De periode 1543 – 1600

Dit zijn de gefotografeerde gebouwen uit de periode 1543 – 1600 (weergegeven per jaar)

000 1543-1600000 1551 - 1600 zonder titel

Wat gebeurt er in de Nederlanden in de periode 1543 – 1600?

  • Aan het begin van deze periode tellen de Nederlanden zo’n 3 miljoen inwoners. Daarvan wonen er 1,7 miljoen in de Zuidelijke Nederlanden, de overige 1,3 miljoen mensen in de Noordelijke Nederlanden. Antwerpen is met 90.000 inwoners de grootste stad van de  Zuidelijke Nederlanden. In de Noordelijke Nederlanden is Utrecht met 26.000 inwoners de grootste stad, op de voet gevolgd door Amsterdam met 25.000 inwoners.
  • In 1543 verovert de Habsburgse keizer Karel V het hertogdom Gelre en voegt dit toe aan zijn rijk. Gelre is het laatste gebied van ‘de Lage Landen’ – de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden – dat onderdeel wordt van één groot gebied dat de Zeventien Provinciën wordt genoemd. Al deze delen vallen in 1543 voor het eerst gezamenlijk onder één heerser (Karel V).
  • In 1549 legt Karel V in de ‘Pragmatieke Sanctie’ “officieel” vast dat de Zeventien Provinciën voortaan als één geheel gezien moeten worden en dat ze altijd samen zullen worden overgeërfd. Het is het begin van de latere staten Nederland, België en Luxemburg
  • In 1555 treedt Karel V af. De Nederlanden komen in handen van zijn zoon de Spaanse koning Filips II. Deze voert net zoals zijn vader een streng vervolgingsbeleid ten aanzien van mensen die zich afkeren van de katholieke kerk. In de loop van de tijd zullen een paar duizend mensen op de brandstapel belanden. Dit leidt – ook de slechte economische omstandigheden in de Nederlanden spelen een rol – in 1566 tot de beeldenstorm.
  • In 1567 komt het tot een opstand. Op 13 maart 1567 verliest een onervaren geuzenleger onder leiding van Jan van Marnix, vlakbij Antwerpen de Slag bij Oosterweel. Het is de eerste veldslag tussen de Spanjaarden en de opstandelingen. In de Noordelijke Nederlanden onderneemt Hendrik van Brederode een veldtocht, waarbij hij tevergeefs probeert Amsterdam in te nemen. Jan van Marnix en Hendrik van Brederode zijn de eerste leiders van de opstand.  (De tachtigjarige oorlog dient dus eigenlijk de 81-jarige oorlog te heten.)
  • Na de beeldenstorm vervangt Filips II Margaretha van Parma als landvoogd van de Nederlanden door de hertog van Alva. In 1567 komt deze met een leger van 10.000 soldaten in Brussel aan. Hij voert een schrikbewind en en laat onder andere de graven van Horne en Egmont arresteren. Ze worden in juni 1568 publiekelijk onthoofd. Willem van Oranje, die in 1567 zich nog neutraal opstelde, is op tijd naar zijn slot Dillenburg in Duitsland gevlucht.
  • In 1568 breidt de opstand zich uit. Leiders van de opstand zijn nu de broers Lodewijk van Nassau (vooral hij) en Willem van Oranje-Nassau. Ook de watergeuzen vechten mee. Bij Heilgerlee in de buurt van Winschoten vindt een veldslag plaats tussen troepen van een huurleger dat onder leiding staat van Lodewijk van Nassau en een Spaans leger. Omdat de opstandelingen deze slag winnen, wordt deze gebeurtenis veelal (ten onrechte) betiteld als het begin van de tachtigjarige oorlog. In  juli 1568 komt het bij de Eems tot een zeeslag tussen een vloot van vijftien geuzenschepen en een Spaanse vloot. De zeeslag worden gewonnen door geuzen. De daarop volgende veldslagen in 1568 worden echter allemaal door de opstandelingen verloren en de opstand lijkt mislukt.
  • Pas in 1572 behalen de opstandelingen weer voor het eerst een noemenswaardig succes. De watergeuzen veroveren op 1 april Den Briel. Het is min of meer toeval. De aanval is niet gepland. De weersomstandigheden drijven de geuzen naar Den Briel toe. Na de verovering van Den Briel neemt de opstand weer in kracht toe en doen meer steden aan de opstand mee.
  • In 1574 dreigt de opstand, nadat een Spaans leger een aantal opstandige steden heeft terugveroverd, weer neergeslagen te worden. Slechts enkele delen van het gewest Holland en Zeeland zijn nog in handen van de opstandelingen. Als de Spaanse troepen (vooral bestaand uit huursoldaten van allerlei nationaliteiten) er echter niet in slagen om de steden Alkmaar (1573) en Leiden (1574) te heroveren blijft de opstand in leven
  • In de tweede helft van de jaren zeventig komt er onverwachts een wending. Spanje is in 1575 failliet gegaan. In 1576 gaan Spaanse huurlegers, die al vaak meer dan twee jaar op hun soldij wachten, muiten. Ze houden  vooral in Maastricht en Antwerpen vreselijk thuis. Duizenden burgers komen om het leven. Als gevolg hiervan besluiten ook de katholieke gewesten zich bij de opstand van de protestantse gewesten Holland en Zeeland aan te sluiten.  Alle staten met uitzonering van het gewest Luxemburg ondertekenen in november 1576 de ‘Pacificatie van Gent’.  Gedwongen door financiële problemen en een gebrek aan huursoldaten sluit de Spaanse Landvoogd Don Juan in februari 1577 met de Staten-Generaal het ‘Eeuwig Edict. De restanten van de Spaanse troepen trekken zich terug in Luxemburg. Als in de zomer van 1577 de Spaanse koning Filips II dankzij een succesvolle zilvervloot weer over voldoende geld (en daarmee huursoldaten) beschikt, valt Don Juan onverwachts de citadel van Namen aan en gaat de oorlog weer verder.
  • In 1579 vormen een aantal katholieke zuidelijke gewesten, die zich achtergesteld voelen ten opzichte van de calvinisten, de ‘Unie van Atrecht ‘en erkennen weer het gezag van Filips II. Als reactie daarop vormen de overige opstandige gewesten de ‘Unie van Utrecht’, waarin ze afspreken dat ze samen tegen Spanje zullen optreden en dat niemand mag worden vervolgd om zijn geloof. In 1581 stellen ze ‘Het Plakkaat van Verlatinghe’ op, dat als een onafhankelijkheidsverklaring kan worden gezien.
  • In 1584 wordt in Delft Willem van Oranje vermoord. Filips II heeft een prijs op zijn hoofd gezet. Willem van Oranje wordt als militaire leider opgevolgd door zijn zoon Maurits. De politieke besluiten worden genomen door de Staten-Generaal, waar Johan van Oldenbarnevelt een grote invloed heeft.
  • In 1585 valt Antwerpen in Spaanse handen. Daarmee ontstaat er in de praktijk min of meer een scheiding  tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden.
  • Na de mislukte poging van Spanje om in 1588 met een grote armada Engeland binnen te vallen, kampt het Spaanse leger in 1590, net als in 1575, met een groot tekort aan middelen en geld, en daardoor ook met een tekort aan huursoldaten. De Nederlanden buiten hun numerieke overmacht uit en veroveren tussen 1590 en 1600 een flink aantal steden zoals Groningen, Nijmegen en – dankzij een list met een turfschip – ook Breda.
  • Aan het einde van deze periode vertrekken de eerste Nederlandse handelsschepen naar Indië. Een poging van Jacob van Heemskerk om een noordelijke route naar Indië te vinden mislukt en eindigt in een overwintering in ‘Het Behouden Huys’ op Nova Zembla.
  • Wel wordt er volop handel gevoerd met de landen rondom de Oostzee en het Ottomaanse Rijk.
  • Voor wat betreft de wetenschap, in 1543 publiceert de Nederlandse geleerde en anatoom Vesalius zeven boeken waarin hij het gehele menselijk lichaam beschrijft. De beroemdste Nederlandse ‘wetenschapper’ in de tweede helft van de zestiende eeuw is Simon Stevin. Het schrijft een aantal boeken waaronder ‘De Thiende’, waarin hij als eerste westerling uitgebreid het idee van een decimaal stelsel beschrijft. Het zal hem in wetenschappelijke kringen beroemd maken.
  • Bekende schilders in deze periode zijn onder andere Jan van Scorel en Pieter Bruegel de Oudere. Vooral de laatste produceert een groot aantal beroemde werken die vandaag de dag nog in veel musea hangen.
  • Op diverse plaatsen in het land vinden inpolderingen plaats en wordt er veen gewonnen. Diverse gebieden in het westen van het land belanden hierdoor beneden zeeniveau.

De periode 1543 – 1600: huis voor huis; jaar voor jaar

1543: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1543?

  • In 1543 bestaan de Nederlanden uit achttien verschillende bestuurlijke gebieden: vier hertogdommen: Brabant, Gelre, Limburg en Luxemburg; zeven graafschappen: Artois, Henegouwen, Namen, Vlaanderen, Holland, Zeeland en Zutphen; één markgraafschap: Antwerpen, vijf zogeheten heerlijkheden: Friesland, Groningen (inclusief Drenthe), Overijsel, Utrecht en Mechelen, en het prinsbisdom Luik.
  • In al deze gebieden is keizer Karel V in 1543 de heerser met uitzondering van het prinsbisdom Luik –  waar bisschop Cornelis van Bergen met instemming van Karel V niet alleen de geestelijke macht maar ook de wereldlijke macht uitoefent – en het hertogdom Gelre met het bijbehorende  graafschap Zutphen, dat wordt bestuurd door hertog Willem V van Kleef. Deze laatste is in 1539 de kinderloos gebleven Karel van Gelre opgevolgd als hertog van Gelre (en tevens als hertog van Kleef, Gulik en Berg).
  • Na de mislukte aanval van Maarten van Rossum op Antwerpen in januari 1543 valt een groot Habsburg leger in de tegenaanval het hertogdom Gulik aan en verovert het gebied binnen drie weken. Het Habsburgse leger valt echter vooral door desertie – de lonen van de huursoldaten worden lang niet altijd op tijd uitbetaald – uiteen en Willem V van Kleef herovert begin maart met steun van de hertog van Saksen het hertogdom Gulik weer terug.
  • Op 24 maart staan de troepen van Karel V en die van Willem V van Kleef opnieuw tegenover elkaar. Deze keer bij Sittard. Aan de kant van Karel V vechten in de stromende regen, afgewisseld door hagelbuien, 4.800 infanteristen met 24 kanonnen en 3.400 ruiters. De hertog van Gelre en Gulik beschikt over 2.000 man piekeniers, 2.000 man haakbusschutters,  800 Sittardse schutters, 3.000 ruiters en 5 kanonnen. Aanvankelijk hebben de keizerlijke troepen de overhand maar uiteindelijk behalen de Gelderse troepen de overwinning. Er vallen veel doden: 3.000 stuks aan de kant van Karel V, 1.000 stuks aan die van Willem V van Kleef. Ook 1.500 paarden vinden tijdens deze ‘Slag aan de Kempekoel’ de dood. Alle kanonnen van Karel V vallen in handen van Willem V van Kleef.
  • In de zomer onderneemt Karel V een derde poging om de troepen van de hertog van Gelre te verslaan. Deze keer huurt hij liefst 40.000 huursoldaten in en tegen deze overmacht kan Willem V van Kleef niet op. Op diverse plaatsen in Gelre worden vestigingen van de hertog aangevallen. Zo verschijnt er in september een grote Habsburgse troepenmacht voor Lochem. Als deze stad zich niet direct overgeeft, worden er gloeiend hete kanonskogels afgevuurd op de stad, vol met houten huizen met rieten daken. De kanonskogels zorgen voor veel branden, waarna de stad zich alsnog overgeeft. De Habsburgers eisen na de overgave 1.500 gulden om de stad niet verder in brand te steken en halen de klokken uit de kerktoren van Lochem om deze om te smeden tot kanonnen.
  • Bij een andere slag bij (de toen Gelderse en nu Duitse stad)  Düren steken de Habsburgse troepen op bevel van de katholieke graaf Lamoraal van Egmont – hij is één van de militaire leiders van Karel V in de Nederlanden in 1543; we zien hem later nog een keer terug in een heel andere rol in de geschiedenis namelijk als hij in 1568 als de Graaf van Egmont zijnde in Brussel op indicatie van Alva wordt onthoofd – de stad in brand en worden veel mensen in de stad vermoord.
  • De belangrijkste gevechten vinden plaats bij Venlo en als de troepen van Karel V deze stad innemen staakt Willem V van Kleef de strijd. Op 7 september wordt het Traktaat van Venlo gesloten, waarin Willem V van Kleef het hertogdom Gelre en het daartoe behorende graafschap Zutphen overdraagt aan Karel V. Wel mag hij het hertogdom Gulik houden. Met het traktaat komt er een einde aan de Gelderse oorlogen (1502-1543).
  • Keizer Karel V voegt vervolgens Gelre en Zutphen bij zijn Nederlandse bezittingen, waarmee voor het eerst alle gebieden in de Nederlanden waaruit Nederland, België en Luxemburg zullen ontstaan in handen van één heerser zijn. De Nederlanden zijn gevormd.
  • Karel V benoemt René van Chalon, die al stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht is, tot de stadhouder van Gelre en Zutphen. De prins van Orange wordt hierdoor stadhouder van bijna alle noordelijke Nederlanden.
  • Voor de bewoners van Gelre zal de overgang niet gunstig uitpakken. Ze hadden met Willem V van Kleef een humanistische vorst die de denkbeelden van Erasmus aanhangt en krijgen nu met Karel V en later met diens zoon Filips II streng katholieke heersers die niet-katholieken vervolgen en regelmatig op de brandstapel laten belanden.
  • In 1543 verschijnt in Zürich ‘De humani corporis fabrica libri septem’ (‘Over de bouw van het menselijk lichaam in zeven boeken)) van de Zuid-Nederlands arts en anatoom Andreas Vesalius. In zeven delen: (Boek 1: ‘Beenderen en gewrichten’;  Boek 2: ‘Ligamenten en spieren’;  Boek 3: ‘Aders en bloedvaten’;  Boek 4: ‘Het zenuwstelsel’;  Boek 5: ‘Spijsvertering en voortplantingsorganen’; Boek 6: ‘Hart en ademhaling’; en Boek 7: ‘De hersenen’) beschrijft Vesalius de anatomie van de mens.
  • In 1543 koopt Maarten van Rossum de ruïne van het kasteel Cannenburch in Vaassen en laat er een nieuw kasteel bouwen.

1544: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1544?

  • In de eerste helft van de zestiende eeuw is er sprake van een langdurige reeks van conflicten in Europa – de zogeheten Italiaanse oorlogen; de oorspronkelijke aanleiding is een conflict over de opvolging van Ferdinand I van Napels in 1494 –  waarbij Frankrijk tegenover de Habsburgse heersers van Spanje en het Heilige Roomse Rijk komt te staan. Ook Engeland, Schotland, Denemarken, de republiek Venetië, de Pauselijke Staat, de meeste Italiaanse stadstaten en het Ottomaanse Rijk raken in de oorlogen betrokken. Gevochten wordt er niet alleen in Italië maar op meerdere plekken in Europa.
  • In de zomer van 1544 belagen de legers van keizer Karel V Saint-Dizier, een noordelijke grensstad van Frankrijk. Zo’n 42.000 huursoldaten belegeren de stad, die door 4.000 man wordt verdedigd. Deze houden een maand stand, maar geven zich op 17 augustus over. Het aantal slachtoffers aan beide kanten is aanzienlijk. Eén van degenen die sneuvelt bij de strijd is de Hollandse stadhouder René van Chalon, die één van de legeraanvoerders is van Karel V. Hij overlijdt op 18 juli 1544 op 25-jarige leeftijd.
  • Op weg naar het slagveld heeft hij een testament gemaakt. Omdat hij geen legitieme kinderen heeft – een dochter is binnen drie maanden na haar geboorte overleden; verder heeft hij alleen een buitenechtelijke zoon van vier jaar bij een onbekend gebleven vrouw –  heeft hij in zijn testament zijn elfjarige neef Willem van Nassau (de latere Willem van Oranje) aangewezen als zijn opvolger. Deze erft al zijn bezittingen en titels. Willem van Nassau, de latere ‘Vader des Vaderlands’, zal dankzij deze erfenis voortaan als Willem van Oranje-Nassau door het leven gaan. Dankzij René van Chalon heeft de Nederlandse koninklijke familie vandaag de dag dus de achternaam ‘Van Oranje-Nassau’. Ook de wapenspreuk ‘Je maintiendrai’ (Ik zal handhaven) nemen ze van René van Chalon over.
  • Anna van Lotharingen, de vrouw van René Chalon krijgt op grond van het testament jaarlijks 14.000 gulden uit te keren door Willem van Oranje. Het buitenechtelijk kind van René van Chalon krijgt van de ‘Van Oranje-Nassau’s jaarlijks 1500 gulden. (Deze bastaardzoon (Palamedes van Chalon geheten) zal in 1566 voor opheffing zorgen als hij Polyxena van Mansfeld. de dochter van de graaf van Mansfeld, schaakt en even later met haar trouwt.)
  • Karel V, die het testament van René van Chalon moet goedkeuren, gaat akkoord. Wel verbindt hij er de voorwaarde aan dat de jonge Willem naar Brussel verhuist, waar hij katholiek zal worden opgevoed door voogden die hij zal aanwijzen. Van huis uit is Willem luthers opgevoed en daarom mag zijn vader van Kafel V
    zelfs geen medevoogd zijn. Vanwege het belang van de erfenis gaat vader Willem de Rijke met deze voorwaarden akkoord, waarna de jonge prins Willem naar Brussel verhuist waar hij aan het hof van Maria van Hongarije streng katholiek wordt opgevoed. Claude de Bouton, heer van Corbaron, wordt benoemd tot gouverneur van Willem van Oranje. Hij is een gewezen opperstalmeester van Karel V. Willem spreek nog geen Frans (de taal aan het hof) of Nederlands. Al snel leert hij deze talen, al zal hij zijn hele leven lang het Nederlands met een Duits accent uitspreken. Aan het eind van het jaar gaat Willem met zijn voogd wonen in het kasteel van Breda.
  • Na de verovering van Saint-Dizier trekt het leger van Karel V op naar Parijs. Als ze tot op zeventig kilometer van de stad zijn genaderd vinden er vredesbesprekingen plaats tussen vertegenwoordigers van de keizer en de Franse koning Frans I. Op 18 september wordt de  Vrede van Crépy gesloten. Hierin wordt onder andere vastgelegd dat Frankrijk afstand doet van al zijn aanspraken op alle in Habsburgse handen zijnde gebieden in de Nederlanden zoals Vlaanderen en Artesië. Saint-Dizier wordt in oktober weer teruggegeven aan de Fransen.
  • Op diverse plaatsen in de Nederlanden belanden ook in 1544 weer lutheranen op de brandstapel. Zo worden op 13 november in Delden twee vrouwen levend verbrand en in Leuven wordt een groep burgers door de Inquisitie gearresteerd op beschuldiging van lutheranisme. Een deel belandt op de brandstapel, een deel wordt met een zwaard onthoofd. De enige van de groep die wordt vrijgelaten is de bekende kaartenmaker Gerardus Mercator.
  • In december geeft Karel V opdracht om de zeegaten bij Edam en Nieuwendam door middel van sluizen af te sluiten. Dit om te voorkomend dat het zoute zeewater van de Zuiderzee het achterliggende land te veel zal verzilten. Het stadsbestuur van Edam verzet zich tegen het besluit, omdat ze bang zijn dat door de sluis de haven zal verzanden. Pas in 1565 gaan ze onder druk van Filips II over tot de bouw van de sluis.
  • In Antwerpen verschijnt bij de drukker Jan Roulans het ‘Antwerps Liedboek’ met teksten van 221 liederen. Twee jaar later belandt het boek op de lijst met verboden boeken, omdat er een aantal liederen in voorkomen waarin het gaat over losbandig gedrag van monniken en nonnen.

1545: Delft; foto genomen op 17 december 2023

1545 Delft 17 december 20231217_160450

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1545?

  • Karel V vindt dat zijn ondergeschikten niet streng genoeg optreden tegen de ketters zoals hij de andersdenkenden op godsdienstgebied noemt. Zo krijgen de Staten van Utrecht het uitdrukkelijke bevel van hem om de inquisiteurs beter bij te staan in hun jacht op de ketters. Nergens in Europa is de wetgeving tegen hen zo streng als in de Nederlanden. Tussen 1520 en 1570 worden naar schatting 2.000 mensen in de Nederlanden vanwege ketterij ter dood veroordeeld en gebracht.
  • Zo wordt in 1545 de Antwerpse drukker Jacob van Liesvelt ter dood veroordeeld en onthoofd. Dit omdat de nieuwste druk uit 1542 van de door hem uitgegeven Nederlandstalige vertaling van de Bijbel te veel protestantse  kanttekeningen zou bevatten. Bij twee eerdere processen bij eerdere drukken was hij hiervoor nog vrijgesproken.
  • In augustus maakt de 13-jarige Willem van Oranje in het gevolg van landvoogdes Maria van Hongarije zijn opwachting bij Karel V die van de Rijksdag te Worms naar Brussel terugkeert.
  • De in Beverwijk geboren Nederlandse schilderJan Cornelisz Vermeyen ontwerpt in 1545 voor Karel V een twaalftal wandtapijten met als onderwerp diens veldtocht in Tunesië van 1535. Vermeyen vergezelde destijds  Karel V tijdens deze veldtocht, waarbij Karel V de stad Tunis op de Turken veroverde . Op één van die tapijten heeft hij Muley Ahmed, de latere koning van Tunis, afgebeeld. De schilder Peter Paul Rubens is zo onder de indruk van dit werk van Vermeyen, dat hij in 1609 een vrijwel identiek portret van Muley Ahmed schildert.
  • In 1545 wordt in Oudenaarde brouwerij Roman opgericht. Het is één van de oudste nog bestaande brouwerijen van België.
  • De Koudepolder, een polder in Zeeland, ten westen van Hoek wordt bedijkt. Ook elders in de Nederlanden worden nieuwe dijken aangelegd zoals bij het plaatsje Stad aan ’t Haringvliet en bij de Dollard in Groningen.
  • De in Wageningen geboren Pieter van Afferden publiceert in 1545 – hij is dan rector van de Latijnse school in Harderwijk – een leerboekje Latijn, ‘Tyrocinium linguae Latinae’ geheten. Hij beschrijft daarin allerlei alledaagse zaken waarbij hij woorden en begrippen hanteert die passen bij de belevingswereld van zijn leerlingen, zodat het leren van Latijn voor zijn leerlingen gemakkelijker en leuker wordt. In één van de hoofdstukken worden de regels van een soort golfspel gedetailleerd beschreven. Op grond hiervan wordt aangenomen dat het golfspel van oorsprong een Nederlandse “uitvinding” is.

1546: Harlingen; foto genomen op 21 oktober 2023

1546 Harlingen 21 okt 2023 20231021_112733

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1546?

  • Op 18 februari 1546 overlijdt Maarten Luther. Zijn 95 stellingen, die hij in 1517 op een kerkdeur in Wittenberg (Duitsland) timmerde met kritiek op de katholieke kerk, hebben ook in de Nederlanden veel weerklank gevonden, in he bijzonder in Monnickendam. Waarschijnlijk komt dit omdat veel Duitse schepen de haven van Monnickendam aandoen. Het bezorgt Monnickendam de bijnaam Lutherdam. Steeds meer mensen keren er zich af van de katholieke kerk. Dit tot groot ongenoegen van de plaatselijk katholieke machtshebbers en deze komen regelmatig in actie. Zo worden op 12 maart 1546 de Edammers Dirk Pietersz Samuel en Jacob de Geldersman vanwege hun geloofsopvattingen gearresteerd. Na een kort proces worden ze op 24 mei op de Dam in Amsterdam in het openbaar als ketters levend verbrand.
  • Nadat Luther zijn stellingen op de kerkdeur timmerde, verschijnen er veel publicaties over zijn denkbeelden. Ook Luther zelf publiceert het nodige. Karel V beveelt daarop een algemene inbeslagname en verbranding van alle publicaties van en over Luther, iets wat door Paus Leo X van harte wordt ondersteund. In de loop van de tijd worden er regelmatig door de inquisitie lijsten opgesteld van ‘verboden boeken’. Dit mondt in 1546 uiteindelijk uit in ‘De Index van Leuven’, een officiële lijst met verboden boeken, opgesteld door de theologen van de Leuvense universiteit. De lijst bevat omvat 169 veroordelingen van boeken en werken van verschillende auteurs. Op 30 juni geeft Karel V deze ‘Index van Leuven’ kracht van wet door een keizerlijk edict.
  • Op 6 augustus slaat in Mechelen, een stad in de Zuidelijke Nederlanden, de bliksem in op de Zandpoort. In de stadspoort ligt 40.000 kg buskruit opgeslagen. Er volgt een grote ontploffing. Een groot deel van de stad ligt in puin, 800 huizen zijn compleet vernield en er vallen tussen 170 en 200 doden.
  • In 1546 wordt in Veenendaal ‘Het Veenraadschap van de Geldersche en Stichtsche Veenen’ opgericht, een soort verre voorloper van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC). Het is een vereniging van rijke grondeigenaren uit Utrecht, Rhenen, Amsterdam en andere plaatsen, die zichzelf  ‘veengenoten’ noemen en zich bezig houden met de veenmarkt: het handelen in turf en veen.  Ze krijgen gezamenlijk een monopolie in de handel en transport van veen. Ook houden ze zich bezig met de afwatering in het laaggelegen Veenendaal. Door veenwinning in bedijkte gebieden zullen vooral in het westen van de Nederlanden veel gebieden onder zeeniveau belanden.

1547: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1547?

  • Ook dit jaar worden weer de nodige ‘ketters’ terechtgesteld onder andere in Roermond, waar een zekere Metken, die bekend staat als een stille vrome vrouw, op de brandstapel belandt.
  • Door de dichtslibbing van diverse wateren zoals het Zwin dreigt de haven van Gent onbereikbaar te worden voor schepen, tenzij deze helemaal omvaren via Antwerpen. Daarom geeft Karel V in mei de stad toestemming voor het graven van de Sassevaart, een kanaal tussen Gent en de Westerschelde. (Het zal  een voorloperzijn van het Kanaal Gent-Terneuzen. ) In 1563 komt het kanaal gereed, maar de Gentenaren zullen niet lang van het kanaal gebruik kunnen maken. Tijdens de Tachtigjarige oorlog blokkeren de Hollanders het kanaal en ook na de Vrede van Münster in 1648 heffen ze blokkade niet op.
  • Landvoogdes Maria van Oostenrijk maakt een rondreis langs de Zeeuwse kust en besluit om diverse kustwerken aan te leggen dan wel te versterken tegen mogelijke vijandelijk invallen. Zo wordt enkele kilometers ten oosten van Vlissingen aan de Westerschelde in 1547 Fort Rammekens gebouwd ter verdediging van de vaarroute van de Westerschelde naar Middelburg.
  • Naar aanleiding van de onverwachte komst van Deense oorlogsschepen in 1542 komt er langs de gehele Nederlandse kust een waarschuwingssysteem dat moet waarschuwen voor de komst van vijandelijke schepen, zowel  afkomstig uit noordelijke als uit zuidelijke richting. Het systeem is een samenwerkingsverband van de lokale kustwachten. De centrale regering stelt in overleg met de admiraliteit in Zeeland, het Hof van Holland en de stadhouder van Vlaanderen de plaatsen vast waar kustwachten dag en nacht moeten waken. Vanuit het Zuidwestvlaamse Mardijke kunnen de eventuele vijandelijke schepen al in het Nauw van Calais worden gesignaleerd. Door vanaf kerktorens en vanaf hoge duinen in de kustplaatsen rook- of vuursignalen door te geven, kan men in een uur vanuit Vlaanderen tot aan Ameland de komst van vijandelijke schepen uit de richting Frankrijk door geven. Andersom kunnen de autoriteiten in  Vlaanderen gewaarschuwd worden voor een naderende vijandelijke vloot uit het noorden. In juli 1547 wordt het waarschuwingssysteem in werking gesteld. Ter bestrijding van de kosten van de vuurbakens en de kustwachten heffen de kustplaatsen een vuurbakengeld van schepen die de kusthavens aandoen.
  • In West-Friesland worden een aantal kleine, ondiepe meren  drooggemalen waaronder het  Kerkmeer en het Kromwater.
  • Op 14 september wordt in Amersfoort Johan van Oldenbarnevelt, de latere raadspensionaris van Holland geboren. Hij is de zoon van Gerrit van Oudenbarnevelt, een veehandelaar met een slechte reputatie; hij heeft de bijnaam Gerretgen Sleght, en Deliana van Weede, afkomstig uit een rijke familie die er voor zorgt dat Johan kan studeren.
  • Tijdens de zogeheten Schmalkaldische Oorlog (een oorlog die in 1546 en 1547 in het Duitse deel van Heilige Roomse Keizerrijk wordt gevoerd tussen keizer Karel V en de Schmalkaldische Bond, een alliantie van een aantal protestantse vorsten en steden zoals Hessen en Saksen) verslaat Karel V de protestantse legers. Het lukt hem echter niet om in al deze zelfstandige deelstaten het katholicisme weer als staatsgodsdienst ingevoerd te krijgen. In de Nederlanden geldt het katholicisme wel overal als de enige toegelaten staatsgodsdienst.

1548: Delft; foto genomen op 23 maart 2023

1548 Delft 22 maart 2024 20240322_155129

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1548?

  • 1548 is een belangrijk jaar in de Nederlandse geschiedenis. Op 26 augustus wordt tijdens de Rijksdag het Verdrag (Transactie) van Augsburg gesloten. In deze overeenkomst tussen keizer Karel V en de andere leden van het Heilige Roomse Rijk (een lappendeken van katholieke en protestante deelstaten) wordt vastgelegd dat de Zeventien Provinciën voortaan één staatkundig geheel zullen zijn.
  • Het Heilige Roomse Rijk is in 1548 ingedeeld in tien zogeheten ‘kreitsen’ (regionale samenwerkingsverbanden) die de juridische zaken van de erfgebieden binnen een ‘kreits’ regelen waaronder de onderlinge rechten en plichten. De meeste  Nederlandse erflanden maken deel uit van de Bourgondische Kreits, maar de gewesten Utrecht, Overijssel, Gelre en Drenthe zijn ingedeeld bij de Westfaalse kreits.
  • In het Verdrag van Augsburg wordt in 1548 onder andere vastgelegd dat alle “nedere erflanden” van Karel V  voortaan collectief de Bourgondische Kreits zullen vormen. Gelre, Utrecht, Overijssel worden daartoe onttrokken aan de Westfaalse Kreits en ook heel belangrijk: de verordeningen en besluiten van het Roomse Rijk en de Rijksdag zullen voortaan niet meer voor de Nederlanden gelden. Oftewel de Nederlandse staten vormen nu in de praktijk een onafhankelijke staat onder Karel V.
  • De juridische tekst voor dit verdrag is opgesteld door de Friese jurist Viglius van Aytta. Hij heeft dit gedaan in opdracht van de landvoogdes Maria van Hongarije. Een eerder ‘bondsplan’ van Karel V zelf haalde het niet.
  • Maria van Hongarije, geboren in 1505, is de jongere zuster van Karel V. Ze is de dochter van Filips de Schone en Johanna van Castilië (vooral bekend geworden onder haar latere bijnaam Johanna de Waanzinnige.) Nog voordat Maria  één jaar oud is, wordt ze al door haar grootvader Maximiliaan I van Oostenrijk als bruid beloofd aan de op dat moment nog niet geboren eerste zoon van Wladislaus II, de koning van Hongarije en Bohemen. Er wordt even later inderdaad een jongetje geboren (de later koning Lodewijk II van Hongarije). Als Maria 9 jaar oud is, vindt in Wenen de later beroemd geworden Wiener Doppelhochzeit plaats. Het is een verlovingsfeest waarbij niet alleen de verloving van Maria en Lodewijk officieel wordt aangekondigd, maar ook die van Maria’s oudere broer Ferdinand die wordt uitgehuwelijkt aan Lodewijks oudere zus Anna.  In 1522 trouwt Maria op 17-jarige leeftijd met Lodewijk en wordt ze koningin van Hongarije,
  • Vier jaar later sneuvelt haar man op 20-jarige leeftijd in een slag tijdens een inval van het Ottomaanse (Turkse) rijk in Hongarije en is Maria van Hongarije weduwe. Als haar tante Margaretha van Oostenrijk, de landvoogdes van de Nederlanden in 1530 overlijdt, stelt Karel V haar aan als nieuwe landvoogdes. Ze zal het 25 jaar blijven. Populair wordt ze niet bij de adel en de bevolking. Om de oorlogen van Karel V te kunnen financieren legt ze hoge belastingen op aan het volk en hoewel ze niet zo streng  is op godsdienstig gebied als haar broer, laat ze diens strenge plakkaten wel uitvoeren. Haar belangrijkste rol in de Nederlandse geschiedenis vindt plaats in 1548 met haar bemoeienis bij de territoriale eenmaking en versterking van het bestuur van de Nederlanden. Maria van Hongarije is degene die mede aan de basis van het opstellen van het Verdrag van Augsburg heeft gestaan en daarmee aan de basis van de vorming van de Nederlanden.
  • Anna van Lotharingen, de weduwe van René van Chalon hertrouwt. Op grond van haar testament stopt nu de jaarlijkse uitkering maar krijgt ze nog wel een eenmalige uitkering van 100.000 gulden, het zogenaamde weduwengeld. Voor Willem van Oranje is dit een probleem. Hij beschikt niet over zoveel geld en moet het lenen.
  • In Brugge wordt in 1548 Simon Stevin geboren. Hij is het buitenechtelijke kind van Antheunis Stevin en Catalyne van der Poort. Hij zal één van Nederlands bekendste en beste wetenschapper van de zestiende eeuw worden.

1549: Zutphen; foto genomen op 29 maart 2024

1549 Zutphen 29 maart 2024 20240329_153929

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1549?

  • Op 2 april stelt Karel V de vergadering van de Staten-Generaal in Brussel voor om zijn zoon Filips alvast als zijn opvolger voor alle Nederlandse gewesten te benoemen. Ook stelt hij een uniforme erfrechtregeling  voor alle gewesten in de Nederlanden voor. Deze regeling betreft de erfopvolging van de toekomstige heerser over alle graafschappen, hertogdommen en heerlijkheden van de Habsburgse Nederlanden. De regeling houdt in dat de Zeventien Provinciën steeds als één ondeelbaar geheel overgeërfd zullen worden. De erfopvolger kan zowel een legitieme zoon als een dochter van de erflater zijn. Mochten er geen rechtstreekse afstammelingen meer zijn, dan zal de erfopvolging gelden voor een zijtak, bijvoorbeeld een neef of een nicht.
  • Op 4 november wordt deze regeling, ‘De ‘Pragmatische Sanctie’ genaamd, door de Staten-Generaal goedgekeurd. Vanaf dat moment zullen de Nederlanden als één gebied worden geërfd.  Ook stemt tijdens de vergadering elke gewest er mee in om Filips te erkennen als de troonopvolger van Karel V. De gebieden die specifiek worden genoemd in de ‘Pragmatische Sanctie’ zijn: het Graafschap Vlaanderen, het Graafschap Artesië, het Graafschap Henegouwen, het Graafschap Namen, de Heerlijkheid Mechelen, het Graafschap Dalhem, de kasselrijen Rijsel, Douai en Orchies, het Hertogdom Luxemburg, het Hertogdom Limburg, het Land van Valkenburg en de andere Landen van Overmaas, het Hertogdom Brabant, het Hertogdom Gelre, het Graafschap Holland, de Heerlijkheid Friesland, de Heerlijkheid Overijssel, de Heerlijkheid Groningen, de Heerlijkheid Utrecht en het Graafschap Zeeland Bewesten- en Beoostenschelde. Zie hier aldus de Nederlanden ontstaan in 1549.
  • Met het veroveren van het Hertogdom Gelre in 1543, het Verdrag (Transactie) van Augsburg uit 1548 en de Pragmatische Sanctie uit 1549 zijn de Nederlanden staatkundig gevormd.
  • In 1548 besluit Karel V dat het tijd is om zijn zoon en erfopvolger, de 21-jarige Filips, kennis te laten maken met zijn toekomstige onderdanen. Filips begint daarop aan een drie jaar durende ‘blijde reis’ door de landen waar hij later over zal regeren. Eerst reist hij naar Italië (Genua en Milaan) om vervolgens via München, Heidelberg en Luxemburg naar Brussel te reizen, waar hij op 1 mei 1549 bij het keizerlijk hof aankomt. Hij reist overigens niet in zijn eentje. Hij wordt vergezeld van heel gevolg van bedienden en Spaanse en Italiaanse edelen, waaronder hertog Fernando Álvarez de Toledo, later beter bekend geworden als de beruchte hertog van Alva.
  • Samen met zijn vader bezoekt hij in 1549 diverse steden in Vlaanderen, Artesië en Henegouwen. Vanuit Antwerpen reist Karel V in september weer terug naar Brussel. Filips vervolgt echter zijn tocht en reist door naar de noordelijke Nederlanden, ook allerlei Nederlands edelen sluiten zich onderweg bij de grote stoet aan. Voor de vele steden en dorpen die hij bezoekt, zoals Bergen op Zoom, Breda – hier wordt hij door de Heer van Breda, de zestienjarige Willem van Oranje-Nassau, feestelijk onthaald – , ’s Hertogenbosch, Den Haag, Haarlem, Amsterdam, Utrecht, Zwolle, Nijmegen, Roermond en Weert moet het een heel spektakel zijn geweest. In totaal bezoekt Filip bijna zestig steden en dorpen. Eind oktober reist hij terug naar Brussel, waar hij de winter samen met zijn vader doorbrengt. Vervolgens reist hij naar Augsburg voor de Rijksdag en vandaar gaat de reis naar Italië. In 1551 keert hij, drie jaar na zijn vertrek, weer terug in  Spanje.
  • De onderdrukking van ketters gaat ondertussen gewoon door. Op 9 november worden op de Dam in Amsterdam acht doopsgezinden (zes mannen en twee vrouwen) levend verbrand. De dichter en schilder Jan Luyken zal er 100 jaar later een bekend geworden gravure van maken. Ook elders in het land belanden diverse ketters op de brandstapel of worden verdronken.
  • In december krijgt de dan 16-jarige Willem van Oranje een nieuwe gouverneur. Het is Jérôme Perrenot, heer van Champagney. Hij is de jongste broer van de latere kardinaal Granvelle.
  • De schilder Jan van Scorel, die ook werkzaam is als ‘ingenieur’, neemt in 1549 het initiatief om te komen tot een bedijking van het West-Friese Zijpe in de buurt van Alkmaar

1550: Amsterdam; foto genomen op 15 november 2023

1550 asd 15 nov 2023 20231115_125947

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1550?

