Uit de serie Spreekwoorden in Beeld: Hoe een koe een haas vangt.
Ruim een week geleden schreef ik over een elektriciteitshuisje op het Prins Hendrikplein in het Zeeheldenkwartier in Den Haag waar een kunstenaar het gezicht van Mariska Veres – mijn oude vlam toen ik veertien jaar oud was; tevens de zangeres van Shocking Blue in 1970 – op had afgebeeld. Ik kon de foto echter niet laten zien, omdat Google Earth haar gezicht blurde.
Gisteren hebben Marianne en ik een klein rondje door Den Haag gefietst, waarbij we ook langs het Prins Hendrikplein in het Zeeheldenkwartier kwamen en nu kan ik het huisje zonder ‘geblur’ laten zien. Zie hier Mariska Veres in volle glorie.
Dat er nu een toilethokje naast staat, is wat minder, maar a la, het is wel een mooie afbeelding van Mariska Veres.
En zie hier mij dus met mijn eerste liefde van vijftig jaar geleden. De foto is genomen door mijn laatste liefde.
Oké, dit is niet helemaal waar. (Dat van die eerste liefde bedoel ik dan.) Mariska Veres was niet mijn eerste liefde. Volgens mijn ouders had ik toen drie jaar oud was al een vast vriendinnetje waar ik heel vaak mee speelde. Het was het dochtertje van een barones, een freule dus, die bij ons in de buurt woonde, zij op stand, wij niet.
We fietsten gisteren niet bij toeval naar dit plein. Dit elektriciteitshuisje was namelijk één van de vele huisjes die ik was tegengekomen op de site van ene Denise Miltenburg. Ze heeft veel elektriciteitshuisjes in Den Haag gefotografeerd.
Een groot aantal van die huisjes in Den Haag zijn, al of niet kunstzinnig, beschilderd. We besloten er een aantal te bekijken, zoals deze die staat in een speeltuin in de Tasmanstraat.
Als je goed naar de onderste afbeelding kijkt, dan kan je zien dat het waarschuwingsbord ‘levensgevaarlijk hoge spanning’ in de tekening is verwerkt.
Ook mooi was deze op het Sweelinckplein.
De afbeeldingen op het huisje geven een soort dieptewerking, die het op de foto overigens beter doet dan in werkelijkheid.
(Even tussendoor, er stond een huis – een echt huis; geen elektriciteitshuisje – te koop op het Sweelinckplein. Marianne zocht het thuis even op Funda op en kwam toen deze schitterende makelaarstaal tegen: “Na deze voordeur is de binnenkomst in de hal/gang met een keuze waarheen te gaan.” Tja, het leven is nu eenmaal keuzes maken.)
Wie wil weten waar al deze huisjes zich in Den Haag bevinden, kan terecht op de site van Denise Miltenburg of op de site van TheHaguestreetart. Daar staat ook een kaart waar je kan zien waar heel veel (straat-)kunst in Den Haag te zien is. Binnenkort – ‘Coming Soon’ – verzorgen ze ook rondleidingen langs al die kunstwerken.
Vliegende vogels, die titel had korter gekund, zult u misschien zeggen, immer alle vogels kunnen vliegen. Mooi niet, hét kenmerk om te behoren tot de familie van de vogels is dat de dieren vleugels en veren hebben. Er zijn echter een aantal vogelsoorten die wel vleugels en veren hebben, maar die niet kunnen vliegen, zoals struisvogels, dodo’s, emoes, pinguïns en kiwi’s om er maar een paar te noemen. Helaas voor hen, ze kunnen hun vleugels uitslaan zoveel ze willen, maar vliegen ho maar. Het zijn wel allemaal vogels, veelal loopvogels.
Uit de Wikipedia: ‘Vogels (Latijn: Aves) zijn een klasse van de chordadieren (Chordata) met 10.507 wetenschappelijk beschreven nog levende soorten, in 2284 geslachten, 232 families en 40 orden, die allemaal twee zeer kenmerkende eigenschappen gemeen hebben: ze hebben vleugels en veren.‘
De reden dat er vogels zijn met vleugels die niet kunnen vliegen is evolutionair. Ooit konden ze wel vliegen, maar om bepaalde redenen was het hebben van korte vleugels soms handiger dan het hebben van grotere vleugels, bij voorbeeld bij het duiken in water. De vogels met de kortste vleugels bleven daardoor het langste leven, legden vervolgens vaker eieren en daarmee kwamen er telkens meer vogels met korte vleugels totdat deze vleugels te kort werden om voldoende draagkracht te krijgen om te kunnen vliegen. Dat was echter niet meer nodig – het hebben van korte vleugels gaf zoveel voordelen dat ze niet meer hoefden te vliegen.
