in 1789 tot de Franse revolutie. Aanvankelijk wordt de revolutie met groot enthousiasme onthaald door de bevolking, maar als een paar jaar later de messen tijdens het zogeheten schrikbewind van Robespierre letterlijk (de guillotine; zowel Lodewijk XVI en koningin Marie Antoinette worden onthoofd maar ook duizenden burgers) en figuurlijk worden geslepen, ontstaan er tegenbewegingen die – lang verhaal kort gemaakt – er in 1799 toe leiden dat generaal Napoleon Bonaparte de macht in Frankrijk in handen krijgt.

Maar omdat er naar verluidt al een paar boeken over Napoleon zijn geschreven (naar schatting zo’n 300.000 stuks), laat ik het hier bij de constatering dat zijn plan om zo’n beetje heel Europa te veroveren noch aardig noch verstandig was en dat hij niet overal goed ontvangen werd. Zo steken de Russen in 1812 na zijn komst in Moskou het grootste gedeelte van de stad in brand, waarna de Fransen even later onder barre winteromstandigheden, die duizenden soldaten het leven kost – ze bezwijken aan de kou en de honger – de terugtocht naar Frankrijk moeten ondernemen.

In 1815 vindt Napoleon zijn definitieve Waterloo. Het zal de Zweedse popgroep ABBA in 1974 de winst van het Eurovisie Songfestival opleveren. In juni 1815 vindt het congres van Wenen plaats, waar de oude staatshoofden van Europa bijeen komen om te praten over de restorering van Europa. Ze zijn erg besluiteloos, er wordt vooral veel gefeest en gedanst. Niet op de muziek van ABBA maar op die van Weense orkesten. Uiteindelijk wordt Europa herschapen.

26 kaartje dansen congresSpotprent uit 1815 van de dansende staatshoofden op het congres die meer aan het feestvieren waren dan aan het overleggen.

Het congres besluit tot het herstel van de monarchieën van Spanje, Frankrijk, Napels en Nederland. Ook de kaart van Europa wordt behoorlijk hertekend. Frankrijk wordt “terug geduwd” naar de grenzen van 1792. De Zuidelijke Nederlanden worden samengevoegd met Nederland. Luxemburg verschijnt als Groothertoginnendom op de kaart. Pruisen krijgt meer grondgebied (maar niet zoveel als ze willen). Er wordt een Duitse bond van deelstaten gecreëerd en ook in Midden en Oost-Europa vinden de nodige verschuivingen plaats. En ondertussen wordt er gedanst.

We slaan nu wat jaartjes over en komen dan aan in 1848. Haast overal in Europa, behalve in Engeland en Rusland, vinden er dat jaar revolutionaire opstanden plaats, in allerlei soorten en maten, lang niet allemaal succesvol; sommige worden met geweld neergeslagen, maar in veel landen leidt het wel tot meer liberalisering. Zo krijgt Nederland dankzij Thorbecke een nieuwe grondwet. De revolutionaire golf in Europa kent vele drijfveren. De bovenste laag van de samenleving gruwt steeds meer van de macht van absolutistische monarchieën, zoals die op het congres van Wenen is vastgelegd, de onderste helft krijgt hoe langer hoe meer te maken met de negatieve aspecten van de industriële revolutie – veel trek naar de steden; slechte werkomstandigheden in de fabrieken en mijnen; slechte huisvesting, werkloosheid, hongersnood en vervuilde steden.

26 kinderarbeid

Een kind aan het werk in een kolenmijn; afbeelding afkomstig uit een officieel rapport van een Engelse parlementaire onderzoekscommissie naar kinderarbeid uit het midden van de 18e eeuw.

Resteert nog één revolutie uit de tijdsperiode 1750 – 1850, de Industriële Revolutie. Deze begint in Groot-Brittannië in de tweede helft van de achttiende eeuw. Nadat James Watt in 1769 de stoommachine aanmerkelijk verbetert – hij heeft niet de stoommachine uitgevonden; de quizvraag ‘wie heeft de stoommachine uitgevonden?‘ met de bedoeling om het “humoristische” antwoord ‘Wat?” te krijgen is dus niet juist. Hij verbetert hem alleen maar. De efficiëntie van stoommachines neemt dankzij de verbetering van Watt wel aanmerkelijk toe – ze gebruiken hierdoor zo’n 50% tot 80% minder brandstof en het gebruik van een roterende beweging maakt de machine nog beter geschikt voor industrieel gebruik. De vervanging van houtskool door kolen verlaagt de brandstofkosten daarnaast ook nog eens.