  • In 1550 wonen er in de Nederlanden ongeveer 3 miljoen mensen. De meesten daarvan, zo’n 1,7 miljoen, wonen in de Zuidelijke Nederlanden. Antwerpen is er nu de grootste stad. Terwijl het aantal inwoners van steden als Gent (50.000 inwoners) en Brugge (30.000 inwoners) sinds 1500 stabiel is gebleven is het aantal inwoners van Antwerpen in die periode spectaculair gegroeid: van 40.000  in 1500 tot ongeveer 90.000 stuks in 1550. Het is vooral een gevolg van immigratie, onder andere vanuit Italië, Duitsland en Frankrijk. Zo vestigt de Franse drukker Christophe Plantin zich in 1549 in Antwerpen, waar hij in 1555 zijn befaamde drukkerij ‘De Gulden Passer’ opent. Ook de vijftien suikerraffinaderijen die zich in Antwerpen bevinden, trekken veel buitenlandse arbeidskrachten naar de stad.
  • De Noordelijke Nederlanden tellen in1550 zo’n 1,25 miljoen  inwoners, dat is een groei van zo’n 300.000 ten opzichte van vijftig jaar eerder. Utrecht is in de Noordelijke Nederlanden nog steeds de grootste stad, nu met zo’n 26.000 inwoners, op de voet gevolgd nu door de  Amsterdam, waar het aantal inwoners in 50 jaar tijd ruimschoots verdubbeld is tot 25.000 stuks. ’s Hertogenbosch is de derde stad van de Noordelijke Nederlanden met 17.500 inwoners. Haarlem  staat op plek vier met 15.000 inwoners en Delft en Leiden delen beiden met 14.000 inwoners plek vijf. Plaatsen als Den Haag en Rotterdam tellen in 1550 beiden slechts tussen de 5.000 en 10.000 inwoners.
  • De mensen trekken steeds vaker naar de steden. De urbanisatiegraad in de Noordelijke Nederlanden bedraagt in 1550 zo’n 38%, dat is 4% hoger dan 50 jaar eerder. In het gewest Utrecht en in het Graafschap Holland  woont de helft van de bevolking in de steden. In Drenthe bedraagt dit percentage slechts 4% en ook in Groningen en Noord Brabant is het met 20% niet hoog. Daar wonen de mensen vooral in kleine dorpen of op het platteland.
  • De streng katholieke Karel V wil ook in 1550 nog steeds absoluut niets met het opkomend protestantisme te maken hebben, in tegendeel zelfs. Het al zo strenge beleid wordt alleen maar strenger. Zo vaardigt hij op 29 april het ‘Eeuwig Edict’ uit, wat al snel het Bloedplakkaat door het volk genoemd.  Volgens dit plakkaat kunnen alle mogelijke overtredingen inzake “ketterij” – lees het aanhangen en ondersteunen van een andere godsdienst dan het katholieke geloof  – met de doodstraf worden gestraft. Daar valt ook het drukken, schrijven, verspreiden en bezitten van ketterse boeken, het prediken tijdens en het bijwonen van ketterse bijeenkomsten en het huisvesten van ketters onder. Ook worden er nog meer inquisiteurs aangesteld om de ketterij te onderzoeken en wordt er een inquisitierechtbank opgericht. Het is veruit het strengste anti-ketterbeleid van Europa.
  • Zo worden in het Brabantse Lier vier doopsgezinden, twee mannen en twee vrouwen tot de brandstapel veroordeeld, puur van hun geloofsovertuigingen. Staande op de brandstapel krijgen ze nog één keer de gelegenheid hun geloof af te zweren, maar in plaats daarvan begint één van de vrouwen een psalm te zingen, gevolgd door de anderen. De beul trekt daarop haar jurk omlaag en iemand anders probeert een prop in haar mond te stoppen. Het helpt niet. Ze blijven doorzingen, ook nadat de brandstapel in brand is gestoken. De wrede executie leidt tot onlusten in het dorp.
  • In Antwerpen vinden naast verbrandingen ook executies plaats door middel van verdrinking. Mensen worden er net zo lang in een met water gevulde ton gehouden totdat de dood is ingetreden.
  • In Engeland richten protestantse Hollandse vluchtelingen, die vanwege hun geloofsovertuigingen uit de Nederlanden zijn gevlucht, de Nederlandse Kerk op. De Engelse Koning  Edward VI verleent hen gastvrijheid en schenkt hen een kerkgebouw aan de Austin Friars in Londen om godsdienstbijeenkomsten te houden.
  • In 1550 schildert Jan van Scorel – hij heeft na zijn werkzaamheden voor de inpoldering van de Zijpe weer tijd om te schilderen – voor de Nieuwe Kerk in Delft een groot katholiek altaarstuk.
  • Karel V vraagt zijn oude vijand Maarten van Rossum om dienst te nemen in het leger. Hij kan diens talenten goed gebruiken in zijn strijd tegen Franrijk. Al snel wordt Van Rossum in Frankrijk de Gelderse Atilla genoemd, naar Atilla de Hun,
  • Willem van Oranje geeft veel meer geld uit dan dat hij binnen krijgt. Hij moet bezuinigen en heft zijn hof in Breda op en vertrekt naar Brussel, waar hij 1,5 jaar lang aan het hof van Maria van Hongarije zal verblijven. Zij en haar broer Karel V zijn zeer gesteld op de jongeling.
  • In Formerum op Terschelling wordt de latere zeevaarder Willem Barentz geboren.

1551: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1551?

  • Op 8 februari neemt Willem van  Oranje in Augsburg deel aan een toernooi voor edelen ter ere van Karel V en Maria van Hongarije. Hij krijgt er de prijs voor de galantste ridder.
  • Op 8 juli trouwt de dan achttienjarige Willem met de even oude gravin Anna van Buren. Ze is het enige kind van Maximiliaan van Egmond, graaf van Buren en Francoise de Lannoy. Haar vader is een legeraanvoerder in dienst van Karel V en verblijft vaak aan het Brusselse hof van Karel V en diens zuster Maria van Hongarije, waar ook Willem van Oranje opgroeit.
  • Hoewel ze elkaar al vanuit Brussel kennen, is het een gearrangeerd huwelijk dat haar vader, vlak voordat hij in 1548 overlijdt, nog heeft geregeld. Het aantrekkelijke van Willem van Oranje voor Anna is niet alleen zijn prinselijke titel, maar ook dat hij erg geliefd is bij Karel V en diens zuster Maria van Hongarije. Het aantrekkelijke van Anna van Buren voor Willem is haar rijkdom. Als haar vader in 1548 overlijdt, erft ze niet alleen diens titels  – ze is de gravin van Buren, Lingen en Leerdam; vrouwe van IJsselstein, Borssele, Grave, Cranendonck, Eindhoven, Jaarsveld, Kortgene, Sint-Maartensdijk en Odijk – maar ook diens grote vermogen.
  • Ze trouwen in de Sint Lambertuskerk in Buren. Het huwelijk van de twee katholieke jongelingen wordt ingezegend door de aartsbisschop van Keulen. ’s Avonds vindt in aanwezigheid van een groot deel van de Nederlandse en Duitse adel een groot feest plaats. Ze gaan na haar huwelijk wonen op haar kasteel in Breda. Hoewel het een gearrangeerd huwelijk is, ontwikkelt het tweetal een affectie voor elkaar. Zo noemt Willem in brieven haar liefkozend “Petite Tanneque” en “ma Mie”.
  • Vanwege zijn huwelijk wordt Oranje meerderjarig verklaard. Hij heeft geen voogd meer nodig en neemt nu zelf zijn bezittingen in de Nederlanden en Frankrijk in beheer.
  • Het echtpaar zal drie kinderen krijgen: in 1553 een dochtertje, Maria genaamd (ze overlijdt een jaar na haar geboorte), in 1554 een jongen (Philips Willem) en in 1556 wederom een meisje dat ook de naam Maria krijgt.
  • In 1551 richten de ‘Heeren’  Van Dekema, Van Cuyck en Foeyts de Schoterlandse Veencompagnie op. Ze willen in Friesland veen gaan winnen. Er wordt onder andere gegraven langs de dorpen Het Meer, De Knipe, Bontebok en Jubbega. Om het afgegraven veen te kunnen afvoeren laten de ‘heeren van ’t veen’ de Schoterlandse Compagnonsvaart en de Heeresloot graven. Op de plaats waar deze twee wateren elkaar kruisen, wordt een herberg gebouwd gevolgd door nog meer bebouwing. Aldus ontstaat dankzij de activiteiten van de ‘heeren van ’t veen’ de plaats Heerenveen.
  • In 1551 willen polderaars bij Middeldijk, een buurtschap in de gemeente Barendrecht, een dam naar het toenmalige eiland Den Ouden Dijck aanleggen. De dam zal de aanslibbing versnellen is de gedachte. Vissers zien in de dam  echter een bedreiging van hun visgronden in en stappen naar de rechter. Pas in 1559 komt de zaak voor een rechter. De vissers verliezen de zaak, hun visrechten gelden alleen ten zuiden van het eiland. Het zal overigens nog tot 1659 duren voordat de Zuidpolder wordt ingepolderd.

1552: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1552?

  • Op 12 januari dondert en bliksemt het in Gouda. Tijdens de storm slaat de bliksem in de toren van de Sint-Jan kerk. Er ontstaat brand. Alles wat van hout is in de kerk vat vlam, waaronder ook het klokkengestoelte. Even later donderen de zware kerkklokken omlaag. Ook de glas-in-loodramen verbranden of vallen kapot. Alleen de stenen delen van de kerk zoals het koor blijven behouden. Ook daalt er een vonkenregen over de stad die nog veel huizen met rieten daken telt. Tot opluchting van de inwoners van de stad zijn de daken door de regen zo nat dat ze niet vlam vatten.
  • De brand is aanleiding voor het  stadbestuur van Gouda om een aantal nieuwe maatregelen af te kondigen. Rieten daken worden definitief verboden, in de zomer moet elk huis een emmer met water hebben klaar staan en moet er in elk huis een ladder aanwezig zijn, in de winter worden er een aantal mannen aangewezen die op vastgestelde tijden gaten in het ijs in de grachten van de stad moeten hakken zodat er snel toegang tot water mogelijk is om eventuele branden te blussen en tot slot komt er op de kerktoren een torenwachter met een trompet, die bij brand op zijn trompet een speciaal ‘brandalarm’ moet blazen. De kerk wordt herbouwd. Op 4 september wordt er weer een mis in de kerk gehouden. Ter gelegenheid hiervan worden aan kinderen 600 koekjes uitgedeeld.
  • De storm houdt niet alleen thuis in Gouda. Hij wakkert nog verder aan en op 13 januari breken op veel plaatsen in het westen van het land dijken door en worden er stukken duin weggeslagen. Zo zorgt deze zogeheten Sint Pontiaansvloed er bijvoorbeeld voor dat de Oudorperpolder in Noord-Holland (met daarin een oud Karmelietenklooster) onder water loopt. Ook elders stroomt het water het land op. Het dorp Agge, gelegen op de grens van de huidige provincies Noord-Brabant en Zeeland, verdwijnt na deze zoveelste overstroming ter plekke definitief in het water.
  • In september 1551 heeft Karel V Frankrijk de oorlog verklaard. Enkele protestantse vorstendommen in Duitsland die door Karel V in 1547 zijn overwonnen in de Slag bij Mühlberg, sluiten ze zich bij de Fransen aan en nemen de wapens weer op tegen Karel V.  Nadat Karel V in Duitsland enkele nederlagen heeft geleden en naar Italië is verdreven, is Maria van Hongarije in 1552 bang dat de oorlog tegen de Fransen en de Duitse vorstendommen zich verplaatst naar de Nederlanden en neemt “in tijds goede maetregelen om den vyand overal krachtdadig te keer te gaen”‘. Hierbij hoort het samenstellen van een huurleger, maar om voldoende mannen hiervoor te krijgen moeten de regio’s een lijst met “vrijwilligers” als mogelijke huursoldaten opleveren die mee kunnen vechten. Net zoals in 1480 (en later in 1558) vinden er ‘buitengewoone oproepingen van krijgslieden plaets“. Er worden lijsten opgesteld met de namen van weerbare mannen tussen de 18 en 70 jaar. Zo staan er op de lijst van het Land van Maes de namen van 5047 mensen. Moerbeke levert er met 580 man de meeste mannen. Ze hoeven in 1552 niet in actie te komen. Gevochten wordt er dat jaar vooral in Italië.
  • In augustus sluit Karel V  met de in opstand gekomen protestante Duitse vorsten – tot hen behoort ook de keurvorst van Saksen, Mauritz van Saksen; in 1561 zal zijn dochter Anna van Saksen met Willem van Oranje trouwen – het vredesverdrag van Passau. Dit verdrag geeft enige godsdienstvrijheid aan de protestantse geestelijken. In ruil daarvoor verbreken de Duitse vorsten hun verbond met Frankrijk. Deze godsdienstvrijheid geldt echter  niet voor de Nederlanden. Daar verandert niets aan de strenge vervolging van de protestanten.
  • In Antwerpen  wordt op initiatief van de koopman en latere burgemeester Jan van der Meeren ‘Het Maagdenhuis’ opgericht. Het is “een scole voor jonge schamele meyskens” oftewel een opvanghuis voor weesmeisjes.

1553: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1553?

  • Inquisiteur Tielemans blijft in 1553 op ketters jagen. Zo laat hij in Vlaanderen twaalf protestanten ter dood brengen.
  • De omdijking van de Zijpe in Noord-Holland is eind 1552 bijna voltooid, maar stormen en ander onheil zorgen er voor dat de dijk in 1553 bijna weer geheel wegspoelt. De bekende  waterstaatkundige Andries Vierling wordt te hulp geroepen  – “Als men mij bij de eerste plannen geraadpleegd had, dan had ik de hele onderneming naar mijn beste vermogen ontraden.” Toch lukt het om het stroomgat van de Zijpe binnen één jaar te bedijken en kan het gebied drooggemalen worden. (In 1555 breekt de dijk tijdens een storm door en loopt het gebied weer onder warer. De dijk wordt hersteld, maar zal in 1570 tijdens de Allerheiligenvloed wederom door breken. Opnieuw wordt de dijk hersteld, om in 1573 doelbewust door gestoken te worden om de Spanjaarden te dwingen het beleg van de stad Alkmaar op te geven. Pas in 1597 komt de definitieve bedijking tot stand.)
  • In de zomer worden er op de Hofvijver in Den Haag ter vermaak van het publiek allerlei waterspelen georganiseerd. Het zijn een soort ridderspelen op het water. Zo zijn er roeiboten met daarin naast de roeiers één man op de achterplecht, die een lange, afgestompte lans in zijn handen heeft en daarmee moet proberen zijn tegenstander in het water te duwen. De spelen trekken veel publiek.
  • In 1553 duikt in diverse plaatsen de pest weer op, onder andere in Leiden. Het sterftecijfer in Leiden is dat jaar aanmerkelijk hoger dan normaal. Ook een tekort aan voedsel speelt hierbij een rol.
  • Op 7 december wordt in Breda Maria van Nassau geboren. Maria is het eerste kind van Willem van Oranje en Anna van Egmond. Er wordt een groot doopfeest gehouden met tal van edele gasten. Landvoogdes Maria van Hongarije is degene die Maria ten doop houdt. Ten behoeven van het feest op het Kasteel van Breda laat Willem van Oranje gigantische hoeveelheden voedsel aanvoeren. Het mag wat kosten maar dan heb je ook wat. Uit een bewaard gebleven inkooplijst: 3 reigers, 16 zwanen, 74 eenden, 101 trapganzen, 198 wintertalingen, 360 plevieren, 26 roerdompen, 163 patrijzen, 52  houtsnippen, 200 kippen, 92 kapoenen (dat zijn gecastreerde hanen), 35 fazanten, 6 korhoenders, 18 pauwen, 60 konijnen, 6 hazen, 1 hert, 4 kalveren, 30 lamsbouten, 89 gerookte tongen, 11 Mainzer hammen, 33 Westfaalse hammen, 1100 rivierkreeften en 33 forellen. Verder laat de prins allerlei zuidvruchten, waaronder sinasappelen uit Spanje aanvoeren.
  • Maarten van Rossum wordt vanwege zijn verdiensten in de oorlog tegen de Fransen door Karel V benoemd tot stadhouder van Luxemburg.

1554: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1554?

  • In januari reist de graaf van Egmont naar Londen om in opdracht van Karel V te onderhandelen over een huwelijk tussen zijn zoon Filips en de Engels koningin Mary Tudor. Karel en Mary zijn neef en nicht van elkaar. Mary is de eerste katholieke koningin na een aantal protestanten koningen op de Engelse troon. (Ze laat tijdens haar 5 jaar durende periode als koningin zoveel protestanten op de brandstapel belanden dat ze de bijnaam Bloody Mary krijgt.) Karel V ziet in het huwelijk een mogelijkheid om Engeland als bondgenoot te krijgen in zijn strijd tegen Frankrijk.
  • Op 25 juli 1554 trouwen de 27-jarige Filips II en de dan 34-jarige Mary. Filips zal 17 maanden in Engeland blijven. Er worden tal van huwelijksvoorwaarden vastgelegd. Zo zal Filips II alleen een formele koningsrol in Engeland krijgen en geen erfrecht op de Engelse troon krijgen. Ook wordt vastgelegd dat Don Carlos, de waarschijnlijk als gevolg van inteelt fysiek misvormde zoon van Filips II uit zijn eerste huwelijk met zijn nicht Maria van Portugal – ze overleed vier dagen na zijn geboorte – niet de Nederlanden zal erven, maar dat deze erfenis zal gaan naar een eventueel toekomstig kind van Filips en Mary. Dat kind zal ook de Engelse en de Spaanse troon erven. (Zover zal het niet komen; koningin Mary overlijdt in 1558 kinderloos. Haar halfzuster, de protestante Elizabeth wordt dat jaar de nieuwe koningin.)
  • In juli vallen de troepen van de Franse koning Hendrik II Henegouwen in de zuidelijke Nederlanden binnen. Ze steken twee kastelen (Binche en Mariemont) in brand. Beiden kastelen zijn eigendom van Maria van Hongarije. Het is een wraakactie voor het eerder (in het voorjaar van 1554) in brand steken door de troepen van Karel V van het Frans buitenverblijf van de  Franse koning bij Folembray, gelegen in de Picardië. Hendrik II steekt zelf het vuur aan en laat aan de ruïne van het kasteel in Blinche een bord bevestigen met de tekst: “Royne folle, souviens toi de Follembray!” (“Dwaze koningin, denk aan Follembray!). Later zullen de troepen van Karel V onder leiding van hertog Emmanuel Philibert van Savoye, bijgenaamd de IJzeren Kop, de Fransen weer terug naar Frankrijk verdrijven. Willem van Oranje is aanvoerder van één van de cavalerieregimenten.
  • De kosten van de huishouding van Willem van Oranje – hij heeft zo’n 160 man personeel in dienst, waaronder 10 edelen –  bedraagt zo’n 50.000 gulden op jaarbasis. Veel meer dan dat hij jaarlijks aan inkomen heeft. Er wordt een bezuinigingsplan opgesteld dat deze kosten moet halveren.
  • In 1554 kennen meerdere steden in de Nederlanden grote stadsbranden. Zo gaan er in januari bij een grote stadbrand in Eindhoven 150 huizen in de vlammen op in Eindhoven. Prins Willem van Oranje is door zijn huwelijk met Anna van Buren de Heer van Eindhoven geworden. Hij stelt niet alleen regels op voor de herbouw, maar biedt ook subsidies aan. Wie zijn huis binnen drie jaren gaat“ optimmeren twee vierkant hoge” en zijn huis gaat bedekken met ‘schaliën’ (houten plankjes) krijgt een derde van alle kosten vergoed. Willem scheldt de gedupeerden ook hun eventuele achterstand in betaling van beden (belastingen) kwijt. Wie na die drie jaren  een nieuw huis laat bouwen, krijgt geen vergoeding meer, maar is wel verplicht om dat huis te voorzien van een harde dakbedekking. Daarnaast verordonneert hij dat alle gedeeltelijk of niet afgebrande huizen binnen zes jaren voorzien moeten zijn van een harde dakbedekking. Ook eist hij dat er een einde komt aan het bestaan van de nauwe steegjes en kronkelige straatjes in de stad.
  • Andere steden die in 1554 grote stadsbranden kennen, zijn Goes waar op 18 mei een kwart van de stad in vlammen opgaat en Roermond waar op 16 juli bijna 1000 van de 1350 huizen afbranden. Alleen het allerarmste deel van de stad blijft de vuurzee bespaard. Dertien mensen komen om bij de brand. Bij Eindhoven en Goes zijn de branden veroorzaakt door een ongeluk, maar bij Roermond is sprake van brandstichting door baldadigheid.
  • Op 7 december overlijdt de eenjarige Maria van Nassau, het oudste kind van Willem van Oranje en Anna van Buren. Bijna twee weken later (op 19 december) wordt in Buren haar broertje Filips Willem van Oranje geboren. Filips Willem wordt vernoemd naar Filips, de oudste zoon van Karel V.

1555: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1555?

  • Op 7 juni overlijdt op 65-jarige leeftijd Maarten van Rossum aan de gevolgen van de pest. In juli wordt Willem van Oranje door Karel V als opvolger van Van Rossum benoemd als opperbevelhebber van de troepen gelegen in Givet in het prinsbisdom Luik op de grens met Frankrijk. Het leidt tot gemor bij meer ervaren legerleiders die deze benoeming aan hun neus voorbij zien gaan. Willem van Oranje krijgt er een vergoeding van 400 gulden per maand voor. ‘Nog niet genoeg om de bedienden te betalen die mijn tent moeten opzetten‘, zo klaagt hij in een brief.
  • In de herfst van 1555 besluit Karel V om terug te treden als regerend vorst van het Habsburgse rijk. Het is een ongebruikelijke stap. In die tijd treden vorsten niet af maar blijven aan de macht totdat ze dood gaan. De 55-jarige Karel is echter moe. Lichamelijk moe en geestelijk moe.
  • Terwijl familieleden namens hem de belangrijkste delen van zijn rijk besturen (zijn vrouw Isabella van Portugal is de regentes van Spanje en de Spaanse gebieden in Noord- en Zuid Amerika, zijn zus Maria van Hongarije is de landvoogdes van de Nederlanden en zijn broer Ferdinand is de regent van het Heilige Roomse Rijk) moet Karel V de hele tijd in Europa en soms ook in Noord Afrika conflicten uitvechten en verdragen sluiten. Zo voert hij tijdens zijn regeerperiode liefst vijf keer een oorlog met Frankrijk en ook met het Ottomaanse Rijk en diverse Italiaanse stedenstaten vecht hij allerlei conflicten uit. Daarnaast heeft hij te maken met het opkomend protestantisme waar hij als fanatiek katholiek fel op tegen is.
  • Als zijn broer Ferdinand buiten hem om in 1555 in september na veertig jaar religieuze twisten in het Heilige Roomse Rijk met de Duitse rijksvorsten de ‘Godsdienstvrede van Augsburg’ sluit, is Karel V ernstig teleurgesteld en besluit hij om terug te treden. Volgens de ‘Godsdienstvrede van Augsburg’ geldt voortaan het ‘cuius regio, eius religio‘ principe. Dat houdt in dat van wie het land is, ook de godsdienst van de burgers bepaalt. Als de  vorst katholiek is, dan moet het volk ook katholiek zijn; als de vorst protestant is, dan moet het volk ook protestant zijn. Binnen een regio is er aldus niet sprake van een vrije godsdienstkeuze – de burger moet de godsdienst van de heerser volgen – maar het biedt de protestanten in een regio waar een katholieke vorst aan de macht is wel de mogelijkheid om te verhuizen naar een regio waar een protestant aan de macht is. De regeling geldt overigens alleen voor het Heilige Roomse Rijk, niet voor de Nederlanden, die in 1549 juridisch onafhankelijk van het Roomse Rijk zijn geworden. In de Nederlanden blijft het katholicisme de enige toegestane godsdienst.
  • Karel V kiest er voor om het Habsburgse Rijk op te splitsen in een Oostenrijkse tak (het Duits-Oostenrijkse rijk) en een Spaanse tak (de Spaanse, Italiaanse en Nederlandse gebieden).
  • Op 25 oktober doet hij in Brussel in aanwezigheid van vertegenwoordigers van alle Zeventien Provinciën, leden van de regeringsorganen en de ridders van het Gulden Vlies troonafstand van de Nederlanden ten behoeve van zijn zoon Filips II, die hiervoor overkomt vanuit Engeland. Diens vrouw koningin Mary blijft echter in Engeland. Als Karel V de grote zaal van het paleis Coudenberg in Brussel binnentreedt, steunt hij op de schouders van Willem van Oranje, niet op die van zijn zoon Filips. Hij houdt een emotionele afscheidstoespraak. Daarna volgen er nog toespraken van onder andere zijn zus Maria van Hongarije en van Filips II. Deze laatste verontschuldigt zich dat hij het Nederlands niet machtig is, daarna  laat hij weten dat hij de rechten van zijn onderdanen in de Nederlanden zal blijven respecteren.
  • Ook Maria van Hongarije treedt terug als landvoogdes van de Nederlanden. Filips II benoemt hertog  Emanuel Filibert van Savoye, als nieuwe landvoogd van de Nederlanden. Ook benoemt Filips II elf nieuwe leden van de Raad van State, waaronder Willem van Oranje en de Graaf van Egmont.
  • De Nederlanden kennen in 1555 drie collaterale raden die de regerend vorst adviseren. ‘De Raad van State’ met daarin de belangrijkste edelen in de Nederlanden adviseert de landvoogd vooral over oorlog en vrede en over diplomatieke, bestuurlijke en gerechtelijke vraagstukken oftewel over  “les grandz et principaulx affaires”. Naast de Raad van State zijn er de ‘Geheime Raad’ en de ‘Raad van Financiën’. De ‘Geheime Raad’ adviseert de landvoogd ten aanzien van wetgeving, bestuur en rechtspraak binnen de Nederlanden. Ook is de Geheime raad de hoogste rechterlijke instantie van de Nederlanden. De Geheime Raad bestaat uit  beroepsambtenaren en juristen, veelal afkomstig uit de gegoede burgerij. De Geheime Raad heeft in de praktijk een grotere invloed op de dagelijkse gang van zaken in de Nederlanden dan de Raad van State met de edelen.
  • De derde belangrijke raad is de ‘Financiële Raad’ die zorg draagt voor het financieel beheer in de Nederlanden. Ze voert het beheer over het kroondomein, het belastingstelsel en ze controleert de financiële instellingen. Omdat Karel V en later Filips II veel geld nodig hebben voor hun oorlogen zijn ze constant op zoek naar geld. De inningen in de vorm van “beden‟ zijn de voornaamste inkomsten van de vorst. Als ‘De Financiële Raad’ heeft bepaald hoe hoog de bede moet zijn, moet zij hierover overeenstemming zien te krijgen met de Staten-Generaal. Het is vaak een moeizaam proces om tot een akkoord over de bede te komen. “De Raad kon meestal overeenkomsten afsluiten na veel moeizame en langdurige onderhandelingen. Gedachtewisselingen en wrijvingen, toegeeflijkheid en verzet, beloften, bedreigingen en vergelijkingen waren de meest voorkomende stadia. Als de bede door de verschillende gewesten was toegestaan, begon de grote taak van de inning van de vastgestelde bedragen” aldus M. Baelde in ‘De collaterale rade’.
  • In april slaat de bliksem in in de stadhuistoren van Medemblik. (Pas in 1752 zal Benjamin Franklin de bliksemafleider uitvinden.) Er ontstaat een grote stadsbrand die vijf dagen lang aanhoudt en veel van de houten huizen in de stad in as legt. In de haven ontploft er tot overmaat van ramp ook een kruitschip. Het totaal aantal doden is onbekend. Om de opbouw van de stad te kunnen betalen hoeft de stad tien jaar lang van Filips II maar een derde van de aan de stad opgelegde bede te betalen. Het maakt Filips populair in Medemblik en de stad zal dan ook lang Spaansgezind blijven. Zo gaat de Beeldenstorm van 1566 aan Medemblik voorbij.

1556: Dordrecht; foto genomen op 4 oktober 2023

1556 Dordrecht 4 okt 2023 20231004_123350

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1556?

  • Op 30 januari 1556 benoemt Filips II Willem van Oranje als ridder in de Orde van het Gulden Vlies. De ridders verplichten zich het ‘ware geloof’ – het katholieke  geloof – tot elke prijs te verdedigen.
  • Op 7 maart wordt in Buren Maria van Nassau geboren. Ze is het derde kind van Willem van Oranje en Anna van Egmont. Ze wordt vernoemd naar haar overleden zusje.
  • Op 14 september vertrekt Karel V samen met zijn zusters Maria van Hongarije en Eleonora vanuit Vlissingen naar Castilië in Spanje. Hij zal nooit meer terugkeren in de Nederlanden. In 1555 heeft hij de heerschappij over de Nederlanden al over gedragen aan zijn zoon Filips II. Het Heilige Roomse rijk; zeg maar Duitsland, Oostenrijk en het noordelijk deel van Italië – draagt hij in september 1556 over aan zijn jongere broer, de latere keizer Ferdinand I.
  • In 1556 wordt Filips II uitgeroepen tot koning van Spanje. De naam ‘Habsburgse Nederlanden’ wordt omgedoopt in de ‘Spaanse Nederlanden’. Spanje en de Spaanse Nederlanden blijven wel formeel twee zelfstandige gebieden, die beiden worden geregeerd door dezelfde vorst: de Spaanse koning Filips II.
  • Net zoals zijn vader is Filips II een streng gelovig katholiek die niets met het protestantisme te maken wil hebben. Hoewel het  protestantisme officieel verboden is en er nog steeds fel tegen wordt opgetreden, blijft in de praktijk het aantal aanhangers echter nog steeds groeien.
  • Pieter Aertsen, een Amsterdammer, die al twintig jaar werkt in Antwerpen, schildert in 1556 zijn bekendste schilderij dat we nu kennen onder de titel ‘Het boerengezelschap bij de haard’. Hij heeft een eigen nieuw genre ontwikkeld: het keukenstuk. In zijn schilderijen zien we vaak mensen die bezig zijn met de voorbereidingen van een maaltijd of zien we marktscenes. Ook zijn neef, de Antwerpse meester Joachim Beuckelaer, specialiseert zich in dit genre. Er is veel vraag naar dit type schilderijen.
  • Bij Sluis wordt de De Groote Lodijkpolder ingepolderd.

1557: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1557?

  • Op 26 juli wordt in Bergen in Henegouwen de 75-jarige oud-pastoor Angelus Merula vanwege ‘lutherij’ op de brandstapel geplaatst. Echter, voordat de stapel in de brand kan worden gestoken, krijgt hij een hartaanval en overlijdt. Desondanks wordt de brandstapel aangestoken.
  • In augustus verzamelt Filips bij Brussel en leger van liefst 60.000 man, waaronder 8.000 huursoldaten afkomstig uit Engeland die  gestuurd zijn door zijn echtgenote koningin Mary. Onder leiding van landvoogd hertog Emanuel Filibert van Savoye trekt dit huurleger vervolgens op naar Noord-Frankrijk waar het bij Saint-Quentin een Frans legers van zo’n 20.000 man verslaat. Ook aanwezig op het slagveld zijn de graaf van Egmont, hij is één van de legeraanvoerders, en Willem van Oranje. Voorafgaand aan de strijd heeft de laatste een testament laten opmaken. Als executeur van zijn testament heeft hij Perrenot de Granvelle, de latere aartsbisschop, aangewezen. Het zijn vrienden; een aantal jaar later staan ze recht tegenover elkaar. Het testament van Willem is niet nodig. Hij overleeft de slag. Duizenden Fransen sneuvelen echter wel en ook worden er veel Franse edelen gevangen genomen. De Spaans-Nederlands-Engelse troepen verliezen zo’n 1000 man.
  • De kosten van dit huurleger en die van andere huurlegers van Spanje lopen zo hoog op dat Filips II niet meer in staat is om de betalingen aan zijn geldschieters te voldoen. Het eerste Spaanse staatsbankroet is een feit. Filips schort alle betalingen op en onderhandelt met de financiers over het omzetten van kortlopende leningen dei met doorgaans hoge rentes zijn afgesloten, in langlopende overeenkomsten met lagere rentes. De financiers gaan (noodgedwongen) akkoord. Ook in 1560, 1575 en 1596 kan Spanje niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoen.
  • De graaf van Egmont laat een gebied bij de Oude Maas inpolderen. Hij noemt het nieuwe gebied Beijerland, naar zijn echtgenote Sabina van Beieren.
  • In december worden in de stad Amsterdam vier nieuwe stadsmuzikanten benoemd. Albrecht van Ham, Jan de Pree van Doornick, Symon de Sosse van Rysel en Anthoenis van der Heyde van Maestricht moeten onder andere elke dag van elf uur tot kwart over elf ter ter vermaak van de Amsterdammers een kwartier lang spelen vanuit de toren van het oude stadshuis. Bij ‘guet, schoen ende still weer‘ wordt dit boven op de stadstoren gedaan maar bij ‘quat weer‘ wordt er beneden in het zegelhuis gespeeld. Ook andere plaatsen kennen stadsmuzikanten.

1558: Utrecht; foto genomen op  8 oktober 2023

1558 Utrecht 8 okt 2023 20231008_151014

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1558?

  • In januari moet Willem van Oranje, die zelf de nodige ervaring heeft met het onderhandelen met geldschieters, in Antwerpen namens koning Filips II een lening proberen af te sluiten bij de rijke kooplieden van de stad. Hij slaagt er echter niet in om leningen voor de Spaanse koning van de Antwerpse kooplieden te krijgen, maar de Engelse kooplieden in de stad willen Filips wel een lening verstrekken.
  • In februari 1558 wordt de 37-jarige Pieter van Foreest benoemd tot Stadsgeneesheer van Delft. Hij heeft gestudeerd in Leuven, is gepromoveerd in Bologna, is daarna werkzaam als arts in Rome, om vervolgens in 1546  naar Nederland  terug te keren en wel naar Alkmaar, waar hij twaalf jaar werkzaam is als geneesheer. Op de dag dat hij Delft binnen komt, ziet hij liefst zeven begrafenistoeten voorbijkomen, zo schrijft hij in zijn dagboek. De oorzaak is een pestepidemie die de stad Delft in 1558 teistert. Er sterven dat jaar in Delft honderden mensen aan de ziekte.
  • Als stadsgeneesheer in Delft krijgt Van Foreest de taak de armen van de stad gratis te behandelen, de overheid te adviseren over de volksgezondheid en te voorkomen dat ongekwalificeerde kwakzalvers de geneeskunde kunnen uitoefenen. Hij zorgt voor een betere hygiëne in de stad door onder andere het water in de grachten regelmatig te laten verversen. Behalve met de pest houdt Van Foreest zich ook bezig met ziektes als syfilis en scheurbuik. (Later zal de universiteit van Leiden hem benoemen als hoogleraar in de geneeskunde en ook is hij enige jaren de lijfarts van Willem van Oranje. In 1584 is hij de arts die na de moord op Willem van Oranje sectie uitvoert op diens lichaam en het lichaam balsemt.)
  • Op 24 mei 1558 overlijdt in Buren op 25-jarige leeftijd Anna van Egmond, de eerste vrouw van Willem van Oranje. Willem is er stuk van. “Haar dood veroorzaakte bij mij zulk een radeloosheid en onuitsprekelijke smart dat ik een hevige koortsaanval kreeg, gepaard gaande met zenuwtrekkingen”, schrijft hij in een brief. Hun zoon, de vierjarige Philip Willem van Oranje, erft haar titels, zoals de titel Graaf van Buren – onder de naam W.A. van Buren rijdt prins Willem-Aleander in 1986 de Elfstedentocht.
  • Op 18 mei 1558 stellen de Staten Generaal in Brussel een negen jaar geldende bede vast en bieden het belastingvoorstel ter goedkeuring aan koning Filips II van Spanje aan. Filips II is niet erg tevreden over de hoogte van de door de Staten vastgestelde bede. Hij vindt het bedrag te laag, maar accepteert mokkend de regeling. Het is de laatste keer dat de Staten Generaal en de Spaanse koning tot een overeenkomst komen. Filips II besluit in samenspraak met zijn adviseur Granville om een meer autocratische koers te varen, zodat hij zelf zonder overleg met de Staten-Generaal de hoogte van de belastingen kan bepalen. De Raad van State en de Staten-Generaal wil hij zoveel mogelijk buiten het besluitvormingsproces houden. Willem van Oranje protesteert er tevergeefs tegen.
  • Op 23 september overlijdt op 58-jarige leeftijd in Spanje Karel V, een maand later overlijdt zijn zuster Maria van Hongarije, de oud-Landvoogdes van de Nederlanden.
  • Op 17 november overlijdt op 42-jarige leeftijd koningin Mary van Engeland  (Ze wordt opgevolgd door haar protestantse halfzuster Elizabeth I). Omdat het huwelijk van koningin Mary en haar echtgenoot Filips II kinderloos is gebleven, blijft de erfopvolging van de vorst van de Nederlanden in de Spaanse lijn.

1559: Leiden; foto genomen op 16 oktober 2023

1559 Leiden 16 okt 2023 20231016_163832

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1559?

