Als je eigenlijk liever een zebra wil zijn …….
Begin deze maand was ik in een supermarkt in Frankrijk op zoek naar een pak hagelslag of vlokken. Vergeten mee te nemen tijdens onze “kampeervakantie” (in een Eurocamp stacaravan). Nergens te vinden natuurlijk. Alleen Nederlanders en Belgen schijnen chocola op brood te eten, dus twee weken lang geen hagelslag of vlokken op mijn stokbroodje.
Even tussendoor, wist u dat er een ‘Warenwetbesluit Cacao en chocolade’ is, waarin is vastgelegd (artikel 11. lid 1 en 2) hoeveel cacao er minstens in chocolade moet zitten om het chocolade te mogen noemen? “De aanduiding chocolade mag uitsluitend en moet worden gebezigd voor chocolade met in totaal ten minste 35% droge cacaobestanddelen, inclusief ten minste 18% cacaoboter en ten minste 14% vetvrije droge cacaobestanddelen.”
Als het over hagelslag of vlokken gaat, dan mogen de percentages iets lager zijn: “De aanduiding chocolade mag in combinatie met de woorden hagelslag of vlokken gebruikt worden voor zover de waar wordt aangeboden in de vorm van korrels of vlokken; en de chocolade in totaal ten minste 32% droge cacaobestanddelen bevat, inclusief ten minste 12% cacaoboter en ten minste 14% vetvrije droge cacaobestanddelen.”
Voor hagelslag met een lager percentage cacao mag de term chocoladehagelslag niet gebezigd worden. Zie je bijvoorbeeld in de winkel een pak waarop staat ‘cacaofantasie’ weet dan dat het geen chocoladehagelslag is en er een lager percentage cacao (en een hoger percentage suiker) inzit.
Zijn de Nederlanders met de Belgen wereldkampioen hagelslag eten, voor chocola geldt dit echter niet. Volgens een bericht op de site van Nestlé zijn dat de Zwitsers. Die schijnen liefst 11,4 kg chocolade per persoon per jaar te eten. Daarmee blijven ze ruim 2 kg voor op de nummers twee en drie (de Duitsers en de Engelsen). De Nederlanders staan wereldwijd op plaats dertien en houden het bij een bescheiden 4,5 kg chocolade per persoon per jaar (maar dat is wel exclusief de hagelslag.)
Waarom schrijf ik nu over chocolade? Vanwege dit beeld wat Marianne en ik van de week zagen toen we een reep chocola bij Albert Heijn wilden kopen.
Dit is een foto van een deel (!) van het chocolade-aanbod bij Albert Heijn. Vroeger kon je kiezen uit een reep melk, een reep puur en soms nog een reep wit. Tegenwoordig mag je blij zijn als je zulke repen überhaupt nog kan vinden. De meest gekke smaakcombinaties worden bedacht. Neem deze twee repen.
Heeft u enig idee hoe viooltjes smaken? Nee, natuurlijk niet. Waarom stop je dat dan in een chocoladereep samen met bosbessen? En wat moet ik in Godsnaam verwachten van een chocoladereep waarin ‘szechuan peper rijstcrisps’ zit? (Szechuan is een provincie in het zuidwesten van China, bekend om zijn keuken; ik zeg het maar even voor het geval u het niet wist.)
Al die nieuwe chocola – sorry voor de woordspeling – ik kan er geen chocola van maken.
Mijn broer stuurde mij een foto op uit 1915. Het is de trouwfoto van mijn opa en oma van mijn moeders kant.
Mijn opa en oma zitten in het midden (met het bruidsboeket). Rechts van mijn opa zitten zijn ouders, links van mijn oma haar ouders. Dat zijn dus mijn overgrootouders.
Het jongetje op de foto is Hidde, een broertje van mijn opa. Hij is hier nog onwetend dat hij later commies bij de belastingen zou worden. Ik heb het even in de Wikipedia opgezocht.
“Een commies is een voormalige ambtelijke rang in Nederland. Het gaat om een administratieve ambtenaar van middelbare rang, lager dan een referendaris, maar hoger dan een klerk.”
Ok, de rang van een referendaris heeft hij niet gehaald, maar hij was wel mooi hoger dan een klerk. Wie de andere personen op de foto zijn, wist mijn broer niet, vermoedelijk een zuster van de overgrootouders en nichtjes.
