In 1918 kostte het versturen van een brief in Amerika drie cent. Het versturen van een brief per luchtpost, de nieuwe dienst waarmee de US Postal Service in mei van dat jaar begon, was echter aanmerkelijk duurder. Daarvoor gold een tarief van 24 cent. De US Postal Service bracht hiervoor een speciale postzegel op de markt.
Op deze tweekleuren-postzegel was het vliegtuig, de ‘Curtiss JN-4HM’, ook wel de Jenny genoemd, te zien waarmee de nieuwe dienst werd uitgevoerd. Technisch was het in 1918 lastig om een dergelijke postzegel te drukken. Het in twee kleuren drukken was een bewerkelijk proces. De luchtpostzegel was dan ook pas de tweede tweekleurenpostzegel die de US Postal Services uitgaf. Eerst werden de rode delen gedrukt, vervolgens werd het papier opnieuw in een machine gelegd, waarna de blauwe delen konden worden gedrukt.
Hierbij ging soms wel eens wat mis. De US Postal Services had dan ook een aantal mensen in dienst wiens taak het was om postzegels, voordat deze werden verzonden naar de postkantoren, op misdrukken te controleren. Ook hadden de loketambtenaren op de postkantoren de uitdrukkelijke opdracht om op misdrukken te letten. Toch kwam het nog wel eens voor dat ondanks al deze maatregelen er een misdruk door heen glipte. Deze waren erg geliefd bij postzegelverzamelaars.
Tot deze postzegelliefhebbers behoorde ook ene William T. Robey, een 29-jarige kantoorklerk van het effectenkantoor Hibbs and Company uit Washington. Tijdens zijn lunchpauze op 14 mei bezocht hij een postkantoor op de New York Avenue in Washington om er de nieuwe luchtpostzegel te kopen die een dag eerder was verschenen.
Het postkantoor in Washington in 1918 waar Robey de postzegels kocht. Foto Smithsonian National Postal Museum
De loketbediende legde een velletje van 100 zegels op de toonbank en vroeg hoeveel zegels Robey wilde hebben. Robey keek naar de postzegels en zoals hij later in een interview zou zeggen “mijn hart stond stil”. Het vliegtuig stond op zijn kop.
De omgekeerde Jenny.
Later zou blijken dat de loketbediende nog nooit van zijn leven een vliegtuig had gezien. Hij zag dan ook niet dat het vliegtuig op de postzegel ondersteboven vloog en herkende er daardoor geen misdruk in. “A fellow asked for a sheet of airmails and I handed him one without looking at it. And anyway, how was I to know the thing was upside down? I never saw a plane before.” Robey aarzelde niet en kocht voor 24 dollar het hele velletje van 100 zegels.
Nadat hij afgerekend had en de postzegels had opgeborgen, vroeg hij aan de loketbediende of hij nog zo’n velletje had. Deze pakte daarop een ander vel, maar op dit vel stond het vliegtuig wel goed afgebeeld. Nee, ik bedoel zo’n vel zoals ik zo net heb gekocht, zei Robey. Daarop kreeg de loketbediende argwaan en smeet het loket dicht. Robey vertrok en liep naar een ander postkantoor in de buurt en informeerde daar ook naar de luchtpostzegel. Ze hadden er alleen de goede zegels. Robey keerde met zijn kostbare aankoop terug naar kantoor en vertelde zijn collega’s over zijn vondst.
Eén van zijn collega’s liep daarop naar het postkantoor op de New York Avenue om te informeren of ze soms nog zo’n velletje zegels hadden met het vliegtuig ondersteboven, hij bedoelde zo’n velletje zoals zijn collega Robey hier net even eerder had gekocht. Hierdoor kwam het postkantoor de naam van de koper van de foute zegels te weten en ze belden direct naar zijn huis en naar zijn kantoor met het verzoek om de postzegels terug te brengen.
Ook werd tussen vier en zes uur ’s middags de landelijke verkoop van de luchtpostzegel stil gelegd. Eerst moesten de postkantoren alle zegels op misdrukken controleren. Uiteindelijk zouden er nog zeven velletjes met omgekeerde Jenny’s ontdekt worden. Deze werden allemaal vernietigd. Van de in totaal 2,1 miljoen postzegels die werden gedrukt, waren de honderd zegels van Robey de enige foute zegels die verkocht werden.
Robey weigerde de zegels te retourneren en toen het postkantoor daarop dreigde dat ze dan de zegels wettelijk zouden terug vorderen werd Robey nerveus. Hij legde die nacht de zegels onder zijn matras en hij en zijn vrouw – Robey, zijn vrouw Caroline en hun dertien maanden oude dochter Louise woonden in een éénkamer-appartement – sliepen er bovenop.