  • Willem van Oranje geldt in 1559 als één van de belangrijkste raadsheren van Filips II. Hij verricht diverse diplomatieke werkzaamheden voor de Spaanse koning. Zo onderhandelt hij in april 1559 samen met de hertog van Alva – volgens Franse bronnen kunnen de twee niet goed met elkaar opschieten – en de Graaf van Egmont namens de Spaanse koning met Frankrijk. Het resultaat is een vredesverdrag tussen Spanje en Frankrijk. Eén van de zaken die bij dit verdrag wordt geregeld is het huwelijk van de dan 32-jarige Filips II met Elisabeth van Valois, de 14-jarige dochter van de Franse koning Hendrik II. Het huwelijk moet de banden tussen de twee landen versterken. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat Elisabeth met de 14-jarige Don Carlos, de zoon van Filips II, zou trouwen, maar het wordt de vader waarmee zij in het huwelijk treedt. Eén van de getuigen bij het huwelijk is Willem van Oranje.
  • Als dank voor zijn diplomatieke diensten benoemt Filips II Willem van Oranje tot stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht. Willem van Oranje geldt in deze jaren als een loyaal dienaar van de Spaanse koning, wat later terug valt te horen in het Wilhelmus (“Den koning van Hispanje heb ik altijd geëerd.)
  • Op 12 mei hervormt Paus Paulus IV de kerkelijke structuur van de Nederlanden. Hij creëert drie kerkprovincies (Utrecht,  Mechelen en Kamerijk) met aan het hoofd een aartsbisschop en achttien bisdommen. De hervormingen gaan ten koste van de inkomsten van veel abten, wat tot het nodige ongenoegen leidt.
  • In de zomer komt Filips met een aanvullende bede op de in 1558 afgesloten negenjarige bede. De Staten- Generaal willen hiermee alleen akkoord gaan als Filips bij zijn aangekondigde vertrek naar Spanje – in Spanje zijn er de nodige onlusten die zijn aandacht vragen – ook alle Spaanse troepen in de Nederlanden mee naar Spanje neemt. De troepen worden vaak te laat betaald en ondernemen dan geregeld plundertochten in de Zuidelijke Nederlanden om aan inkomsten te komen. Ook eisen ze dat Filips de Hoge Adel deel laat nemen aan het landsbestuur. Filips belooft uitvoering te geven aan  beide punten, maar het zijn vooralsnog loze beloften. De uitvoerende macht blijft grotendeels in handen van de landvoogd en de koning, ook al verblijft deze laatste in Spanje. De adel heeft nog maar weinig te zeggen. Ook blijft een groot deel van de Spaanse troepen nog in de Nederlanden.
  • Als stadhouder van Holland en Utrecht onderhandelt Willem van Oranje namens Filips II met de staten van Holland, Utrecht en later ook met Brabant over de extra bede van Filips. Mokkend gaan de staten akkoord.
  • In  augustus 1559 verblijft Filips II voor de laatste keer in de Nederlanden. Hij zal er na zijn vertrek naar Spanje nooit meer terugkeren. Hij benoemt zijn halfzuster Margaretha van Parma voorlopig voor een periode van anderhalf jaar tot de nieuwe landvoogdes der Nederlanden.  Margaretha  is het buitenechtelijke kind van Karel V en de Vlaamse Johanna van der Gheynst. Ze is geboren in Oudenaarde, zo’n 30 km van Gent, en woont tot haar tiende in Brussel.  Ze spreekt meerdere talen waaronder Nederlands. Vanaf haar tiende wordt ze opgevoed in Italië.  Als landvoogdes houdt ze domicilie in Brussel.
  • Ook benoemt Filips II Antoine Perrenot de Granvelle, de voormalige grootzegelbewaarder van Karel V – en de man die executeur is  van het testament van Willem van Oranje – als de naaste adviseur van de landvoogd. Hij is net zoals Filips een streng gelovige katholieke en voorstander van een harde lijn tegenover andersdenkenden.
  • Bij zijn vertrek laat Filips II zijn gehele verzameling historische geschriften achter en laat deze overbrengen naar het Coudenbergpaleis in Brussel.  Het is het begin van de Koninklijke Bibliotheek van België.
  • Na het overlijden van Anna van Egmond in 1558 krijgt Willem van Oranje een relatie met Eva Elinckx. Ze is de dochter van de burgemeester van Emmerik.  In september schenkt ze het leven aan een jongetje dat de naam Justinus van Nassau krijgt. Willem van Oranje erkent het kind en zal zorgen dragen voor de opvoeding. (Later zal Justinus van Nassau een militaire carrière krijgen. Zo wordt hij mede dankzij de steun van zijn halfbroer Maurits benoemd tot luitenant-admiraal van Zeeland.)
  • Willem van Oranje is niet van plan om te trouwen met Eva Elinckx. Hij heeft zijn oog laten vallen op Anna van Saksen, niet alleen vanwege haar rijkdom maar ook van wege haar politieke achtergrond. Haar vader is één van de belangrijkste Duitse vorsten. Probleem is wel dat ze luthers is en Willem van Oranje heeft toestemming van Filips II nodig om met haar te trouwen.
  • Anna van Saksen is de dochter van hertog Maurits van Saksen en diens vrouw Agnes van Hessen. In 1558 vraagt Willem om haar hand. Hij is niet de eerste royalty die dat doet. Twee jaar eerder heeft Erik, de zoon van de Zweedse koning Gustaaf Wasa, dat ook gedaan, maar dat huwelijksverzoek is afgewezen. Ook het huwelijksverzoek van Willem van Oranje wordt niet direct enthousiast ontvangen. De familie van Anna is bezorgd over de financiële status van Willem – hij heeft schulden – en hij is katholiek, terwijl Anna luthers is. Willem verzekert de familie dat Anna luthers kan blijven – tegen Filips II, die het huwelijk moet goedkeuren, vertelt hij dat Anna graag katholiek wil worden; uiteindelijk zal ze luthers blijven.
  • De elf jaar oudere Willem (hij is 25 jaar oud, zij is 14 jaar in 1558) is niet echt in de persoon Anna geïnteresseerd. Hij zoekt een vermogend iemand die hem kinderen kan schenken en die de juiste politieke connecties heeft. Zo laat hij haar liefdesbrieven – ze is na een ontmoeting met hem verliefd op hem geworden – beantwoorden door zijn jongere broer Jan van Nassau.
  • Op 6 oktober overlijdt Willem de Rijke, de vader van Willem van Oranje. Samen met Juliana van Stolberg heeft hij acht meisjes en vijf jongens gekregen – niet in die volgorde overigens. Omdat de oudste zoon Willem de grote erfenis van zijn neef René van Chalon al heeft gekregen,  laat Willem de Rijke zijn Nassause goederen (vijf  graafschappen bij Dillenburg) na aan zijn tweede zoon Jan.
  • Pieter Bruegel de Oudere schildert één van zijn bekendste schilderijen, ‘Nederlandse Spreekwoorden’ zoals het werk tegenwoordig heet. Zelf geeft hij er de titel ‘De dwaasheid van de wereld’ aan. Op het olieschilderij staan 125 Nederlandstalige spreekwoorden en gezegdes afgebeeld. Tegenwoordig hangt de ‘Nederlandse Spreekwoorden’ in de Gemäldegalerie in Berlijn. Een ander bekend schilderij dat Pieter Bruegel de Oudere in 1559 schildert is ‘De strijd tussen Vasten en Vastenavond’

1560: Katwijk aan de Rijn; foto genomen op 10 augustus 2023

1560 katwijk ad rijn 10 augustus 2023 20230810_151222

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1560?

  • Het jaar 1560 staat in het teken van de verdere opkomst van het lutherisme en calvinisme, waartegen de overheid en de katholieke kerk steeds feller van leer trekken. Velen worden ter dood veroordeeld. In Veere is bijvoorbeeld de Goese wederdoper Joos Joosten één van de slachtoffers. Eerst wordt hij gefolterd, waarbij hij via zijn knieën lange ijzeren pennen in zijn onderbeen krijgt geschroefd. Daarna belandt hij op de brandstapel.
  • Op 26 januari 1560 vaardigt Filips II een verbod uit op kamerspelen, komedies, liedjes, refreinen en balladen die de (katholieke) kerk en godsdienst als onderwerp hebben. “Ons is ter kennis gebracht dat in de Landen van Herwaarts en Derwaarts Over – Met ‘Herwaarts worden de Zuidelijke Nederlanden aangeduid; met ‘Derwaarst Over’ de Noordelijke Nederland – zowel door onze eigen onderdanen als door vreemde en buitenlandse personen die onze landen binnenkomen, diverse spelen van zinne of moraliteit, kamerspelen, esbattementen, rondelen, refreinen, balladen en dergelijke worden gemaakt, gecomponeerd en gespeeld, die dikwijls tot schandaal leiden. Men brengt er de Heilige Schrift, de goddelijke mysteriën en de instituties van onze moeder de Heilige Kerk in ter sprake, die soms slecht uitgelegd en toegepast worden. Men spreekt bovendien nadelig en smadelijk over sommige geestelijke personen en religieuzen. Het gewone volk wordt daardoor ontsticht, verleid en bedrogen, wat onverstandig, zeer bedreigend en schadelijk is voor de algemene welvaart.”, aldus de toelichting op het verbod.
  • Eind december loopt de periode van Margaretha van Parma als tijdelijke Landvoogdes van de Nederlanden af. Ondanks dat Margareta van Parma milder optreedt tegen andersdenkenden dan dat Filips II voorstaat, besluit hij om haar periode als Landvoogdes te verlengen. Wel geeft hij haar nogmaals nadrukkelijk de opdracht om het protestantisme de kop in te drukken.
  • In 1560 geeft de familie van Anna van Saksen toestemming voor haar huwelijk met Willem van Oranje. Het is nu wachten op toestemming van Filips II.  Filips II wacht met de beslissing daarover op het advies van De Granvelle.
  • In Amsterdam wordt aan de noordzijde van de Nieuwe brug het Paalhuis gebouwd. Het wordt half in het IJ gebouwd, zodat de schippers hier gemakkelijk het verschuldigde paalgeld kunnen betalen. Het paalgeld is een heffing voor schepen, die vanuit de Noordzee de Zuiderzee opvaren. Met het geïnde geld worden de merktekens in zee (zoals bakens en tonnen) bekostigd. Ook kunnen de schippers bij het Paalhuis brieven voor kooplieden achterlaten, waardoor het Paalhuis te beschouwen is als het eerste postkantoor van Amsterdam.

1561: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1561?

  • Omdat de staten weigeren om nog langer geld af te dragen aan de Spaanse koning zolang er nog Spaanse troepen in de Nederlanden zijn gelegerd, geeft de Spaanse Koning toe. Op 10 januari vertrekken, twee jaar nadat Filips II dit had toegezegd, een groot deel van de Spaanse troepen. Er blijven alleen troepen achter noodzakelijk voor het dagelijks bestuur en als lijfwacht voor de landvoogdes Margaretha van Parma.
  • Op 27 februari wordt de eerste steen gelegd van het stadshuis van Antwerpen. Het stadshuis is een ontwerp van architect Cornelis Floris de Vriendt. De bouwkosten worden op 100.000 gulden geraamd. Als het stadshuis in 1564 klaar is, zijn de kosten met 50% overschreden.
  • Nadat Filips II op advies van De Granvelle na bijna drie jaar toestemming voor het huwelijk heeft gegeven, trouwen in Leipzig op 24 augustus Anna van Saksen en Willem van Oranje. Haar familie betaalt een bruidsschat van 100.000 daalders. Na het huwelijk reist het paar via Willem’s kasteel Dillenburg naar de Nederlanden af, waar op 4 oktober een plechtige intreden in Breda plaats vindt. De stad onthaalt – op kosten van de stad – het paar feestelijk. Zo is de weg naar het kasteel met triomfbogen en zuilen versierd en staan er zo’n 60 voetknechten verkleed als ridders het paar toe te juichen – de benodigde 60 harnassen en ringkeulders (maliënkolders) heeft men in Antwerpen gehuurd en moeten na afloop per schip worden terugbezorgd. De helft van de kosten van de inhuldiging houdt de stad Breda de volgende vier jaar in op de jaarlijkse bede die de stad elk jaar moet afdragen.
  • Ondanks dat De Granvelle toestemming heeft gegeven voor het huwelijk verslechtert de relatie tussen en Willem van Oranje en hem aanzienlijk. Willem van Oranje en de graaf van Egmond beklagen zich per brief bij Filips II over De Granvelle. Zij vinden dat De Granvelle te veel buiten de Raad van State om besluit en dat ze buiten het landsbestuur worden gehouden. Ze dreigen met opstappen uit de Raad van State. Filips stuurt een verzoenend antwoord. Ook benoemt hij Willem van Oranje, een fanatiek jager, tot grootjagermeester van Holland.
  • De vervolging van ketters gaat ook in 1561 onverminderd door. In Sommelen is in december 1560 Joos Janse, naar verluidt ‘een oudt cranck man’, gearresteerd. Zijn arrestatie leidt tot een dorpsoproer, maar het mag niet baten. Na een proces wegens ketterij wordt hij ter dood veroordeeld en belandt hij op 11 oktober op het schavot te Zierikzee.
  • Op 21 december wordt De Granvelle geïnstalleerd als de nieuwe  aartsbisschop van Mechelen. Willem van Oranje en de graven Van Egmont en Horne – dat Horne slaat overigens op de Limburgse plaats Horn, niet op de Noord-Hollandse plaats Hoorn –  zijn het niet eens met deze benoeming en blijven weg bij de plechtigheid.
  • In Rotterdam vindt in 1561 een rederijkerswedstrijd plaats met toneelstukken:  ‘De Spelen van Sinne vol schoone allegatien‘. Rederijkers zijn veelal humanisten uit de betere stand die binnen de rederijkerskamers over actuele, politieke en theologische vraagstukken discussiëren. De kamers vormen een belangrijk platform voor afwijkende meningen, dit tot ongenoegen van het gezag en de Katholieke Kerk. Regelmatig worden er wedstrijden georganiseerd tussen de rederijkers van verschillende steden, die in hun bijdragen allerlei actuele kwesties behandelen. De wedstrijden zijn te vergelijken met moderne debatwedstrijden.
  • Bij de spelen van Rotterdam in 1561 spelen de rederijkerskamers van Delft, Schiedam, Gouda, Leiden, Haarlem en Amsterdam allen een kort toneelstuk dat de vraag  “wie vond de meeste troost van hen die door God verlaten leken?” moet behandelen. Het is een beladen onderwerp in de tijd waarin een felle strijd woedt over de vraag wie zich de ware kerk mag noemen en wie afvalligen zijn.

1562: Utrecht; foto genomen op  8 oktober 2023

1562 Utrecht 8 okt 2023 20231008_150703

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1562?

  • In mei is de geestelijke Carolus Daneel uit het katholieke klooster van Ieper uitgetreden en begint ’s nachts zogeheten hagenpreken voor grote groepen mensen te houden. Hagenpreken zijn (verboden) calvinistische en lutherse preken in het open veld ten tijde van de reformatie.
  • In juni volgt een zekere Antonius Algoet dit voorbeeld. Zijn nachtelijke preken trekken soms meer dan duizend toehoorders.
  • Een andere calvinistische prediker, een wever genaamd Gelein Damman, is op 16 februari vanwege het houden van hagenpreken gearresteerd in Hondschote. Zijn geloofsgenoten weten hem echter op 12 mei met een gewapende actie uit de bisschoppelijke gevangenis van Ieper te bevrijden. Twee maanden later, op zondag 12 juli 1562, houdt Gelein Damman als één van de eersten overdag (op het kerkhof van Boeschepe) een openbare preek. Met deze actie dagen de radicale calvinisten het Spaans-Nederlandse gezag openlijk uit. De preek wordt bijgewoond door zo’n tweehonderd toehoorders die bewapend zijn met stokken, messen en vuurwapens.
  • In een poging om het groeiend aantal illegale hagenpreken tegen te gaan, arresteren de katholieke machtshebbers in opdracht van  Pieter Titelmans –  hij is de belangrijkste inquisiteur – en met instemming van landvoogdes Margaretha van Parma, negen toehoorders van de hagenpreek van Damman. Ze krijgen allen de doodstraf in de vorm van radbraken, een bijzondere wrede doodstraf. (Bij het radbraken wordt het slachtoffer eerst op een rad vastgebonden, waarna de ledematen van de slachtoffers één voor één met een ijzeren staaf worden gebroken.) Gelein Damman is daags voor de gevangennemingen gevlucht en ontspringt de dans.
  • In de herfst stuurt Margaretha van Parma een klacht over Willem van Oranje naar Filips II. Willem van Oranje neemt het in de Raad van State namelijk steeds vaker op voor de Staten van Brabant in hun verzet tegen de nieuwe bisschoppelijke indeling uit 1559 en tegen de invoering van de “Spaansachtige” inquisitie.
  • Het jaar 1562 is voor Pieter Bruegel de Oude – hij wordt steeds populairder –  een productief jaar. In Antwerpen schildert hij liefst vier werken die later beroemd zullen worden: ‘De zelfmoord van Saul’ (nu te zien in het Kunsthistorisches Museum, Wenen), ‘De val der opstandige engelen’ (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel), ‘De triomf van de dood’  (Museo del Prado, Madrid) en ‘Twee aapjes’ (Gemäldegalerie, Berlijn).
  • In Amsterdam wordt aan de Kloveniersburgwal, aan de toenmalige stadsrand, het Dolhuis gebouwd. Het ‘gekkenhuis’ is bestemd voor geesteszieken. Er is plaats voor elf patiënten, die door de burgemeester worden aangewezen op grond van overlast, gevaar voor zichzelf of anderen, of omdat de patiënt niet in staat is om voor zichzelf te zorgen.

1563: Gorichem; foto genomen op  14 maart 2024

1563 Gorichem 14 maart 2024 20240314_123420

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1563?

  • Op 11 maart sturen Willem van Oranje en de graven van Egmont en Horne een brief naar Filips II, waarin ze hem verzoeken om kardinaal De Granvelle uit de Nederlanden te laten vertrekken. Op 6 juni laat Filips weten hier geen aanleiding voor te zien. Daarop stuurt het driemanschap opnieuw een brief waarin zij aankondigen uit de Raad van State te stappen als de kardinaal niet vertrekt. Als ook landvoogdes Margaretha van Parma aan Filips II laat weten dat de positie van De Granvelle niet meer te handhaven is, laat deze de kardinaal weten dat hij moet terug keren.
  • In Amsterdam woedt er een strijd tussen aanhangers van burgmeester Hendrick Dirckszoon – ‘den invloedrijken, gewetenloozen burgemeester Hendrick Dirckszoon‘ zoals zijn tegenstanders hem noemen – en aanhangers van de schout Willem Dirckszoon Bardes. De burgemeester wordt er onder andere van beschuldigd dat hij allerlei familieleden benoemd. Stadhouder Willem van Oranje wordt verzocht te bemiddelen.
  • De stad Amsterdam groeit vooral dankzij de handel met de Oostzeelanden hard. Het is inmiddels de grootste stad van de Noordelijke Nederlanden geworden en telt in 1565 ongeveer 30.000 inwoners,  De (katholieke) stad omvat 5.500 huizen, 500 drinkhuizen en 20 kloosters. De meeste huizen hebben drie of vier verdiepingen. De hygiëne in de stad is niet erg groot. Vee wordt bijvoorbeeld de stad ingebracht om er ter plekke te worden geslacht. Het slachtafval wordt vervolgens in de grachten gegooid.
  • De belangrijkste straten van de stad zijn in 1565 de Warmoesstraat en de Nieuwendijk waar de welgestelden kooplieden in grote panden wonen. (De grachtengordel zal pas in de zeventiende eeuw het centrum van Amsterdam gaan vormen.) De rijke kooplieden verhuren elders in de stad aan de minder goedbedeelden slechtonderhouden etagewoningen, vaak gevestigd in nauwe steegjes. In de binnentuinen bevinden zich beerputten met een ‘secreet’ of ‘gemak’. Hier doen de bewoners hun behoefte. De stad wordt omringd door een 6 meter hoge muur met bewaakte poorten die ’s avonds dicht gaan.

1564: Amsterdam; foto genomen op 7 januari 2024

1564 asd 7 jan 2024 20240107_113642

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1564?

  • In maart 1564 vertrekt kardinaal de Granvelle uit de Nederlanden “om zijn zieke moeder in Spanje te bezoeken”. Hij zal niet meer terug keren naar de Nederlanden, maar blijft vanuit Spanje zich wel met de Nederlanden te bemoeien. Na zijn vertrek nemen Willem van Oranje en de graven van Egmont en Horne weer deel aan vergaderingen van de Raad van State.
  • Door een conflict tussen de Spanjaarden en de Engelsen breekt er een handelsoorlog uit, waardoor de Nederlandse economie grote problemen ondervindt. De Britten verbieden Nederlandse schepen om Engelse havens aan te doen. Het handelsverkeer tussen beide landen komt stil te liggen. Ook de visserij ondervindt hierdoor grote problemen.
  • In het voorjaar stoppen de Engelsen met de uitvoer van wol  en andere halffabricaten naar Antwerpen. Omdat een groot deel van deze uitvoer ruwe lakens betreft die in Antwerpen verder wordt verwerkt, vallen veel bedrijven er stil. Duizenden arbeiders in Antwerpen zijn werkzaam in deze industrie. Uit een schrijven van de magistraat van Antwerpen aan Margaretha van Parma op 17 April 1564: “Een groot aantal scheerders, apprêteurs, ververs en anderen, wier bestaan van de lakenhandel en -fabricage afhangt, bevindt zich in zo grote nood, dat zij zonder het hulpvaardige medelijden van de vermogenden reeds van armoede zouden zijn omgekomen of – door de honger gedwongen – tot misdaad zouden zijn vervallen. Want bij gebrek aan toevoer van ruwe lakens ontbreekt hun elke mogelijkheid om in hun levensonderhoud te voorzien.”
  • 1564 is geen goed jaar voor de Nederlanden. Door mislukte oogsten stijgen de graanprijzen in de herfst wat tot veel ongenoegen onder de burgerij leidt. Daarnaast duikt her en der de pest ook weer op.
  • In oktober 1564 ontstaat er in Antwerpen bij de terechtstelling van de calvinistische predikant Christoffel Fabritius een groot oproer. Een woedende menigte bestormt de brandstapel en verjaagt de beul en zijn knechten die ze met stenen  bekogelen. Vlak voordat de knechten vluchten, steekt één van hen nog wel snel Fabritius dood.
  • Einde december 1564 komen koningin Elizabeth en landvoogdes Margaretha van Parma overeen de handelsoorlog te beëindigen.
  • Op 31 december komt de Raad van State, die onder leiding staat van Margaretha van Parma, in Brussel bijeen. Aanleiding is de toestand in de Nederlanden. Deze is in 1564 aanmerkelijk verslechterd, niet alleen op economisch gebied maar ook op het gebied van vrijheid voor de inwoners. De edelen vinden dat er een einde moet komen aan de veroordelingen en terechtstellingen van protestanten en willen dat de vervolging van hen wordt verzacht. De edelen  – de Zeventien Provincies tellen zo’n 4.000 edellieden. Je hebt hoge adel zoals Prins Willem van Oranje maar ook lage adel zoals ambachtsheren van kleine gebieden – willen hiervoor een boodschap op stellen voor koning Filips II en hem  tevens verzoeken om voor overleg met de Staten- Generaal naar de Nederlanden te komen. De Graaf van Egmont wordt uitgekozen om in Spanje deze boodschap over te brengen.
  • Willem van Oranje pleit tijdens deze bijeenkomst in zijn ‘Oudejaarsrede’, zoals zijn toespraak voor de Raad later is gaan heten, voor de gewetensvrijheid van de inwoners van de Nederlanden. Naar verluidt zegt hij: ‘Ik kan niet goedkeuren dat vorsten over het geweten van hun onderdanen willen heersen en hun de vrijheid van geloof en godsdienst ontnemen.‘ Het is de eerste keer dat Willem van Oranje zich openlijk verzet tegen de uitvoering van de decreten van de koning van Spanje.

1565: Den Haag; foto genomen op 26 juni 2023

1565 Den Haag 26 juni 2023 20230626_144746

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1565?

  • Het jaar begint met een extreem koude winter. Het levert veel mooie winterlandschappen van schilders op en ook ijspret, maar het zorgt ook voor veel ellende. Her en der sterft mens en dier aan de koude en er is een groot gebrek aan brandstof. Zo stijgt in Antwerpen de prijs van honderd takken voor de openhaard naar drie gulden, dat is gelijk aan twee weken loon van een arbeider.
  • De Graaf van Egmont komt in februari in Spanje aan om koning Filips II over te halen om de strenge maatregelen voor de Nederlanden te verzachten dan wel te beëindigen. De koning zegt hem dit toe – althans dat denkt de graaf – en de koning zet het een en ander in wat onduidelijke formuleringen op papier. Als men bij terugkomst van de graaf van Egmont in Brussel de brieven van de koning voor de Raad van State nauwkeurig bestudeert, blijkt dat de koning  de Graaf van Egmont een rad voor de ogen heeft gedraaid en dat de maatregelen onverkort gehandhaafd blijven.
  • In het voorjaar kondigt de Deense koning aan dat hij de Sont voor Hollandse schepen gaat sluiten. Hij verdenkt de Nederlandse schepen er van dat deze oorlogsmateriaal vervoeren naar Zweden, het land waarmee Denemarken in oorlog is. De Spaanse oorlogsvloot in de Nederlanden is zodanig verzwakt dat er niet tegen deze Deense afsluiting kan worden opgetreden. De invoer van Pools graan loopt door de afsluiting ook gevaar. De prijzen van graan stijgen fors. Eind juni heft de Deens koning het verbod echter weer op.
  • Een mislukte graanoogst in de zomer zorgt opnieuw voor een tekort aan graan. De graanprijzen stijgen wederom sterk, mede omdat graanhandelaren graan gaan opslaan en niet op de markt brengen in afwachting van nog hogere prijzen. Deze graanwoeker leidt in de herfst tot veel sociale onrust. Om onlusten te voorkomen wordt er tot groot ongenoegen van handelaren een exportverbod voor graan  uitgeroepen. Ze mogen het graan niet meer in het buitenland verkopen maar moeten het in de Nederlanden op de markt brengen.
  • In Noord-Holland wordt het Bergermeer, een ondiep meer met moerassen en eilandjes, drooggemalen. Na de droogmaling wordt het verkaveld. Maar omdat de grond na de droogmaling nog steeds erg drassig blijft, hebben de boeren er weinig belangstelling voor. Daarom wordt na verloop van tijd het gebruik van de percelen elk jaar bij loting toegewezen aan arme boeren. In de volksmond krijgen de percelen de bijnaam ‘Loterijlanden’, In Zeeland wordt ‘De Nieuwe Heijpolder’ bedijkt.
  • Pieter Bruegel de Oude is in 1565 de belangrijkste schilder van de Nederlanden. In opdracht van Nicolaas Jonghelinck, een kapitaalkrachtige Antwerpenaar, schildert hij dat jaar een serie van zes schilderijen, getiteld: ‘De twaalf maanden’. Elk schilderij geeft twee maanden van het jaar weer. Vijf van de zes schilderijen bestaan nog steeds en hangen vandaag de dag in beroemde musea: ‘Sombere dag’ (februari-maart), ‘De terugkeer van de kudde’ (oktober-november) en ‘Jagers in de sneeuw’ (december-januari) hangen in het Kunsthistorisch Museum te Wenen, ‘De hooitijd’ (juni-juli) bevindt zich in het Paleis Lobkowicz in Praag en ‘De korenoogst’ (augustus-september) is te zien in het Metropolitan Museum of Art in New York. Het schilderij dat de lentemaanden weergeeft is spoorloos.
  • Op 17 en 20 oktober verstuurt Filips II vanuit Spanje de zogeheten ‘brieven uit het bos van Segovia’. Hierin handhaaft hij  zijn harde lijn. Ketters in de Nederlanden moeten worden opgepakt en ter dood worden gebracht.
  • In december wordt ‘Het Verbond der Edelen’, opgericht door Hendrik van Brederode (hij is onder andere de Heer van Brederode en de Burggraaf van Utrecht) en de graven Floris van Culemborg en Lodewijk van Nassau, een jongere broer van Willem van Oranje. Het is alliantie tussen calvinistische, lutherse en katholieke edelen, voornamelijk bestaande uit de lagere en de middeladel.  De hogere adel, zoals Willem van Oranje en de graven van Egmont, van Horne en van Hoogstraten, houdt zich vooralsnog afzijdig. Het Verbond keert zich tegen de felle geloofsvervolging.  Ze willen dat landvoogdes Margaretha van Parma de inquisitie verzacht en dat de plakkaten tegen ketterij worden ingetrokken. Ze streven daarnaast ook naar het behoud van hun eigen positie. Zo worden veel lage edelen als bestuurders vervangen door ambtenaren van de koning en raken daardoor hun inkomsten kwijt.

1566: Gorichem; foto genomen op 14 maart 2024

1566 Gorichem 20240314_110658

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1566?

  • In februari overlegt Lodewijk van Nassau, een broer van Willem van Oranje, met een aantal Duitse protestante vorsten over de situatie in de Nederlanden. De broers voorzien dat de toestand in de Nederlanden wel eens uit de hand kan lopen en proberen steun van de Duitse vorsten te krijgen. Vooralsnog voelen de Duitse vorsten er weinig voor om zich met de Nederlanden te bemoeien
  • Op 5 april bieden zo’n 200 ongewapende leden van ‘Het Verbond der Edelen’, onder leiding van Hendrik van Brederode en Lodewijk van Nassau in Brussel landvoogdes Margaretha van Parma een smeekschrift aan. In dit zogeheten ‘Smeekschrift der Edelen’ verzoeken de edelen om een opschorting van de bloedplakkaten en vervolgingen, en het bijeenroepen van de Staten-Generaal  – Filips II houdt vanuit Spanje het bijeenroepen van de Staten-Generaal tegen. Zonder zijn toestemming mogen ze niet vergaderen en kunnen de staten niet meepraten over het beleid dat nu grotendeels door de Geheime raad wordt bepaald.
  • In de petitie wordt de soevereiniteit van de Spaanse koning erkend, maar zo schrijven de edelen, zij vrezen voor ‘een seer grote en generale beroerte en oproer, tenderende tot een jammerlyke verderffenisse van het gehele land’ als de bloedplakkaten gehandhaafd blijven. Het is een verkapt dreigement: als er geen godsdiensttolerantie komt, zal het volk in opstand komen.
  • Op het moment dat de edelen met de petitie op Margaretha van Parma aflopen, fluistert naar verluidt haar raadsman Karel van Berlaymont: ‘N’ayez pas peur, Madame, ce ne sont que des gueux.’ (‘Wees niet bang, Mevrouw, het zijn slechts bedelaars.’) Hendrik van Brederode en enkele andere edelen horen dit en nemen prompt de betiteling ”gueux” aan als een ‘geuzennaam’- Van Brederode wordt later de ‘Grote Geus genoemd’.
  • Margaretha van Parma  weet niet goed hoe te reageren en zegt toe dat in afwachting van een officiële reactie van Filips II ze terughoudendheid zal betrachten bij de geloofsvervolgingen. Het effect is dat er op tal van plaatsen nu openlijk hagenpreken worden gehouden.
  • In juni 1566 worden sommige hagenpreken in de openlucht soms wel door zo’n 4.000 à 5.000 belangstellenden bijgewoond. In de maand juli lopen deze aantallen nog hoger op,
  • Op 10 augustus roept tijdens één van deze hagenpreken in Steenvoorde, een dorp in Vlaanderen, een zekere Sebastiaan Matte tijdens zijn preek op opgewonden toon dat de mens soberder moet leven en dat er geen pracht en praal in de kerken behoort te zijn. Een twintigtal toehoorders dringt na afloop van de preek een nabijgelegen klooster binnen en slaan daar alle religieuze beelden aan stukken. Ze vernietigen niet alleen de  beelden, maar ook de boeken en plunderen het kerkzilver. Het is het begin van de beeldenstorm.
  • Deze ‘beeldenstorm’ wordt in de weken nagevolgd door beeldstormen elders. Eerst tussen 10 en 18 augustus vooral in Vlaanderen, daarna tussen 20 en 30 augustus in de Schelde-steden. De beeldenstorm verplaatst zich vervolgens naar de Noordelijke Nederlanden om uiteindelijk in september in Leeuwarden en Groningen te eindigen. Overigens vindt lang niet overal in het land een beeldenstorm plaats, zoals dit kaartje van ‘Stuntelaar’ uit de Wikipedia laat zien. Het blauwe gebied is het gebied waar in 1566 een beeldenstorm heeft plaats gevonden.

undefined

  • De wijze van de “beeldenstormen” is niet in elke plaats hetzelfde. In sommige plaatsen zijn het rondtrekkende groepen die kerken en kloosters plunderen, elders verloopt het ‘ordelijker’ door de lokale bevolking onder toezicht van sommige edelen. De plaatselijke autoriteiten durven bijna nergens in te grijpen.
  • In Gent laten de autoriteiten het bijvoorbeeld gebeuren dat binnen een dag in zeven parochiekerken, één collegiale kerk, vijfentwintig kloosters, tien hospitalen en zeven kapellen door plunderaars vernielingen worden gepleegd. Zo wordt de complete bibliotheek van het Dominicanenklooster Het Pand in de rivier de Leie gegooid. Het beroemde altaarstuk ‘De aanbidding van het Lam Gods’ van de gebroeders Van Eyck in de Sint-Baafskathedraal in Gent  wordt nog net op tijd gered. Het wordt verborgen in de toren van de kathedraal.
  • Eind augustus overlegt Willem van Oranje in Antwerpen met vertegenwoordigers van calvinisten. lutheranen en katholieken om de boel weer tot rust te brengen. Hij zoekt naar ‘maniere van oogluykinge‘ voor hervormingen. Op 2 september komen de drie groepen tot een akkoord. Krachtens dit akkoord worden in Antwerpen door de katholieken aan zowel calvinisten als aan de lutheranen drie stukken land toegewezen waarop zij op zon- en heiligdagen – en op een woensdag in een week zonder een heiligendag – hun diensten mogen houden.
  • Lodewijk van Nassau, de broer van Willem van Oranje, probeert in oktober de Graaf van Egmont over te halen tot een gewapend verzet. Deze weigert dat en ook Willem van Oranje is geen voorstander van zo’n verzet.
  • Koning Filips II is woedend als hij in Spanje het nieuws hoort over de beeldenstorm en de vernielingen van de katholieke heiligdommen. Hij besluit om de hertog van Alba, Fernando Álvarez de Toledo y Pimentel, kortweg Alva genoemd, met een leger van 10.000 soldaten naar de Nederlanden te sturen. Eerder is Alva al voor Filips II militair succesvol geweest in Italië.
  • Ondertussen gaat het aantal inpolderingen in de Nederlanden gewoon door. Zo wordt bij Alkmaar  het Kooimeer ingepolderd en in Brabant de Nieuwe Vossemeer.

1567: Zutphen; foto genomen op 29 maart 2024

1567 Zutphen 20 maart 2024 20240329_155727

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1567?

  • In het voorjaar van 1567 zijn er op verschillende plaatsten in het zuiden van de Nederlanden de eerste gewapende conflicten tussen opstandelingen en het Spaanse gezag. (Nog los van het twaalfjarig bestand is de benaming ‘Tachtigjarige Oorlog’ dan ook onjuist. Het moet eigenlijk de ‘Eenentachtigjarige Oorlog’ zijn.)
  • Zo vindt op 13 maart 1567 de Slag bij Oosterweel plaats. Een onervaren geuzenleger onder leiding van Jan van Marnix –  hij is Heer van Toulouse en lid van het Verbond van Edelen – wordt verslagen door een troepenmacht die vooral bestaat uit leden van de lijfwacht van Margaretha van Parma. Niet alle edelen ondersteunen de opstand. Zo vecht de graaf van Egmont zelfs met zijn troepen mee aan de kant van het gezag. Willem van Oranje stelt zich neutraal  op. Zo weigert hij om de schutterij van de stad Antwerpen tegen de geuzen in te zetten, maar aan de andere kant sluit hij de poorten van de stad en haalt de bruggen op zodat de calvinisten in Antwerpen niet naar het slagveld kunnen afreizen om de geuzen te ondersteunen. Het stelt zijn verhouding met de calvinisten zwaar op de proef.  Aan de kant van de geuzen sneuvelen tijdens deze slag bij Oosterweel naar verluidt zo’n 1.500 man, waaronder Jan van Marnix. Van degenen die zich na de slag overgeven wordt ook nog eens een flink aantal opgehangen.
  • Ook elders boekt het gezag de nodige overwinningen. Aan een bezetting van ’s Hertogenbosch door calvinistische troepen komt in april al na een maand een einde. Een veldtocht in de Noordelijke Nederlanden van een troepenmacht onder leiding van Hendrik van Brederode, de Heer van Brederode –  hij probeert onder andere  tevergeefs de stad Amsterdam binnen te trekken –  eindigt in een terugtrekking van de troepen van Van Brederode naar zijn kasteel Brederode. Op 3 mei veroveren de troepen van de landvoogdes dit kasteel en Van Brederode, ‘de Grote Geus’, op op wiens gezag de opstand in de Noordelijke Nederlanden is ontbrand, vlucht na het verlies van zijn kasteel naar Duitsland. Hier probeert hij Willem van Oranje over te halen om aan de gewapende opstand mee te doen. Als deze dat echter weigert, schrapt hij hem uit zijn testament. (Hendrik van Brederode zal in 1568 op 37-jarige leeftijd in ballingschap een natuurlijke dood sterven.)
  • Voordat de hertog van Alva op 22 augustus met zijn leger van 10.000 man in Antwerpen aankomt, heeft Margaretha van Parma eigenlijk al de opstand bedwongen. Willem van Oranje wacht de komst van Alva niet af. Hij vertrekt op 15 april naar Slot Dillenburg. De Graaf van Egmont en de Graaf van Horne blijven wel allebei in Brussel. Beiden beschouwen zich als gezagsgetrouw. De Graaf van Egmont heeft zelfs meegeholpen om de opstand te bedwingen.
  • Na de komst van Alva neemt Margaret van Parma ontslag en vertrekt naar Italië. De hertog van Alva wordt de nieuwe landvoogd. Hij voert een waar schrikbewind in. Op 20 september stelt hij de ‘Raad van Beroerte’ in, een speciale rechtbank bedoeld om iedereen te vervolgen die bij de Beeldenstorm was betrokken of aan de opstand heeft meegedaan. De rechters zijn katholieke Nederlanders en Spanjaarden. De rechtbank legt zoveel doodvonnissen op dat het volk de ‘Raad van Beroerte’ al snel de bijnaam Bloedraad geeft. Naar schatting spreekt de Raad in de negen jaar dat ze bestaat ongeveer 10.000 vonnissen uit waarvan 1.100 keer de doodstraf.
  • Op 29 september laat Alva de Graaf van Egmont en de Graaf van Horne arresteren. Voor beide (katholieke) vorsten is dit een verrassing. In december worden ze van hoogverraad beschuldigd en ter dood veroordeeld.  Ook de gevluchte Willem van Oranje wordt van hoogverraad beschuldigd.
  • Op 14 november wordt op slot Dillenburg Maurits van Oranje geboren. Hij is het vierde kind van Willem van Oranje en Anna van Saksen na Anna (geboren in 1562 en binnen een jaar overleden), wederom een Anna (geboren in 1563; later gehuwd met Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg, de stadhouder van Friesland) en naamgenoot Maurits (geboren in 1564 en net als de eerste Anna binnen een jaar overleden; de kindersterfte is hoog in die tijd.) Na de dood van Willem van Oranje in 1584 zal Maurits hem opvolgen als legerleider en later ook als stadhouder.
  • In december worden er bij Hoogheemraadschap van Rijnland stukken ingediend ‘betreffende de uitvinding van Joost Moller of Molenaer tot het omhoog brengen van water zonder gebruik te maken van molens‘. Onduidelijk is hoe zijn uitvinding werkt

1568: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1568?