Overal wordt de nieuwe aandrijvingstechniek ingezet. Gemechaniseerde weefmachines, aangedreven door stoom, verhogen de output aanmerkelijk. Hetzelfde geldt voor de ijzerproductie (denk aan de productie van spijkers, scharnieren, hoefijzers, wagenbanden, kettingen enzovoorts.) Er ontstaan overal fabrieken die gebruik maken van nieuwe apparaten zoals schroefdraaibanken en freesmachines. De werkomstandigheden in deze fabrieken zijn meestal niet best. Er is sprake van veel kinderarbeid, de mensen werken 70 uur per week met werkdagen die lopen van 6.30 uur tot 19.30 uur met dagelijks slechts 40 minuten pauze om te eten. Dit alles leidt tot een hoop ongenoegen.

26 gravure manchedterEen gravure van de vele katoenfabrieken in Manchester met hun vervuilende schoorstenen. Tussen 1771 en 1831 verzesvoudigt de bevolking van Manchester. Gravure van Edward Goodall; 1e helft 19e eeuw;

Eén van de mensen die over de industriële revolutie schrijft, is de Engelsman Charles Babbage – inderdaad dezelfde die in 1837 met het ontwerp van de allereerste computer op de proppen zal komen. Vijf jaar eerder brengt hij een boek uit getiteld ‘On the Economy of Machinery and Manufactures’ (1832). Het gaat over de organisatie van de industriële productie.

In het boek schrijft hij hoe de steeds verdergaande automatsering van het arbeidsproces er voor zorgt dat producten steeds goedkoper geproduceerd kunnen worden. Hij schrijft ook hoe je het beste een fabriek kan inrichten op een manier die daarna als het Babbage-principe te boek zou komen te staan. “Als het arbeidsproces over meerdere werknemers zou worden verdeeld, zouden de arbeidskosten kunnen worden verlaagd door alleen hooggekwalificeerde taken toe te wijzen aan dure werknemers en door laaggeschoolde taken te beperken tot lager betaalde werknemers”, aldus Babbage. Oftewel specialisatie stelt producenten in staat de arbeidskosten te minimaliseren en daarmee de productiekosten te verlagen. Wel zorgt het voor veel eentonig werk.

Babbage besteedt ook een apart hoofdstuk in het boek aan het maken van boeken – er zat hem blijkbaar iets dwars – waarin hij voorrekent dat het maken van een boek nu tegen veel lagere kosten geschiedt dan eerder – papier is bijvoorbeeld een stuk goedkoper geworden – maar dat het opvallend is dat de prijzen van boeken niet dalen, waardoor het de boekhandelaren zijn die profiteren van de dalende kosten en niet de klanten. De boekhandelaren zijn niet zo blij met het boek van Babbage.

Het boek beïnvloedt een hoop mensen. In ‘Das Kapital’ verwijst Karl Marx er bijvoorbeeld naar. Dezelfde Karl Marx publiceert samen met Friedrich Engels in februari 1848 het ‘Communistisch Manifest’, het is geschreven in een zolderkamertje in Brussel. Het heeft als ondertitel de bekende kreet: ‘Proletariërs aller landen, verenigt u!”. Veel aandacht krijgt het manifest echter niet. Dat verandert pas als Marx in 1871 ‘Das Kapital’ publiceert.

26 karl marx

Van de oorspronkelijke handgeschreven tekst van het ‘Communistisch Manifest’ bestaat nog één pagina. Deze staat op de Werelderfgoedlijst van Unesco en bevindt zich in het archief van het Nederlandse Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Dus proletariërs aller landen, als u deze pagina wilt zien – het lezen van het vrijwel onleesbare handschrift van Karl Marx zal waarschijnlijk niet lukken – dan moet u naar dit instituut in Amsterdam.