In een enkel geval werd het niet meer kunnen vliegen fataal voor een soort, namelijk in het geval dat er plotseling zeer grote veranderingen in de leefomstandigheden optraden. Neem de dodo – dit is overigens geen loopvogel maar behoort tot de familie van de duiven. (Zo, nu kijkt u wel even anders aan tegen die dikke houtduif in uw boom; het is een neefje van de dodo).
Een tekening van een dodo uit 1625.
De dodo had in zijn leefgebied (Mauritius) geen natuurlijke vijanden en verloor als gevolg hiervan geleidelijk zijn vermogen tot vliegen. Dat was ook niet meer nodig, totdat er in de zeventiende eeuw, via de komst van schepen, opeens ratten in hun levensomgeving kwamen die hun eieren opaten. Ze konden niet meer de bomen invliegen om daar hun nesten te bouwen. Binnen honderd jaar waren ze uitgestorven
De aanwezigheid van vleugels kan nog wel nut hebben. Zo gebruikt de pinguïn zijn vleugels om door het water “te vliegen”, net zoals andere vogels door de lucht vliegen. Hij kan daarmee onder water een snelheid halen van 30 km per uur.
Maar goed, de meeste vogels kunnen dus wel vliegen, al doen ze dat niet altijd. Ik kwam op twitter dit filmpje tegen van een meeuw die, staande op de rug, meelift met een andere meeuw.
Op het plaatje klikken om de meeuw op de rug van de andere meeuw te zien “vliegen”. Pas op het einde krijgt de onderste meeuw door dat iemand mee lift en pikt naar hem.
Over een paar eeuwen heb je denk ik twee soorten meeuwen, één soort die heel sterk is en goed kan vliegen en een soort die niet kan vliegen maar heel goed zijn evenwicht kan bewaren. Iemand reageerde trouwens op de tweet met deze foto.
En over vliegende vogels gesproken, gisteren fietsten wij door de wijk Mariahoeve in Den Haag en zagen daar dit waarschuwingsbord.
Zo’n waarschuwingsbord voor ‘Laagvliegende Ooievaars’ kan je natuurlijk alleen maar in Den Haag aantreffen.
Bij het zoeken naar de singletjes van Shocking Blue – zie gisteren – kwam ik ook mijn platenmapje tegen met mijn Beatles-singles. Ik heb een apart mapje met al mijn Beatles-singles. De allereerste plaat die ik ooit kocht was in 1968 Hey Jude van de Beatles.
De voor- en achterkant van Hey Jude. Het is niet direct zo dat je zegt dat het plaatje van een oud vrouwtje is geweest die hem nooit gedraaid heeft. De hoes is een tikkeltje beschadigd.
Op de achterkant van de hoes staat het adres van de Beatles Fanclub in 1968 vermeld. Ik dacht dat zal wel een groot kantoorgebouw van de platenmaatschappij zijn. Voor de nieuwsgierigheid keek ik even op Google Earth. Wat blijkt, het is een gewoon rijtjeshuis in Leiden.
Vanuit dit rijtjeshuis werd in 1968 de Beatles-fanclub in Nederland georganiseerd.
Mijn eerste Beatles-singletje kocht ik pas in 1968. Je kan dan ook niet zeggen dat ik er vroeg bij was. Ik ging later oude Beatles-singles verzamelen. Als ik bijvoorbeeld ergens in een platenzaak was, keek ik altijd even in de opruimingsbak om te zien of er oude Beatles-singles in lagen. Soms had ik succes en kon ik mijn collectie aanvullen. Deze EP bijvoorbeeld – een EP was een soort singletje waar vier nummer opstonden – kocht ik tijdens een schoolreisje met de HBS in Parijs in 1970.
Al met al heb ik een heel mapje vol. Er zitten echter geen unieke exemplaren bij. Dat geldt niet voor mijn Beatles-lp verzameling. Zo heb ik een uniek exemplaar van The White Album .
Je zal het niet zeggen maar dit is een unieke hoes. Het unieke zit hem in het nummer rechtsonder. De eerste drie miljoen exemplaren kregen een uniek nummer er in gestempeld.