Tot zover een stukje familiegeschiedenis.
In juli schreef ik een blogpost over de Jachtlaan 28 in Apeldoorn. Dat is het huis waar ik geboren ben en waar ik tot mijn tiende heb gewoond. Ik schreef onder andere over een luik op zolder, waaronder een ruimte was waar vermoedelijk in de Tweede Wereldoorlog onderduikers hadden gezeten.
Deze week kreeg ik een mail van de huidige bewoner van het huis met de vraag of ik nog foto’s van het huis uit die tijd had. Die had ik eigenlijk niet, wel stuurde ik hem wat informatie over het huis en de directe omgeving uit die tijd. Ik stuurde de mail ook naar mijn oudere broer met de vraag of hij nog foto’s had en of ik in mijn mail en in mijn blogpost niet te veel onzin had verteld. Mijn broer is niet alleen ouder en wijzer, maar heeft ook een beter geheugen. Mijn geheugen bleek niet helemaal vlekkeloos gewerkt te hebben. Zo schreef mijn broer over de onderduikers in het huis aan de huidige bewoner:
“Er zat direct op de zolder een luik verborgen onder het zeil. Alleen die berging was niet zo diep als mijn broer dacht. Vermoedelijk hebben daar illegale dingen in de oorlog gelegen. Boven de zolderkamer zat verborgen nog een bergruimte. Daar zaten vermoedelijk de onderduikers. Verder was er een raadselachtige koker naar de achterste slaapkamer, waar ik sliep. Geen idee waar die voor diende.”
Kortom, de kern van mijn verhaal – de onderduikers – zat nog wel goed in mijn geheugen, maar de details niet. Gisteren las ik toevallig in de Voetbal International een verhaal, geschreven door Geert-Jan Jacobs, waarin dit fenomeen – de kern van het verhaal klopt maar de details zitten fout in het geheugen – ook te zien was. Het betreft een anekdote die de cabaretier Freek de Jonge tijdens een bijeenkomst in het Abe Lenstra Stadion in Heerenveen vertelde over een ontmoeting van hem met Abe Lenstra. Ik citeer uit het stuk.
‘Eén keer ontmoette hij zijn idool. Het gebeurde in Zaandam, waar het gezin De Jonge begin jaren vijftig vanuit het Friese Workum was neergestreken. Tussen huis en basisschool passeerde hij altijd de fietsenwinkel annex sportzaak van Lou Rep, de oom van de latere international John. Op zekere middag, volgens de Jonge was het in 1951 of 1952, wierp hij een blik in Reps toko en zag daar tot zijn verbijstering een overbekend silhouet. Dat van Abe Lenstra, die geknield aan de voeten van de winkeleigenaar zat.
‘Hij keek naar buiten, onze blikken kruisten elkaar. Toen móét Abe iets gezien hebben van mijn Friese achtergrond, dat kan niet anders. Hij deed de deur open en zei: “Do moat ik hawwe!”. Abe was vertegenwoordiger bij Quick, hij ging het hele land door met schoenen. Hij haalde een paar Quick Juniors uit zijn tas en legde aan Lou uit dat zelfs de grootste boerenlul met die schoenen heel aardig kon voetballen. Dus ik kreeg ze aangemeten.’
In het Abe Lenstra Stadion deinen grijze kruinen geamuseerd op en neer als De Jonge voordoet hoe hij al die jaren geleden de bal zorgvuldig klaarlegde en de moeder aller aanlopen nam. ‘Ik gaf dat ding een onvoorstelbare hengst. Die bal knalde tegen de muur, vloog door de hele zaak en eindigde op een plank met sportbekers. Ze vielen allemaal op de grond.” Abe stond er hoofdschuddend bij en zei: “Dat is net sa best.”. Waarop ik antwoordde: “Mar wol in de priezen!” Lenstra adviseerde het spichtige kereltje komiek te worden, een tip die De Jonge ter harte nam.