Voor wat betreft de overige wetenschap en techniek, er is op er vele gebieden sprake van grote vooruitgang. Het levert veel nieuwe wetenschappelijke ideeën op – te veel om hier op te gaan noemen –  en ook veel praktische uitvindingen, op allerlei gebied zoals:

  • de sextant (1757)
  • koolzuurhoudend water (1767)
  • het spoeltoilet (1775)
  • het stoomschip (1775)
  • de heteluchtballon en de parachute (1783) – twee jaar later wordt ook nog een “werkende parachute” uitgevonden; ik weet niet goed wat ik daarom van die parachute uit 1783 moet denken
  • de wals voor de productie van staal (1783)
  • de guillotine (1789)
  • gasverlichting (1792)
  • kogellagers (1794)
  • de weckpot voor voedsel (1795)
  • de batterij (1800)
  • de booglamp – het eerste elektrische licht (1809)
  • het blikje (1810)
  • de camera obscura (1814
  • de stethoscoop (1816)
  • de loopfiets (1817)
  • de Mackintosh-regenjas (1823)
  • de elektromagneet (1825)
  • het fototoestel (1825)
  • de moderne lucifer (1827)
  • de typograaf (1829)
  • het Braille-schrift (1829)
  • de ether-ijsmachine (een voorloper van de koelkast) (1834)
  • de postzegel (1837)
  • de revolver (1839)
  • gevulkaniseerd rubber (1839)
  • de nietmachine (1841)
  • de moderne naaimachine (1845)
  • de tandartsstoel (1848)
  • en tot slot: ook niet onbelangrijk: de veiligheidsspeld (1849).

Er zijn overigens nog veel meer uitvindingen maar daarmee zal ik u niet lastig vallen op één uitzondering na. Van alle uitvindingen gedaan in de periode 1750 – 1850 verdient er namelijk één, gezien de huidige tijd, bijzondere aandacht: de vaccinatie. In 1796 ontdekt de Brits arts Edward Jenner dat melkmeisjes die in aanraking zijn gekomen met koepokken (via de handen bij het melken) nooit mensenpokken krijgen.

26 melkmeisje vermeer melkmeisje koe

Op de site van vaccinatiefabrikant Pfizer hebben ze bij de geschiedenis van de vaccinatie een afbeelding van het melkmeisje van Vermeer geplaatst, maar dat is uiteraard een verkeerd soort melkmeisje. Het gaat niet om melkmeisjes die melk schenken, maar om melkmeisjes die koeien melken zoals te zien is op deze foto uit 1933 van Willem van der Poll; bron Nationaal Archief.

Jenner komt vervolgens tot de conclusie dat een besmetting met het veel minder ernstige koepokken leidt tot een bescherming tegen het veel gevaarlijke mensenpokken. Door experimenteren ontdekt hij dat zelfs een (opzettelijke) besmetting met een heel klein beetje vloeistof uit de koepokkenblaasjes bescherming biedt tegen de pokken. In 1798 publiceert hij hierover een artikel ‘An Inquiry into the Causes and Effects of the Variolae Vacciniae’. In 1801 is dit artikel al in zes talen vertaald, waarna wereldwijd vaccinaties met koepokken beginnen. Het woord ‘vaccinatie” is afkomstig van het Latijnse woord ‘vaccinus’ wat ‘afkomstig van koeien’ betekent. De vaccinaties zijn zeer succesvol. Sterven er omstreeks 1800 in Europa zo’n 400.000 mensen per jaar, na de invoering van vaccinaties neemt dit aantal zeer fors af. In 1975 zal de WHO de wereld pokkenvrij verklaren.

26 spotprent vaccinatie

Een spotprent uit 1802. Net zoals nu met de vaccinatie tegen Covid zijn er mensen bang voor bijwerkingen. Tegenstanders van vaccinatie zijn bang om koeienpoten en anderen kenmerken van koeien te krijgen, wat hier in de spotprent is verwerkt. Tekening James Gillray, Library of Congress.

Boeren in een bepaalde streek in Turkije kennen overigens al eerder dan Jenner het beschermingseffect van koepokken tegen pokken en brengen – zoals een zekere Lady Mary Wortley Montagu na haar terugkomst van een bezoek aan Turkije in 1718 beschrijft – zich opzettelijk in aanraking met het vocht uit koepokkenblaasjes om beschermd te worden voor de pokken. En waarschijnlijk zijn mensen in China (in de tiende eeuw al) en in India ook al veel eerder op de hoogte van dit fenomeen. Toch geldt Jenner als de uitvinder van de moderne vaccinatie.