De Beatles zelf kregen de nummers 1 tot en met 4. Op een veiling bracht een aantal jaar geleden het exemplaar van Ringo Starr – hij had nummer 0000001- het lieve sommetje op van 708.000 euro. De LP met het nummer 0000005 is toen voor 19.000 euro verkocht, dit exemplaar schijnt uit de privécollectie van John Lennon te komen. Hoe lager het nummer, hoe waardevoller de hoes is. Ik heb nummer 577959. Oké, niet veel waard dus, maar wel uniek.
Ik heb ook een aantal bootlegs, dat zijn illegale opnames van concerten van de Beatles, bijvoorbeeld deze. Daar zijn er niet zo veel van.
Een soortgelijk exemplaar is onlangs voor 40 dollar geveild op Catawiki. Hier word ik dus ook al niet rijk van.
Toch had ik geld kunnen verdienen met mijn Beatles-LP’s. Ik kocht mijn bootleg-exemplaren tijdens mijn studietijd altijd in een duister platenzaakje in Enschede. Op een dag halverwege de jaren zeventig vroeg de eigenaar of ik belangstelling had voor twee Amerikaanse Beatles-LP’s, die hij toevallig via via had gekregen.
Het waren gewone lp’s uitgebracht op Capitol Records, de Amerikaanse platenmaatschappij van de Beatles. In zoverre waren ze niet uniek. In Europa werden deze platen door Parlophone uitgegeven en hadden een andere hoes. Daardoor waren deze Amerikaanse exemplaren in Nederland wel erg zeldzaam,
Omdat ik de hoes van de eerste lp waar de Beatles als slagers met al dat vlees zitten eigenlijk maar een beetje onsmakelijk vond – en ik had alle nummers al – liet ik die links liggen maar kocht ik wel die tweede, die dan ook heel toepasselijk de ‘second album’ heet.
Met de kennis van nu kunnen we dat een verkeerde keuze noemen. Ik was niet de enige die de hoes een beetje onsmakelijk vond. Dat vond de Amerikaanse platenmaatschappij kort na het uitbrengen na hernieuwd inzicht ook. Ze besloot alle exemplaren weer terug te halen en de hoes te vervangen door een ander exemplaar. Als gevolg daarvan bestaan er nog maar heel weinig exemplaren met de slagershoes.
Bezit je een exemplaar dat nog in de dichte extra plastic verpakking zit, dan kan je die voor meer dan 100.000 euro verkopen. ‘Gewone’ exemplaren doen op veilingen bedragen van zo’n 10.000 euro. Ik zei al, met de kennis van nu, een verkeerde keus.
(Ik had in die tijd natuurlijk direct de lp uit de extra plastic verpakking gehaald want anders kan je hem niet draaien. Die handeling zou 90.000 euro “gekost” hebben.)
Misschien moet ik maar weer eens naar Enschede. Wellicht bestaat de zaak nog en als ik een beetje geluk heb ligt de LP nog in de bak met de B van Beatles.
Naar aanleiding van mijn blogpost van eergisteren heb ik boven op zolder even in wat mapjes met oude singletjes zitten zoeken. Ik trof in ‘mijn platenverzameling’ zes singletjes van Shocking Blue aan, allemaal al 50 jaar of ouder.
Die kunstzinnige hoes van Venus, hun nummer 1 hit in Amerika, vond ik in die tijd uiteraard (geen Mariska Veres!) helemaal niks, dit in tegenstelling tot de hoes van ‘Mighty Joe’. Alleen al vanwege de hoes – beter is: ‘vooral vanwege de hoes’; het nummer zelf, daar vond ik weinig aan – wilde je als fan van Mariska Veres dat singletje hebben. Je kon zelfs een deel van haar borsten zien en daar hoefde je niet eens veel moeite voor te doen!
Erg lang ben ik overigens geen fan van Shocking Blue geweest. Op een gegeven moment vind je “echte meisjes” interessanter. Ik heb even op Wikipedia gekeken. Daar staat een stuk over Shocking Blue met daarin ook hun discografie.
Ik zie dat mijn laatst gekochte Shocking Blue singletje ‘Shocking You’, op de foto rechtsonder; – met Mariska Veres in hotpants op de hoes; hotpants was in 1971 even heel kort een grote rage – uit maart 1971 stamt. Ik heb daarna behoorlijk wat singletjes gemist zo te zien.