De volgende dag besloot Robey om de zegels zo snel mogelijk te verkopen. Hij benaderde een postzegelhandelaar in Washington. Deze bekeek de zegels en bood 500 dollar voor het velletje. Een andere postzegelhandelaar bood 2500 dollar en weer een derde bood zelfs $10.000 voor de zegels. Robey besloot na enige aarzeling om ook dit bod ter zijde te leggen. Hij legde telefonisch contact met enkele postzegelhandelaars in Philadephia en New York en reisde in het weekend per trein naar New York.
Ondertussen nam hij contact op met de Washington Post – waarschijnlijk om zijn zegels te promoten – en vertelde dat hij een velletje met omgekeerde Jenny’s had gekocht en dat hij een bod van 10.000 dollar hierop had afgewezen en nu naar New York was afgereisd. “In the meantime young Mrs. Robey is hoping that her husband’s lucky find will bring the top price.”
Uiteindelijk zou Robey in New York een bod krijgen van 15.000 dollar en verkocht hij de zegels op 21 mei aan een zekere Eugene Klein. Deze verkocht de zegels dezelfde dag voor 20.000 dollar door aan Edward – “colonel Ned”- Green. Dit was een zeer excentriek figuur, die een enorme rijkdom had geërfd van zijn moeder Hetty. Ik citeer even een stukje over’ Colonel Ned’ uit ‘The Day They Shook The Plum Tree’, een boek van Arthur H. Lewis over de familie Green.
“Hetty’s will put her entire estate into the hands of Colonel Ned,’ a six-foot four-inch, three-hundred-pound, wildly eccentric, one-legged son who blithely tossed away $3,000,000 a year on yachts, coins, stamps, diamond-studded chastity belts, female teenage ‘wards,’ pornography, orchid culture, and Texas politics.”
Links de koper van het velletje, ‘Colonel Ned’ Edward H. R. Green in Dallas in 1899 in een auto die op gas werkte. (foto: Dallas Historical Society. www.dallashistory.org)
Dat Edward Green in zijn jeugd een been had verloren, had hij aan zijn moeder te danken. Hij brak als kind een keer bij het spelen zijn been. Zijn superrijke moeder, die ook wel bekend stond als “the Witch of Wall Street”, probeerde hem eerst in een gratis ziekenhuis voor armlastige mensen te laten opnemen. Ze werd echter herkend en Edward werd er geweigerd. Nadat zijn been in een ander ziekenhuis gezet was, besloot zijn moeder om hem niet daar te laten opnemen, maar – om geld uit te sparen – hem zelf thuis te verzorgen. Hij liep daarbij een infectie op en zijn been moest worden afgezet. Over deze Hetty, zij was ooit de rijkste vrouw van Amerika, schreef de eerder genoemde Arthur Lewis.
“But it was whaling plus the shrewdness of Black Hawk Robinson that enabled his daughter Hetty, through forgery, perjury, penury, genius, ruthlessness, and physical stamina, to die in 1916 the richest and most detested woman in America and the mother of two children whose lives she had ruined. Since Hetty gave nothing to charity while she lived, nobody expected her to give anything to charity when she died. Nobody was disappointed..”
Colonel Ned besloot om het grootste gedeelte van de postzegels te verkopen. Aristoteles zei ooit eens: “Het geheel is meer dan de som van de delen”, maar in dit geval besloot Green dat het andersom toch beter was. De losse delen waren meer waard dan het geheel. Hij liet het velletje splitsen in een blok van acht zegels, een aantal blokken van vier zegels, een aantal combinaties van twee zegels en verder allemaal losse zegels – dat scheuren zal overigens een zenuwachtig werkje zijn geweest.
Een velletje van vier met onderin zichtbaar het nummer van het vel.
Voordat hij de zegels liet scheuren, zette hij eerst achter op de zegels met een potlood een nummer (1 t/m 100), waardoor elke zegel een uniek nummer kreeg. (Hierdoor konden in de loop van de tijd de zegels individueel gevolgd worden.) Vervolgens bood hij de zegels voor 250 dollar per stuk te koop aan met uitzondering van de negentien zegels die aan één kant niet getand waren. Daar vroeg hij 175 dollar voor. Er was grote vraag en al snel verhoogde hij zijn prijzen. Zo vroeg hij in juli al 650 dollar per zegel. Dat een deel van de zegels aan één zijde niet getand was, kwam overigens doordat een deel van de zegels zo gedrukt was.
Foto afkomstig van Siegel/InvertedJenny.com
Hier een velletje van 100 “goede” zegels. Te zien is dat de bovenste rij van tien en de rechter kolom van tien zegels aan één zijde geen tandingen hebben. De zegel rechtsboven heeft daardoor zelfs aan twee zijden geen tandingen.