  • Begin januari plunderen in het zuiden van Vlaanderen zogeheten ‘bosgeuzen’ diverse kerken in de omgeving van Reningelst en vermoorden bij deze actie drie katholieke geestelijken: een pastoor, een onderpastoor en een koster. De bosgeuzen zijn veelal meer in het plunderen geïnteresseerd dan in godsdienstvrijheid.
  • Meer gewaardeerd worden de watergeuzen, die met hun schepen Spaanse schepen en soms ook de troepen op de wal aanvallen. De watergeuzen zijn veelal protestantse ballingen, die naar het buitenland zijn gevlucht en de verdrijving van Alva en de vestiging van het protestantisme in de Nederlanden als doel nastreven. De kapiteins op de schepen zijn vaak berooide edelen uit de Zuidelijke Nederlanden die voor Alva zijn gevlucht. De bemanning bestaat uit het ‘gewone volk’, arme mensen die op zoek zijn naar avontuur met wraak voor alle vervolgingen als motivatie.
  • Filips II laat in februari op advies van De Granvelle in Leuven Philips Willem, de dertienjarige zoon van Willem van Oranje oppakken. Philips Willem studeert daar aan de universiteit. Hij wordt tegen alle Spaanse wettelijke regels in meegenomen naar Spanje en daar vastgehouden. (Hij zal zijn vader nooit meer terugzien en pas in 1595 terugkeren naar de Nederlanden.)
  • Op 29 mei wordt Willem van Oranje bij verstek samen met zijn broer Lodewijk, de graven van Hoogstraten, Van den Berg en Culemborg en de Heer van Brederode door de Raad van  Beroerten veroordeeld tot eeuwige verbanning uit de Nederlanden met confiscatie van al zijn goederen en eigendommen.  Dit overkomt meerdere edelen die de Nederlanden zijn ontvlucht. De enige manier voor deze edelen om hun bezittingen terug te krijgen is een opstand tegen de regering in Brussel en Alva te verdrijven.
  • Na de ontvoering van zijn zoon besluit Willem van Oranje, mede op fel aandringen van zijn broer Lodewijk, om mee te doen aan het gewapend verzet. Hij roept de steden in de Nederlanden op in opstand te komen. Ook probeert hij steun te vinden bij de Duitse staten. Die gaan op zijn verzoek om hulp niet in. Een poging om steun te krijgen van de protestantse koningin Elisabeth l van Engeland levert ook niks op. Deze heeft geen zin in een oorlog met Spanje. Wel staat ze toe dat de schepen van de geuzen in de havens van Engeland mogen aanmeren.
  • Willem van Oranje maakt samen met zijn broers Lodewijk en Adolf het plan om de Nederlanden vanuit meerdere posities met huurlegers binnen te vallen. De bedoeling is dat Lodewijk en Adolf met een leger vanuit het noorden zal binnenvallen, Willem, de Graaf van Hoogstraten, en Jan van Montigny, hij is de Heer van Villiers, zullen vanuit het oosten Limburg en Brabant binnenvallen en van het zuiden dienen de Franse hugenoten onder leiding van de Heer van Cocqueville Artesië binnen te vallen. Om de huurlegers te kunnen betalen, verkoopt Willem van Oranje een deel van zijn bezittingen – “zilverwerk, kleinodiën, tapijten en ander vorstelijk huissieraad‘ – en leent daarnaast ook geld.
  • In april valt Jan van Montigny met een door Willem van Oranje gefinancierd huurleger van zo’n 2.500 man Limburg binnen. Hij doet een poging om Roermond te veroveren maar dat mislukt. Hij vlucht daarop met het restant van zijn leger naar Dalheim in Duitsland, waar hij gevangen wordt genomen door een achtervolgend Spaans leger dat onder leiding staat van de Spaanse veldheer Sancho d’Ávila. (Deze Spanjaard, bijgenaamd ‘rayo de la guerra’ oftewel ‘oorlogsbliksem’, zal in 1580 een opmerkelijke dood sterven. Hij sterft niet op het slagveld maar aan de gevolgen van een trap van zijn eigen paard. Hij loopt hierbij een kleine wond op. De wond raakt geïnfecteerd waarna de infectie dodelijk blijkt te zijn.).
  • De gevangen genomen Jan van Montigny wordt naar Brussel overgebracht, waar hij in mei samen met drie anderen op de Grote Markt wordt onthoofd.
  • Meer succes kent aanvankelijk de inval van Lodewijk van Nassau in Groningen. In mei valt hij het gewest aan en verovert onder andere de Weddenborg, de borg die eigendom is van Rijksgraaf Jan van Ligne. Deze is niet alleen de Rijksgraaf van Arensburg, maar namens Filips II ook de stadhouder van Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel.  Op 23 mei vindt er bij Heilgerlee in de buurt van Winschoten een veldslag plaats tussen de troepen van Lodewijk en Adolf van Nassau (zo’n 4.000 man sterk) en een bijna even groot gecombineerd Spaans-Nederlands leger – lang niet alle edelen staan aan de kant van de opstandelingen; een groot aantal vecht met het wettelijk gezag mee – dat onder persoonlijke leiding staat van de Rijksgraaf. De slag eindigt in een overwinning voor de opstandelingen. Aan Spaanse kant sneuvelen zo’n 500 man, waaronder Jan van Lingne; aan de kant van de opstandelingen slechts zo’n 50 man waaronder Adolf van Nassau, naar verluidt omdat zijn paard tijdens de slag op hol slaat en hij midden in het vijandelijke kamp belandt. (De dood van deze jongere broer van Willem van Oranje wordt in het Wilhelmus in het vierde couplet herdacht, “Graef Adolff is ghebleven, In Vriesland in den slaech.”
  • Als reactie op deze aanvallen laat Alva eind mei in Brussel het paleis van de Graaf van Culemborg, hier is in 1565 het ‘Verbond der Edelen’ gesloten, tot op de laatste steen afbreken en laat er symbolisch zout op de grond strooien, opdat er nooit meer zaden voor een opstand kunnen groeien.
  • Op 1 juni 1568 laat Alva daarnaast achttien Nederlandse edelen, waaronder de broers Van Batenburg (de jonkers Gijsbert en Diederik van Batenburg; ze waren gevangen genomen tijdens de veldtocht van Hendrik van Brederode in 1567), als afschrikwekkend voorbeeld onthoofden op de Paardenmarkt in Brussel. Priesters proberen in de voorafgaande dagen nog om de jonkers Batenburg met de katholieke kerk te verzoenen, maar de beide broers geven hun protestantse geloofsovertuiging niet op. Daarom worden hun lichamen samen met dat van andere ‘ketters’ na de onthoofding aan palen opgehangen en de hoofden op staken gestoken. Als een eerbetoon aan hun hoge afkomst – standsverschil –  worden de hoofden van de Batenburg-broers na vier uur van de staken afgehaald. De hoofden van de andere ketters blijven op hun staken.
  • Op 5 juni worden op de Grote Markt in Brussel onder toeziend oog van een grote mensenmassa de Graaf van Egmont en de Graaf van Horne onthoofd.
  • Na de overwinning bij Heiligerlee trekt Lodewijk van Nassau zich terug op zijn hoofdkwartier bij Delfzijl, om vanuit daar een aanval op de stad Groningen te beramen. In juli stuurt Filips II een aantal van zijn oorlogsschepen onder leiding van de Nederlandse  Jonkheer François Florisz van Boshuizen naar de Eems om de bevoorrading van het leger van Lodewijk via het water te verhinderen. De Spaanse schepen worden er echter verrast door de aanwezigheid van vijftien geuzenschepen onder aanvoering van Jan Abels en Diederik Sonoy. Het komt bij Eems tot de eerste zeeslag in de Tachtigjarige Oorlog. Deze wordt gewonnen door de vloot van de geuzen die ook nog eens vier Spaanse schepen buit maken.
  • Na deze twee nederlagen besluit Alva om zelf met een troepenmacht van meer dan 10.000 man naar het noorden af te reizen. Op 21 juli vindt er bij Jemmingen, het huidige Jemgum in Duitsland, de Slag bij Jemmingen plaats. Lodewijk van Nassau trapt er in een list van Alva. Terwijl Lodewijk met zijn mannen achter een groep van 1500 ‘wegvluchtende’ Spanjaarden aanrijdt, wordt hij verrast door de rest van het leger van Alva. Aan Spaanse kant sneuvelen slechts 100 man, aan de kant van de opstandelingen liefst 7000 man. Lodewijk zelf moet zwemmend,  zonder kleren en wapens volgens de overlevering, over de Eems zwemmen om zich in veiligheid te brengen.
  • Ook de inval van Willem van Oranje in september met een huurleger van liefst 25.000 man in Limburg mislukt . Alva probeert zoveel mogelijk veldslagen op het open land te vermijden. Hij probeert vooral te voorkomen dat Willem van Oranje naar Brussel kan optrekken. Ook probeert hij, wetende dat Willem van Oranje een gebrek aan geld heeft en niet lang zijn huursoldaten kan betalen, de opmars van Willem van Oranje zoveel mogelijk te vertragen.
  • Het leger van de opstandelingen verovert weliswaar Sint-Truiden maar verliest daarna op 20 oktober de Slag bij Geldenaken. De Spaanse troepen zijn veel beter getraind dan de opstandelingen die meer dan 3000 man verliezen, waaronder de Graaf van Hoogsgstraten die samen met Willen de troepen aanvoert. De Spanjaarden daarentegen verliezen bij deze slag nog geen 100 man.
  • Ook de rest van de veldtocht van Willem van Oranje verloopt niet voorspoedig. Hij heeft veel problemen om zijn leger te bevoorraden. Alva laat namelijk overal dorpen (en de molens waarmee graan gemalen kan worden) platbranden en neemt alle mogelijke voorraden mee. Als Willem van Oranje in november door zijn geld heen is en zijn troepen niet meer kan betalen, gaan deze muiten en plunderen en is het gebeurd met zijn veldtocht. Hij moet zich weer uit de Nederlanden terugtrekken.
  • Aan het einde van 1568 heeft Alva op het land de opstand neer geslagen. Alleen op zee heeft hij nog last van de geuzen. Willem van Oranje moet zich met schulden weer terug trekken op Slot Dillenburg.
  • Ondanks alle toestanden in de Nederlanden blijft Pieter Bruegel de Oude door schilderen. Met acht schilderijen is 1568 zijn productiefste jaar. Een jaar later zal hij overlijden.

1569: Delft; foto genomen op 17 december 2023

1569 Delft 17 dec 2023 20231217_161000

Wat gebeurt er in Nederlanden in 1569?

  • In 1569 voert Spanje niet alleen strijd in de Nederlanden, maar is daarnaast ook in oorlog met de Turken van het Ottomaanse rijk. Deze oorlog die vooral in Italië en op de Middellandse Zee wordt gevoerd, kost Spanje veel geld. Ook de kosten van de legers in de Nederlanden – jaarlijks meer dan drie miljoen gulden – zorgen voor problemen voor de Spaanse schatkist. Koning Filips II geeft daarom landvoogd Alva de opdracht om er voor te zorgen dat Spanje geen geld meer hoeft ‘over te maken’ naar de Nederlanden. Alva moet van Filips er voor zorgen dat hij zelf voldoende geld in de Nederlanden ophaalt.
  • Er geldt in de Nederlanden tot dat moment een systeem van bedes – strikt formeel zijn dat “belastingverzoeken” van de Landvoogd aan de Staten- Generaal. De afzonderlijke staten leggen hun deel van de met de landvoogd afgesproken bedes vervolgens op aan de steden en dorpen en die leggen het op hun beurt weer op aan de  ‘boeren, burgers en buitenlui’ van het land.  Het is een vorm van belasting waarvan de hoogte van de op te brengen geldsom de uitkomst is van onderhandelingen tussen de Spaanse gezaghebbers en de Staten-Generaal.
  • Alva besluit echter in maart om een nieuw ‘belastingstelsel’ in te voeren. Hij wil drie types algemene  belastingen invoeren: de Honderdste Penning, de Twintigste Penning en de Tiende Penning.
  • De Honderdste penning is een belasting van 1% op alle bezittingen van roerende en onroerende aard. Voor de onroerend zaken kan je dat vergelijken met de huidige OZB. Ook de adel en de geestelijkheid moeten in tegenstelling tot het verleden deze belasting gaan betalen. De Twintigste Penning is een omzetbelasting van 5% op de verkoopprijs van onroerende goederen, min of meer te vergelijken met de huidige overdrachtsbelasting bij de verkoop van huizen.
  • De meest omstreden belastingmaatregel is de Tiende Penning, Dit is een omzetbelasting van 10% op de verkoop van roerende goederen en producten. Ook eten en drinken, kleding en andere dagelijkse producten vallen hieronder. Het moderne equivalent hiervan is de BTW) De staten willen het systeem van de tiende en twintigste penning slechts voor een periode van twee jaar in voeren en dan niet in de vorm van een percentage maar als een vast bedrag. Ze komen een bedrag van 2 miljoen overeen. (In 1571 wil Alva het systeem van de tiende penning als percentage alsnog invoeren, maar dat roept ook dan te veel weerstand op. Nadat er op veel plaatsen is  gestaakt tegen de maatregelen, trekt Filips II in 1572 de belastingmaatregel van de Tiende en Twintigste Penning in, dit in ruil voor de jaarlijkse vaste bede van twee miljoen gulden. (Daadwerkelijk is de Tiende Penning in de praktijk dus nooit ingevoerd.)
  • In 1569 verschijnt er een wereldkaart gemaakt door de Vlaamse kosmograaf Gerhard Mercator, getiteld: ‘Nova et aucta orbis terrae descriptio ad usum navigantium emendate accomodata‘ oftewel ‘Een nieuwe en verbeterde weergave van de wereld voor correcte navigatie.’ Hij is vooral bedoeld voor navigatie op zee. Mercator past hierbij een nieuwe methode toe om de ronde vorm van de aarde over te brengen op het platte vlak. Deze zogenoemde Mercatorprojectie is tot op de dag van vandaag de meest gebruikte projectiemethode. Ook Google Maps gebruikt deze methode. Wel vertekent de kaart behoorlijk. Landen op de evenaar worden bijvoorbeeld veel te klein afgebeeld, gebieden in de buurt van de poolcirkel veel te groot. Op de wereldkaart van Mercator staan ook mensen afgebeeld (waaronder menseneters in Zuid Amerika) en de vloot van Ferdinand Magallaan op weg naar Zuid-Amerika.
  • Alva versterkt in 1569 in diverse steden de militaire bouwwerken, niet vanwege de opstand –  de situatie in de Nederlanden heeft hij volledig onder controle – maar omdat hij voorbereid wil zijn op mogelijke invallen van Engeland of Frankrijk.
  • Hoewel het huwelijk tussen Willem van Oranje en Anna van Saksen al lang niet meer goed is – ze zien elkaar soms maanden niet en ook heeft Willem van Oranje naar verluidt verschillende maîtresses – krijgen ze op 10 maart toch nog samen een dochter die ze de naam Emilia geven.

1570: Haarlem; foto genomen op 28 september 2023

1570 Haarlem 20230928_122129

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1570?

  • De oudste vuurtoren van Nederland is de in 1323 gebouwde Brandaris. Hij is gefinancierd met geld van de Hanzestad Kampen die belang heeft bij een veilige vaart bij de Waddeneilanden. De vuurtoren, hij staat op het puntje van Terschelling, “belandt” echter in 1570 als gevolg van “het wandelen” van het eiland” –  aan de westelijke kant verdwijnt als gevolg van de zeestroming zand; aan de oostelijke kant spoelt er juist zand aan –  in zee en stort in.
  • Op 11 februari wordt in Brussel Jan Grauwels, alias Spelle of Spelleken, opgehangen. Hij is geen opstandeling, integendeel zelfs. Hij staat aan het hoofd van de dienst die namens Alva calvinisten en geuzen moet opsporen. Grauwels gaat zijn bevoegdheden echter ver te buiten. Hij misbruikt zijn positie gigantisch. Hij steelt spullen van verdachten, laat zich omkopen en vervolgt onschuldigen om hun families af te kunnen persen. Ook wordt hij beschuldigt van verkrachtingen. In mei 1569 heeft Alva er genoeg van hem en laat hem arresteren. In 1571 wordt hij ophangen en worden zijn bezittingen, waaronder vier huizen en twaalf paarden verbeurd verklaard.
  • Alva kondigt een algemeen pardon af, maar waarvan wel een groot aantal personen, waaronder Willem van Oranje worden uitgezonderd.
  • Op 1 november vindt de Allerheiligenvloed van 1570 plaats. Tijdens een grote herfststorm wordt het zeewater opgezweept tot grote hoogtes. Volgens sommige schattingen stijgt het water vier meter boven het normale gemiddelde vloedpeil uit. Vanaf de Waddeneilanden tot aan de de Vlaamse kust breken de dijken door, waarbij hele dorpen onder water komen te staan. Grote delen van Groningen, Friesland, Holland en Zeeland komen onder water te staan. Een aantal dorpen, zoals Moggershil op het eiland Tholen en Klaaskinderkerke op Schouwen- Duiveland, zullen nooit meer herrijzen. Ook het Waddeneiland Bosch, gelegen tussen Schiermonnikoog en Rottumeroog, verdwijnt bijna geheel in de golven – tijdens de  kerstvloed van 1717 zal het restant van dit voormalige Waddeneiland definitief in zee verdwijnen.
  • In het gewest Holland staat vijf zesde deel van het land onder water, aldus de hertog van Alva in een brief aan koning Filips II. Rond Antwerpen verdwijnen vier dorpen compleet onder een dikke laag slib. Een groot gebied rondom Antwerpen komt permanent onder water te staan: het  Verdronken Land van Saeftinghe. Ook Zeeland wordt zwaar getroffen. Bij Amsterdam bezwijkt de Diemerdijk tussen Muiden en Amsterdam, heel Amstelland loopt onder en achter de doorgebroken dijk bij Schellingwoude ontstaat er een meer: het nog steeds bestaande Schellingwouderbreek.
  • Het is de eerste keer dat er vooraf wordt gewaarschuwd voor de vloed en mogelijke dijkdoorbaraken, maar het mag niet baten. De storm eist het leven van meer dan 20.000 mensen. Alleen al in Friesland en Groningen verdrinken meer dan 3.000 mensen
  • De schade is gigantisch. Tienduizenden mensen raken dakloos en doordat het zoute water weken tot maanden op het land blijft staan, blijft landbouwgrond lange tijd onvruchtbaar. De ramp heeft ook politieke gevolgen. Veel protestanten zien de ramp als een teken – een straf – van God voor de katholieke kerk, waardoor het sentiment om het katholieke bewind te verdrijven nog groter wordt in de opstandige Nederlanden.
  • Op 9 december verschijnt de calvinistische geuzenleider Herman de Ruyter samen met een aantal van zijn mannen vermomd als monniken bij Slot Loevestein. Ze worden binnen gelaten, waarna hij het slot opeist. Er volgt een kort gevecht, waarna de geuzen het kasteel veroveren. Vijf dagen later staan de Spanjaarden voor de poort en heroveren het kasteel. De Ruyter komt bij de gevechten om.
  • In december plaatst Den Haag als eerste stad in Nederland straatlantaarns. In 33 lampen staan kaarsen die elke avond worden aangestoken.

1571: Schoonhoven; foto genomen op 31 oktober 2023

1571 Schoonhovern 31 okt 2023 20231031_132149

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1571?

  • In 1571 laten de staten van Holland in opdracht van de Spanjaarden bij Den Haag een zesde deel van het Haagse bos kappen om een verdedigingsschans aan te leggen.
  • In april en in mei plunderen de watergeuzen tot twee maal toe de kerk van Katwijk. Eén van de geuzen, Jacob van Billeken, wordt in juni bij toeval gevangen genomen en op 31 juli als zeerover opgehangen op een hoog duin bij Katwijk.
  • In het voorjaar van 1571 laat de Hertog van Alva in Antwerpen een groot standbeeld van zichzelf oprichtten. Het wordt gegoten uit het brons van de kanonnen die hij tijdens de Slag bij Jemmingen in 1568 op het leger van Lodewijk van Nassau heeft buitgemaakt. Alva’s opvolger Luis de Zúñiga y Requesens laat het standbeeld drie jaar later verwijderen. In 1577 wordt het standbeeld door de Antwerpse bevolking vernield.
  • In september kapen de watergeuzen van de vloot van Lancelot van Brederode en Willem Blois van Treslong zeven neutrale Hamburgse schepen die op weg zijn van Amsterdam naar Hamburg. Ze moordden het grootste gedeelte  van de bemanningen uit. Dit leidt tot veel internationale verontwaardiging en doet de zaak van de opstandelingen beslist geen goed. Zo zijn ze in 1572 niet meer welkom in de Engelse havens.
  • Op 14 december 1571 wordt het huwelijk van Willem van Oranje met zijn tweede vrouw Anna van Saksen ontbonden. Het botert al tijden niet meer tussen hen. Willem van Oranje gaat regelmatig vreemd. Anna van Saksen is verhuisd van Dillenburg naar Keulen, waar ze zich ophoudt met de weduwen van de graven van Egmont en Horne. In Keulen ontmoet ze (de getrouwde) Jan Rubens, waarmee ze overspel pleegt.  Anna raakt zwanger van hem en op 22 augustus 1571 wordt een dochter geboren, waarvan Willem, gezien de datum waarop het kind verwekt moet zijn gecombineerd met zijn maandenlange afwezigheid, niet de vader van kan zijn. Willem erkent het kind dan ook niet.
  • Als Willem van Oranje verneemt dat Jan Rubens de vader is, laat hij hem twee jaar lang op sluiten in een kerker. Als bedrogen vorstelijk persoon heeft hij volgens de wet zelfs het recht om Rubens te laten executeren, maar gelukkig voor de schilderkunst ziet hij daarvan af. In 1576 verwekt Jan Rubens namelijk nog een kind en wel bij zijn eigen vrouw. Dit jongetje, geboren op 28 juni 1577 kennen we vandaag de dag als de schilder Peter Paul Rubens.
  • Willem van Oranje laat op 14 december 1571 zijn huwelijk met Anna van Saksen door de kerk nietig verklaren op grond van overspel. Een overspelige vrouw kan in die tijd ook ter dood worden veroordeeld, maar Willem is bang dat als hij daarvoor kiest, hij de steun van de Saksen in de strijd tegen Filips II zal verliezen. Anna krijgt na de ontbindingen van het huwelijk geestelijke problemen en haar oom August laat haar in een slot in  Dresden opsluiten in een kamer met twee dichtgemetselde ramen. In de jaren die volgen kwijnt ze steeds verder weg en valt ten prooi aan hevige depressies. Ze overlijdt in 1577 op 32-jarige leeftijd.

1572: Delft; foto genomen op 17 december 2023

1572 Delft 17 december 2023 20231217_154117

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1572?

  • Na de mislukte eerste invasies van de Nederlanden door Willem van Oranje en zijn broers Lodewijk en Adolf in 1568 is er op militair gebied in de Nederlanden op het land niet veel meer gebeurd. De Spanjaarden hebben in de jaren 1569 t/m 1571 de zaak stevig onder controle.
  • Her en der delen alleen de watergeuzen  – ze hebben kaperbrieven van Willem van Oranje gekregen waarmee ze Spaanse schepen mogen aanvallen – nog wat speldenprikjes uit.  Af en toe vallen ze ook ergens het land binnen, niet tot  genoegen van de plaatselijke bevolking. Zo onderneemt In maart de watergeus Bloys van Treslong een strooptocht bij Wieringen. Hij raakt er echter met drie schepen vastgevroren in het ijs. Tijdens een plundertocht over het eiland raken hij en zijn manschappen in gevecht met een aantal woedende boeren. Hierbij komen een aantal geuzen om het leven.
  • Treslong komt even later nog verder in de problemen als een groep Spaanse soldaten over het ijs naar zijn vastgevroren schiepen dreigt te komen. Hij vindt  de Wieringers bereid om zijn schepen los te hakken uit het ijs. Dit in ruil voor zijn erewoord dat de Wieringers nooit meer door watergeuzen lastig gevallen zullen worden. Als onderpand voor die belofte moet hij zijn zwaard achterlaten. Treslong ontsnapt aan de Spanjaarden en zal even later deelnemen aan de verovering  van Den Briel.
  • In maart ligt een vloot van de geuzen in de haven van Dover, maar moeten daar van de Engelse koningin Elizabeth  vertrekken. Ze besluiten naar Texel te varen, maar belanden door een storm en slechte navigatie bij Den Briel. Een inwoner van Den Briel, ene Jan Pieterszoon Koppelstok, ziet de schepen voor de kust liggen en vaart er in zijn roeiboot heen. Hij vertelt ze dat het grootste gedeelte van het Spaanse garnizoen zich niet in de stad bevindt, waarop de Geuzen aan land gaan en de stad opeisen. ‘In naam van Oranje, doe open die poort!’, schreeuwen ze bij de stadspoort. De burgemeester van Den Briel, ene Koekebakker; zo heet hij, weigert dat, waarop de watergeuzen de stadsmuren bestormen en  Den Briel veroveren. “Op 1 april verliest Alva zijn bril.’
  • Alva neemt de zaak aanvankelijk niet erg hoog op. Wel geeft hij Maximiliaan van Hénin-Liétard – hij is niet alleen de graaf van Boussu maar is ook door Alva aangewezen als de stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht en daarmee de opvolger van Willem van Oranje – de opdracht om Den Briel terug te veroveren. Omdat de stadstimmerman van Den Briel echter een sluis open zet, lopen de landerijen rondom de stad onder water en kunnen de graaf van Boussu en zijn troepen Den Briel niet bereiken.
  • De actie van de watergeuzen vindt navolging. Op 6 april komt de bevolking van Vlissingen in opstand en verjagen het Waalse garnizoen uit de stad. Op 14 april roept Willem van Oranje alle steden in de Nederlanden op tot verzet tegen Alva. Meer dan twintig steden, vooral die met veel Calvinistische inwoners zoals Enkhuizen, Hoorn, Haarlem, Leiden, Delft, Rotterdam, Dordrecht en Utrecht geven, al of niet naar wat aandringen van de geuzen, aan de oproep gehoor.
  • Alva is verrast door deze plotselinge massale opstand en zijn troepen staan niet direct paraat om er tegen op te treden.  Sommige steden met veel katholieke inwoners zoals Amsterdam, ’s Hertogenbosch, Breda en Middelburg blijven echter Alva en de Spaanse koning wel trouw.
  • In mei komen de troepen van Alva in actie. Zo heroveren Spaanse troepen onder leiding van  Sancho – de bliksemschicht –  d’Avila,  op 8 mei Arnemuiden. Bij de herovering van Arnemuiden komen honderden burgers om het leven.
  • Elders vinden er ook tal van gewelddadigheden plaats, zowel aan Spaanse kant als aan de kant van de opstandelingen. In steden en dorpen waar veel calvinisten, wederdopers en lutheranen in het verleden zijn terechtgesteld, is er sprake van veel opgekropte woede onder de bevolking. Dit komt tot uiting in het vermoorden van talloze katholieke geestelijken en machtshebbers. Zo laten de mannen van de geuzenleiders Willem Lumey en Diederik Sonoy – beiden gelden als buitengewoon wreed en hardvochtig – negentien katholieke geestelijken van Gorinchem naar Den Briel over brengen om hen daar vervolgens op te hangen.
  • De Oranjes komen ook in actie en sturen huurlegers naar de Nederlanden. Vanuit het noorden trekt een leger onder leiding van graaf Willem IV van den Bergh het land binnen. Zijn leger verovert onder ander Zutphen (ze houden er flink thuis), Zwolle (de stad biedt geen tegenstand) en Kampen. Vanuit het oosten trekt Willen van Oranje het land binnen en verovert onder andere Roermond, waar zijn mannen een aantal geestelijken ophangen. De prins die voor godsdienstvrijheid is, grijpt hierbij niet in. Daarna trekt hij naar Mechelen en wordt er even later door de bewoners van de stad verwelkomt. Vanuit Frankrijk valt Lodewijk van Nassau, de jongere broer van Willem, de Zuidelijke Nederlanden binnen en verovert Bergen.
  • In juli komen twaalf steden uit Holland in Dordrecht bijeen. Tijdens deze vergadering herbenoemen de steden Willem van Oranje in de functie als stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht.
  • In augustus is dit de situatie in de Nederlanden. De steden op dit kaartje die de kant van de opstandelingen hebben gekozen, zijn de oranje gekleurde steden. De steden die trouw zijn gebleven aan de Spanjaarden zijn de geel gekleurde steden.

undefined

(afbeelding Stuntelaar voor de Wikipedia)

  • Vanaf augustus gaat het echter mis met deze tweede invasie van de Oranjes. Ze hebben gerekend op de toegezegde steun van de Hugenoten uit Frankrijk, maar na de Bartholomeüsnacht op 23 augustus, waarbij duizenden calvinistische hugenoten in Frankrijk worden afgeslacht, blijft deze steun uit. Ook krijgt de invasie te maken met grote Spaans legers met duizenden huursoldaten die Filips II naar de Nederlanden stuurt. Graaf Willem IV van den Bergh moet vluchten naar Duitsland, Lodewijk van Nassau moet Bergen opgeven en geeft zich over aan Alva, die hem opmerkelijk genoeg laat vertrekken uit de stad. In Roermond  ontmoet Lodewijk zijn broer Willem, die naar het westen van het land afreist. Lodewijk reist door naar hun Duitse landgoed.
  • Het belangrijkste Spaanse leger staat onder leiding van generaal Fadrique Álvarez de Toledo, beter bekend als Don Frederik, de zoon van Alva. Tijdens zijn veldtocht treedt hij buitengewoon wreed op. Als zijn troepen bij een stad verschijnen, en de stad geeft zich niet direct over maar pleegt eerst verzet, dan laat Don Frederik na de verovering van de stad een groot deel van de bevolking uitmoorden. Dit overkomt onder andere de inwoners van de steden Mechelen, Zutphen en Naarden. Als dit nieuws elders bekend wordt, besluiten de meeste opstandige steden om het Spaanse gezag weer te erkennen en geen verzet te plegen.
  • Als in december Don Frederik voor de poorten van Haarlem verschijnt – deze stad geeft zich niet over – is de situatie behoorlijk ten gunste van de Spanjaarden veranderd. Alleen in Holland, en deels in de staten Utrecht en Zeeland waar de geuzen Middelburg belegeren, hebben de opstandelingen het nog voor het zeggen.

1573: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1573?

  • Sinds mei 1572 belegeren de geuzen Middelburg en hongeren ze  de stad uit. De Spanjaarden sturen in april 1573 een vloot onder leiding van Sancho – de bliksemschicht – d’Avila om de stad te ontzetten. Tot twee keer toe vindt er een zeeslag plaats. Op 17 april vindt de Slag bij Vlissingen plaats, waarbij de Spaanse schepen te dicht onder de kust varen en zwaar onder vuur worden genomen door de kanonnen op de stadsmuur van Vlissingen – de stad is in handen van de geuzen. Vijf dagen lager vindt de slag bij Borsele plaats. Beide zeeslagen worden gewonnen door de geuzen – ze veroveren een vijftal Spaanse schepen – maar wel slagen enkele Spaanse transportschepen er in om de steden Middelburg en Arnemuiden te bereiken om er voorraden af te leveren.
  • Op 5 augustus veroveren de geuzen met hulp van een list Fort Rammekens vlakbij Vlissingen. Ze doen net alsof ze het vlakbij gelegen Arnemuiden, dat in Spaanse handen is, gaan aanvallen. Als de soldaten in Fort Rammekens, op een 70-tal soldaten na, richting Arnemuiden vertrekken om daar te hulp te bieden, trekken de geuzen via een omweg naar het fort en veroveren ze het op de achterblijvers. De belegering van Middelburg gaat ondertussen door. Eind 1573 is het voedseltekort in Middelburg zo groot dat honderden burgers en soldaten er de hongerdood sterven.
  • Een Spaans leger onder leiding van Alva’s zoon Don Frederik belegert sinds december 1572 Haarlem en probeert de stad uit te hongeren. Aanvankelijk lukt het nog om de stad te bevoorraden over het bevroren Haarlemmermeer – en nadat het ijs van dit meer in het voorjaar is gesmolten met hulp van boten van de watergeuzen – maar als er bij Amsterdam – deze stad heeft de kant van de Spanjaarden gekozen – er dijken worden doorgestoken, kunnen Spaanse schepen het Haarlemmermeer opvaren.
  • Op 26 mei valt een Spaanse vloot van 63 schepen onder leiding van de Spaanse admiraal Bossu op het Haarlemmermeer een vloot van 100 schepen van de watergeuzen aan. De geuzen hebben weliswaar een overtal aan schepen, maar die van de Spanjaarden zijn beter uitgerust. Ook staat de wind gunstig voor de Spaanse vloot. De Hollandse vloot wordt verslagen en vanaf dat moment kan Haarlem niet meer worden bevoorraad.
  • Haarlem verzet zich nog twee maanden lang – in totaal duurt het beleg zeven maanden; de Spanjaarden vuren meer dan 10.000 kanonskogels af – tegen de overmacht. Ook sommige vrouwen zoals Kenau Simonsdochter Hasselaer “staan hun mannetje”, maar op 13 juli is de hongersnood in de stad met ruim 25.000 inwoners zo groot dat de stad zich na onderhandelingen overgeeft. Voor het kapitale bedrag van 240.000 gulden koopt het stadsbestuur plundering van de stad af. Wel worden veel soldaten in de stad, nadat deze zich hebben overgeven, door de Spanjaarden opgehangen. De schattingen van het aantal slachtoffers van deze lynchpartij lopen uiteen van 300 tot 2.000 man. Naar verluidt worden op een gegeven moment de soldaten in tweetallen ruggelings aan elkaar gebonden en in de Spaarne gegooid. Dit om er niet genoeg touw voor handen is om ze allemaal op te hangen.
  • Na het veroveren van Haarlem reizen de troepen van Don Frederik door naar Alkmaar en belegeren vanaf 23 augustus deze stad. Alkmaar is niet echt goed voorbereid op een beleg. Als ze zien dat de Spanjaarden Haarlem belegeren, laten ze het stadsvuil niet meer afvoeren, maar dit buiten de stad met aarde bedekken zodat de hoop gebruikt kan worden als een verdedigingsschans. Ook laten ze, vlak voordat de Spanjaarden de stad bereiken, nog een regiment geuzen de stad in die het garnizoen in de stad moet versterken. Niet iedereen in Alkmaar is overigens enthousiast over de aanwezigheid van de geuzen in de stad.
  • De beste verdediging die de Alkmaarders zien is het onder water zetten van het land rondom de stad. Ze willen daarom dat de andere opstandige steden de dijken in het gebied rondom de stad door steken. Dit verzoek wordt door stadstimmerman Van der Mey de stad uit gesmokkeld. Hij wordt in het donker op pad gestuurd met een uitgeholde polsstok, waarin de brieven verstopt zitten. Het gat waarin de brieven zitten is afgedicht met hout en afgewerkt, dit voor het geval  Van der Mey door de Spanjaarden gepakt wordt, maar hij weet met succes door de vijandelijke linies heen te komen en de brieven te bezorgen. Op 23 september laat Willem van Oranje na overleg met de steden en de geuzen de dijken doorsteken en stroomt er water het land op, Als er een grote modderpoel rondom de stad ontstaat, besluit Don Frederik op 8 oktober om de Spaanse troepen terug te trekken. Alkmaar is “bevrijd” Het is het eerste keer dat het Spaanse leger van Don Frederik wordt “verslagen”.  ‘Bij Alkmaar begint de Victorie!’. Als dank schenkt Willem van Oranje Alkmaar het eeuwige recht op een kaaswaag.
  • Op 28 augustus verovert een geuzenleger van zo’n 1500 man – naast de geuzen zelf bestaat het uit ingehuurde buitenlandse huursoldaten (Engelsen, Fransen en Schotten) – Geertruidenberg. Het stadsbestuur koopt plundering van de stad af in ruil voor een maand soldij. Op 1 september bezoekt Willem van Oranje vanuit Dordrecht de stad en stelt een zekere Tseraerts aan als gouverneur. Als de prins weer vertrokken is, plunderen de mannen van Tseraerts alsnog de stad en houden er daarnaast een beeldenstorm. Tseraerts, die zich hiertegen verzet, wordt door hen omgebracht. Als Willem van Oranje dit nieuws hoort, stuurt hij een regiment naar Geertruidenberg en laat de daders van de moord op Tseraerts ophangen,
  • Begin oktober vindt er de Slag op de Zuiderzee plaats  Op de Zuiderzee verslaan de geuzen tijdens deze zeeslag – de gevechten duren meerdere dagen – een Spaanse vloot die onder leiding staat van admiraal Bossu. Omdat Enkhuizen, Hoorn en Medemblik in handen zijn van de geuzen kunnen de watergeuzen op de Zuiderzee de toegang tot Amsterdam blokkeren. Alva wil een eind aan deze blokkade maken. Hij laat in Amsterdam een groot admiraliteitsschip bouwen met de opmerkelijke naam ‘Inquisitie’. Samen met een vijftiental andere Spaanse schepen valt de ‘Inquisitie’ in oktober op de Zuiderzee de vloot van de watergeuzen aan. Die hebben weliswaar meer schepen (25 stuks) maar deze zijn allemaal een stuk kleiner en hebben daardoor minder vuurkracht en reikwijdte.
  • De geuzen proberen het daarom om het niet op een vuurgevecht te laten aankomen, maar trachten zoveel mogelijk Spaanse schepen te enteren. Ene Jan Haring slaagt er in om via het want op de Inquisitie te klimmen en er daarna de mast in te klimmen. Hij haalt vervolgens de admiraliteitsvlag omlaag. Als de Spanjaarden Jan Haring in de mast zien, schieten ze hem op hem en valt hij met de vlag dood op het dek. Een aantal Spaanse schepen zien dat op de Inquisitie de vlag is gestreken en denken dat de admiraal zich heeft overgegeven. Ze vluchten daarop met hun schepen naar de haven van Amsterdam. Het gevecht rondom het admiraliteitsschip en enkele andere niet vertrokken Spaanse schepen duurt nog een aantal uur, maar op 12 oktober geven de Spanjaarden zich over. Admiraal Bossu wordt met 200 soldaten in Hoorn gevangengezet.
  • Na de mislukte poging om Alkmaar te veroveren trekken de Spaanse troepen van Don Frederik naar Leiden, waar ze op 30 oktober arriveren en een begin maken met de omsingeling van de de stad. Met een onderbreking van twee maanden zal Leiden bijna een jaar lang belegerd blijven.
  • In november wordt Don Frederik als bevelhebber van de Spaanse troepen bij Leiden vervangen door Francisco de Valdez. Volgens latere geruchten wil deze Leiden niet massaal beschieten, omdat zijn geliefde (Magdalena Moons) familieleden in Leiden heeft wonen. (Willem Bilderdijk zou in 1824 over haar dichten: “Geen bloedig slagzwaard, neen, geen staal is ’t maagdlijk wapen / De tederheid van ziel, zie daar uw boezemschat, / En schoonheid is ’t geweer waarmeê gy werdt omschapen,”)
  • Filips II vervangt daarnaast in november Alva als landvoogd door Luis de Zúñiga y Requesens, ook een militair maar wel eentje die meer een politicus is dan een veldheer. Hij kondigt aan dat hij de Raad van Beroerte zal opheffen. Daadwerkelijk geschiedt dit opheffen pas op 14 mei 1576, maar na december 1573 heeft de ‘Bloedraad’ geen doodvonnissen meer uitgesproken.

1574: Leiden; foto genomen op 20 september 2023

1574 Leiden 20 sept 2023 20230920_155851

Wat gebeurt er inde  Nederlanden in 1574?

  • In het jaar 1574 is het er op of er onder voor de opstand.  Holland is door de Spanjaarden na de val van Haarlem in 1573 in twee delen verdeeld die nog in handen zijn van de opstandelingen en daarnaast beheersen de geuzen gedeeltes van Zeeland. Leiden wordt belegerd.

00 1574

De situatie in 1574. Oranje is het gebied dat wordt beheert door de geuzen en de Staatse legers van de opstandelingen, geel is het gebied waar de Spanjaarden heersen, het grijze gebied is de onafhankelijke prinsbisdomstaat Luik dat ook door de Spanjaarden wordt beheerst. (Afbeelding afkomstig van de Wikipedia.)