Overigens het singletje ‘Send me a Postcard’ – linksboven op de foto, kocht ik niet op het moment dat het uitkwam (in december 1968; zo’n vroege fan was ik niet) maar een keertje later in de opruiming. De hoes stelde niet veel voor, maar ik vond het wel een goed nummer.
In die tijd kocht ik wel vaker oude singletjes voor 50 cent of zo ergens in de opruiming. In mijn platenmapjes zag ik onder andere deze zitten uit de tijd dat de Golden Earring nog dacht dat het meervoud van ‘Earring’ ‘Earrings’ was.
Of neem deze plaat van BZN, met Jan Keizer maar nog zonder Annie Schilder. In die tijd speelden ze geen Volendamse palingpop maar rock ’n roll .
Linksboven op de hoes heb ik keurig mijn naam geschreven. Dat was omdat je van de tekenleraar op de HBS platen mee naar de les mocht nemen die hij dan tijdens het tekenen draaide. Wel je naam er op zetten!
Ik trof ook ‘Imagine’ van John Lennon aan. Toen het in oktober 1971 uitkwam, kocht ik het singletje direct.
Je kan niet zeggen dat het in een spectaculaire hoes zit. Het is eigenlijk een soort retrohoes zoals je in de jaren vijftig wel vaker zag. Zie deze twee voorbeelden van ‘plaatjes’, zo noemde je in die tijd singletjes, die nog van mijn ouders zijn geweest.
‘Voor één gulden per jaar ben u abonné op “gramophonehouse-nieuws”
Heerlijk die Apeldoornse telefoonnummers van slecht vier cijfers. (Meer dan 9999 abonnees hadden ze in die tijd (halverwege de jaren vijftig) in Apeldoorn blijkbaar niet.)
In mijn singletjes-collectie trof ik ook een absoluut verzamelobject aan en wel een zingende Johan Cruijff.
Hoewel, het woordje zingen is misschien niet het juiste woord.
Maar goed, terug naar Mariska Veres, wie haar nog een keertje Venus wil horen zingen – en vooral wil zien zingen – zie hier:
Bij het zoeken naar wat foto’s van voetballers op Schiphol voor een mogelijk verhaal voor Hard Gras kwam ik onderstaande foto tegen van Wim van Hanegem, die in 1970 samen met het kindsterretje Wilma – ‘Zou het erg zijn lieve opa?’ – op Schiphol een gouden plaat uitreikt aan de de Haagse popgroep Shocking Blue.
Wim van Hanegem is de tweede van links. Foto Joost Evers; Nationaal Archief, Anefo
Shocking Blue was de eerste Nederlandse groep die – met het nummer Venus – de eerste plaats van de Amerikaanse Bilboard top 100 haalde.
De man bovenaan de foto is overigens geen lid van de groep, maar is Albert Mol.
‘17 februari 1970: Haagse beatgroep Shocking Blue krijgt “zilveren penning van verdiensten” van Den Haag van wethouder van onderwijs H. J. Bilzen . Shocking Blue , Bilzen (r)’ , aldus de beschrijving van deze foto in het Nationaal Archief; foto Rob Mieremet
Ik was in 1970 fan van Shocking Blue, niet zo zeer vanwege hun muziek maar vanwege Mariska Veres, de zangeres van de groep. Ik had posters van haar aan de muur van mijn jongenskamer hangen. Bij het blad ‘Popfoto’ zat in die tijd regelmatig een grote poster van Shocking Blue. Het mooiste was als ze op de foto aan de zijkant stond. Dan kon je die jongens er af knippen.
Als 14-jarig jongetje was ik hevig verliefd op haar. Ze had rondingen – ronde dingen zeiden wij in die tijd; wisten wij veel – die de meisjes in onze klas nog lang niet hadden en vooral dat schitterende lange zwarte haar vond ik prachtig.
En nu verplaatsen we ons even in de tijd. Ruim veertig jaar later spreek ik in de pauze van een cursus iemand die in die tijd bij de groep betrokken was. Uiteraard komt het gesprek op Mariska Veres. We hebben het over dat lange zwarte haar en opeens zegt hij “Weet je dat dat een pruik was”. Wat? Echt waar? Ik kan het nauwelijks geloven.