Green liet ook één omgekeerde Jenny in een glazen medaillon voor zijn vrouw plaatsen. Het grootste deel van zijn zegels verkocht hij uiteindelijk, maar een deel hield hij voor zichzelf. Erg voorzichtig ging hij met deze postzegels niet om. Nadat hij in 1936 overleed – hij liet een vermogen van 44 miljoen dollar na – werd bij hem thuis in een enveloppe 19 omgekeerde Jenny’s aangetroffen die aan elkaar zaten gekleefd. Ze moesten los geweekt worden, waarbij ze hun gom verloren.
In de loop van de tijd stegen de postzegels snel in waarde. Er werden steeds hogere prijzen betaald. In 2005 werd een velletje van vier zegels voor 2,5 miljoen dollar verkocht en in 2016 werd voor een losse omgekeerde Jenny, inclusief opslag, op een veiling 1,3 miljoen dollar betaald. Vandaag de dag zijn er nog 93 omgekeerde Jenny’s bekend. Een aantal verloren is gegaan. Ook zijn er er een aantal gestolen (veelal weer teruggevonden) en raakte een aantal exemplaren beschadigd. Zo viel één exemplaar onopgemerkt uit een postzegelalbum op de grond, waar het door de hulp in huis met de stofzuiger werd opgezogen. (Het werd daar na lang zoeken beschadigd aangetroffen.)
Overigens zijn ook van de gewone Jenny misdrukken bekend, waarbij het vliegtuig niet in het midden van de postzegel staat. Deze misdrukken komen echter veel vaker voor en zijn lang niet zo veel waard als de omgekeerde Jenny. Zie hier enkele voorbeelden van een “fast Jenny”, een “barely grounded Jenny” en “totally grounded Jenny”.
Voor wat betreft de luchtpostdienst van de US Postal Service, binnen zes maanden werd het tarief naar 16 cent verlaagd en werden er nieuwe zegels gedrukt. Eentje met een waarde van 16 cent en eentje met een waarde van zes cent, waar een speciale toeslagzegel van tien cent naast moest worden geplakt. De afbeelding van deze twee zegels was hetzelfde als de Jenny, maar wellicht wijs geworden door de eerdere ervaringen met de zegel van 24 cent werden deze twee zegels in één kleur gedrukt.
In 1924 werd de luchtpostdienst in heel Amerika ingevoerd. Het land werd in drie zones ingedeeld. Een zone New York – Chicago, een zone Chicago –Cheyenne en een zone Cheyenne – San Francisco. Binnen een zone kostte het versturen van een brief per luchtpost acht cent. Stuurde je een brief per luchtpost van New York naar San Francisco dan moest je dus 24 cent betalen. Er verschenen nieuwe luchtpostzegels met de waarden van 8, 16 en 24 cent.
In 2013 deed de US Postal Service iets opmerkelijk. Ter gelegenheid van een grote postzegeltentoonstelling in Washington brachten ze de Jenny opnieuw uit. Deze keer echter met een waarde van twee dollar en met het vliegtuig bewust op de kop.
De zegels werden verkocht in een velletje van zes stuks die verpakt zaten in een ondoorzichtig enveloppe. Om de verkoop te stimuleren liet de post weten dat er tussen de zegels er honderd velletjes van zes zegels zaten waarbij het vliegtuig wel rechtop was afgebeeld. Een soort omgekeerde omgekeerde Jenny. Omdat je pas als je de enveloppe open maakte, kon zien wat voor een velletje je had gekocht, had iedereen evenveel kans op een dergelijke “misdruk”.
Een goed velletje met het vliegtuig op zijn kop en een fout velletje met het vliegtuig rechtop.
Hoewel de US Postal Service van te voren toestemming had gekregen voor deze actie, kreeg zij later van de overheid toch kritiek op deze stunt. Er werd zo bewust schaarste gecreëerd werd gezegd. Het was min of meer een verkapte loterij. Een aantal vinders van het velletje meldden zich. In 2014 werd een velletje met de omgekeerde omgekeerde Jenny op een veiling voor 50.000 dollar verkocht.
Ten slotte, voor wat betreft William Robey: hij en Arthur Green zijn de enigen geweest die alle honderd zegels in hun bezit hebben gehad. Nadat hij de zegels had verkocht, heeft hij nooit meer een omgekeerde Jenny bezeten. Spijt had hij daar niet van. Van het geld kocht hij een huis en een auto. Vijf jaar later kreeg zijn dochter een ernstige ziekte. In zijn oude situatie had hij geen geld gehad om voor de medische zorg te betalen, maar nu kon hij een lening van de bank krijgen met zijn huis als onderpand. Zijn dochter herstelde en zoals ze later eens in een interview zei: “Ik heb mijn gezondheid te danken aan een velletje postzegels dat mijn vader ooit kocht.”
William Robey in 1940 tijdens de bruiloft van zijn dochter. Hij stierf in 1949 op 59-jarige leeftijd. Zijn hele leven lang verzamelde hij postzegels.