  • In Zeeland heersen de Geuzen over het westelijke deel van Walcheren. De steden Vlissingen en Veere hebben in 1572 de kant van de opstandelingen gekozen en zijn in Staatse handen. Middelburg is echter trouw gebleven aan Filips II. Daarom belegeren de geuzen deze stad al sinds april 1572. Ze proberen de stad uit te hongeren. De Spanjaarden besluiten in januari 1574 een poging te wagen om Middelburg te ontzetten en sturen twee oorlogsvloten naar Walcheren. Vanuit Antwerpen vertrekken er 30 grote oorlogsschepen en vanuit Bergen op Zoom zo’n 75 kleinere boten. Ook de vloot van de geuzen is na overleg met de in Zeeland verblijvende Willem van Oranje in twee delen gesplitst. De Westerschelde wordt bewaakt door 40 schepen en zo’n 70 schepen zijn belast met de verdediging van de route langs de Oosterschelde.
  • Bij  Reimerswaal op de Oosterschelde vindt er op 29 januari een slag plaats tussen de Spaanse vloot en de vloot van de geuzen. Het wordt een grote overwinning voor de geuzen die veel beter bekend zijn met de vaarwegen. Bij de slag verliezen de geuzen slechts twee schepen en tellen zo’n 300 doden en gewonden, waaronder wel de geuzen-admiraal Boisot die een oog kwijt raakt. De Spanjaarden verliezen 15 schepen en tellen meer dan 1.000 doden, waaronder hun bevelhebber De Glimes. Ze trekken zich daarop terug. In februari geeft Middelburg zich over en krijgen de geuzen de controle over heel Walcheren.
  • Vanaf 30 oktober 1573 belegeren de Spanjaarden Leiden. Als deze stad valt, dan wordt het gebied waar de Staatse opstandelingen het voor het zeggen hebben in Holland wel heel klein. In een poging om de stad te ontzetten stuurt in april 1574 Willem van Oranje daarom een groot huurleger vanuit de Duitse staten naar de Nederlanden. Dit leger bestaat uit zo’n 6.000 man infanterie en 1.700 cavaleristen. Het staat onder leiding van zijn twee jongere broers Lodewijk en Hendrik van Nassau.
  • Als de Spaanse troepen vernemen dat er een  leger van de Staatse troepen onderweg is, onderbreken ze het beleg van Leiden en reizen ze de Oranjes snel tegemoet. In de buurt van de Maas treffen op 14 april 1574 de twee legers elkaar. De Spaanse huurlegers tellen zo’n 5.500 man, iets minder dan dat van Oranjes, maar hun positie ter velde – ze zijn eerder aangekomen op het slagveld en gelegerd op veel betere posities-  is veel gunstiger.
  • De slag bij de Mokerhei – hij wordt uitgevochten op de heide vlak bij het dorpje Mook – wordt een grote overwinning voor de Spanjaarden. Zelf verliezen ze naar verluidt maar 40 man, de troepen van de broers van Nassau liefst 3.000 man. Ook de beide broers Van Nassau sneuvelen. Hun stoffelijke overschoten worden niet terug gevonden. Willem van Oranje heeft nu al drie broers verloren in de strijd tegen de Spanjaarden. Eerder sneuvelde al zijn broer Adolf. Na deze overwinning keren de Spaanse troepen terug naar Leiden en hervatten het beleg. Leiden heeft hier niet op gerekend en heeft niet voldoende voedsel de stad binnen gehaald voor een tweede beleg.
  • Op 29 mei doet een deel van de Spanjaarden ook een poging om Delft in te nemen. Dit mislukt. Wel slagen ze er in om Den Haag te bezetten. Deze stad kent in tegenstelling tot Delft en Leiden geen stadsmuren. De Spaanse troepen in Den Haag worden er gastvrij onthaald door de overwegend katholieke inwoners van de stad.
  • Het tweede beleg van Leiden duurt bijna zes maanden. Na een aantal maanden ontstaat er grote hongersnood in de stad. De Staten van Holland besluiten eind juli – op voorstel van Willem van Oranje – om een groot deel van het zuiden van Holland onder water te zetten. Niet alleen om de Spaanse troepen in hun bewegingsvrijheid te belemmeren, maar ook om het mogelijk te maken dat de geuzen per boot naar Leiden kunnen varen om daar deel te kunnen nemen aan de gevechten. Begin augustus worden de dijken doorgestoken.
  • Een maand na het doorsteken van de dijken is het water zodanig gestegen dat er een vloot van gewapende platbodems, bemand met geuzen en huurlingen, richting Leiden kan varen. Na de nodige gevechten met de Spaanse troepen in de omgeving van de stad bereiken de geuzen Leiden en in de nacht van 2 op 3 oktober verlaat het Spaanse leger hun laatste verdedigingsfort, de schans bij Lammen, en is Leiden ontzet. Leiden is na Alkmaar de tweede grote Hollandse stad die de Spaanse troepen niet veroveren. Het  aantal slachtoffers in Leiden is wel groot. Naar schatting zijn er tijdens het beleg, vooral door ondervoeding en ziektes, zo’n 4.000 van de 14.000 inwoners van Leiden om gekomen.

1575: Deventer; foto genomen op 14 januari 2024

1575 Deventer 14 jan 2024 20240114_115135

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1575?

  • Vanwege het ‘manmoedig verzet’ schenkt Willem van Oranje de stad Leiden een universiteit: de ‘Academia Lugduno Batava’. Op 8 februari wordt de universiteit officieel opgericht. Het is de eerste universiteit in de Noordelijke Nederlanden. De Zuidelijke Nederlanden kennen al sinds 1425 een universiteit: de Universiteit van Leuven.
  • In februari probeert de Spaanse landvoogd Requesens een vredesregeling tot stand te brengen. Vanaf maart vinden er in Breda na bemiddeling van Maximiliaan II, de keizer van het heilige Roomse rijk, onderhandelingen plaats tussen de Spanjaarden en vertegenwoordigers van Willem van Oranje en de opstandige Staten Holland en Zeeland. Als Filips II echter vast blijft houden aan zijn eis dat alle niet-katholieken het land moeten verlaten – wel wil hij ze 7 tot 10 jaar de tijd geven om dit te doen en mogen ze eerst hun bezittingen ten gelde te maken – worden in juli de besprekingen afgebroken en worden de vijandelijkheden hervat.
  • Begin mei overlijdt in Keulen de Nederlandse cartograaf Jacob van Deventer. Hij is vooral bekend van de meer dan 200 nauwkeurige stadsplattegronden van Nederlandse steden die hij in opdracht van Filips II heeft gemaakt; allemaal met dezelfde schaal (1 op 8.000 en met steeds het noordoosten boven.) Hij ontvangt hier een jaargeld van 200 gulden voor. Filips II wenst een plattegrond van alle steden die militair gezien van belang zijn. Van Deventer reist daartoe vanaf 1561 veertien jaar lang rond door de Nederlanden. De landvoogd heeft hem voor zijn werk een vrijgeleide gegeven,  gericht aan “alle gezaghebbers, wethouders, wachten van steden, bruggen, havens, passages , passen en andere versterkingen en forten”, waarin staat dat ‘nostre géographe maistre Jacques de Deventer’ en zijn dienaars overal vrije toegang en hulp verleend moet worden.
  • Op 4 juni vormen de Staten Zeeland en Holland de Hollands-Zeelandse Unie, ook wel de Unie van Dordrecht genoemd. Een maand later kiezen de twee staten Willem van Oranje als hun stadhouder. De Staten kennen nu twee stadhouders: een Spaanse stadhouder en Willem van Oranje.
  • Op 12 juni trouwt Willem van Oranje voor de derde maal. Deze keer met de Française Charlotte de Bourbon. Het is voor beiden (waarschijnlijk) een huwelijk uit liefde en geen huwelijk uit berekening. Willem van Oranje heeft schulden en zij krijgt van haar ouders geen bruidsschat, omdat zij uit een klooster is getreden en is overgegaan tot het calvinisme. In zes jaar tijd krijgen ze zes dochters.
  • Aanvankelijk kennen de Spanjaarden na het afbreken van de vredesonderhandelingen de nodige successen. Zo nemen ze Buren, Oudewater en Schoonhoven in. De gewelddadige verovering van Oudewater op 7 augustus leidt tot de zogeheten Oudewaterse Moord.  Een groot deel van de bevolking wordt na de verovering vermoord en de stad wordt deels door brand verwoest.
  • Vervolgens begeven de Spaanse troepen zich naar Zeeland. Omdat de Zijpe laag staat, kunnen ze daar door heen waden – ze staan tot hun middel in het water – en trekken vervolgens verder over de eilanden Duiveland en Schouwen naar Zierikzee en belegeren de stad.
  • Het voeren van twee oorlogen tegelijkertijd – in de Nederlanden en tegen het Ottomaanse rijk op en rond de Middellandse Zee – is echter een zeer kostbare zaak voor de Spanjaarden. Zo bedragen de gezamenlijke kosten van deze twee oorlogen in 1572 zo’n 7 miljoen gulden en lopen deze kosten in 1574 zelfs op tot 11 miljoen (4 miljoen voor de strijd op en om de Middellandse Zee tegen de Turken en liefst 7 miljoen voor de strijd  in Nederlanden). Die 11 miljoen is bijna evenveel als de 12 miljoen inkomsten dat jaar van Castilië, de regio waar vrijwel al het geld voor de oorlogen vandaan moet komen. Spanje leent daarom steeds meer geld om de twee oorlogen te kunnen blijven financieren. In 1575 volgt er een staatsbankroet. Op 1 september kondigt Filips II de opschorting van de rentebetalingen op de staatsschuld van Castilië af.
  • In december besluit landvoogd Requesens dat vanaf 1 januari 1576 het nieuwe jaar in de Nederlanden in het vervolg  officieel op 1 januari begint. In sommige plaatsen in Nederland laat men tot dan het nieuwe jaar op 25 december beginnen, andere plaatsten houden het op 6 januari. De Engelsen laten overigens tot 1751 het nieuwe jaar op 25 maart beginnen.
  • In De Rijp wordt Jan Adriaanszoon Leeghwater, de latere bekende waterbouwkundige, geboren.

1576: Delft; foto genomen op 17 december 2023

1576 Delft 17 december 2023 20231217_153855

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1576?

  • Als gevolg van het optreden van de Spaanse troepen zal 1576 een keerpunt worden in de tachtigjarige oorlog. Op 1 maart overlijdt volkomen onverwacht landvoogd Requesens. Het zorgt voor een tijdelijk bestuursvacuüm. Filips II zal uiteindelijk Don Juan (Jan) van Oostenrijk, net zoals zijn halfzus Margareta van Parma een buitenechtelijk kind van Karel V,  als de nieuwe landvoogd. benoemen. Don Juan arriveert echter pas in november in Brussel. Het is dan al helemaal misgegaan met de Spanjaarden in de Zuidelijke Nederlanden.
  • Het begint nog goed voor de Spanjaarden. In juli veroveren de Spaanse troepen na een beleg van bijna negen maanden Zierikzee. Aan beide kanten is er hard gevochten. Zo hebben honderden geuzen onder leiding van admiraal Louis de Boisot – hij nam deel aan de Slag op het Haarlemmermeer, verloor een oog bij de Slag bij Reimerswaal en voerde de geuzetroepen aan bij het ontzet van Leiden – tevergeefs geprobeerd  om de belegering te doorbreken. Tijdens de gevechten komt admiraal Boisot om het leven. Bij eb loopt zijn schip vast, het wordt vervolgens lek geschoten, waarna Boisot naar de kust probeert te zwemmen. Hij  haalt het echter niet en verdrinkt.
  • Erg blij zijn de Spaanse soldaten na de overwinning bij Zierikzee echter niet. Ze krijgen niet betaald. Sommigen soldaten hebben al meer dan twee jaar lang geen soldij gehad. Als er al geld is voor het leger – Spanje is in 1575 failliet gegaan – gaat dat eerst naar de troepen die vechten op en rond de Middellandse Zee, dit omdat de oorlog daar een directere bedreiging voor Spanje vormt dan de oorlog in de Nederlanden.
  • Om zijn mannen te kunnen betalen eist de Spaanse bevelhebber Mondragon 100.000 gulden van de stad Zierikzee; 50.000 gulden dient binnen tien dagen betaald te worden en 50.000 gulden binnen zes weken anders gaan zijn manschappen de stad plunderen. Het stadsbestuur verplicht alle inwoners van de stad om hun zilverwerk in te leveren, wat vervolgens door stadsmunters tot noodgeld wordt geslagen. Alle niet-essentiële goederen worden weggebracht en elders verkocht en in Antwerpen wordt door de gouverneur van Zierikzee 50.000 gulden geleend.
  • Veel Spaanse soldaten hebben echter geen geduld om op hun geld te wachten en gaan muiten. Op verschillende plaatsen in Vlaanderen en Brabant ondernemen ze plundertochten om zo hun geld binnen te krijgen. Een grote groep muiters trekt naar Brussel. Daar misdragen ze zich ernstig, er worden onder andere vrouwen verkracht, Een grote groep Brusselaars (naar verluidt zo’n 8.000 man) pakken daarop de wapens opn en samen met de ordetroepen jagen ze de muitende soldaten  de stad uit. Deze vertrekken daarop naar Aalst.
  • Ook in Aalst eisen de muiters geld en als ze dat niet krijgen, nemen ze de stad in en plunderen ze vanuit Aalst vanaf augustus tot oktober bijna drie maanden lang de stad en de tientallen omringende dorpen in de omgeving om zo aan geld te komen. Alle burgers die zich hierbij verzetten worden vermoord. De muiters worden daarop door het ‘bevoegde Spaanse gezag’ vogelvrij verklaard, wat inhoudt dat iedereen de muiters mag doden. Dit doet de zaak nog verder escaleren.
  • Ook elders beginnen Spaanse soldaten te muiten en gaan daarbij vreselijk te keer, onder andere in Maastricht. Daar gaat het eind  oktober helemaal mis. Gewapende burgers raken er in gevecht met de muitende soldaten. Er vinden overal in de stad gevechten, moordpartijen, verkrachtingen en brandstichtingen plaats. Ook worden er mensen in de Maas gegooid om ze te verdrinken. Naar verluidt sterven er tijdens deze ‘Furie van Maastricht’ zo’n 1.500 burgers.
  • De ergste ongeregeldheden vinden plaats in Antwerpen. Tijdens de zogeheten ‘Spaanse Furie van Antwerpen’ – deze begint op 4 november en duurt vier dagen lang – komen zo’n 6.000 muitende Spaanse soldaten tegenover de plaatselijke ordetroepen te staan, die steun krijgen van duizenden burgers. De muitende Spanjaarden krijgen er steun van zo’n 1.000 muitende Duitse huursoldaten die ook niet betaald zijn. De muiters, ervaren soldaten, winnen deze ‘veldslag’ van de burgers. Ze houden daarna drie dagen lang vreselijk thuis in de stad en in de omliggende dorpen. Het exacte aantal burgerslachtoffers van de ‘Spaanse Furie van Antwerpen’ is onbekend, maar bedraagt naar schatting zo’n 6.000 tot 7.000 stuks. Tijdens de moordpartijen en plunderingen ontstaat er ook een grote stadsbrand in Antwerpen die zo’n 600 huizen waaronder het Stadshuis treft.
  • Al deze gebeurtenissen hebben een grote invloed op de opstand, zowel militair als politiek. Militair gezien verzwakt de muiterij de slagkracht van het Spaanse leger enorm. Om de muiterij te bedwingen worden Spaanse troepen uit het het noorden van de Nederlanden naar het zuiden gebracht en de muitende soldaten luisteren niet meer naar hun eigen legerleiding.
  • Veel belangrijker is echter het politieke effect. Er ontstaat nu ook in de katholieke zuidelijke staten een sterke anti-Spaanse stemming. De Zuidelijke Staten (Brabant, Vlaanderen en Henegouwen) zijn zelfs zo geschokt dat ze de andere staten van de Staten-Generaal  bijeenroepen; iets wat normaal gesproken niet zonder toestemming van Filips II mag gebeuren. De staten bespreken hoe het gezag hersteld kan worden. De Raad van State wordt buitenspel gezet. De leden ervan worden zelfs aanvankelijk gevangen genomen maar later weer vrijgelaten. Wel krijgen ze huisarrest.
  • De Staten-Generaal versturen vanuit Gent Filips II een spoedbrief, waarin zij zeggen dat zij hem als staatshoofd blijven erkennen en dat ze het katholieke geloof trouw zullen  blijven maar dat hij wel direct alle Spaanse troepen uit de Nederlanden moet terug trekken. Daarop vooruitlopend besluiten de Staten-Generaal een eigen leger op te zetten dat de muiters moet bestrijden. Willem van Oranje stuurt in november versterkingen naar Gent die de muiters in Vlaanderen in bedwang moeten houden. Het is  het begin van de Staatse legers die tijdens de rest van de tachtigjarige oorlog namens de Staten-Generaal de oorlog zullen uitvechten.
  • Op 8 november tekenen de gewesten Brabant, Vlaanderen, Henegouwen Holland, Zeeland,  Utrecht, Gelderland, Friesland, Groningen en Overijsel de ‘Pacificatie van Gent’. Alleen het Groothertogdom Luxemburg tekent niet.
  • Het manifest begint (in Oud-Nederlands) als volgt: “Die lestleden neghen oft thien jaeren doer dinlantsche oirloghe, hoochveerdige ende rigoreuse regieringe, moetwillichheyt, roovinge ende andere ongeregheltheden vanden Spaengnaerden ende hunne adherenten, gevallen syn un groote miserie ende ellendichheyt, troublen, oppressien ende armoeden. In plaats daarvan wil men ‘een vaste vrede ende pacifikatie’. Kort samengevat: de laatste tien jaar hebben de Spanjaarden een hoop ellende gebracht en men wil nu vrede.
  •  In het manifest – het omvat 25 artikelen – spreken de gewesten onder andere af dat alle opstandelingen amnestie krijgen, dat alle Spaanse troepen de Nederlanden dienen te verlaten, dat de Staten-Generaal in het vervolg op eigen initiatief bij elkaar mag komen, dat de plakkaten tegen ketters worden geschorst en dat de Nederlandse edelen, waaronder Willem van Oranje, hun bezittingen terugkrijgen. Dat geldt ook voor de weduwe van de eerste leider van de opstand Hendrik van Brederode.
  • De godsdienstkwestie komt in het manifest nauwelijks aan de orde maar wordt doorgeschoven naar de eerstkomende vergaderingen van de Staten-Generaal. Er is sprake van interne verdeeldheid: de opstandige gewesten Holland en Zeeland worden bestuurd door calvinisten en in deze gewesten geldt alleen godsdienstvrijheid voor calvinisten, niet voor katholieken – tot zover de godsdienstvrijheid – de overige gewesten eisen godsdienstvrijheid voor iedereen, ook voor de burgers in Holland en Zeeland.
  • Eind 1576 vinden er besprekingen plaats met de nieuwe landvoogd Don Juan over de Pacificatie van Gent. De gesprekken verlopen moeizaam.
  • Een bijkomend effect van de Furie van Antwerpen is het wegtrekken uit de stad van veel Duitse, Spaanse en Italiaanse kooplieden. Na de Furie verlaten ze Antwerpen en vestigen ze zich in de Noordelijke Nederlanden, vooral in Amsterdam.
  • In 1576 ondertekent Willem van Oranje de Akte van Redemptie. In de akte wordt vastgelegd dat het Haagse Bos of delen ervan, waaronder het Malieveld, nooit verkocht of verbouwd mag worden. De akte geldt nog steeds en voorkomt bijvoorbeeld in 2008 dat een historisch museum op het Malieveld gebouwd kan worden.
  • In oktober breekt er in een brouwerij in Haarlem brandt uit. De brand legt uiteindelijk ruim 450 huizen in de stad in de as.

1577: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1577?

  • Op 12 februari komen de nieuwe landvoogd  Don Juan van Oostenrijk en de Staten-Generaal het ‘Eeuwig Edict’ overeen . Hierin spreken de partijen af dat ook Spanje de regels zoals opgesteld in de ‘Pacificatie van Gent’ zal naleven. De opstandige staten zullen in ruil daarvoor Filips II blijven erkennen als hun staatshoofd en Don Juan als de landvoogd. Ook zullen de staten zich inspannen voor het behoud van het katholieke geloof als het belangrijkste geloof van de Nederlandse gewesten.
  • Voor wat betreft de aanwezigheid van de Spaanse troepen wordt afgesproken dat de Spaanse troepen zich terug zullen trekken in het Groothertogdom  Luxemburg – dit Groothertogdom heeft zich niet aangesloten bij de ‘Pacificatie van Gent’ – en dat Filips II alle soldij van de muitende  huurlegers zal betalen. De niet-muitende Spaanse troepen zullen door de staten door middel van een bede (van 600.000 gulden) gefinancierd worden.
  • Op diverse plaatsen in het land verblijven nog her en der Spaanse, dan wel door Filips II ingehuurde Duitse compagnieën, bijvoorbeeld in Antwerpen, Breda, Utrecht, Groningen, Kampen en Deventer. Deze garnizoenen trekken zich echter lang niet allemaal vrijwillig terug naar Luxemburg. Soms moeten ze met geweld verjaagd worden, soms worden ze betaald om weg te gaan.
  • Op 11 februari geven de Spaanse troepen in Utrecht na een belegering van twee maanden het kasteel Vredenburg op en verlaten de stad. Om de kosten van het beleg door de Staatse troepen te kunnen betalen wordt in februari de stedelijke belasting in Utrecht op koren, zout, vee en andere voorwerpen met de helft verhoogd. Om te voorkomen dat er ooit nog een keer een Spaans garnizoen in het kasteel gelegerd kan worden, wordt kasteel Vredenburg door een groep Utrechtse burgers onder aanvoering van ene Trijn van Leemput en enkele andere Utrechtse vrouwen helemaal gesloopt.
  • In het noorden verlaten op 15  maart de Spaanse troepen de stad Groningen, dit echter pas nadat het stadsbestuur hen 200.000 gulden heeft betaald. De stad viert vervolgens groot feest. Op de torenomgang van de Martinitoren worden ter verhoging van de feestvreugde teerpotten aangestoken. De toren vat vlam en het bovenste deel van de toren gaat verloren. Na de herbouw is de toren vijf meter lager, geen 102 meter meer maar is de Martinitoren nog maar 97 meter hoog.
  • Op 6 april ondertekent Filips II met veel tegenzin de door Don Juan gesloten overeenkomst, die de naam ‘de Unie van Brussel’ krijgt. Er breekt een korte periode van vrede aan. Deze duurt tot 24 juli.
  • Achteraf bekeken is de tijdsperiode april 1577 – tot juli 1577 de periode waarin de Staatse Troepen het meeste grondgebied van de Nederlanden “beheersen” gedurende de gehele Tachtigjarige Oorlog. Zie hieronder een kaartje met de situatie omstreeks juli 1577. Het gele gebied (het Groothertogdom Luxemburg) is het gebied waar de Spaanse legers zich terug hebben getrokken. Het groene gebied zijn de gewesten die de Unie van Brussel hebben getekend. Het grijze gebied is het prinsbisdom Luik. Her en der houden nog een aantal (vooral Duitse) huurlegers (ingehuurd door Filips II) nog steeds enkele vestigingen bezet. In sommige plaatsen geschiedt dit door gevluchte muiters.

undefined

(kaartje Stuntelaar; Wikipedia)

  • Op 24 juli maakt prins Willem van Oranje een triomfantelijke intocht in Brussel. Hij arriveert per boot via de Willebroekse Vaart, een kanaal tussen de Schelde en Brussel. Hij zal bijna drie jaar lang in de Zuidelijke  Nederlanden blijven. Willem van Oranje wordt nu algemeen gezien als de leider van de opstand.
  •  De eeuwigheid, althans die van ‘Het Eeuwig Edict, duurt iets ‘langer dan drie maanden. Op 24 juli vallen de Spaanse troepen van Don Juan onverwachts de citadel van Namen binnen en nemen deze in. Ze verbreken daarmee het vredesverdrag. Op 31 augustus beveelt  Filips II dat de Spaanse troepen weer naar de Nederlanden moeten terugkeren. De oorlog wordt hervat. Filips II  – hij beschikt dankzij een grote zilvervloot uit Zuid-Amerika weer over voldoende geld om huursoldaten in te huren – stuurt vanuit Spanje nieuwe troepen onder leiding van Alexander Farnese, beter bekend als de hertog van Parma, hij is de zoon van de voormalige landvoogd Margareta van Parma, naar de Nederlanden.
  • Nadat Don Juan met de aanval op Namen de afspraken van ‘Het Eeuwig Adict’ heeft geschonden, weigeren de Staten-Generaal om nog langer Don Juan als landvoogd te erkennen. Ze vragen de 19-jarige Matthias Van Oostenrijk – hij is de broer van de Duitse  keizer Rudolph II en de neef van Filips II – als nieuwe landvoogd. Hij accepteert het verzoek en komt in november aan in Antwerpen. Filips II gaat echter niet akkoord en houdt vast aan Don Juan, waardoor de Nederlanden nu twee landvoogden kennen.
  • Op 2 augustus veroveren een aantal geuzen onder leiding van Filips de Zoete, de admiraal van Zeeland, de Citadel van Antwerpen. De Duitse huursoldaten in Antwerpen zien over de Schelde een aantal schepen naderen die vol in de zeilen staan en vol behangen zijn met vlaggen en vaandels. In de stad klinkt de kreet “De geuzen komen, de geuzen komen.” De Duitsers denken dat de schepen die ze zien het voorste deel is van een groot vloot en ontvluchten de stad. In werkelijkheid is het een list. De geuzen beschikken maar over een paar schepen, maar doen net alsof die deel uitmaken van een grote vloot. De Zoete wordt als held onthaalt en krijgt een gouden ketting. Net zoals in Utrecht wordt ook in Antwerpen de citadel daarna door de burgers gesloopt.
  • Na de Furie van Antwerpen zijn een aantal door Filips II ingehuurde (muitende) Duitsers naar Breda gevlucht en eisen daar hun geld. Ze houden de stad maandenlang bezet. Het stadsbestuur verzamelt zilver van de bevolking in en laat daarmee noodmunten met de tekst ‘IN DER NOOD B A 1577’ slaan, waarmee ze Duitsers betalen. Op 4 oktober verlaten de Duitsers na betaling van tien dagen extra soldij de stad en kan even later Willem van Oranje zijn eigendommen in Breda weer in bezit nemen.
  • Op 28 oktober grijpt het calvinistisch stadsbestuur van Gent de macht in het graafschap Vlaanderen en stichten de Gentse republiek. Ze nemen onder andere de bisschoppen van Ieper en Brussel gevangen. De katholieken krijgen het daarna zwaar te verduren in de regio.
  • Niet alle steden in de Nederlanden hebben zich aangesloten bij de Pacificatie van Gent. Onder andere Amsterdam, dat onder leiding staat van een katholieke stadsbestuur heeft de overeenkomst niet getekend en zich niet aangesloten. Op 8 november dringen zo’n 500 geuzen onder leiding van Herman Helling, een kolonel in Staatse dienst, en Nicolaar Ruikhaver, via de Haarlemmerpoort de stad binnen. Ze proberen de stad bij verrassing voor Willem van Oranje te veroveren, maar ze verspelen op weg naar de Dam veel tijd omdat ze het Korenhuis op de Nieuwezijdse Kolk aanzien voor het stadshuis en daar te lang blijven hangen, waardoor de verrassing weg is. Als ze eindelijk op de Dam arriveren ontmoeten ze daar veel tegenstand van gealarmeerde stadsoldaten en de schutterij. Er breken hevige gevechten uit en de geuzen moeten vluchten. Zowel Helling als Ruikhaver komen hierbij om. De watergeuzen omsingelen daarop de stad en sluiten de stad af van de buitenwereld.
  • De protestante schilder en dichter Lucas de Heere keert uit ballingschap in Londen terug en vestigt zich weer in Gent.
  • Op 25 november wordt in Delfshaven Pieter Pietersen Heyn, beter bekend als Piet Hein, geboren.

1578: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1578?

  • Op 31 januari vindt bij Gembours, ten noorden van Namen, een grote veldslag plaats tussen een staats leger van zo’n 25.000 grotendeelse ongetrainde snel bijeen geroepen soldaten en een  Spaans leger van ongeveer 17.000 man onder leiding van Don Juan. Ondanks dat de Spanjaarden in ondertal zijn, wint het veel beter getrainde Spaanse leger deze veldslag. Het eindigt in een  bloedbad voor de Staatse troepen – het is een allegaartje van veelal slecht getrainde Engelse, Schotse, Hollandse, Waalse, Duitse en Franse huursoldaten, die onder leiding staan van de Henegouwse edelman, de veldmaarschalk Anton van Goignies. Aan de Staatse kant sneuvelen naar verluidt zo’n 8.000 man, aan Spaanse kant nog geen 100 man. Anton van Goignies zelf wordt krijgsgevangen genomen en gevangen gezet. (Een paar jaar later later zal hij de kant van de Spaanse koning Filips II kiezen en voor hem diverse bestuursfuncties vervullen.)
  • Naar aanleiding van de verloren veldslag verplaatsen de Staten-Generaal hun locatie van Brussel naar Antwerpen. Deze stad ligt wat verder weg van de plaatsen waar wordt gevochten.
  • In de Noordelijke Nederlanden hebben de staatse troepen meer succes. De geuzen houden al sinds november 1577 Amsterdam omsingeld, dit omdat de katholieken stad zich niet bij de opstand wil aansluiten. Het effect van de omsingeling is niet alleen dat er een steeds groter wordend tekort aan voedsel in de stad ontstaat maar ook dat de handelsschepen Amsterdam niet meer kunnen verlaten, waardoor de stad economisch bijna helemaal stilvalt.
  • Op 8 februari gaat het katholieke stadsbestuur alsnog overstag en sluit ook Amsterdam zich  bij de opstand tegen het Spaanse gezag aan. Er wordt een speciaal verdrag, ‘het Verdrag van Satisfactie’,  gesloten. Hierin wordt afgesproken  dat Amsterdam op bepaalde punten een uitzonderingspositie krijgt ten opzichte van andere steden in het gewest Holland. Zo blijft in de stad het katholicisme de officiële godsdienst. In de rest van het gewest Holland is alleen het calvinisme toegestaan.
  • Op 26 mei wordt het katholieke stadsbestuur van Amsterdam tijdens de zogeheten Alteratie van Amsterdam alsnog afgezet en vervangen door een nieuwe raad, die bestaat uit 30 calvinisten en 10 katholieken. De katholieke kerken gaan na de Alteratie van Amsterdam over in handen van de protestanten en krijgen nieuwe namen. Zo wordt bijvoorbeeld de Sint Nicolaaskerk de Oude Kerk.  Daarmee wordt ook Amsterdam officieel protestant.
  • De katholieken krijgen het in Amsterdam in de loop van het jaar steeds moeilijker. Aan het einde van het jaar mogen de katholieken niet meer openlijk hun geloof belijden en moeten ze hun toevlucht zoeken in zogeheten schuilkerken zoals de ‘Ons’ Lieve Heer op Solder kerk’ op de Oudzijds Voorburgwal.
  • Nadat de Spanjaarden in 1578 de wapens weer hebben opgepakt, zijn de in Spaanse dienst vechtende Duitse garnizoenen in Kampen en Deventer blijven liggen en hebben ze zich niet terug getrokken naar Luxemburg zoals eerder was afgesproken in het Eeuwig Edict. In juni trekt een Staats leger van zo’n duizend vooral Franse huursoldaten onder leiding van de graaf van Rennenberg – hij is de stadhouder van de noordelijke gewesten – vanuit Groningen naar Kampen. Hij verovert de stad, mede dankzij hevige beschietingen vanaf boten op de IJssel, binnen drie weken en trekt daarna naar Deventer. Het Duitse garnizoen in die stad pleegt meer verzet, maar geeft zich na een beleg van ongeveer drie maanden, waarbij onder andere het dak van de Noordenbergtoren wordt afgeschoten, ook over. Volgens een historische bron kost het beleg van Deventer de Staten-Generaal 76.300 gulden aan loonkosten voor de huursoldaten en 17.200 gulden aan munitie- en materiaalkosten. Na de verovering van Kampen en Deventer zijn nu alle steden boven de grote rivieren in Staatse handen.
  • In  het Waalse gedeelte van de Zuidelijke Nederlanden kennen de Spaanse troepen in de eerste helft van 1578 meer succes. Ze veroveren er een aantal dorpen en steden, zoals op 24 februari Zichem (de Spanjaarden laten, nadat ze Zichem veroverd hebben, ter afschrikking 200 verdedigers van de stad ophangen) en op 12 maart Nijvel (hier mogen de overwonnen Franse Staatse huursoldaten van de Spanjaarden wel de stad verlaten, maar alle achtergebleven zieken en gewonden worden vermoord. Op 20 juni veroveren ze Dalhem. Omdat het Staatse garnizoen dat de stad en het kasteel verdedigde verwoed tegenstand heeft geboden, laat de geïrriteerde Spaanse legeraanvoerder Farnesse, (de hertog van Parma),  na de slag bijna de gehele bevolking van Dalhem uitmoorden. Het bezorgt Parma de bijnaam ‘de bloedhertog’.
  • In juli stelt Willem van Oranje de Staten-Generaal de zogeheten Religievrede voor. Volgens dit voorstel moet in elke plaats waar minimaal honderd gezinnen een verzoek indienen om  hun godsdienst in het openbaar te belijden, hier toestemming voor worden gegeven, ongeacht of het om katholieken of protestanten gaat. Voor kleine plaatsen met weinig inwoners hoeven dit er geen honderd te zijn, maar moet er sprake zijn van een meerderheid van de bevolking die hier voor een verzoek indient. Deze Religievrede zou in alle staten van de Staten-Generaal moeten gelden, zowel voor de calvinistische als voor de katholieke staten. Maar zowel calvinistische staten als Holland en Zeeland alsmede katholieke staten als Henegouwen en Artois wijzen zijn voorstel af. Ook de stad Gent die zwaar calvinistisch is en de katholieken zelfs vervolgt wil absoluut niets van het voorstel weten. Alleen  Antwerpen, waar zowel grote groepen katholieken als protestanten wonen, en Breda, waar Willem van Oranje zijn Hollandse thuisbasis heeft, steunen zijn voorstel.
  • Op 1 augustus vindt in Rijmenam, een stad zo’n 40 km ten zuiden van Antwerpen, de tweede grote veldslag van 1578 plaats tussen de Staatse troepen – ze staan deze keer onder leiding  van de graaf van Bousso en van de Engelsman John Norrits – en een Spaanse leger dat er onder leiding staat van Don Juan en de hertog van Parma. De Staatse troepen tellen zo’n 19.000 man, de Spanjaarden 17.000. Er zijn nog versterkingen onderweg voor het Spaanse leger, maar Don Juan wil daar in tegenstelling tot Parma niet op wachten en begint de strijd. Hij denkt vermoedelijk dat hij weer tegenover een onervaren leger staat, maar daar vergist hij zich degelijk in. Het Staatse leger bestaat deze keer onder andere uit duizenden ervaren Engelse en Schotse huursoldaten die uitgeleend zijn door de protestantse Engelse koningin Elizabeth.
  • De veldslag wordt gewonnen door de Staatse troepen. Deze verliezen zo’n 400 man. De Spanjaarden blazen met achterlating van zo’n 1000 doden de aftocht en de Spaanse opmars naar Antwerpen wordt gestuit.
  • De beide veldheren van deze slag (Don Juan en de graaf van Bossou) sterven allebei in 1578 een natuurlijke dood. Don Juan overlijdt op 31-jarige leeftijd aan typhus – hij wordt als landvoogd opgevolgd door Alexander Farese (de hertog van Parma), Maximiliaan van Hénin-Liétard oftewel de Graaf van Bossou sterft onverwachts op 21 december op 36-jarige leeftijd in Antwerpen aan een onbekende ziekte.
  • Tussen al het oorlogsgeweld gaan de inpolderingen ook gewoon door. In 1578 wordt de Oost-Zomerlandsche Polder bij Rotterdam bedijkt en daarna drooggemalen.
  • In Leuven breekt in augustus een pestepidemie uit. De epidemie houdt tot mei 1579 aan.  De ziekte kost de helft van de bevolking het leven. “Tot Loven begint een wonderlijcke ende een vreeselijcke sterfte van de peste in augustus 1578 duerende tot in den mey 1579… Die doode menschen laghen achter straeten met grooten ghetalle. In der nacht werden de dooden op de kerckhoven ghebraght.” aldus een historisch document.

1579: Zutphen; foto genomen op  29 maart 2024

1579 Zutphen 29 maart 2024 20240329_161358Wat gebeurt er in de Nederland in 1579?

  • Op 6 januari sluiten de katholieke zuidelijke gewesten Artesië, Kamerijk, Henegouwen en Romaans-Vlaanderen de Unie van Atrecht. Enkele maanden later volgt de ondertekening van het  ‘Traktaat van Atrecht’, waarmee deze drie gebieden zich weer verzoenen met Filips II en diens landvoogd Alexander Farfese, de hertog van Parma. Ze plaatsen zich weer onder het gezag van de Spaanse koning. De aanleiding voor de stap van deze katholieke gewesten is dat op veel plaatsen in de Zuidelijke Nederlanden, vooral in Vlaanderen op aandringen van Gent, de calvinisten steeds vaker, soms op gewelddadige wijze, de plaatsen van de katholieken in het stadsbestuur overnemen, waardoor deze weinig tot nauwelijks meer invloed op het bestuur hebben en zich ook steeds vaker bedreigd voelen.
  • De leden van de Unie van Atrecht komen onder andere overeen dat er geen buitenlandse troepen (bedoeld worden de Staatse troepen) meer in de gewesten mogen komen, dat de katholieke godsdienst de enige toegestane godsdienst is en dat alle privileges van voor de opstand worden hersteld.
  • Als reactie hierop sluiten op 23 januari de gewesten Holland, Zeeland, Gelre en Zutphen en de Ommelanden (zeg maar Groningen) de Unie van Utrecht. Daarin spreken ze onder meer af dat ze samen tegen Spanje zullen optreden, dat ze voor de bekostiging daarvan gezamenlijke belastingen zullen heffen, dat er een soort dienstplicht wordt ingevoerd en dat niemand mag worden vervolgd om zijn geloof. In de loop van 1579 sluiten verschillende andere gewesten en steden in de Noordelijke Nederlanden en Vlaanderen zich ook bij de Unie van Utrecht aan. Niet alle steden in de gewesten sluiten zich hierbij aan.
  • Een speciaal geval is bijvoorbeeld ’s Hertogenbosch. Aanvankelijk heeft deze katholieke stad zich aangesloten bij de Unie van Atrecht, maar in juli haalt de plaatselijke protestantse predikant Henricus Agylaeus het stadsbestuur over om te kiezen voor de Unie van Utrecht, net zoals de rest van het gewest Brabant heeft gedaan. Dit voornemen leidt op de Grote Markt van Den Bosch tot een oproer en gevechten tussen katholieke en protestantse burgers – het Schermeroproer – waarbij 42 doden en 120 gewonden vallen. De katholieken winnen het gevecht en het stadsbestuur besluit om de Unie van Atrecht toch niet te verlaten. Even later trekken de Spanjaarden de stad binnen en komt de stad onder Spaans bewind te staan. Na de komst van de Spanjaarden verlaat zo’n twintig procent van de inwoners van Den Bosch de stad.
  • Aan het eind van 1579 ziet de verdeling van de gewesten en steden over de twee verschillende unies er zo uit. De blauwe gewesten zijn de leden van de Unie van Atrecht,  de gele gebieden zijn de anderen delen van de Nederlanden die onder Spaans gezag staan, de oranje gebieden zijn de oorspronkelijke leden van de Unie van Utrecht en de lichtbruine gebieden de regio’s die zich later hebben aangesloten bij de Unie van Utrecht. ’s Hertogenbosch is het rode blokje op de kaart. Het grijze gebied is de onafhankelijke prinsbisdomstaat Luik die onder Spaans bestuur staat..