Even tussen haakjes, dit is de eerste keer dat in dit deel de naam China valt. Voor het China uit deze periode zou je dan ook de boektitel van het wereldberoemde boek “Im Westen nichts Neues“ van Erich Maria Remarque uit 1929 kunnen gebruiken, ware het niet dat China uiteraard in het oosten ligt.

Enfin, over naar de technische uitvindingen die van belang zijn voor de ontwikkeling van de computer. Daar is allereerst de Belg Jean-Joseph Merlin. Hij is de ware meester van de fijne techniek en bouwt de meest wonderlijke automaten en is daarmee een grote inspiratiebron voor Charles Babbage, de man van de eerste computer. En daarnaast moeten we de Fransman Jean-Joseph Jacquard vermelden, dit in verband met de uitvinding van de ponskaart, het eerste invoermechanisme voor computers. Van beiden daarom een portret in dit deel.

Verder zouden we ook aandacht kunnen geven aan de Duitser Philipp Matthäus Hahn en de Pool Jewna Jakobson, die beiden in de tweede helft van de achttiende eeuw met een verbeterd exemplaar van de rekenmachine van Leibniz op de proppen komen, maar hun rekenmachines zijn niet zodanig vernieuwend dat we een apart portret aan hen zullen wijden. U moet het voor wat betreft deze twee wetenschappers dan ook doen met afbeeldingen van hun rekenmachines.

26 jacobsen 26a Hahn machine.JPG 2

Links, de rekenmachine van Jakobson (uit 1770); thans in het bezit van het Lomonosov Museum of Science in St. Petersburg; rechts, een kopie van de machine van Hahn uit 1778 (de kopie is ergens tussen 1805 en 1820 gemaakt door een zekere Johann Christoph Schuster en is in bezit van het Arithmeum Museum in Bonn;

De ereplaatsen in dit deel zijn uiteraard voor Charles Babbage, de bedenker van de allereerste computer ter wereld, en Ada Lovelace, de schrijfster van het eerste softwareprogramma. Het computerontwerp van Babbage is zelf Turing compleet – dat is een vakterm die aan geeft of een computer een computer is of er slechts op lijkt. Dat hij er niet in slaagt om een werkend model te bouwen is een detail dat er niet toe doet. Hij is zijn tijd honderd jaar vooruit. Het ontwerp wat hij in gedachten heeft, een volautomatische programmeerbare rekenmachine – aangedreven door een stoommachine – heeft alle kenmerken van een moderne computer. Afgebouwd zou hij naar verluidt uit 25.000 delen hebben bestaan, 6 meter lang zijn, drie meter hoog, 15 ton hebben gewogen en aangedreven worden door een stoommachine. Vergelijk het qua grootte maar met een oude stoomlocomotief.

In september 1834 tekent Babbage het eerste ontwerp van zijn machine en in december 1837 publiceert hij een uitgebreid schrijven, getiteld ‘Of the Mathematical Powers of the Calculating Engine’, over de mogelijkheden van het apparaat. In totaal zou hij gedurende zijn leven meer dan 5000 tekeningen van (delen van de) machine maken. Helaas voor hem (en voor ons) zou hij er niet in slagen het apparaat te voltooien.

Ook is in dit overzicht een ereplaats voor Ada Lovelace. Zij discussieert regelmatig met Babbage over het ontwerp en schrijft alvast een programma voor de machine, eentje om Bernouille-getallen te berekenen. Dankzij dit programma geldt zij als de eerste softwareprogrammeur in de geschiedenis.

Aan het einde van deze periode is de eerste computer ontworpen en hebben we het eerste softwareprogramma voor een computer, ongeveer 22.000 jaar nadat iemand streepjes in een bot kraste.

ishago beentje museum

 

26 analytic engine

Een deel van de eerste computer ter wereld (de Analytical Engine van Charles Babbage), zoals deze te zien is in het Scinece Museum; foto  Mrjohncummings.

Naar het volgende verhaal uit deze serie.

Naar het vorige verhaal uit deze serie

 

My WordPress Blog