Tot zover de anekdote van Freek de Jonge. Hij blijkt echter niet alle details juist te hebben, want het verhaal in de VI gaat als volgt verder:
‘Leuk verhaal’, zegt een besnorde meneer in het publiek. Hij hoorde de anekdote van De Jonge al een keer of vijf eerder, maar kon er toch wel weer om gniffelen. ‘Er zaten wel een paar foutjes in.’ Met glinsterende ogen: ‘In 1951 en 1952 was Abe nog werkzaam op het gemeentehuis van Heerenveen, dus in die jaren kan dit nooit gebeurd zijn. Bovendien was hij later geen vertegenwoordiger namens Quick. Abe ging de winkels langs met zijn eigen sportschoen: De Abe Junior’.
29 januari 1952; Abe Lenstra aan het werk op het gemeentehuis van Heerenveen; foto Harry Pot, Anefo, Nationaal Archief
Kortom, ook bij Freek de Jonge is te zien dat menselijke geheugen soms details van verhalen uit het verleden aanpast of vergeet en dat brengt me naar de actualiteit. In Amerika beschuldigt dr. Christine Blasey Ford Brett Kavanaugh, Trump’s kandidaat voor het Hooggerechtshof, er van dat hij haar begin jaren tachtig seksueel heeft belaagd.
Omdat zij niet meer precies wist, wanneer en waar dit gebeurde, beweren een aantal leden van de Republikeinse partij dat deze beschuldiging niet waar kan zijn. Die redenatie lijkt me niet juist. Het lijkt me eerder een voorbeeld dat het menselijk geheugen wel de kern van de zaak onthoudt, maar de details vergeet of verkeerd onthoudt. Vooralsnog geloof ik haar wel. Brett Kavanaugh lijkt me gezien zijn opvattingen over allerlei zaken sowieso geen geschikte kandidaat, maar dat is een heel ander verhaal.
Wellicht heeft u zich afgevraagd waarom er sinds vorige maand drie weken lang geen nieuwe blogposts op deze site stonden. Dat kwam omdat we er even tussen uit waren. Twee weken naar Frankrijk, waarvan een kleine week naar de Loire en een kleine week naar Bretagne. Voor wie wil weten wat we daar gedaan hebben, zie hier het reisverslag. En zie hier mij een steentje van 120.000 kg optillen.
Terug in Nederland zag ik vandaag dat we toch wat langer zijn weggebleven dan gedacht, want bij Albert Heijn was er al een schap met Sinterklassiekers – let u even op de woordspeling; hij is van AH. Maar goed, we pakken de draad weer op en gaan verder met de blogposts.
We beginnen met een aflevering over verhaspelde spreekwoorden. Zo zei Boudewijn Revis, wethouder in Den Haag, onlangs “Je kunt geen ei breken zonder het te breken”. Waarschijnlijk wilde hij zeggen: “Je kan geen omelet maken zonder eieren te breken”.
Vooral op tv komt het verhaspelen steeds vaker voor. Komt ook omdat je veel talkshows met deskundigen hebt. Hans Kraay jr in Voetbal Inside: “Dooie honden bijten niet”. Dick Advocaat in een programma met Johan Derksen: “Nou niet dat we nou bij elkaar over de deur kwamen”. Fatimo Moreira de Melo: Dan ben je opnieuw het ei aan het uitvinden”. En een voor mij onbekende deskundige liet zich bij ‘Tijd voor Max’ “met een ooitje in het riet sturen.” Ik geloof niet dat ik hoef te weten wie deze deskundige is. Ik ga hem toch niet inhuren.
Is het nou erg dat verhaspelen? Ja, want spreekwoorden door elkaar halen is als het paard achter de hoorns van de koe spannen en dat wil je niet. Het goed formuleren van een spreekwoord is echt niet zo moeilijk. Een blind paard kan de was doen, maar toch gaat het vaak fout.
Sommige uitdrukkingen worden zo vaak fout gebezigd dat je soms zelfs gaat twijfelen wat de goede uitdrukking is. Is het “Door het bos de bomen niet meer zien” of “Door de bomen het bos niet meer zien”? Het goede antwoord luidt: het laatste. De betekenis van door de bomen het bos niet meer zien is: ‘door te veel op details (de bomen) te letten, verlies je het geheel (het bos) uit het oog’. Alleen als je wilt zeggen dat je door te veel naar het geheel te kijken, je de details niet meer ziet, dan moet je uitdrukking andersom zeggen.
Ik zou hier nog wel meer voorbeelden kunnen geven, maar ik hou het voor gezien. Je moet een open deur niet dicht doen.