Kaartje Stuntelaar; Wikipedia

  • In april vinden er in Keulen tijdens de zogeheten ‘Vredeshandel van Keulen’ vredesgesprekken plaats tussen de opstandige gewesten en de Spanjaarden. Het is een initiatief van keizer Rudolf II, de keizer van het Rooms-Duitse Rijk, Ook vertegenwoordigers van Engeland, het Rooms-Duitse Keizerrijk en Frankrijk praten mee. De besprekingen mislukken. Beide partijen proberen vervolgens door middel van pamfletten duidelijk te maken dat de mislukking de schuld is van de tegenpartij.
  • In 1578 hebben de Staatsen onder leiding van de Utrechtse kapitein Biel het kasteel Kerpen bij Jülich, gelegen in een Brabantse enclave in het keurvorstendom Keulen, veroverd. De kerk en het dorp Jülich worden hierbij platgebrand en Biel laat een zekere Bloem, de bevelhebber van het kasteel, nadat deze zich al heeft overgegeven, ophangen in de poort van het kasteel. Op 7 januari 1579, als het grootste gedeelte van het Staatse garnizoen dat het kasteel bewaakt uitgereden is voor een veldtocht, verschijnt er opeens een Spaans garnizoen van zo’n  8.000 man onder leiding van Farnese voor de poorten van het kasteel. Biel en de andere veertig achtergebleven verdedigers hebben geen schijn van kans en binnen een dag valt het kasteel na een bestorming in handen van Farnese. Deze laat Biel vervolgens op exact dezelfde plaats ophangen als waar Biel eerder Bloem heeft opgehangen. Zo’n veertig verdedigers van het kasteel worden daarna naakt en ruggelings aan elkaar gebonden en daarna in de bomen gehangen om daar in de vrieskou dood te vriezen.
  • De belangrijkste en zwaarste strijd vind plaats bij Maastricht dat in Staatse handen is. Op 8 maart begint Farese met zo’n 20.000 huursoldaten de belegering.  De stad wordt verdedigd door een garnizoen van 12.000 Franse, Engelse en Schotse huurlingen, aangevuld met twaalfhonderd leden van de schutterij en zo’n tweeduizend gewapende burgers. Farese laat een ring van tijdelijke forten om de stad heen bouwen van waaruit hij niet alleen de stad kan aanvallen, maar ook zijn positie kan verdedigen tegen eventuele Staatse legers die het beleg willen doorbreken.
  • Farese laat zijn kanonnen veelvuldig de muren en poorten van de stad beschieten. Ook laat hij loopgraven aanleggen en tunnels graven onder de slotgrachten richting de stadspoorten om deze tunnels te kunnen vullen met buskruit om zo de stadsmuren en poorten op te kunnen blazen. De verdedigers gooien brandend hout dat voor veel rook zorgt in de tunnels en ook wordt er kokend water en olie in de loopgraven gegooid, die aan een hoop ‘gravers’ het leven kost. De vrouwen van Maastricht vechten ook volop mee en bemoeien zich intensief met de strijd. Willem van Oranje zendt een bevrijdingsleger van 2.000 man onder leiding van zijn jongere broer Jan van Nassau naar de stad, maar deze ziet geen kans om de troepen van de hertog van Parma te verdrijven. Op 29 juni valt de stad, die inmiddels lijdt onder hongersnood en ziektes. De Staatse verdedigers mogen van de Spanjaarden de stad verlaten. Omdat Maastricht zich tot het laatste moment heeft verzet mogen de huursoldaten van Parma de stad drie dagen lang plunderen. Ze gaan er gruwelijk te keer. Er vinden talloze moordpartijen en verkrachtingen plaats. Er vallen naar schatting zo’n 800 burgerslachtoffers. Aan militaire kant kost de strijd om Maastricht aan Spaanse kant zo’n 2.500 man het leven en aan Staatse kant ongeveer 1.000 man.
  • De Antwerpse portretschilder Adriaen Thomasz Key schildert in 1579 een portret van de dan 46-jarige Willem van Oranje. Het is dit portret dat vandaag de dag in haast alle Nederlandse  geschiedenisboeken staat.
  • Op 6 augustus erkent het calvinistisch stadsbestuur van Gent  niet langer meer het gezag van Filips II en roepen de  onafhankelijke Gentse Republiek uit.
  • Op 14 augustus overnacht Willem van Oranje in Baasrode, een dorp in Oost-Vlaanderen. Als de Spanjaarden dat horen, sturen ze een kleine troepenmacht naar de plaats in een poging om Willem van Oranje  gevangen te nemen. Na een strijd van twee uur veroveren ze het dorp, maar Willem van Oranje slaagt er in om aan een gevangenneming te ontkomen. Hij weet te ontsnappen naar zijn schip in de haven en vaart weg. Omdat de Spanjaarden niet zeker weten of Willem inderdaad ontsnapt is, branden ze alle huizen van het dorp plat. Dit voor het geval hij zich nog ergens verschuilt in het dorp. De inwoners die niet op de vlucht zijn geslagen worden vervolgens allemaal vermoord. Baasrode zal jarenlang een spookdorp blijven.
  • In Spanje schrijft de ‘verdreven’ kardinaal Granvelle een brief aan Filips II waarin hij voorstelt een ban over Willem van Oranje uit te spreken, dat wil zeggen dat iedereen Willem van Oranje mag vermoorden, sterker nog, er ook een beloning voor zal krijgen. ‘Er valt niets goeds in de Nederlanden te verwachten zolang Oranje leeft en dat degene, die de wereld van zo’n grote pest zal bevrijden, God een dienst zal bewijzen.” 
  • Nadat Amsterdam zich in 1578 bij de opstand heeft aangesloten, hebben de geuzen de blokkade van Amsterdam opgeheven en vindt er weer volop handel over zee, vooral met de Oostzeelanden plaats. De stad fleurt op.

1580: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1580?

  • Op 27 februari verovert een groep malcontenten – dat zijn  ontevreden katholieke edelen, vooral afkomstig uit Artesië, Henegouwen, Namen en Luxemburg, die het niet eens zijn met de calvinistische opstandelingen en die weer de kant hebben gekozen van de Spaanse koning – met een eigen leger Kortrijk. Twee dagen na de inname moeten alle burgers trouw zweren aan de Spaanse koning. Een paar duizend inwoners verlaat daarop de stad en trekt naar de Noordelijke Nederlanden. Een groot aantal van hen vestigt zich in Haarlem, waaronder de ouders van de later bekend geworden schilder Roelant Savery – zelf is hij dan nog maar vier jaar oud.
  • In het noorden van het land gebeurt iets soortgelijks – een hoge edele loopt over – maar de gevolgen zijn hier voor de Staatse kant veel groter: ‘het Verraad  van Rennenberg’.  De katholieke George van Lalaing, de graaf van Rennenberg, is in 1576 door Willem van Oranje benoemd als stadhouder van de Noordelijke provincies. Hij probeert in de noordelijke staten de gelijkheid van de rooms-katholieke en calvinistische eredienst te handhaven. Hoewel hij zelf katholiek is, sluit hij zich bij de opstand aan – hij is voor vrijheid van godsdienst – en als bevelhebber van een Staats leger verovert hij in 1578 de steden Kampen en Deventer op de Spanjaarden. Echter na de totstandkoming van de Unie van Utrecht vindt er een calvinistische radicalisering plaats, ook in de staten die onder Rennenberg vallen zoals Friesland, waar hij in 1580 onder druk van de calvinistische steden Harlingen, Franeker en Leeuwarden ‘onbekwaam’ wordt verklaard.
  • Rennenberg vertrekt naar Groningen en hij niet alleen, ook veel katholieken verlaten Leeuwarden en trekken naar Groningen. In maart sluiten de Staten van Friesland de kloosters en worden katholieke ceremonies verboden – tot zover de godsdienstvrijheid waarvoor Willem van Oranje en graaf Rennenberg strijden.
  • Omdat de calvinisten in Groningen ook steeds verder radicaliseren besluit Rennenberg, samen met het grotendeels katholieke Groningse stadsbestuur, om over te stappen naar de Spaanse zijde. Op 3 maart verzamelen zich op de Grote Markt om  6 uur ’s morgens – Rennenberg laat de klok van de Martinitoren om zes uur voor de tweede keer vijf uur slaan, dit om de protestanten te verwarren – zo’n 600 door hem opgeroepen gewapende katholieke burgers. Even later worden de calvinistische burgermeester van Groningen en zo’n 200 andere protestanten door hen  gevangen gezet.
  • Een Staats leger probeert daarna de stad Groningen weer terug in Staatse handen te krijgen, maar dit mislukt mede omdat een Spaans leger onder leiding van Maarten Schenk –  deze heer van Afferden en Bleijenbeek is al in 1578 overgelopen van de Staatse naar de Spaanse kant – de troepen van Rennenberg komt helpen. Het effect is dat  niet alleen Groningen voor de Staatsen verloren gaat, maar even later ook de Ommelanden, Drenthe en delen van Overijssel – zo verovert Rennenberg Oldenzaal op de Staatsen.
  • Op 6 april vindt in het Nauw van Calais  een zware aardbeving plaats, vermoedelijk met een kracht omstreeks 6.0 op de schaal van Richter, gevolgd door nog enkele zware naschokken. Niet alleen richt de aardbeving schade aan in Frankrijk en Engeland, waarbij enkele doden vallen, maar ook in de Nederlanden is de aardbeving goed te voelen. Zo breken er in Gent en Oudenaarde gevels en schoorstenen van huizen af, waarbij meerdere doden vallen door het vallend puin. Ook in Brussel en in Scheidam sneuvelen verschillende schoorstenen. In Leiden beginnen naar verluidt door de trillingen de kerkklokken te schudden en geluid te maken.
  • Op 9 april verovert een Staats leger bestaande uit Hollandse, Engelse en Schotse huursoldaten de stad Mechelen. Naar verluidt verbergt Matthias Hovius, de latere aartsbisschop van Mechelen, zich drie dagen lang in een kast en vlucht dan gekleed in een boerenkiel de stad uit. Na de verovering van de stad plunderen vooral de Engelse en Schotse huurtroepen de stad. Deze plundering, de Engelse Furie, is de tweede keer dat Mechelen binnen tien jaar zwaar onder het oorlogsgeweld te lijden heeft. Eerder al waren de burgers van Mechelen in 1572 het slachtoffer van de Spaanse Furie van de troepen van Don Frederik.
  • Op 15 maart besluit Filips II om een ban over Willem van Oranje uit te spreken en een beloning in het vooruitzicht te stellen voor degene die hem vermoordt. Hij geeft de Hertog van Parma in zijn functie als landvoogd de opdracht om de ban overal te publiceren zodat hij rechtsgeldig wordt. Parma aarzelt en wacht hier drie maanden mee. Hij vindt het een oneerbare manier om van zijn tegenstander af te komen, maar op 15 juni publiceert hij dan toch het edict waarin Willem van Oranje in de ban wordt gedaan.
  • In de tekst van de ban verwijt Filips II Willem van Oranje allerlei zaken. Zo schrijft hij over de oorlog: “Willem van Oranje heeft telkens wanneer wij ons probeerden te verzoenen met onze onderdanen nieuwe listen en smoezen bedacht om dat te voorkomen, zodat de hele zaak nu wanhopig lijkt en de oplossing ver te zoeken is.” Ook verwijt Filips de prins dat hij een dronkaard en een bigamist is, dit laatste omdat hij met Charlotte de Bourbon is getrouwd terwijl zijn tweede vrouw (Anna van Saksen) nog leeft. “Dat is het allerschandelijkste en oneerlijkste waar men zich schuldig aan kan maken en tegen alle eerbaarheid.” (Filips II erkent als strenge katholiek de scheiding van Willem van Oranje en Anna van Saksen niet.)
  • Willem van Oranje verdedigt zich op 13 december in een schrijven aan de Staten-Generaal. In deze zogeheten Apologie gaat hij in op het schrijven van Filips II. Hij beschrijft Filips II als een bloeddorstige tiran waar hij wel tegen op moest treden. Ook over de vroeger landvoogd Alva heeft hij niet veel goeds te melden. “Ik heb de hertog van Alva steeds beschouwd als vijand van het land, die zich altijd graag heeft gebaad in ons bloed en dat van andere christenen en die heimelijk een heidenhart in de boezem draagt.” 
  • Ook reageert de prins in de Apologie op de beschuldigingen over zijn huwelijk. Hij kaatst hierbij de bal terug: “Hij, die met zijn eigen nicht getrouwd is, durft van mijn huidige huwelijk, dat wettig en heilig is, kwaad te spreken […] Hij heeft zijn eigen vrouw, de dochter respectievelijk de zuster van de Franse koning vermoord, ten einde een nieuw huwelijk te kunnen sluiten.” Hij sluit het schrijven af met: “Je maintiendrai,” ‘ik zal handhaven’. De Staten-Generaal laten het schrijven drukken en verspreiden.
  • Op 18 juni overlijdt in Dillenburg  op 74-jarige leeftijd Juliana van Stolberg, de moeder van Willem van Oranje en ‘de stammoeder’ van het koninklijk huis.

1581: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1581?

  • Omdat de Staten-Generaal inzien dat het nooit meer goed komt met Filips II en ze niet willen dat Nederlanden een republiek wordt – dat zal niet goed vallen bij de koninkrijken Engeland en Frankrijk, landen waarvan ze hopen dat die hulp gaan bieden – besluiten ze op zoek te gaan naar een nieuwe landheer voor de Nederlanden. Ze komen uit bij hertog Frans van Anjou, een jongere broer van de Franse koning . Op 29 september 1580 komt het verdrag van Plessis-les-Tours tussen de hertog van Anjou en de Staten-Generaal tot stand, waarbij de (katholieke) hertog (onder een aantal voorwaarden) de soevereiniteit van de Nederlanden aanvaardt. In januari 1581 wordt het verdrag tussen hem en de Staten-Generaal geratificeerd. De Staen-Generaal hoopt met Frans van Anjou als landheer dat Frankrijk nu de opstand van de Nederlanden tegen Spanje gaat steunen. Ook hoopt Willem van Oranje dat met een katholiek landheer de katholieken in de Nederlanden sneller een religievrede willen sluiten.
  • Op 16 maart wordt in Amsterdam de dichter en historicus Pieter Corneliszoon Hooft geboren. (Tegenwoordig is de dichter vooral bekend door de straat die naar hem vernoemd is: de PC Hooftstraat.)
  • In april wordt in Arnhem de gereformeerde kerk door he stadsbestuur als de ware kerk uitgeroepen. Zowel de katholieken als de calvinisten mogen in Arnhem in het openbaar hun geloof niet meer belijden.
  • Op 23 juli 1581 overlijdt na een kort ziekbed op 45-jarige leeftijd de Graaf van Rennenberg. Hij wordt als stadhouder opgevolgd door Francisco Verdugo. Deze zal van 1581 tot 1594 de Spaanse stadhouder van de gewesten Friesland, Groningen, Drenthe, Lingen en Overijssel zijn. Ook de Staatsen kennen in deze periode stadhouders voor deze gebieden. In Friesland is dat bivoorbeeld Willem van Oranje (tot 1584) en na diens dood diens neef Willem Lodewijk van Nassau.
  • Op 26 juli zeggen de Staten-Generaal met het ‘Plakkaat van Verlatinge’ formeel hun trouw aan Filips II op. Het plakkaat begint met een groet; (in modern Nederlands): “De leden van de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden groeten allen, die dit zullen zien of horen voorlezen”. Daarna volgen de regels: “Zoals iedereen weet, regeert een vorst over een land bij de gratie Gods. Het is zijn taak zijn onderdanen te beschermen tegen en te vrijwaren van alle onrecht en gewelddadige overlast, … Zijn onderdanen zijn niet door God geschapen te zijnen behoeve, om hem in alles wat hij beveelt, vroom of zondig, rechtvaardig of onrechtvaardig, onderdanig te zijn en slaafs te dienen.
  • Het plakkaat maakt vervolgens een analyse van het optreden van Filips II als staatshoofd en komt met een opsomming van wandaden van Philips, wat aantoont dat deze tekort is  geschoten in zijn plicht als vorst. De conclusie luidt: ‘“Wij laten dus weten dat wij, gelet op het bovenstaande … verklaren de koning van Spanje te hebben afgezet en wij verklaren hem daardoor ipso jure van zijn heerschappij rechten en erfrecht over voornoemde landen vervallen.”
  • In het plakkaat wordt ook de nieuwe landsheer Frans van Anjou formeel geïntroduceerd door de Staten-Generaal: “Op grond van voornoemde oorzaken heeft het merendeel van de Verenigde Provincies – bij algemeen akkoord en overeenkomst van hun leden – zich onder de heerschappij en het bestuur gesteld van de doorluchtige vorst, de hertog van Anjou, op zekere voorwaarden en punten die met Zijne Hoogheid zijn afgesproken.” Niet alle staten zijn het er mee eens. Zo weigert Overijssel – dat verdeeld is in een Staats gedeelte en een Spaans gedeelte het stuk te tekenen.
  • De 26-jarige Frans van Anjou is op het moment dat het ‘Plakkaat van Verlatinge’ verschijnt niet aanwezig om als de nieuwe landheer gepresenteerd te worden. Hij verblijft op dat moment in Londen waar hij, ondanks dat hij 22 jaar jonger is, in de running is als de toekomstige echtgenoot van de Engelse koningin Elizabeth. De verloving van het stel zal echter niet in een huwelijk resulteren.
  • Op 27 juli wordt Breda door de Spanjaarden veroverd. Door de val van deze stad komt nu ook noordelijk Brabant in Spaanse handen.
  • In 1581 koopt Willem van Oranje voor 24.500 Carolus guldens het markizaat van Veere en Vlissingen. Hij doet dit om meer invloed te krijgen in de Staten van Zeeland. Het markizaat geeft recht op twee stemmen in de Staten van Zeeland.
  • In 1581  publiceert Simon Stevin zijn eerste wetenschappelijke werk, ‘Nieuwe Inventie van Rekeninghe van Compaignie’. Het is een boek over geldbeheer en handelsrekenen. Het wordt geen bestseller.

1582: Alkmaar; foto genomen op 26 december 2023

1582 Alkmaar 26 december 2023

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1582?

  • Het jaar 1582 telt niet in alle delen van de Nederlanden evenveel dagen. In de Noordelijke Nederlanden telt het jaar 365 dagen, maar in de Zuidelijke Nederlanden slechts 355 dagen. Dat komt omdat er in 1582 in Europa, maar niet overal, wordt overgestapt op de Gregoriaanse  kalender.
  • Voor dat Paus Gregorius XIII in 1582 de later naar hem genoemde kalender introduceert, gebruikt men in Europa de zogeheten Juliaanse kalender, vernoemd naar Julius Caesar. Bij deze kalender geldt dat ieder jaartal dat deelbaar is door 4 een schrikkeljaar is. Een gemiddelde kalenderjaar telt hierdoor 365,25 dagen. Dat is iets te lang. Een zonnejaar, de tijd dat de aarde om de zon draait, duurt namelijk maar 365,2422 dagen. De juliaanse datum loopt op die manier per duizend jaar ongeveer 7,8 dagen achter op het zonnejaar.
  • Het gevolg is dat in 1582 de dag van de zonnewende op het noordelijk halfrond – dat is de langste dag van het jaar; het begin van de zomer; de zon staat dan loodrecht boven de noordelijke keerkring – al op 11 juni valt en niet op 21 juni. Zonder wijzigingen van het systeem zal deze dag telkens vroeger in het jaar komen te vallen. In 1582 stapt men daarom op voorstel van Paus Gregorius XIII over op een ander systeem met iets  minder schrikkeljaren.  Als een jaartal wel deelbaar is door 100, maar niet door 400 dan is dat jaartal in het vervolg geen schrikkeljaar meer. Het jaar 1600 is dus bijvoorbeeld wel een schrikkeljaar maar het jaar 1700 niet meer.
  • Naast de nieuwe methode om schrikkeljaren te bepalen vindt er in 1582 ook een correctie plaats om de kalender weer ‘goed te zetten’ zodat de zomer weer op 21 juni begint en niet op 11 juni. Er moeten daarvoor tien dagen worden “overgeslagen”. Echter niet alle landen en gewesten doen mee en niet alle landen doen dit overslaan op het zelfde moment. Zo laten Spanje, Frankrijk en Italië 4 oktober volgen door 15 oktober; in de Nederlanden geschiedt dit wat later. Brabant, Zeeland halen die tien dagen in op 14 december 1582 , welke dag direct gevolgd wordt door 25 december. In de Zuidelijke katholieke gewesten wordt 21 december direct gevolgd door 1 januari en in het gewest Holland wordt het inlopen van die tien vermiste dagen over de jaargrens heen geschoven. Daar wordt 1 januari 1583 direct gevolgd door 12 januari. (In het gewest Holland telt 1583 dus maar 355 dagen.)
  • Een aantal calvinistische Nederlandse gewesten wil echter helemaal niks van deze katholieke nieuwlichterij weten en doen niet mee. Zo gaan Friesland, Groningen, Utrecht, Gelderland, Overijssel pas in 1700 over op de Gregoriaanse kalender en Drenthe zelfs pas in 1701. Daardoor kan je in de zeventiende eeuw in Nederland tijdreizen. Reis je bijvoorbeeld op 11 januari 1600 van Rotterdam naar Utrecht, dan reis je tien dagen terug in de tijd en  kom je op 1 januari 1560 in Utrecht aan.
  • Nadat de verloving met de Engelse koningin Elizabeth niet heeft geresulteerd in een huwelijk  – Elizabeth zal haar hele leven lang vrijgezet blijven – reist de nieuwe Landheer van de Nederlanden, Frans van Anjou, van Engeland naar de Nederlanden om zijn taak als landheer op zich te nemen. In februari maakt hij zijn ‘blijde’ opwachting in de steden Antwerpen, Brugge en Gent. De Staten-Generaal hebben Van Anjou weliswaar gevraagd of hij de nieuwe Landheer van der Nederlanden wil zijn, maar hebben hem weinig politieke macht gegeven. Wel voert hij samen met Willem van Oranje een vorm van Religievrede in. Verder is Van Anjou vooral te zien op feesten.
  • Op 18 maart vindt er in Antwerpen een moordaanslag plaats op Willem van Oranje. Ene Jean Jaureguy schiet op de prins met een pistool. De kogel raakte hem in zijn nek, net onder zijn rechteroor, waarna de kogel zijn lichaam verlaat via zijn wang. De wond is niet dodelijk, wel bloedt de prins hevig. Jaureguy  wordt ter plekke doorgestoken door één van de mensen uit het gevolg van de prins. Aanvankelijk geneest de prins voorspoedig maar na twee weken barst een ader open en zo’n twee weken lang ligt hij op het randje van de dood. In wisseldienst houden zijn dienaren en zijn vrouw Charlotte de Bourbon de wond dicht gedrukt totdat het gevaar is geweken.
  • Nader onderzoek leert dat Jaureguy tot zijn daad is aangezet door zijn baas, de koopman Gaspar de Añastro. Deze is een paar dagen voor de aanslag Antwerpen al ontvlucht en naar het hof van Parma in Doornik gereisd om daar alvast de beloning van 25.000 daalders te claimen. Twee anderen, een assistent van Añastro en een zekere pater Timmermans – de biechtvader van Jaureguy aan wie hij van te voren zijn plan voor de aanslag zou hebben opgebiecht – worden gearresteerd en daarna gewurgd en gevierendeeld. De opdrachtgever Añastro ontspringt de dans.
  • Op 5 mei overlijdt op 35-jarige leeftijd Charlotte de Bourbon. Naar verluidt door uitputting. Zij heeft na de aanslag zo’n zes weken lang aan de zijde van Willem van Oranje gezeten om hem dag en nacht te verzorgen.
  • De gevechtshandelingen met de Spanjaarden gaan ondertussen door. In het noordoosten van de Nederlanden gaat het op en neer, In het zuiden boeken de Spanjaarden wel enige successen. Zo veroveren ze na een beleg van drie maanden op 5 juli Oudenaarden en op 27 augustus Lier. Daartegenover staat dat de Staatsen op 23 april Aalst weer terug veroveren.
  • Omstreeks 1582 wordt in Antwerpen Frans Hals geboren. Hij is de zoon van een lakenkoopman die na de val van Antwerpen in 1585, net zoals duizenden anderen, de stad ontvlucht en naar de Noordelijke Nederlanden verhuist. De familie Hals vestigt zich in Haarlem.
  • In 1582 wordt de ‘Polder van Nieuw Piershil en Nieuw Beijerland’ aangelegd. Het is één van de zestig polders die vandaag de dag samen de Hoeksche Waard vormen. De oudste polder van dit zestigtal is de ‘Sint Anthony Polder’ uit 1358, de ‘Polder van Nieuw Piershil en Nieuw Beijerland’ is nummer 16 van de zestig polders. (Nummer 60 is de Pieters- en Leendertspolder die in1954 wordt ingepolderd.)

1583: Deventer; foto genomen op 14 januari 2024

1583 Deventer 14 jan 2024 20240114_123022

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1583?

  • Frans van Anjou is als landheer van der Nederlanden niet zo’n groot succes. Hij wordt niet als een sterk leider gezien en door de meeste staten niet serieus genomen. Van Anjou besluit om te proberen meer macht te krijgen. Hij laat een aantal garnizoenen met Franse soldaten naar Vlaanderen komen en probeert op 17 januari bij verrassing Antwerpen binnen te vallen, dit als onderdeel van zijn plan om heel Vlaanderen en Brabant onder zijn controle te krijgen. Na de Spaanse furie van 1576 en de Engelse furie van Mechelen van 1580 hebben de inwoners van Antwerpen absoluut geen zin in een Franse furie en komen massaal gewapend in verzet tegen van Anjou en zijn Fransen. Deze worden de stad uitgejaagd, waarbij na schatting een paar honderd Franse soldaten om het leven komen. Ook zo’n tachtig burgers komen hierbij om.  Frans van Anjou keert daarop teleurgesteld terug naar Frankrijk.
  • Willem van Oranje hertrouwt in april met Louise de Coligny, een dochter van de hugenotenleider, Caspard de Coligny, die tijdens de Batholomeusnacht in 1572 vermoord is. Ook haar eerste echtgenoot is tijdens die nacht vermoord.
  •  Op 22 juli verlaat Willem van Oranje Antwerpen en reist af naar Zeeland. Daar zal hij twee maanden verblijven. Hij stelt de staten van Zeeland voor om opnieuw met Van Anjou in gesprek te gaan, dit om de steun van de Fransen te behouden.  Hij vreest dat zonder buitenlandse steun de Nederlanden de strijd tegen de Spanjaarden zal verliezen.  De stemming is Zeeland is niet zo best. Men moet niet zo veel meer hebben van Willem van Oranje en er gaan verhalen dat als de hertog van Parma met een goed vredesvoorstel komt, dat ze zich beter weer onder het Spaanse gezag kunnen stellen.
  • Vanuit Middelburg reist Willem van Oranje door naar Dordrecht. Hier verblijft hij ook twee maanden om daarna via Den Haag, hier blijft hij een paar weken, door te reizen naar  Delft (waar hij in 1584 vermoord zal worden).
  • Op 8 januari veroveren de Staatse troepen Eindhoven – hierbij komen 50 Spanjaarden om het leven – maar op 23 april valt de stad na een beleg van bijna drie maanden – er ontstaat hongersnood in de stad; paarden, honden en katten belanden in de kookpot – wederom in handen van de Spanjaarden. Omdat de vestigingswerken van Eindhoven door alle beschietingen over en weer niet meer in goede staat zijn, besluiten de Spanjaarden Eindhoven als vestigingsstad te ontmantelen en worden de stadswallen afgebroken.
  • In Vlaanderen en in Brabant boeken de Spanjaarden nog meer successen. In juni veroverden ze Steenbergen en in november heroveren ze Aalst. Dat laatste geschiedt vrij makkelijk. Het Engelse garnizoen dat de stad verdedigt, heeft al acht maanden geen soldij ontvangen en biedt de hertog van Parma een deal aan. Als hij hun soldij wil betalen, dan geven ze de stad zonder te vechten op. Parma gaat er op in en betaalt de soldij, waarop de Engelsen de stadspoorten open zetten. Een deel van de Engelse soldaten treedt vervolgens in dienst van de Spanjaarden. Ook beginnen de Spanjaarden in oktober met het beleg van Gent.
  • Een groot verlies voor de Staatsen is daarnaast het verlies van de havenstad Duinkerken. De stad is de thuisbasis van veel kaapvaarders, een soort piraten, die na de inname letterlijk en figuurlijk van koers veranderen.  Voortaan zijn de Staatse schepen hun doelwit. Zoals ze eerst de Spaanse schepen aanvielen, vallen ze nu – met toestemming en in opdracht van Parma  – de Hollandse en Zeeuwse vissers en koopvaardijschepen aan. Duinkerken wordt de nieuwe havenstad voor Parma.
  • Ook in het oosten maken de Spanjaarden de nodige vorderingen met het heroveren van de in 1576 verloren  gegane gebieden. Zie hieronder de situatie eind 1583. De oranje gebieden zijn de gebieden die de Staatsen beheersen, De gele gebieden zijn de gewesten waar de Spanjaarden de baas zijn en de geel gestreepte gebieden, de delen die de Spanjaarden in 1583 hebben veroverd.
  • undefined

kaartje Stuntelaar; Wikipedia 

  • Om de verdere opmars van de troepen van de hertog van Parma te verhinderen vindt de zogeheten ‘Inundatie van 1583’ plaats. Op veel plaatsen in West-Zeeuws-Vlaanderen laten de Zeeuwse Staten in 1583 de dijken door steken, waardoor het water over het land loopt. Polders, waaronder de huidige Hedwigespolder –  in 2022 wederom onder water gezet – stromen vol, dorpen komen onder water te staan – sommige verdwijnen zelfs definitief – en er ontstaan nieuwe watergeulen zoals het Lapscheurse Gat.
  • Op 15 februari schrijft Simon Stevinius Brugensis, oftewel Simon Stevin uit Brugge, zich in als student van de universiteit van Leiden. Hij is dan al 35 jaar oud en heeft al een tweetal boeken gepubliceerd.
  • Op 10 april wordt in Delft de latere rechtsgeleerde Hugo de Groot geboren.
  • In Amsterdam wordt Pieter Pietersz Lastman geboren. Deze latere schilder zal een tijd lang de leermeester zijn van zowel Jan Lievens als van Rembrandt.

1584: Hoek van Holland; foto genomen op 1 februari 2024

1584 Hoek van Holland 1 feb 20224 20240201_122603

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1584?

  • Op 29 januari 1584 schenkt Louise de Coligny het leven aan het enige kind dat zij samen met Willem van Oranje zal krijgen, Frederik Hendrik. Hij wordt vernoemd naar zijn peetvaders: koning Frederik van Denemarken en koning Hendrik van Navarra.
  • Willem van Oranje verliest in het voorjaar van 1584 steeds meer steun van de hoge adel. Veel van hen, vooral in in het zuiden en in het oosten van het land, hebben inmiddels weer de kant van de Spanjaarden gekozen. Dit vooral om hun eigendommen te behouden. Van de hoge adel wordt Willem van Oranje eigenlijk alleen nog maar door zijn familie (maar niet meer door alle) openlijk gesteund en door Floris van Pallandt, hij is de  graaf van Culemborch (sommige edelen vinden Van Pallandt maar een rare snoeshaan) en door Peter van Melun, niet alleen de prins van Epinoy maar ook de Markies van Richebourg, de  baron d’Antoing en namens de Staten-Generaal de landvoogd van Mechelen en Doornik, de twee kleinste van de Zeventien Provinciën. Peter van Melun bevindt zich echter sinds juni 1583 in Frankrijk om contacten te blijven onderhouden met landheer Frans van Anjou, die weer naar Frankrijk is teruggekeerd. Vanuit Frankrijk kan Van Melun weinig voor de prins doen.
  • De  enige nog levende broer van Willem van Oranje, Jan van Nassau, steunt hem ook niet meer openlijk. Zo reageert Jan in maart 1584 negatief op een verzoek van Willem om vanuit slot Dillenburg  naar Holland over te komen, zodat hij Willem van advies kan dienen omtrent de te voeren politiek. Wel stuurt Jan een aantal brieven naar Willem, waarin het  vooral gaat over de terugbetaling van de geldsommen die Jan in het verleden aan Willem heeft geleend voor de financiering van diens huurlegers en over hun tegengestelde opvattingen over de vraag of Frans van Anjou al dan niet weer als landsheer dient te worden erkend.
  • Wel kan Willem van Oranje nog op de steun rekenen van enkele vooraanstaande burgers, zoals de landsadvocaat Paulus Buys, de Dordtse patriciër Adriaan van der Myle en de pensionaris van Rotterdam Johan van Oldenbarnevelt. Deze staan nog wel pal achter Willem van Oranje’s  onverzoenlijke anti-Spaanse koers.
  • Op 16 juni besluiten de Staten-Generaal op voorspraak van Willem van Oranje om na rijp beraad Van  Anjou toch weer als landsheer te erkennen. De beslissing is niet unaniem. Van de in de Staten-Generaal vertegenwoordigde gewesten stemmen alleen Holland, Zeeland, Brabant en Mechelen voor, terwijl de gedeputeerden van de vier andere gewesten (Friesland, Gelderland, Utrecht en Vlaanderen) verklaren dat ze door hun eigen staten niet zijn gemachtigd om voor het besluit te stemmen.
  • Wat de Staten-Generaal echter niet weten, is dat op het moment dat ze deze stemming houden, dat Frans Van Anjou als zes dagen dood is, Hij is op 10 juni 1584 op 29-jarige leeftijd in Château-Thierry overleden aan de gevolgen van tuberculose.  Als de Staten-Generaal dit nieuws horen, reizen twee vertegenwoordigers naar Frankrijk af om koning Henrik IV, hij is de oudste broer van Frans van Anjou, te vragen of hij de landheer van de Nederlanden wil worden. Hij heeft er echter geen belangstelling voor.
  • Op 3 juli begint de hertog van Parma, Alexander Farnese, met het beleg van Antwerpen. Hij omsingelt de stad en wil deze uithongeren. Een plan om de omsingeling te doorbreken door middel van het onder water zetten van de gebieden ten noorden van de stad, waardoor de stad per boot bereikbaar kan blijven, zelfs als de Schelde wordt afgesloten, wordt naar hevige protesten van boeren – hun koeien lopen daar – door het stadsbestuur van Antwerpen van tafel geveegd.
  • Op 10 juli wordt in Delft op 51-jarige leeftijd Willem van Oranje vermoord. Hij wordt in zijn verblijf de Prinsenhof, het voormalige Sint-Agathaklooster, met drie kogels van dichtbij door de 27-jarige Balthazar Gerards doodgeschoten. Naar verluidt zijn de laatste woorden van de prins “Mon Dieu ayez pitié de mon âme, mon Dieu, ayez pitié de ce pauvre peuple!'” (God, wees mijn ziel genadig, God, ontferm u over dit arme volk). Of Willem van Oranje dit daadwerkelijk heeft gezegd is echter hoogst onzeker. Eén van de twee getuigen die dit gehoord zou kunnen hebben, de toevallig aanwezige burgemeester van Leeuwarden, Rombout Uilenburg – de andere is de stalmeester Van Malderen – vermeldt in een brief naar de staten van Friesland daar niets over: “sijne Exc. [..] is door eenen Bourgoingnon moorddadelijcken met eene Buxe, geladen met drie looden, geschooten, ende terstondt daernae deser werelt standtvastelijck overleden.’  Oftewel hij is direct overleden. Omdat één van de kogels volgens de autopsie van  dokter Pieter van Foreest Willem van Oranje in zijn hart heeft geraakt, is het waarschijnlijk dat hij niets meer heeft kunnen zeggen en heeft men na de moord zijn beroemde laatste woorden hem in de mond gelegd. (In één van de eerste versies van de laatste woorden van de prins komt ook nog het zinnetje ‘ick ben seer gequetst‘ voor, maar dat is in de latere versies verdwenen. Dat klinkt ook wat minder poëtisch.)
  • De dader, Balthazar Gerards, is een fanatieke katholiek, geboren in Vuillafans bij Besançon – toen Spaans, nu Frans – die nadat hij van de ban en de beloning voor het vermoorden van Willem van Oranje hoort naar de Nederlanden afreist. Voordat Balthazar Gerards naar Delft afreist, gaat hij eerst nog langs Parma om deze op de hoogte te stellen van wat hij van plan is en alvast de beloning te claimen. Aangekomen in Delft noemt Gerards zich François Guyon en doet zich voor als een protestantse hugenoot die uit Frankrijk is gevlucht en die in dienst van de prins wil treden. Hij vervult een opdracht voor de adjudant van de prins en wint daarmee diens vertrouwen. Het gevolg is dat hij toestemming krijgt om in de Prinsenhof te komen en vraagt daar de prins te spreken. Als deze de trap afloopt, schiet Gerard hem bij die gelegenheid dood. Twee  kogelgaten zijn nog steeds zichtbaar in de muur bij trappenhuis van de Prinsenhof.
  • Na zijn dood probeert Gerards te vluchten, maar wordt al snel gepakt. Hij wordt gevangen gezet, gemarteld en op 14 juli op gruwelijke wijze in Delft terechtgesteld. Eerst slaat men het pistool waarmee hij de daad heeft gepleegd symbolisch stuk. Daarna  wordt de hand waarmee hij geschoten heeft met een gloeiende tang bewerkt, vervolgens worden er bij zijn benen en armen grote stukken vlees van zijn lichaam gesneden. Tot slot wordt hij levend gevierendeeld. Niet door middel van paarden maar door een beul die zijn lichaam in stukken snijdt. Zijn hoofd wordt na afloop van de executie op een spies geplaatst.
  • Op 3 augustus wordt Willem van Oranje begraven in de Nieuwe kerk in Delft. Opvallend is dat behalve zijn familie niemand van de hoge adel hem de laatste eer komt bewijzen. Alleen lagere edellieden en burgers doen dit. Ook zijn nog enige levende broer Jan reist niet af naar Delft.
  • Na het overlijden van Willem van Oranje neemt de Raad van State  – deze bestaat op dat moment uit vier leden uit Holland, drie uit Brabant, Zeeland en Friesland, twee uit Vlaanderen en Utrecht, het bestuur waar. Ook de 17-jarige prins Maurits is lid van deze Raad die vooral belast is met de leiding van het Staatse leger en van de vloot in de strijd tegen Spanje. Later nemen de Staten-Generaal de bestuursrol op zich.
  • Filips II stuur de  familie Gerard een bedankbrief maar geeft hen niet de uitgeloofde beloning van 25.000 gouden dukaten, maar wel drie heerlijkheden in Franche-Comté, die eerder het bezit van Willem van Oranje waren. (In 1595 eist Filip Willem, de oudste zoon van Willem van Oranje deze gebieden weer op en krijgt ze ook weer terug.)
  • Twee weken na de begrafenis van Willen van Oranje veroveren de Spanjaarden Gent. Zo’n 4.000 protestantse inwoners van de stad en omgeving trekken daarop naar de Noordelijke Nederlanden.
  • In oktober volgt Johan van Oldenbarnevelt Paulus Buys op als landsadvocaat, ook wel raadspensionaris genoemd..