Thuis gekomen ga ik googlelen. Ik kom een interview met haar tegen uit het begin van deze eeuw. Ze is erg dik geworden en heeft nu kort krullend haar. De interviewer stelt de vraag “Waar is dat lange haar van vroeger gebleven?” waarop ze antwoordt “Dat ligt in de kast. Dat was een pruik.” “Daar valt een jongensdroom in duigen. Ze komt in het interview wel erg sympathiek over. Zie je wel, het gaat om het karakter.
In november 2006 wordt er bij haar galblaaskanker vastgesteld. Drie weken later overlijdt ze al. Ze is slechts 59 jaar oud geworden. Op haar Wikipediapagina lees ik: “Op 29 augustus 2020 werd op een transformatorhuisje aan het Prins Hendrikplein in het Zeeheldenkwartier in Den Haag door burgemeester Jan van Zanen een muurschildering onthuld met Mariska’s portret, gemaakt door de Haagse Street art kunstenaar Beyond.”
Het Zeeheldenkwartier in Den Haag, daar heb ik ook gewoond. Ik moet er maar eens het transformatorhuisje gaan bekijken. Kijken of ze er met dat sluike zwarte haar op staat afgebeeld.
Ik denk het wel, al is het op Google Earth niet goed te zien. Google Earth heeft haar gezicht namelijk geblurd.
Als u deze foto ziet, wat denkt u dan?
Het eerste en het laatste punt zijn waar. Buiten staat onze magnolia volop te bloeien, maar ondertussen sneeuwt het. Daar moest ik natuurlijk even wat foto’s van nemen.
Danny Vera zou zeggen “I will find my way back home, Where magnolia grows, where magnolia grows”
Deze tijd van het jaar is niet alleen de tijd dat magnolia’s bloeien, ook de pausen bloeien al volop zag ik op twitter.
Tot zover berichten uit de natuur.
Op Twitter plaatste Silvia Witteman een tweet met de tekst: “Jongens, ik heb een tas gevonden op de Nassaukade van S. XXXX. Er zitten allemaal belangrijke spullen in. Wie kent haar?”
(In haar tweet stond de volledige naam, maar ik heb die naam hier even weggelakt. Ik lijk de overheid wel.
Ik hoorde overigens zondag bij Buitenhof dat de overheid de boel tegenwoordig niet meer zwart lakt. Ze lakken het nu wit. )
Nu heeft Sylvia Witteman 163.000 volgers (ik heb 42 volgers op Twitter) en haar tweets worden dus veel gelezen. Zo ook deze tweet, die bovendien ook nog eens 220 keer geretweet werd. Er waren een aantal mensen die een S.XXXX kenden maar geen van die S.XXXX’n had een tas verloren. Dus op deze manier werd de eigenaresse niet gevonden.
Sylvia Witteman was al met de tas naar de politie (in haar woonplaats Amsterdam) gegaan, maar de politie neemt tegenwoordig geen gevonden voorwerpen meer in ontvangst.
Dat wist ik, dat doen ze ook niet in onze gemeente. Als je bij ons tegenwoordig op straat iets vindt, dan kan je dat afgeven bij de gemeente. Ook kan je het melden op velorenofgevonden.nl
Uit de tijd dat de politie nog wel verloren tassen in ontvangst nam: veldwachter C. van den Berg die van 1878 tot 1903 veldwachter was in Naarden.
Van de site van de gemeentepolitie Naarden: “Door zijn kleine gestalte werd hij klein duimpje genoemd.”
Eén van de tips die Sylvia Witteman kreeg, was voor het geval er een bankpasje in de tas zat, daar een cent naar over te maken met de mededeling dat ze de tas had gevonden.
Dat zou kunnen werken. Dat hebben wij zelf ook een keer gedaan. Na een bezoek aan Museum Voorlinde in Wassenaar vonden wij buiten een bankpasje. We gaven het af bij de balie van het museum en de oudste dochter maakt 10 cent over met de mededeling dat het gevonden pasje was afgegeven bij het museum. Een half uurtje kreeg ze de 10 cent weer terug overgemaakt met een groot Dank-je-wel.
Er was ook iemand onder Sylvia Witteman’s volgers, die suggereerde om het ICE-nummer, indien aanwezig, te bellen.
Van de Wikipedia:
“ICE (afkorting voor In Case of Emergency) is een in 2005 gestart initiatief om bezitters van een mobiele telefoon ertoe te bewegen telefoonnummers (en adressen) in het telefoonboek van hun telefoontoestel onder de naam ICE op te slaan, die hulpverleners direct kunnen bellen als de eigenaar in een ongeluk betrokken raakt.