1585: Delft; foto genomen op 30 juni 2023

1585 Dleft 30 juni 2023 20230630_151503

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1585?

  • Ook in 1585 wordt er op verschillende plaatsen weer hevig gevochten tussen de Spaanse en Staatse legers. De strijd gaat vooral om het bezit van de vestingsteden, die de gebieden rondom de steden controleren. De vestingsteden zijn met hun hoge muren plus hun buiten de stadsmuren liggende schansen (dat zijn grote verdedigingswerken, meestal gemaakt van grote hopen afgegraven aarde) goed te verdedigen. Grote veldslagen op open terrein komen weinig voor.
  • De belangrijkste veldslagen vinden in het zuiden van de Nederlanden plaats. De hertog van Parma belegert sinds juli 1584 Antwerpen. Hij snijdt de toevoer naar Antwerpen af en probeert de stad uit te hongeren. Zijn legers omsingelen de stad op het land. De bevoorrading naar Antwerpen over de Schelde wil hij verhinderen door middel van een zogeheten scheepsbrug. In februari 1585 slaagt hij er in om een 730 meter lange brug, lees dam, over de Schelde te maken van aan elkaar geklonken schepen die liggen tussen de forten Philipsschans en Mariaschans. Hierdoor is de Schelde geblokkeerd voor de scheepvaart en kunnen er geen bevoorradingsschepen meer naar Antwerpen varen. De stad is nu helemaal geïsoleerd van toevoer van voedsel, troepen en wapens.
  • In april ondernemen de Staatse troepen een poging om deze scheepsbrug op te blazen. Ze laten twee brandende vaartuigen gevuld met buskruit richting de brug drijven. Vlak voordat de twee schepen de brug bereiken doven de vlammen echter, waarna talloze Spaanse soldaten, en ook de plaatselijke bevolking, de brug op lopen om de twee boten te bekijken. Dan volgt er alsnog een grote ontploffing, waarbij tientallen burgers en soldaten omkomen. Ernstig beschadigd is de brug door de ontploffing echter niet. Na drie dagen is het gat weer gedicht.
  • Op 7 mei en op 26 mei proberen de Staatse troepen tot twee keer toe het beleg te doorbreken. Er vinden op meerdere plaatsen zware gevechten plaats, onder andere bij de Kouwensteinsedijk, waar een Staatse vloot onder leiding van graaf Hohenlohe en Filips van Marnix – de laatste is de vermoedelijke schrijver van het Wilhelmus – tot twee keer toe probeert het beleg te doorbreken. De eerste keer (op 7 mei) mislukt dit, omdat door een misverstand de ondersteunende Staatse troepen uit het belegerde Antwerpen niet komen opdagen om de vloot te helpen. De poging op 26 mei mislukt doordat graaf Hohenlohe en Filips van Marnix te vroeg in triomf het slagveld verlaten, omdat zij denken de slag al gewonnen te hebben. Ze hebben een verlate grote groep Spanjaarden over het hoofd gezien die later arriveert op het slagveld. Aan beide kanten komen bij deze twee veldslagen zo’n duizend soldaten om het leven.
  • Op 17 augustus 1585 geeft Antwerpen zich na een beleg  van  bijna 14 maanden over. Met de val van de belangrijkste stad in het zuiden is er praktisch gezien sprake van een scheiding van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Van de belangrijke steden in Vlaanderen is alleen de havenstad Oostende nog in handen van de Staatsen.
  • Na de val van Antwerpen verlaten naar schatting liefst 60.000 van de 100.000 inwoners van Antwerpen de stad. Velen trekken naar de Noordelijke Nederlanden, maar er vluchten ook duizenden mensen, vooral protestanten, naar Engeland en Duitsland.
  • De Staatse troepen in Zeeland sluiten na de val van Antwerpen bij Vlissingen de toegang tot de Schelde af, waardoor er een einde komt aan de positie van Antwerpen als belangrijke haven- en handelsstad. Handelschepen kunnen Antwerpen niet meer bereiken. De Staatsen laten alleen maar kleine schepen door die vooral voedsel naar Antwerpen mogen brengen. Veel goederen worden in Vlissingen overgeslagen op kleinere boten. De afsluiting van Antwerpen geeft een enorme boost aan Amsterdam als handelsstad. Antwerpen daarentegen krijgt het economisch zwaar.
  • In oktober veroveren bij IJsseloord na een week vechten de Staatse legers een strategische gelegen schans bij de splitsing van de Rijn en de IJssel. De Staatse troepen, zo’n 2.000 man sterk – het zijn hier vooral Engelse en Duitse huursoldaten – worden aangevoerd door graaf Adolf van Nieuwenaer, de stadhouder van Gelre en Zutphen, Utrecht en Overijssel. Aanvankelijk lijdt graaf Adolf er de nodige verliezen, maar als hij hulp krijgt van drie Staatse schepen, die de schans vanaf het water met hun kanonnen beschieten, geven de Spanjaarden zich over. (In 1589 zal graaf Adolf in Arnhem om het leven komen als een nieuw geschut dat hij aan het uittesten is ontploft.)
  • Al met al is ook 1585 geen goed jaar voor de opstandelingen. Ze hebben vooral in de Zuidelijke Nederlanden veel terrein verloren. Na de nederlagen in het zuiden zoeken de Staten Generaal onder leiding van Johan van Oldenbarnevelt daarom opnieuw steun bij de protestantse koningin Elizabeth I van Engeland. Ze bieden haar de Nederlandse koningstitel aan, maar net zoals de Franse koning dat eerder deed, weigert zij. Wel sluiten Engeland en de Noordelijke Nederlanden in augustus het Verdrag van Nonsuch. Koningin Elizabeth zal  troepen sturen ter ondersteuning van de opstand. In ruil daarvoor krijgt zij de steden Vlissingen, Den Briel en Oostende in onderpand.
  • Ook stuurt ze Robert Dudley, oftewel de graaf van Leicester, naar de Nederlanden. In december steekt hij “in het geheim” met 6.000 man de Noordzee over en landt in Zeeland. Hij wordt vervolgens door de Staten-Generaal aangesteld als de hoogste militair leider en landvoogd van de Nederlanden.
  • In november benoemen de staten Holland en Zeeland beide Maurits van Nassau –  officieel is hij nog geen prins; de titel Prins van Oranje is na het overlijden van zijn vader Willem van Oranje in 1584 in bezit gekomen van Maurits oudere halfbroer Filip Willem die in Spanje zit; pas bij diens overlijden in 1618 verkrijgt Maurits de titel Prins van Oranje – op zijn achttiende verjaardag tot stadhouder.
  • In januari 1585 wordt Hendrick Avercamp geboren, later vooral bekend geworden door zijn vele winterlandschappen.
  • De Friese stadhouder Willem Lodewijk sticht op 29 juli  te Franeker een universiteit, bedoeld voor calvinistische predikanten. De universiteit wordt grotendeels betaald uit de opbrengsten van in beslag genomen landerijen die de vele Rooms-katholieke kloosters in Friesland in hun bezit hadden. Met een fors salaris lokken ze de bekende professor Johannes Drusius, expert in het Grieks, Hebreeuws en het Armeen weg bij de Universiteit van Leiden. De Universiteit van Leiden is er hevig ontsteld over.
  • In 1585 verschijnt het beroemdste boek van ‘vernufteling ‘ – de Middeleeuwse benaming voor een ingenieur –  Simon Stevin. Het betref ‘De Thiende’ waarin hij als eerste westerling uitgebreid het idee van een decimaal stelsel beschrijft. Het zal hem in wetenschappelijke kringen wereldwijd beroemd maken.

1586: Leiden; foto genomen op 20 september 2023

1586 Leiden 20 spet 2023 20230920_160930

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1586?

  • In december1585 is Willem Lodewijk, de stadhouder van Friesland, naar Zeeland afgereisd om samen met enkele andere leden van de Staten Generaal de graaf van Leicester en zijn hulptroepen te verwelkomen en om met andere legerleiders de tactiek voor de strijd tegen de Spanjaarden te bespreken. Opperbevelhebber Francisco Verdugo van de in Groningen gelegerde Spaanse troepen – de Friezen zijn Oranjegezind, de stad Groningen heeft in 1580 voor de Spaanse kant gekozen – ziet in de afwezigheid van de Friese stadhouder een mooie kans om een inval te doen in Friesland.  In noordelijk Nederland is er al een tijd sprake van een impasse in de strijd. Beide partijen zijn er aan elkaar gewaagd. De Spanjaarden vallen Friesland regelmatig binnen voor plundertochten op het platteland. Met de opbrengsten betalen ze veelal de soldij van hun troepen.
  • Op 13 januari 1586 valt Verdugo met een leger van 3.000  man voetvolk en 700 man cavalerie Friesland binnen. Hij profiteert hierbij van de strenge vorst die er voor heeft gezorgd dat meren, sloten en weilanden bevroren zijn, waardoor hij zich met zijn kanonnen snel over het land en het water kan verplaatsen. Hij trekt via Joure naar het zuidwesten van Friesland en houdt daar in plaatsen als Workum en Koudum flink huis. Veel huizen worden er geplunderd. Daarna trekt hij richting Leeuwarden. Bij Boksum, vlak voor Leeuwarden, komt hij op 17 januari een klein Fries leger tegen dat bestaat uit huursoldaten en vrijwilligers uit Leeuwarden. Het staat onder leiding staan van de Deense kapitein Stein Maltesenegen. Zij hebben weinig kans tegen de overmacht van de Spanjaarden en worden tijdens de ‘Slag bij Boksum’ volledig in de pan gehakt. Naar schatting sneuvelen zo’n 400 man van dit Friese legertje. Door de invallende dooi, en omdat de haastig teruggekeerde Willem Lodewijk inmiddels met een groot huurleger bij Stavoren aan land is gegaan, besluiten de Spanjaarden van een verder oprukken af te zien en trekken zich haastig terug naar Groningen met achterlating van een flink deel van hun oorlogsbuit.
  • In maart 1586 wordt Johan van Oldenbarnevelt officieel tot landsadvocaat van Holland benoemd. In deze functie botst hij al spoedig regelmatig met Robert Dudly, de graaf van Leicester, de nieuw benoemde gouverneur-generaal van Holland. Ze verschillen van mening over tal van zaken.
  • Op 4 april vaardigt de graaf van Leicester een plakkaat uit, waarbij ‘alle handel met den vijand‘ verboden wordt, evenals de uitvoer van levensmiddelen en ammunitie naar Engelse, Franse en Duitse steden. Dit tot groot ongenoegen van veel kooplieden, vooral die in Amsterdam.
  • In april 1586 vallen de Spaanse troepen de belangrijke vestingstad Grave aan. Wie Grave beheerst, beheerst de Maas. De stad staat onder Staatse controle, maar wordt belegerd door een Spaans leger van zo’n 3.000 man. De graaf van Leicester stuurt daarop een leger dat onder leiding staat van de Duitse graaf van Hohenlohe zu Langenburg – hij is getrouwd met een dochter van Willem van Oranje – naar Grave toe om het beleg te breken. Na hevige man tot man gevechten slagen de Staatse troepen er tijdens een zware storm in om het beleg van Grave (deels) te doorbreken. Als Dudleyd dit nieuws hoort, verkondigt hij dit overal als een groot succes aan, wat vooral aan zijn idee om hulptroepen te sturen te danken is. Als hij vanuit Den Haag richting het oosten van het land afreist, laat hij zich onderweg als algemeen bevelhebber van de Staatse troepen in allerlei plaatsen uitgebreid fêteren voor dit heugelijke feit. Dit feestvieren is een beetje voorbarig, want begin juni vallen de Spaanse troepen – ze staan bij deze aanval deze keer onder persoonlijk bevel van de Hertog van Parma – voor de tweede keer Grave aan. Deze keer slagen de Spanjaarden er wel in om de stad in te nemen. Dit komt mede omdat Lubbert Torck, de Staatse bevelhebber van Grave, zich al snel overgeeft. Hij en zijn manschappen krijgen een vrijgeleide van de hertog van Parma om de stad te verlaten. Als de graaf van Leicester dit nieuws hoort – hij is met een ontzettingsleger naar Grave onderweg, maar komt mede door de vele festiviteiten die hij onderweg bij woont veel te laat om nog deel te kunnen nemen aan de strijd – ontsteekt hij in woede en laat hij Torck arresteren. Hij beschuldigt hem ervan dat hij door lafheid en onervarenheid de stad te snel heeft opgegeven. Torck moet voor een krijgsraad verschijnen die hem ter dood veroordeelt. Op 28 juni 1586 wordt hij staande onthoofd.
  • Op 22 september verliezen de Staatse troepen – de graaf van Leicester voert deze keer persoonlijk de voornamelijk Britse huursoldaten aan – de Slag bij Warnsveld. Zutphen blijft daardoor in Spaanse handen. Tijdens deze slag sneuvelt Sir Philip Sidney. Hij is niet alleen een aristocraat en soldaat, maar is in Engeland vooral bekend als dichter van sonnetten.
  • Aan het eind van 1586 hebben de Spaanse troepen het grootste deel van de Oostelijke en Zuidelijke Nederlanden weer in handen. Alleen Zeeland, Holland, Utrecht en delen van Friesland, Overijssel en Gelre zijn nog in Staatse handen.
  • Op diverse plaatsen duikt in 1586 in de Nederlanden de pest weer op. Zo overlijdt in Goirle een derde van de bevolking aan de ziekte.
  • In 1586 verschijnt er weer een nieuw boek van Simon Stevin, getiteld “De Beghinselen der Weeghconst’. Evenals zijn boek ‘De Thiende’ dat een jaar eerder is verschenen zal dit een beroemd  boek worden. In het boek toont hij niet alleen aan dat een perpetuum mobile (een ‘zelfbeweger’ zoals Stevin een dergelijke apparaat noemt) niet kan bestaan, maar ook beschrijft hij in het boek een experiment, waarmee hij aantoont dat Aristoteles ongelijk had toen deze stelde dat voorwerpen met een verschillend gewicht een verschillende valsnelheid zouden hebben. Daartoe laat Simon Stevin samen met zijn vriend Jan Cornets de Groot – de latere burgemeester van Delft (en vooral bekend geworden als de vader van Hugo de Groot) – twee loden bollen (“twee loyen clooten”) van verschillend gewicht van de Nieuwe Kerk in Delft vallen om zo te bewijzen dat zware en lichte voorwerpen even snel vallen en tegelijkertijd de grond zullen raken. Jaren later zal Galilei deze proef herhalen vanaf de Toren van Pisa.

1587: Oudewater; foto genomen op 4 januari 2024

1587 Oudewater 4 jan 2024 20240104_120628

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1587?

  • Het optreden van de troepen van de graaf van Leicester heeft in 1586 niet tot grote successen geleid en ook in 1587 gaat het al snel weer mis. Op 17 januari loopt de Franse kapitein Marchand  – hij is in dienst van de Staatsen – over naar de Spaanse kant en levert onverwacht het kasteel te Wouw uit aan de Spanjaarden. Zelf krijgt Marchant er tienduizend daalders van de Spanjaarden voor en de huursoldaten die met hem zijn overgelopen elk drie maanden soldij.
  • Ook in Zutphen en Deventer gebeurt iets soortgelijks. Tegenover Zutphen ligt op de westoever aan de ander kant van de IJssel een grote verdedigingsschans. Deze is in 1584 gebouwd door de Staatse troepen, maar als de schans in de winter van dat jaar onder water loopt, verlaten ze de schans. De Spanjaarden nemen daarop in de zomer van 1585 de schans in hun bezit en herstellen de schade, maar verlaten op hun beurt de schans in de winter en trekken ze zich terug in de stad Zutphen. Daarop nemen de Staatse troepen in 1586 de schans weer in hun bezit en stationeren er een leger Britse soldaten, die onder leiding staan van een zekere Rowland York. Hij is een Engelse officier die met de graaf van Leicester is meegekomen. York vindt echter dat hij als belangrijk huursoldaat onderbetaald wordt. Op 18 januari 1587 lopen hij en zijn manschappen over naar de Spanjaarden en leveren de schans aan hen uit. Even verderop volgt tegelijkertijd in Deventer William Stanley, de bevelhebber van de Engelse huursoldaten aldaar; ook meegekomen met de graaf van Leicester, samen met zijn manschappen dit voorbeeld en leveren Deventer uit aan de Spanjaarden.
  • York, Stanley en hun huursoldaten treden vervolgens in Spaanse dienst. Al snel klaagt York echter ook daar over de volgens hem te geringe beloning die hij er krijgt. (De Spanjaarden hebben al snel genoeg van hem en omdat ze bang zijn voor dubbelverraad vergiftigen ze hem in 1588. Als in 1591 prins Maurits de steden Zutphen en Deventer herovert, laat hij het lichaam van York opgraven en zijn stoffelijk overschot alsnog vanwege hoogverraad ophangen. Stanley blijft de rest van zijn leven in Spaanse dienst en sterft in 1630 in Gent.)
  • Ook bij Sluis in Zeeuws Vlaanderen gaat het in 1587 mis voor de Staatsen. De Spanjaarden, onder de persoonlijke leiding van de hertog van Parma, belegeren sinds juni met zo’n 7.000 man de stad, die door zo’n 1.600 Staatse huursoldaten plus een burgerwacht vanaf de stadswallen wordt verdedigd. Pogingen van prins Maurits en de graaf van Leicester om met een legermacht van 4.000 man de stad over land en per schip te ontzetten mislukken en als op 5 augustus er nog maar zo’n 600 van de oorspronkelijk 1.600 soldaten in Sluis in staat zijn om de stad te verdedigen – de overige 1.000 zijn dood of gewond – geeft de stad zich over. Na de val van Sluis is Oostende nog de enige havenstad in Vlaanderen die in handen is van de Staatsen.
  • Het enige succes dat de Staatse legers in 1587 boeken vindt plaats bij de schans van Engelen, een schans gelegen vlak boven ‘s-Hertogenbosch. Zo’n 4.000 man Staatse troepen onder leiding van graaf Filips Ernst van Hohenlohe-Neuenstein – hij beschikt ook over enkele zwaarbewapende schepen op de Maas  – vallen in juli de schans aan in de hoop daarmee de troepen van de hertog van Parma bij Sluis weg te lokken. Dat laatste gebeurt echter niet. Wel stuurt de hertog een ander Spaans leger van zo’n 3.200 man onder leiding van de Spaanse gezinde Claude de  Berlaymont, hij is de Heer van Hautepenne, naar Engelen om de schans te verdedigen. Door de hoge waterstand kunnen de schepen van Hohenlohe tot vlak vóór de schans komen en deze vervolgens met hun scheepskanonnen beschieten. Hierbij wordt De Berlaymont dodelijk getroffen en sterft even later. Op 13 juli veroveren de Staatse troepen de schans, maar dat is dan wel zo’n beetje het enige succes dat de Staatse troepen in 1587 boeken onder leiding van de graaf van Leicester.
  • In de Noordelijke Nederlanden nemen de spanningen daarom toe. De ruzies tussen enerzijds Van Oldenbarnevelt en Maurits van Nassau en anderzijds de graaf van Leicester worden steeds talrijker. Het gaat om de strategie en om wie de macht heeft. In augustus lijkt het er zelfs even op dat de graaf van Leicester in Den Haag een soort staatsgreep wil plegen om de macht helemaal naar zich toe te trekken. Van Oldenbarnevelt en Maurits van Nassau ‘vluchten’ daarop naar Delft. Leicester doet vervolgens een ronde langs de diverse Hollandse staten en steden om deze voor zijn plannen te winnen. Hij wil in Utrecht een centraal landsbestuur opbouwen op basis van een sterke centrale macht. Dit wordt echter door de staten, die juist gewend zijn aan hun autonomie, niet geaccepteerd. Nergens krijgt graaf Dudley dan ook steun voor zijn plannen. Enkhuizen en Friesland willen hem zelfs niet eens ontvangen. Eind november vertrekt de graaf teleurgesteld naar Engeland. Op 17 december wordt hij officieel door de Staten-Generaal ontslagen.
  • Al met al is de situatie voor de opstandige Nederlanden zorgelijk. Eind 1587 hebben de Spaanse troepen bijna heel zuidelijk en oostelijk Nederland weer terug veroverd (zoals dit kaartje van Stuntelaar (op de Wikipedia) laat zien.)

  • De Hollandse koopvaartschepen hebben in 1587 erg veel last van de Duinkerker kapers. Deze overvallen met toestemming van de Spanjaarden in het Kanaal regelmatig Hollandse handels- en vissersschepen. In augustus vaardigen de Staten van Zeeland ‘Het plakkaat op de veylige navigatie met ende van Westen‘ uit. Handelsschepen mogen vanaf dat moment alleen nog maar gezamenlijk uitvaren in konvooien die bestaan uit minimaal acht schepen, die begeleid moeten worden door oorlogsschepen, totdat ze voorbij de monding van de Seine zijn .
  • Op 17 november wordt in Keulen de latere dichter Joost van de Vondel geboren. Als hij zeven jaar oud is, verhuist het gezin naar Utrecht en twee jaar later naar Amsterdam, waar zijn vader – die ook dichter is – een winkel in kousen opent.
  • De Friese stadhouder Willem Lodewijk huwt op 22 november Anna, de tweede dochter van Willem van Oranje uit zijn huwelijk met Anna van Saksen. Een half jaar later zal zij tijdens haar eerste zwangerschap overlijden. Willem Lodewijk blijft verdrietig achter en zal nooit meer hertrouwen.

1588: Oudewater; foto genomen op 4 januari 2024

1588 Oudewater 4 jan 2024 20240104_114820

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1588?

  • Maurits van Nassau wordt in 1588 als opvolger van Dudley benoemd als algemeen legeraanvoerder van de Staatse troepen. De militaire strategie wordt echter niet alleen door hem bepaald. Hij moet daarvoor overleggen met de Staten-Generaal en de Raad van State. Leden van beide organisaties gaan daarom vaak mee op veldtochten zodat er ter plekke beslissingen kunnen worden genomen. Ook besluit men in 1588 om te kiezen voor iets kleinere maar goed getrainde legers in vaste dienst in plaats van grotere legers die veelal bestaan uit haastig ingehuurde soldaten die veelal ongetraind zijn. De Nederlanden hebben tussen 1580 en 1588 veel gebied aan de Spanjaarden verloren, maar 1588 laat een voorzichtige kentering laten zien. Niet omdat ze gebied veroveren maar ze verliezen ook geen gebieden. Dit komt omdat de hertog van Parma opdracht van Filips II krijgt om geen grote veldtochten in de Nederlanden dat jaar te houden. Hij moet zich gaan voorbereiden op een invasie van Engeland.
  • Spanje voert in 1588 namelijk niet alleen een strijd tegen de Nederlanden. Sinds 1585 is het land ook in oorlog met Engeland dat onder leiding staat van de protestantse koningin Elizabeth I. In 1588 besluit Filips II tot een invasie van Engeland en stuurt een vloot van ruim 150 schepen – de Spaanse Armada – naar Engeland. Aan boord bevinden zich naast de zeelieden zo’n 20.000 soldaten. Het plan van de Spanjaarden is dat onder bescherming  van de Armada ook een leger van zo’n 30.000 man  onder leiding van Farese, de hertog van Parma, over te zetten vanuit Vlaanderen naar Engeland. Dat leger van goed getrainde soldaten – ze hebben veel ervaring opgedaan tijdens hun strijd in de Nederlanden – moet de hoofdmacht vormen van de invasie. Echter op het moment dat de Armada in het kanaal arriveert, is Parma nog niet klaar met het formeren van zijn legers en moet de Spaanse Armada in het Kanaal wachten totdat Parma zo ver is. Deze durft echter niet zijn schepen met zijn manschappen uit te laten varen omdat een grote Hollandse oorlogsvloot de haven van Duinkerken blokkeert.
  • De Spaanse vloot – de communicatie tussen de Armada en de hertog van Parma verloopt slecht – moet noodgedwongen wachten en wordt ondertussen op diverse plekken aangevallen door de Engelse vloot,  onder andere tijdens de slag van Grevelingen.  De Spaanse invasie mislukt volkomen. De schepen met de soldaten van Farnese zullen zelfs nooit de haven van Duinkerken verlaten en ook de soldaten aan boord van de Armada landen niet in Engeland. Ze moeten vluchten en via een omweg om Engeland en Schotland heen keren ze terug naar Spanje. Op de kust van Ierland  landen door voedselgebrek een aantal Spaanse schepen, waarbij de gestrande bemanningen, ook al geven sommigen zich direct over, direct door de Engelsen om het leven worden gebracht, bang als deze zijn dat de Spanjaarden de katholieke Ieren tot een opstand tegen de Engelsen zullen leiden. Uiteindelijk gaat de helft van de Spaanse vloot verloren en zo’n tienduizend man komt om.
  • Sinds het Plakkaat van Verlatinge uit1581, waarin de Staten-Generaal hun trouw aan de Spaanse koning Filips II hebben op gezegd, zijn de Nederlanden op zoek naar een nieuwe vorst. De optredens van Frans van Anjou en van Rober Dudley, de graaf van Leicester, als landheer van de Nederlanden, zijn echter beide rampzalig verlopen. Omdat daarnaast zowel Hendrik IIII, de koning van Frankrijk, en Elizabeth I, koningin van Engeland, geen belangstelling hebben om ook in de Nederlanden de regerend vorst te worden, besluiten de Staten-Generaal in 1588 om de zoektocht op te geven en roepen de ‘Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden’ uit. De Nederlanden vormen met hun republiek een uitzondering in Europa een uitzondering. Haast alle landen en gebieden hebben een vorst. Uitzonderingen zijn de stadstaten Venetië en Genua in Italië die ook republieken zijn.
  • De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bestaat overigens niet uit zeven gewesten maar uit acht gewesten. Maar in tegenstelling tot Holland, Zeeland,  Utrecht, Gelre, Overijssel, Friesland en Stad en Lande (Groningen) telt het gewest Drenthe” niet mee. Het heeft nog geen 20.000 inwoners en heeft daarom ook geen vertegenwoordigers in de Staten-Generaal. Verder maken nog enige ‘Generaliteitslanden’, dat zijn gebieden buiten de zeven provinciën liggen, maar die wel onder het gezag van de Staten-Generaal vallen zoals delen van Brabant, Limburg en Vlaanderen, deel uit van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
  • De Zeven Verenigde Nederlanden vormen een soort confederatie.  De Staten zijn autonoom en hebben hun eigen bestuur. Wel bepalen ze gemeenschappelijk het buitenlands beleid, vormen één Staats leger en een Staatse vloot en heffen hier gezamenlijk belasting voor. Alle zeven staten zijn verenigd in de Staten-Generaal. Iedere staat heef daarin een gelijkwaardige stem, al is het in de praktijk wel zo dat die van Holland – die ‘provincie’ betaalt meer dan de helft van alle kosten – zwaarder telt. Daardoor is iemand als Johan van Oldenbarnevelt – hij is sinds 1586 de Raadpensionaris van Holland, de belangrijkste ambtenaar – de meest invloedrijke politieke bestuurder van de Nederlanden. In de praktijk fungeert hij als politiek leider en Maurits van Nassau
  • De Staten-Generaal vergaderen vrijwel dagelijks. Dat doen ze in ’s Gravenhage – die stad geldt als de officieuze hoofdstad van de Nederlanden; er is geen officiële hoofdstad.  Vaak gaan vertegenwoordigers van de Staten-Generaal mee op veldtochten van het leger, zodat er ter plekke snel beslissingen kunnen worden genomen. De legeraanvoerders, zoals Maurits van Oranje, dienen in principe ‘te luisteren naar de ‘bevelen’ van  Staten-Generaal. Naast de Staten-Generaal zijn er ook nog adviesraden zoals de Raad van State.
  • De afzonderlijke staten hebben een elk een eigen stadhouder; eigenlijk is de naam stadhouder verkeerd omdat de functie van koning en landheer niet meer bestaat in wiens naam de persoon stadhouder is, niet meer bestaat, zodat er geen stadhouder meer nodig is  om bij afwezigheid van de vorst in diens naam de stad/staat te besturen. Maar men besluit om toch de functie en de naam van stadhouder aan te houden als de “leider / aanspreekpunt” van de afzonderlijke staten. Veelal zijn de statushouders leden van de familie Van Oranje-Nassau die de stadhouders leveren.  Zo wordt in 1588 Maurits van Nassau – hij is al stadhouder van Zeeland en Holland ook benoemd als stadhouder van Utrecht, Gelderland en Overijssel. In Friesland is zijn neef Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg stadhouder.
  • Niet alleen worden de legers centraal ingehuurd, ook de wapens worden centraal ingekocht. Kopen de Staatse troepen hun kanonnen in het begin van de oorlog voornamelijk in het buitenland, sinds 1588 worden de meeste kanonnen in de Nederlanden zelf gegoten. Deze gietijzeren kanonnen kunnen kanonskogels van liefst 48 pond afschieten die ernstige schade aan stadsmuren kunnen aanrichten. Andere wapens die tijdens de veldslagen worden gebruikt zijn de musket (een geweer) en het roer, dat is een kleinere versie van een musket. Ook hanteren de soldaten een rapier (dat is een soort zwaard) en een vijf meter lange piek (een stok met een metalen punt er op). De wapens van de legers liggen veelal opgeslagen in grote arsenalen, onder andere in Leeuwarden en Dordrecht. Ze worden meestal over water naar de troepen gebracht. Vanwege de vele moerasachtige gebieden die Nederland in die tijd nog telt, is dit een snellere en een betrouwbaarder manier van vervoeren dan over het land.
  • Na de mislukte invasie van Engeland trekt Parma. met zijn 30.000 man op naar Bergen op Zoom. Op 23 september begint de belegering van de stad, maar de Spanjaarden slagen er niet in om de stad , waarin een groot regiment Engelsen is gelegerd, te veroveren. Na de komst van een Staats ontzettingsleger – en omdat de Spanjaarden erg veel last hebben van het hoge water in de Schelde – staken ze in november de belegering.

1589: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1589?

  • Het jaar begint slecht voor de Staatsen. Geertruidenberg gaat in januari verloren. Die verovering kost de Spanjaarden overigens alleen maar een zak geld, geen munitie. De stad wordt dat jaar verdedigd door een ingehuurd garnizoen Engelse soldaten. De Staatsen zijn niet alleen zuinig met betalen van de soldij, maar ook traag, wat tot veel ongenoegen bij de Engelsen lijdt. Als de Spaanse troepen voor de stad verschijnen, hebben de Engelsen een voorstel voor Parma. Voor een bedrag van 15 maanden soldij en behoud van de voorrechten van de inwoners van de stad willen ze de stad wel zonder te vechten verlaten. De Spanjaarden gaan rekenen en komen tot de conclusie dat een beleg meer geld zal kosten om hun eigen huursoldaten en de munitie te betalen en gaan op het aanbod in. Aldus komt de opmerkelijke ‘Bergverkooperij‘ tot stand. Ook in Willemstad dreigen de Engelse troepen te gaan muiten en de stad te ‘verkopen’, maar daar kunnen de Staatsen nog net op tijd ingrijpen.
  • Ook de Spanjaarden hebben te kampen met morrende soldaten die klagen over achterblijvende soldij. Het gaat niet goed met de economie van Vlaanderen en die van Brabant. Er wordt in de gebieden veel gevochten en daarnaast is de scheepvaart over de Schelde naar Antwerpen geblokkeerd door de Staatsen, waardoor er weinig wordt verdiend met de handel in Antwerpen, de belangrijkste stad van Vlaanderen. De Spanjaarden kunnen als gevolg daarvan niet veel belastinggeld ophalen, noodzakelijk om hun legers te betalen. Het leidt tot een onregelmatige betaling van de soldij aan de huursoldaten, die soms pas willen vechten als ze eerst betaald worden. Zo weigert tijdens het beleg van Heusden in 1589 een Spaans regiment de Maas over te steken omdat ze hun soldij nog niet hebben ontvangen. Uiteindelijk geven de Spanjaarden het beleg op en trekken zich terug.
  • Op 6 maart wordt de Admiraliteit van het Noorderkwartier, ook wel de Admiraliteit van West-Friesland en het Noorderkwartier geheten, opgericht met het hoofdkantoor in Hoorn. Het is na de admiraliteit van Rotterdam (1574), de Admiraliteit van Zeeland (1584), de Admiraliteit van Amsterdam (1586) de vierde admiraliteit die in de Noordelijke Nederlanden wordt opgericht. Onder andere Piet Hein en Cornelis Tromp zullen later in dienst van deze admiraliteit varen. (In 1596 wordt nog een vijfde admiraliteit  opgericht, die van Friesland.) De belangrijkste taak van de vloot is het beschermen van de handelsvaart en visserij en het voorkomen dat de Nederlanden over zee wordt aangevallen.
  • In het in principe neutrale prinsbisdom Luik – officieus wordt het  ‘gecontroleerd’ door de Spanjaarden – verordonneert prins-bisschop Ernst van Beieren in 1589 dat alleen katholieken nog in het prinsbisdom mogen wonen. Ook moeten ouders hun kinderen binnen drie dagen na de geboorte laten dopen. Ook dienen tijdens kerkdiensten de herbergen gesloten blijven. Lang niet alle inwoners van het prinsbisdom waarderen deze maatregelen.
  • In de zomer trekt een groot Spaans leger van zo’n 15.000 man onder leiding van graaf Peter Ernst I van Mansfeld – Parma kampt met gezondheidsproblemen en zit ziek in Spa – naar de Betuwe en vandaar richting Arnhem, maar beide Staatse gebieden valt hij niet aan, dit tot opluchting van de Staten-Generaal. In de Betuwe beschikken de Staatsen namelijk maar over een leger van zo’n 2.100 man dat onder leiding staat van Maurits van Nassau en de Engelsman Sir Francis Vere. De Spanjaarden trekken echter door naar het (nu in Duitsland gelegen) vestigingsstadje Rijnberk, wat ze na een beleg in februari 1590 veroveren,
  • Op 10 augustus probeert een klein Staats legertje van zo’n 200 man onder leiding van Maarten Schenk van Nydeggen, de heer van Afferden en Bleijenbeek, ’s avonds bij verrassing Nijmegen in te nemen. Ze steken met enkele schepen en ponten de Waal over naar de Waalkade en slagen er in om door de Anthonispoort de stad binnen te komen. Daar worden ze echter verdreven door de Spanjaarden en de gewapende (katholieke) stadswacht van Nijmegen. Ze moeten vluchten. Tijdens de terugtocht over de Waal slaan een aantal te zwaar beladen boten om, waaronder die waarin Maarten Schenk zit. Door zijn zware harnas kan hij niet zwemmen en verdrinkt hij.
  • Maarten Schenk is een opmerkelijke man. Tot 1578 vecht hij als bevelhebber mee met de Staatsen maar loopt dat jaar over naar de Spanjaarden. In 1582 wordt hij door de Staatsen gevangen genomen, zit twee jaar gevangen en besluit dan weer voor de Staatsen te gaan vechten. Die wantrouwen hem aanvankelijk maar geven hem toch weer een kans als bevelhebber. Vijf jaar lang vecht hij weer mee met de Staatsen totdat hij bij Nijmegen sneuvelt. Zijn lijk wordt door de Spanjaarden opgedregd, waarna hij alsnog wordt onthoofd en zijn hoofd op een staak wordt gespietst. Ook wordt zijn lichaam door de Spanjaarden gevierendeeld. (Als Maurits van Nassau twee jaar later Nijmegen verovert, laat hij zijn resten opgraven en hem herbegraven in de Sint-Stevenskerk.)
  • Al met al ziet de situatie halverwege 1589 er zorgelijk uit voor de Staatsen. Weliswaar zijn ze op zee samen met de Engelsen de Spanjaarden de baas, maar op land verliezen ze steeds meer terrein. Maar dan gebeurt er iets dat voor een wending in de oorlog zal zorgen. Filips II besluit in 1589 om zich te gaan bemoeien met de (achtste) Hugenotenoorlog In Frankrijk tussen de katholieken en protestanten. Hij wil Frankrijk “redden”  van het protestantisme. Hij geeft de hertog van Parma opdracht om voorlopig af te zien van verdere veldtochten in de Nederlanden en met zijn leger vanuit het noorden Frankrijk binnen te trekken. Spanje is daardoor nu niet alleen in oorlog met de Nederlanden en Engeland, maar ook met Frankrijk en moet nu zijn legers over meerdere gebieden verdelen.
  • Begin oktober profiteren de Staatse legers hier direct van. Een leger onder leiding van Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg, de stadhouder van Friesland, vaart naar Zoutkamp en verovert de Schans bij Zoutkamp op de Spanjaarden. Hierdoor beheersen de Staatsen de toegang over het Reitdiep en heeft de stad Groningen geen toegang meer tot de zee.
  • In het in Vlaanderen gelegen Lier vervolgt schout Willem Brant in 1589 meerdere mensen op verdenking van hekserij. Tot hen behoren de 14-jarige Anneken Faes Brosis en haar moeder Lysbeth Stryckaerts. Onder foltering bekent Anneken dat ze een heks is en geeft aan dat een zekere Cathelyne Van den Bulck eveneens een heks is. Deze wordt daarop ook gearresteerd en gefolterd, waarbij ze bekent en aangeeft dat ze met de duivel door de lucht is gevlogen en seks met hem heeft gehad. Wel weigert ze namen van andere heksen te noemen.  Cathelyne Van den Bulck wordt ter dood veroordeeld. In januari 1590 wordt ze op het marktplein van Lier in het openbaar verbrand nadat ze eerst is gewurgd. De 14-jarige Anneken wordt tot acht maanden gevangenisstraf veroordeeld plus een jaar lang water en brood vasten op vrijdag, haar moeder die zwanger is wordt vrijgelaten. (In 2021 krijgt Cathelyne Van den Bulck eerherstel van de stad Lier.)
  • Op 19 juni 1589 besluit het stadsbestuur van Amsterdam om een tuchthuis op te richten met als doel het heropvoeden van armen en/of misdadigers. Tot dan werd een gevangenis alleen gezien als een bestraffing voor veroordeelde misdadigers.

1590: Rijswijk; foto genomen op 19 maart 2024

1590 Rijswijk 19 maart 2024 20240319_142442

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1590?