Daarmee kan men voorkomen dat hulpverleners kostbare tijd verliezen met het identificeren van slachtoffers, met het zoeken met wie er contact moet worden opgenomen indien iemand ernstig gewond is en er niet met het slachtoffer gecommuniceerd kan worden, of met het inwinnen van essentiële medische informatie. Als iemand wil dat er met meerdere personen contact wordt opgenomen, kan men meerdere ICE-nummers in het toestel zetten. Daarvoor kunnen codes als ICE1, ICE2, ICE3 gebruikt worden.”
Sylvia Witteman had nog nooit van een ICE-nummer gehoord en dat geldt ook voor mij. De heer of mevrouw Huisman – ook iemand met de naam Huisman kan een vrouw zijn – verwees daarop naar deze site van NieuwMobiel.nl. Ik citeer een stukje van deze site.
“Het zou je maar overkomen: je bent onderweg naar een afspraak en onderweg raak je betrokken bij een ongeluk. De klap is dermate ernstig dat je niet aanspreekbaar bent voor omstanders. Grote kans dat 112 het eerste nummer is dat zij bellen. Maar wat als de hulpdiensten ter plaatse zijn? Wie moeten zij uit jouw omgeving bellen om hem of haar op de hoogte te stellen van het ongeluk?
Daar komt bovenop dat tegenwoordig vrijwel iedereen een screenlock heeft ingesteld op zijn mobiele telefoon. Dus zelfs als zij een naam hebben, dan kunnen zij daar nog niks mee: zonder de juiste pincode, wachtwoord of patroon is je smartphone vergrendeld en onbruikbaar voor anderen.
ICE-nummer
Fabrikanten hebben hiervoor gelukkig een oplossing bedacht: een ICE-nummer. ICE staat voor In Case of Emergency. Simpel gezegd een noodnummer, een contactpersoon die zij kunnen waarschuwen als je een ongeluk hebt gehad. Deze persoon is vanaf het vergrendelscherm te bereiken. Je mobiele telefoon ontgrendelen is dus geen noodzaak om deze persoon te bellen.
Maar hoe stel je een ICE-nummer in? Voor ieder besturingssysteem werkt dat anders. Hieronder vind je het stappenplan voor Android, iOS en Windows 10/Phone.
Een hulpverlener of omstander kan nu vanaf het vergrendelscherm contact met deze persoon opnemen. Hij of zij sleept het slot-icoontje omhoog en kiest voor ‘Noodoproep’. Daar kunnen zij een noodnummer invoeren of ICE-contactpersoon selecteren.
Op de site staat ook aangegeven hoe je bij andere besturings-systemen een ICE-nummer kan instellen. Ik moet ook maar eens kijken hoe ik dat doe. En wellicht is het ook een idee voor u. Vraag niet hoe het kan – want dat staat hierboven – maar profiteer er van.
O ja, of de tas al weer terug is bij degene die hem verloren heeft, weet ik niet, Sylvia Witteman heeft daar nog niet over getweet. Wel een retweet over een kat die vermist is. Dus heeft u Tormund gezien, neem dan via twitter contact op met Bart de Jong in Leiden.
Toevoeging 7 april:
De eigenaresse is gevonden. Iemand herkende haar naam en zij bleek degene te zijn die haar tas kwijt was.
Toevoeging 8 april:
Sylvia Witteman heeft in de Volkskrant een column over het vinden van de tas geschreven. Zie hier.
Ik teken wel eens voor de grap een vis met pootjes.
Zag ik vandaag opeens dat die beesten daadwerkelijk bestaan. Ik kwam op internet een paar foto’s van een vis met pootjes tegen! In eerste instantie dacht ik gezien de datum van vandaag nog aan een grap, maar ze, vissen met pootjes, blijken dus echt te bestaan!
Die dingen bij hun hoofd blijken drie paar kieuwen te zijn. De soort heet axolotl en komt in het wild alleen nog in Mexico voor. Ze leven daar in in diepe meren. Verder kan je ze nog in aquaria ‘all over the world’ zien. Ze kunnen tot 30 cm lang worden en het schijnen vrolijke beestjes te zijn. Zie deze die een spelletje kiekeboe speelt.
Enfin, de volgende keer dat u één van mijn tekeningen van een vis met pootjes ziet, weet dan, het is ‘based on a true story’.
ps. strikt formeel is de axolotl geen vis maar een salamander maar dat is een detail.