  • Spanje is in 1590 niet alleen in oorlog met de Nederlanden, Frankrijk – Parma trekt in 1590 op naar Parijs – en Engeland, maar het krijgt ook te maken met problemen in de Spaanse koloniën in Zuid-Amerika, met opstanden in zijn Duitse gebieden en bedreigingen van de Ottomanen die een militaire campagne willen beginnen tegen Spanje. Het gevolg is dat Spanje op veel fronten tegelijk moeten vechten en daardoor manschappen tekort komt om in de Nederlanden een offensief te beginnen. Het beperkt zich in de Nederlanden tot het verdedigen van zijn posities.
  • Pas als Frankrijk en Spanje in 1598 vrede sluiten beschikken de Spanjaarden weer over voldoende troepen om ook actief te worden in de Nederlanden. Tot dan kunnen de Nederlanden echter volop profiteren van de situatie en veroveren de Staatse troepen onder leiding van de legerleiders Maurits van Nassau en zijn neef Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg in de periode 1589 tot 1598 menige stad en schans op de Spanjaarden.
  • De beroemdste verovering in die periode – en misschien ook wel van de hele Tachtigjarige Oorlog  – betreft de inname van Breda in maart 1590. Dit dankzij de list, bedacht door turfschipper Adriaen van Bergen, om met het ‘Turfschip van Breda’, met daarin 75 Staatse soldaten verstopt, ongezien troepen de stad in te brengen. Nadat het turfschip de stad is ingevaren, komen ’s nachts de soldaten van Maurits te voorschijn. Het turfschip wordt na de verovering van de stad op het droge getrokken en krijgt, beschermd door een afdak, een ereplekje op het kasteelterrein van Breda. (In 1625 als de Spanjaarden Breda heroveren steken ze het Turfschip in brand.
  • Overigens deed een zekere  Roelof van Lennep, een Gelderse bevelhebber in dienst van de hertog Karel van Gelre, al veel eerder (in 1514) iets soortgelijks bij zijn succesvolle aanval op Arnhem. Alleen zaten in zijn geval de soldaten verstopt in een hooiwagen die de stad werd ingereden. Op 29 oktober 1590 probeert een groep Spaanse soldaten bij Lochem dezelfde truck als die van Van Lennep uit. Ook zij verstoppen zich in een hooiwagen, maar zij worden ontdekt door de zoon van de poortwachter die wat hooi uit de wagen plukt voor zijn huisdier. Na de nodige straatgevechten mislukt deze Spaanse aanval op Lochem.
  • Op 29 oktober 1590 overlijdt de graveur, dichter, vertaler, politicus, filosoof en schrijver Dirck Volkertsz. Coornhert. Zijn bekendste boek is ‘Boeventucht’ dat hij in 1567 in de gevangenis schrijft. Hij zit dat jaar een paar maanden in de Haagse Gevangenpoort opgesloten, beschuldigd op betrokkenheid bij de Beeldenstorm. Het boek is een beschouwing over de oorzaken van criminaliteit en een zinvolle manier van strafoplegging. Het strafrecht moest niet gebaseerd zijn op wraak of vergelding, maar op rationele overwegingen, aldus Cornhert in 1567. De Coornhert-Liga, een vereniging voor strafrechthervorming opgericht in 1971, is naar hem genoemd.
  • In 1590 krijgt de Universiteit van Leiden van het gemeentebestuur een terrein van circa 1250 m²  aan de Rapenburg in Leiden. Op het terrein wordt de Hortus Botanicus aangelegd, de eerste botanische tuin in de Nederlanden.
  • Ten behoeve van de armenzorg voeren de Staten van Friesland in april 1590 de zogeheten oortjesregeling in. Een oortje is ongeveer 1/80 gulden. De regeling houdt in dat van elke gulden die de Staten als belasting van pachters e.d. ontvangen een oortje, ongeveer 1% van de belastingen, bestemd is voor de armenzorg. Andere staten en steden voeren later een soortgelijke maatregel in.
  • In 1590 wordt een begin gemaakt met de Haringvliet, een binnenhaven in Rotterdam. Aanvankelijk bedoeld voor de haringvloot die hier aanmonsterde, later vooral in gebruik door de schepen van de Admiraliteit van Rotterdam.

1591: Haarlem; foto genomen op 28 september 2023

1591 Haarlem 20230928_121330

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1591?

  • In 1591 heeft Spanje het met zijn oorlogen op vele fronten nof steeds zwaar. De Staten-Generaal en legeraanvoerder Maurits zien in de verzwakte positie van de Spanjaarden een kans om in 1591 een poging te wagen om Nijmegen of Groningen te veroveren, het liefst beiden.
  • Voordat Maurits met zijn huurleger van 10.000 soldaten die beide steden kan belegeren, dienen er echter eerst enkele onder Spaans gezag staande steden langs de IJssel veroverd te worden om een snel vervoer over water van de troepen en het geschut mogelijk te maken. Daartoe verschijnt Maurits en zijn leger half mei voor de poorten van Zutphen. De schans aan de overkant van Zutphen verovert hij al snel. Net zoals een jaar eerder bij Breda (het turfschip) gebeurt dit ook met hulp van een list. Hij laat een legereenheid een negental angstige boeren opjagen, althans dat denken de Spanjaarden die deze vluchtelingen toegang tot de schans geven; in werkelijkheid zijn het verklede soldaten. Twee weken na de val van de schans valt ook de stad Zutphen.
  • Na Zutphen trekt Maurits door naar Deventer. Na een kort beleg, waarbij hij zijn kanonnen de zuidelijke stadsmuur massaal laat beschieten –  de stadsmuur, een poort en zo’n 500 huizen raken hierbij zwaar beschadigd – geven de 1200 verdedigers van de stad zich op 9 juni over.
  • Als Maurits daarna verneemt dat er een Spaans hulpleger richting Groningen trekt om die stad te beschermen, laat hij zijn troepen snel per boot naar het noorden trekken. Hij komt echter te laat – de Spaanse hulptroepen zijn al in de stad – om Groningen succesvol te kunnen belegeren. Hij laat zijn troepen daarom naar Delfzijl optrekken om deze doorvoerhaven van Groningen te belegeren, waardoor de bevoorrading van de Spanjaarden in Groningen moeilijker zal worden. Ook zijn er in Delfzijl, net als in Duinkerkers, kapers gelegerd die Hollandse handelsschepen die terugkomen van de Oostzee overvallen.  De Staten-Generaal willen graag een einde maken aan deze praktijken. Delfzijl geeft zich op 2 juli na een korte belegering door de troepen van Maurits over.
  • Na het veroveren van Delfzijl besluit Maurits on de stad Groningen niet aan te vallen, maar laat jij het grootste gedeelte van zijn troepen – een deel blijft achter om de veroverde steden te kunnen verdedigen – helemaal naar het zuiden trekken en wel naar Hulst in Vlaanderen, welke stad hij op 24 september verovert. Door deze tocht naar het zuiden hoopt hij dat de Spanjaarden zullen denken dat hij niet van plan is om Nijmegen te belegeren en dat ze daarom deze stad niet extra zullen versterken. De list werkt, want als Maurits half oktober plotseling toch naar Nijmegen trekt, zijn er te weinig Spaanse troepen in de stad aanwezig om deze goed te kunnen verdedigen. Binnen een week, op 21 oktober, geeft de stad zich over. Daarmee hebben de Staatse troepen de controle over de rivieren Rijn, Waal en IJssel.
  • In 1591 wordt in Amsterdam – de stad groei maar door; tussen 1570 en 1600 verdubbelt het inwonersaantal van 30.000 naar 60.000 inwoners – een begin gemaakt met de zogeheten ‘Tweede Uitleg’. Door het ‘uitgraven en aanplempen’ wordt de stad uitgebreid met de eilanden Uilenburg, Marken (Valkenburg) en Rapenburg. De nieuwe gebieden worden gebruikt als een soort industrieterrein, bestemd voor houtopslag, scheepswerven en ankersmederijen. De bestaande scheepsbouw wordt daarbij verplaatst van de Lastage (de huidige Nieuwmarktbuurt), waardoor op deze plek huizen kunnen worden gebouwd.
  • In de jaren negentig neemt de Nederlandse handel op de Levant, oftewel het Midden-Oosten, een grote vlucht. Zo vertrekken er in 1591 alleen al honderd Nederlandse handelsschepen vanuit Amsterdam naar Turkije. Ze kopen er grote hoeveelheden specerijen, die via karavanen uit het Verre Oosten naar Turkije zijn overgebracht. Ook zijde uit Perzië en katoen uit Syrië zijn gewilde handelsartikelen. Deels worden deze betaald met wisselbrieven en Nederlandse zilveren leeuwendaalders. De leeuwendaalder geldt in de internationale handel als een gewilde munt. (In de zeventiende eeuw zijn leeuwendalers zelfs het meest gebruikte zilvergeld in Turkije.) Ook vindt er ruilhandel plaats. De Nederlanders beschikken over buskruit, wapens en staal, goederen waarin de Sultan van het Ottomaanse Rijk erg in is geïnteresseerd.

1592: Dordrecht; foto genomen op 4 oktober 2023

1592 Dordrecht 4 okt 2023 20231004_114516

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1592?

  • Er ontstaat onenigheid tussen de verschillende staten. Zeeland wil graag dat Maurits en zijn troepen zich meer op het zuiden richten door bijvoorbeeld Geertruidenberg aan te vallen of een veldtocht te houden in Vlaanderen. De Friezen dringen er echter op aan dat Maurits zich richt op het noorden. De Staten-Generaal kiezen voor het Friese standpunt en besluiten om de steden Steenwijk en Coevorden aan te vallen. Ze hopen hiermee de toegangswegen naar Groningen voor de Spanjaarden af te sluiten. Als protest betalen de Zeeuwen in 1592 niet hun  deel van de kosten van het leger.
  • Op 28 mei begint het beleg van Steenwijk. De ongeveer 1.000 soldaten in Spaanse dienst in Steenwijk zien een  staats leger verschijnen van zo’n 5.000 man. De twee Staatse legerleiders Maurits en de Friese stadhouder graaf Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg verschillen van mening over de beste aanpak. Willem-Lodewijk stelt voor om loopgraven en tunnels naar de stadsgracht te graven en dan de gracht te dempen. Volgens prins Maurits is het beter om de stadsmuren met kanonkogels te beschieten. De Spanjaarden hebben echter de stadswal behoorlijk verstevigd en na 29.000 kanonskogels zonder veel resultaat afgeschoten te hebben, besluit Maurits om toch maar over te gaan op het plan van Willem Lodewijk. Dat plan werkt wel, de gracht wordt bereikt en gedempt, de stadsmuur ondermijnt en deels opgeblazen, waarna op twee plaatsen de Staatse troepen de stad binnendringen. Op 5 juli geeft de Spaanse bevelhebber Antonio Coquel zich over. “Ik ben verslagen door een schep, niet door kanonskogels.” zegt hij bij de overgave.
  • De strijd om Steenwijk kost aan beide zijden ongeveer 300 man het leven. Ook raken een aantal mensen gewond waaronder Prins Maurits zelf, die tijdens een inspectie van de loopgraven en tunnels wordt geraakt door een schot vanaf de stadsmuren. “Den prins werd door een matten kogel in de linker wang getroffen. De wond was evenwel niet gevaarlijk en de prins haalde er eigenhandig den kogel uit te voorschijn”; aldus een historisch geschrift.
  • Na Steenwijk trekken Maurits en Willem Lodewijk naar Coevorden en veroveren ook deze stad. Tijdens de gevechten om Coevorden wordt Willem Lodewijk door een musketkogel in de buik geraakt, maar er worden geen vitale delen getroffen en net zoals Maurits bij Steenwijk kan hij de strijd voortzetten.  Door de veroveringen van Steenwijk en Coevorden zijn de Spanjaarden afgesneden van de Zuiderzee en is de toevoerweg van Twente naar Groningen voor de Spanjaarden geblokkeerd. De Friezen zijn er zeer blij mee.
  • Nadat de eerste Brandaris op Terschelling in zee is gestort, is men begonnen met het bouwen van een nieuwe vuurtoren. Maar voordat men deze kan voltooien, stort deze in 1592 in. Men blijkt ondeugdelijk bouwmateriaal gebruikt te hebben.
  • Cornelis Corneliszoon van Uitgeest, een houtzager en molenmaker uit Uitgeest, bouwt in de Zaanstreek een kleine windmolen met daarin een krukas. Het is een proefexemplaar voor een experiment dat hij in gedachten heeft. Hij wil kijken of je de rotatie van de ronddraaiende wieken van een windmolen kan omzetten in een verticale beweging, waardoor je boomstammen in planken kan zagen.

1593: Leiden; foto genomen op 16 oktober 2023

1593 Leiden 16 okt 2023 20231016_163008

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1593?

  • De Staten-Generaal besluiten in 1593 de Zeeuwen hun zin te geven. Zeeland hervat daarop hun betalingen aan het leger en de troepen van Maurits trekken naar de in Spaanse handen zijnde vestingstad Geertruidenberg, een stad die belangrijk is voor de toegang  tot Zeeland. De stad was al eerder (in 1573) op de Spanjaarden veroverd, maar in 1589 weer verloren gegaan.
  • De belegering van Geertruidenburg  in 1593 is een technisch hoogstandje. Gedwongen door de draagwijdte van het geschut op de stadsmuren van de stad verschanst Maurits, nadat hij de buitenstellingen heeft veroverd, zijn 20.000 man tellende leger in een grote cirkel op een afstandje van de stad heen en gaat de stad uithongeren. Het moerassig gebied om de stad wordt met hulp van een compleet irrigatiesysteem van grachten, afwateringskanalen, kleine watermolens en sluizen drooggelegd, zodat Maurits de stad niet alleen kan omsingelen, maar waardoor hij ook verdedigende stellingen met hoge wallen en diepe grachten kan bouwen om eventuele aanvallen van Spaanse hulptroepen af te slaan. Vervolgens wacht hij geduldig af totdat de uitgehongerde stad zich overgeeft.
  • Een toegesneld Spaans garnizoen van 13.000 huursoldaten onder leiding van Graaf van Mansfeld, de bevelhebber van het Spaanse leger in Vlaanderen, wil de strijd aangaan maar kan de goed verdedigbare stellingen van Maurits niet zonder grote verliezen aanvallen. Van Mansfeld vraagt daarom per koerier of Maurits zijn stellingen niet wil verlaten en met hem elders de strijd op het open veld wil aangaan. Maurits slaat het aanbod af. Het antwoord dat Van Mansfeld bij terugkomst van de koerier te horen krijgt, luidt: “Zijne excellentie van Nassau is nog zeer jong en zou graag een oud krijgsman worden zoals u bent Excellentie.” Hij laat zijn leger liggen waar het ligt. Van Mansfeld ziet daarop af om de troepen van Maurits aan te vallen. Hun verdedigende stellingen zijn te goed vind hij. Na drie maanden beleg is Geertruidenburg  volkomen uitgehongerd en geeft zich over. In totaal kost de verovering Maurits 300 doden, 400 gewonden en 4.300 kanonskogels, aldus een historisch stuk.
  • In 1593 komt de geleerde Carolus Clusius aan in Leiden. Hij wordt er niet alleen benoemd als hoogleraar maar ook als de prefect van de Hortus Botanicus Leiden, waar hij naar verluidt de eerste uit Turkije meegenomen tulp in Nederland poot. Ook introduceert Clusius in Nederland de aardappel die hij meeneemt vanuit de keizerlijke tuinen in Wenen. De oorspronkelijk uit Zuid-Amerika overgekomen aardappel geldt op dat moment als een botanische curiositeit met geneeskrachtige eigenschappen.
  • Tijdens een zeer zware storm bij Texel zinken op kerstavond en kerstnacht 1593 veertig van de 140 aldaar voor ankeren liggende de schepen, 500 zeelieden verdrinken. De ankerplaats ‘de Rede van Texel ‘loopt van Den Helder naar Terschelling. Schepen wachten er vaak soms weken totdat de wind en het getij er gunstig genoeg zijn om uit te varen. Tijdens de storm zijn de rukwinden zó hevig dat veel schepen losslaan van hun anker. De schepen rammen tegen elkaar aan, masten breken af en bemanningsleden slaan overboord. De geschatte schade bedraagt zo’n half miljoen gulden, maar niet alle schade komt voor rekening van de eigenaren van de schepen. Een deel van de schepen is namelijk verzekerd bij enkele zeer vermogende  Amsterdamse kooplieden. Eén van hen, Roemer Visscher, moet in april 1594 geld uitkeren aan de verzekernemers van het bij de storm van 1593 bij Texel vergane schip ‘Het Hartshooft’. Hij noemt zijn dochter die in april 1594 wordt geboren daarom Tesselschade. Maria Tesselschade Roemers Visscher wordt later een bekende dichteres, zangeres en glasgraveerster. (Ze staat afgebeeld op een postzegel uit 1938.)
  • Cornelis Corneliszoon van Uitgeest krijgt, nadat zijn proefmodel in de Zaanstreek, het Juffertje genaamd, succesvol blijkt te werken, in december 1593 het octrooi voor zijn uitvinding van de zaagmolen. Door middel van het toepassen van een krukas in een windmolen wordt de draaiende beweging van de wieken van de windmolen omgezet in een op- en neergaande beweging. Het zagen van een boom in planken gaat daardoor dertig keer sneller dan met de hand, waardoor de Hollanders in een versneld tempo schepen kunnen bouwen, noodzakelijk voor de handel en de oorlogsschepen. Corneliszoon, ook wel Krelis Lootjes genoemd, omschrijft zichzelf als een “schamel huisman met wijf ende kijnderen belast” maar zijn uitvinding is één van de zaken die er voor zorgen dat de Nederlanden in de zeventiende eeuw een grote sprong voorwaarts op het wereldtoneel kan maken.

1594: Leiden; foto genomen op 16 oktober 2023

1594 Leiden 16 okt 2023 20231016_161911

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1594?

  • Na het verlies van de steden Delfzijl, Steenwijk en Coevorden hebben de Spanjaarden het lastig met de bevoorrading van Groningen. De Spaanse bevelhebber van Groningen, Francisco Verdugo, besluit daarom een poging te wagen om deze steden terug te veroveren. In de nacht van 12 op 13 februari 1594 vallen zo’n duizend soldaten in Spaanse dienst Delfzijl aan. Twee uur lang volgen er zware gevechten, maar als een Staats schip dat toevallig in de buurt voor anker ligt zijn zestien kanonnen gaat inzetten om de Spaanse toepen te beschieten, verlaten deze al snel het strijdtoneel en keren met vijftig doden terug naar Groningen.
  • Ook een poging van Verdugo om Coevorden terug te veroveren slaagt niet. Met de belegering van Coevorden is Verdugo al in oktober 1593 begonnen. Coevorden is omgeven door moerassen met slechts weinig toegangswegen naar de stad, zodat een belegering lastig is. Daarom laat Verdugo zijn werkmannen in zijn 7.000 man tellende leger – een leger omvat in die tijd niet alleen soldaten maar ook veel werklui die schansen, loopgraven en tunnels aanleggen – een dijk aanleggen die loopt van de Esschenbrugge door de Hooilanden naar het Klooster, over de Haar naar De Loo. (De dijk bestaat nog steeds en heet tegenwoordig de Spanjaardsdijk). Maar als er ziektes in zijn leger uitbreken, vermoedelijk veroorzaakt door muggen uit de moerassen, en als er een groot leger van zo’n tienduizend man onder leiding van Maurits en Willem Lodewijk naar Coevorden trekt om het beleg te doorbreken, breekt Verdugo op 7 mei 1594 het beleg van Coevorden op. Een deel van zijn troepen stuurt hij richting Oldenzaal, een ander deel wordt terug gestuurd naar Groningen.
  • De Staatse troepen moeten een keuze maken om of achter de Spaanse troepen te gaan die richting Oldenzaal zijn gegaan of om de stad Groningen aan te vallen nu een deel van het Spaanse leger de stad heeft verlaten. Na hevige discussie wordt voor de laatste optie gekozen. Op 22 mei 1594 slaan de Staatse troepen hun kamp aan de zuidzijde van Groningen op en begint het beleg van Groningen. De strijd duurde langer dan de Staatsen hadden verwacht. De stad wordt twee maanden lang met artillerie beschoten. Dat kost weliswaar 400 man van het Spaanse leger en 300 Hollandse katholieke verdedigers van de stad het leven, maar het leidt niet tot een doorbraak. Die komt letterlijk wel tot stand als de Staatsen er in slagen om een tunnel te graven waarmee de Oosterpoort kan worden ondermijnd. De gegraven mijnschacht wordt vol met vaatjes buskruit gestouwd en als deze tot ontploffing worden gebracht, stort de Oosterpoort in en kunnen de Staatsen de stad betreden.  Het stadsbestuur geeft vervolgens over.
  • Bij de onderhandelingen over de overgave wordt afgesproken dat de Spaanse troepen  met medeneming van hun wapens eervol de stad mogen verlaten en dat de stad  haar vroegere rechten terug krijgt. Dat geldt niet voor de katholieke kerk. Die verliest zelfs het recht om ook maar één katholieke kerk in de stad open te houden. Hiermee gaat Maurits in tegen de wens van Johan van Oldenbarnevelt, de raadpensionaris van Holland, die een groot voorstander is van godsdienstvrijheid. Het zal het eerste barstje zijn in de relatie tussen de twee staatmannen.
  • Met de verovering van Groningen beheersen de Staatsen nu het hele noorden van het land en stoppen de Spaanse invallen in Friesland. Aan het einde van het jaar ziet de kaart er aanmerkelijk gunstiger voor de Staatsen uit dan vijf jaar eerder zoals deze kaart (uit de Wikipedia) laat zien.

undefined

  • Op  Terschelling wordt in 1594 een derde versie van de Brandaris gebouwd. In tegenstelling tot de tweede toren die twee jaar eerder tijdens de bouw instortte, blijft deze vuurtoren wel overeind staan. Sterker nog, hij bestaat vandaag de dag nog steeds.
  • Op 2 december overlijdt de Vlaming Gerard De Kremer, veel beter bekend onder de naam Gerard Mercator. Hij is een bekend globe- en kaartenmaker. Zijn in 1569 bedachte methode om landen op een kaart te projecteren, de Mercator-projectie, is speciaal bedoeld voor de zeevaart. Bij deze projectiemethode worden de kompasrichtingen getrouw op de kaart weergegeven. Het nadeel van zijn methode is wel dat gebieden op de kaart groter worden weergegeven naarmate ze verder van de evenaar af liggen. Zo zijn in werkelijkheid Groenland en Saoedi-Arabië ongeveer even groot, maar op de Mercatorkaart is Groenland zelfs groter dan heel Afrika. Toch vindt zijn methode heel veel navolging. (Ook Google Maps hanteert de Mercator-projectie, dit omdat Maps vaak gebruikt wordt op lokaal niveau en dan is het belangrijk dat de richting goed wordt weergegeven.)
  • In Amsterdam richten negen Amsterdamse handelaren ‘De Compagnie van Verre’ op. De compagnie wil zich richten op de specerijenhandel met Indië. De specerijenhandel is tot dan in handen van de Portugezen, maar sinds Spanje in 1580 Portugal heeft ingelijfd wordt de handel die de Hollandse kooplieden met de Portugese specerijenbedrijven ernstig belemmerd.

1595: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1595?

  • Op 6 februari schendt een Staats leger van 1.800 man onder leiding van Charles de Héraugière – hij was de aanvoerder van de mannen aan boord van het turfschip van Breda in 1590 – de neutraliteit van het prinsbisdom Luik. Ze vallen bij verrassing het kasteel van Hoei aan. Dit  om een corridordoor de Zuidelijke Nederland te creëren tussen de Verenigde Provinciën en Frankrijk. Dertig mannen slagen er in om via touwladders in het op een rots gelegen kasteel te komen, waarna het kasteel gemakkelijk wordt veroverd. In maart sturen de Spanjaarden een leger van 6.000 onder leiding van de Spaanse generaal Fuentes naar het kasteel. Op 20 maart verjagen de Spanjaarden de Staatse troepen uit het kasteel, De Spanjaarden dragen daarna het kasteel weer over aan de troepen van de bisschop. De schending van de neutraliteit van het prinsbisdom schaadt internationaal de reputatie van de Verenigde Provinciën.
  • Op 2 april 1595 vertrekt er vanuit Texel een vloot van vier Nederlandse schepen – de Eerste Scheepvaart’; uitgezonden door de ‘Compagnie van Verre’ – om een route naar Indië te vinden. De bestemming is Bantam op West-Java. De vier schepen (de Amsterdam’, ‘Hollandia’, ‘Mauritius’ en de veel kleinere maar snellere ‘Duyfken’) tellen bij elkaar 249 bemanningsleden (Bij terugkomst in 1597 zijn van hen nog 89 personen in leven; scheurbuik is een belangrijke doodsoorzaak). Cornelis de Houtman is de opperkoopman tevens bevelhebber. Legerleider Maurits, de Staten Generaal en de stad Edam lenen de schepen een honderdtal kanonnen (36 kleine ijzeren kanonnen voor het schieten met schroot, 23 bronzen en 43 ijzeren kanonnen voor het schieten met kanonkogels) om zich tegen aanvallen te kunnen beschermen.
  • Tijdens de reis beschrijft de navigator en carthograaf Pieter Keyser als eerste de zuidelijke sterrenhemel – hij noteert in zijn reisjournaal 135 sterren die zichtbaar zijn vanaf het zuidelijk halfrond en beschrijft daarnaast  een twaalftal sterrenbeelden die hij ziet, zoals de Phoenix en de Goudvis. Pieter Keyser zal de reis overigens niet overleven. Hij overlijdt in september 1596, naar verluidt terwijl hij in het mandje hoog in de mast de sterrenhemel aan het bestuderen is.
  • In de Peel en in Brabant, beide gebieden staan onder het Spaans gezag van Brussel, vinden in 1595 een reeks heksenprocessen plaats. Een aantal vrouwen moet een waterproef ondergaan. Daarbij worden ze, soms verbonden met touw, in een groot bak met water gegooid. Als ze zinken, dan zijn het geen heksen en worden ze opgehesen, maar als ze blijven drijven dan betekent dit dat ze wel een heks zijn en worden ze gemarteld – ‘pijnlijk ondervraagd‘ – om te bekennen en ook om namen te geven van andere heksen, waardoor er een keten van heksen ontstaat. In drie maanden tijd worden 38 vrouwen en 2 mannen beschuldigd van hekserij; 23 van hen belanden op de brandstapel. In oktober wordt de waterproef vanwege onbetrouwbaarheid verboden. Dat wil overigens niet zeggen dat de heksenprocessen stoppen.
  • Ook in de Noordelijke Nederlanden zijn er in 1595 de nodige heksenprocessen. Zo worden door het Hof van Utrecht een aantal Amersfoortse heksen veroordeeld tot de brandstapel, waaronder de 14-jarige Hendrikje van Barten. Volgens de aanklacht had zij al als 11-jarige de duivel haar trouw betuigt en had zij drie jaar later “de afzichtelijke daad van paring met de duivel ondergaan“. Ook had zij in de gedaante van een wolf, kat of van een ander dier met de duivel gedanst om God te beledigen en had zij ook diverse runderen aangevallen en gebeten met tanden die door duivelse kunst vergiftigd waren. En alsof dat nog niet genoeg was, had zij ook nog eens een grote hagelbui veroorzaakt, althans volgens de aanklacht.  Haar vier jongere broertjes hadden volgens de aanklager in de gedaante van wolven ook het vee aangevallen, maar vanwege hun jonge leeftijd krijgen zij alleen een geseling.
  • Op 5 maart breekt na hoogwater in de Oude Rijn tussen Wageningen en Rhenen de Rijndijk (tegenwoordig de Grebbendijk) door. Eerder gebeurde dit ook, maar was dit meestal niet zo erg. Het water werd tegengehouden door het hoogveengebied bij Veenendaal, maar nadat men dit in 1545 heeft afgegraven kan het water de stad Amersfoort bereiken,-  “Anno 1595 den 5 Marty is den Rhynvloet hijer gecommen en ’t water hooch in de stadt gegaen, dat sommige straten onder water stonden, ende syn eenige poorten en bruggen van de stadt wech gelopen.”, aldus een historische verslag. (De dijk zal in de jaren daarna nog een aantal keer doorbreken dan wel overstromen. In 1653 legt men er daarom een extra dijk – de Slaperdijk – aan en houdt Amersfoort weer droge voeten.

 1596: Harlingen; foto genomen op 21 oktober 2023

1596 Harlingen 21 okt 2023 20231021_131112

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1596?

  • Sinds 1585 is Engeland, waar de protestante Elizabeth I op de troon zit, in oorlog met Spanje. Elizabeth is in 1558 haar met Filips II getrouwde katholieke halfzuster Mary – ook wel ‘Bloody Mary’ genoemd vanwege haar felle vervolgingen van de protestanten – opgevolgd. De oorlog met Spanje en haar protestantisme is iets wat haar met de Nederlanden bindt. Ook Frankrijk is sinds 1589 in oorlog met Spanje. In 1596 sluiten Engeland en Frankrijk een alliantie, waarbij in oktober de Nederlanden na onderhandelingen – die namens de Nederlanden worden gevoerd door Johan van Oldenbarnevelt  – zich aansluit. Engeland en Frankrijk erkennen hierbij als eerste landen ter wereld de onafhankelijkheid van de de Nederlanden als natie.
  • Voorafgaand aan deze alliantie valt op 20 juni een gecombineerde Nederlands-Engelse vloot van 150 schepen een Spaanse vloot van 40 Spaanse schepen aan die gelegerd is in de Spaanse marinehaven Cádiz. Een deel van de Spaanse vloot vlucht weg. De anderen schepen geven zich al snel over. Gedurende twee weken bezetten de Engelsen en Hollanders Cadiz en plunderen de stad. Bij hun vertrek steken ze 32 achtergebleven Spaanse oorlogsschepen in brand.
  • In mei vertrekken Willem Barentsz en Jacob van Heemskerk om een noordelijke scheepvaartroute naar Indië te vinden. In juli raken ze bij Nova Zembla vast in het ijs en zullen in het ‘Behouden Huys’, gebouwd van van hout afkomstig van hun door het pakijs kapot gebeukte schip, de winter doorbrengen.
  • Op 22 juni komen in Indië de vier schepen van de een jaar eerder vertrokken ‘Eerste Vaart’ in Bantam op Java aan. Het is een reis vol ontberingen geweest. Stormen, scheurbuik die veel bemanningsleden het leven kost, en onderlinge twisten. Ter plekke wordt de eerste handel gedreven met de lokale bevolking. Weliswaar bevinden zich in de plaats Portugezen die er het monopolie op de specerijenhandel hebben, maar deze zijn in ondertal en grijpen niet in. Na Bantam varen de schepen door naar nog enkele andere plaatsen op het eiland, waarbij ze soms te maken krijgen met vijandelijkheden van de plaatselijke bevolking welke een aantal matrozen het leven kost. Ook de onderlinge twisten aan boord gaan door. Voordat ze (in februari 1597) terugkeren worden ook nog Sumatra en Bali aangedaan. Bij vertrek naar Amsterdam wordt één van de vier schepen achter gelaten en in brand gestoken, dit omdat er niet meer genoeg bemanningsleden zijn om alle vier de schepen te bedienen.
  • Aan boord van een door een Nederlands oorlogsschip buitgemaakt Portugees schip, dat naar Middelburg wordt gebracht, bevinden zich een honderdtal Afrikaanse slaven. De burgermeester van Middelburg laat deze mensen bij aankomst vrij. Hij schrijft dat de slaven “nyet en behooren by yemanden gehouden oft vercocht te worden als slaeven, maer gestelt in heure vrye Liberteyt zonder dat yemand van derselver eygendom behoort te pretenderen.”
  • Op 4 september wordt in Den Haag Constantijn Huygens geboren. Hij zal vooral bekend worden als dichter en diplomaat, en als de vader van de natuur- en wiskundige Christiaan Huygens. In Haarlem wordt in dat zelfde jaar de latere architect Jacob van Campen geboren. Hij zal beroemd worden met zijn ontwerpen voor het Paleis op de Dam en het Mauritshuis. Voor zijn vriend Constantijn Huygens zal hij hij een woning ontwerpen.

1597: Leiden; foto genomen op 2 juli 2023

1592 2 juli 2023 20230702_172234

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1597?

  • In januari verblijft een Spaans leger van zo’n 5.000 man, voornamelijk Italiaanse, Duitse en Waalse huurlingen,  in hun winterverblijf in Turnhout. Ze moeten de Zuidelijke Nederlanden beschermen tegen eventuele invallen van de Staatse troepen. Doordat Spanje in 1596 voor de derde keer binnen korte tijd bankroet is gegaan, zijn er problemen met de betalingen aan de soldaten. Het moraal van het Spaanse leger is laag. Legerleider Maurits besluit daarom om vanuit het vier jaar eerder veroverde Geertruidenberg het Spaanse leger aan te vallen. Met hulp van 150 schepen laat hij hele garnizoenen naar Geertruidenberg overbrengen en als hij voldoende manschappen heeft verzameld, zo’n 6.000 man waaronder 800 ruiters, trekt hij op naar Turnhout. De Spaanse troepen zijn verrast en worden pas op het laatste moment gewaar van de aanval. Na de eerste beschietingen door de 800 man van de cavalerie van Maurits slaan ze in paniek op de vlucht. De veldslag duurt maar een half uur. Onder de Spaanse huurlingen vallen meer dan 2.000 doden en worden er daarnaast ook nog eens 500 soldaten gevangen genomen. De Staatsen verliezen slechts tien man.
  • In Brussel wordt op 19 juli 1597 het dienstmeisje Anna van den Hove levend begraven omdat ze doopsgezind is en weigert het katholieke geloof te aanvaarden. Er is al twintig jaar niemand meer ter dood hiervoor gebracht, maar de in 1595 benoemde landvoogd van de Nederlanden in Spaanse dienst, aartshertog Albert van Oostenrijk, meent een daad te moeten stellen en gelast de  toepassing van de plakkaten. Tijdens de uitvoering van het vonnis probeert men Anna nog over te halen om het katholieke geloof te aanvaarden, maar zij weigert. Haar standvastigheid wekt bewondering, terwijl de wreedheid van de terechtstelling, het levend begraven, tot grote verontwaardiging leidt in binnen- en buitenland. Anna van den Hove is het laatste slachtoffer van de Inquisitie in de Nederlanden.
  • In de herfst onderneemt Maurits een veldtocht in het oosten van het land. Hij verovert onder andere Grol, Oldenzaal en zonder zelfs maar een schot te lossen Enschede. Dat laatste klinkt alsof de Spaanse bezetters van Enschede geen zin in vechten hebben – en dat zal ook wel zo geweest zijn – want Enschede telt in die tijd nog geen 1000 inwoners en heeft in tegenstelling tot Oldenzaal, wat in die tijd de belangrijkste stad van Twente is, geen stadsmuren. Ook in Ootmarsum gaat het makkelijk. Er worden 3 kogels afgeschoten, waarna de stad zich overgeeft.
  • In 1597 zijn naast de Nederlanden ook de alliantiegenoten Frankrijk en Engeland nog steeds in oorlog met Spanje. Als de Staten Generaal horen dat deze twee landen overwegen een afzonderlijke vrede te sluiten met Spanje, sturen ze snel Johan van Oldenbarnevelt op diplomatieke missie om de twee landen over te halen tegen Spanje te blijven vechten, zodat de Nederlanden niet het enige land is wat nog in oorlog is met Spanje. Van Oldenbarnevelt kan de Frans koning Hendrik IV echter niet overhalen maar deze zegt wel toe de Nederlanders financieel bij te staan in de strijd tegen Spanje. Bij koningin Elizabeth van Engeland heeft hij meer succes, vooral als Van Oldenbarnevelt haar financiële toezeggingen doet in de oorlog tegen de Spanjaarden. (Engeland zal pas in 1604 vrede sluiten met Spanje) De Staten Generaal vinden de missie een groot succes wat Van Oldenbarnevelt verder in aanzien doet stijgen.
  • Een combinatie van springvloed en een noordwesterstorm zorgt er voor dat het Waterland bij Amsterdam onderstroomt en onder water komt te staan.
  • In augustus komen de drie overgebleven boten van de ‘Eerste Scheepvaart’ terug in Amsterdam. De meegebrachte hoeveelheid specerijen dekt nauwelijks de kosten van de expeditie, maar wel is aangetoond dat het mogelijk is om via Kaap de Goede Hoop en zonder veel hinder van de Portugezen naar Oost-Indië te varen.  Al spoedig zullen er mee handelsschepen die kant opvaren.
  • Op 1 november 1597 keert Jacob van Heemskerk samen met elf van de oorspronkelijk zeventien anderen terug in Amsterdam. Na de overwintering in ‘Het Behouden Huys’  op Nova Zembla, zijn in het voorjaar van 1597 de overlevenden mannen per sloep naar het schiereiland Kola vertrokken, waar ze worden opgepikt door een Nederlands handelsschip.
  • Een half jaar later vertrekt Van Heemskerk wederom richting Oost-Indië. Deze keer via de zuidelijke route om Kaap de Goede Hoop heen. Deze expeditie staat onder leiding van Wybrand van Warwijck en Jacob Cornelisz. van Neck (naar verluidt is deze laatste één van de beste Nederlandse zeevaarders).

1598: Leiden; foto genomen op 2 juli 2023

1598 Leiden 2 juli 2023 20230702_172801

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1598?

  • In 1598 komt er een eind aan de succesvolle jaren die de Nederlanden sinds 1589 kennen in de strijd tegen Spanje. Er is een geldtekort en de Staten-Generaal besluiten om de legers in te krimpen. Dit vanwege de hoog opgelopen schulden (de kosten van huursoldaten) die zijn ontstaan na de kostbare veldtocht van Maurits in1597. Een en ander is zeer tegen de zin in van Maurits en de Raad van State. De Spanjaarden die geen troepen meer hoeven in te zetten tegen Frankrijk trekken met een leger van 25.000 man op in de Noordelijke Nederlanden en heroveren zonder veel tegenstand te ondervinden diverse steden in het oosten van het land.
  • Op 6 mei bepaalt Filips II in de Akte van Afstand, dat de Nederlanden na zijn dood niet zullen overgaan op zijn zoon Filips III, maar op zijn dochter Isabella. Het is een bruidsschat voor haar huwelijk met Albrecht van Oostenrijk die sinds 1595 de landvoogd van de (zuidelijke) Nederlanden is.  Wel wordt in de akte vastgelegd dat de Zuidelijke Nederlanden weer onder een Spaanse vorst komen te staan als Isabelle  kinderloos zou overlijden.
  • Op 13 september overlijdt in Spanje op 71-jarige leeftijd koning Filips II. Hij wordt als koning van Spanje opgevolgd door zijn 20-jarige zoon Filips III.  Na het overlijden van Filips II wordt zijn dochter Isabelle de nieuwe ‘Heerseres over de Zeventien Provinciën’ (in de praktijk alleen over de zuidelijke provinciën). Ze verhuist na haar huwelijk naar Brussel van waaruit zij samen met haar echtgenoot de Zuidelijke Nederlanden gaat besturen.
  • Uit de haven van Rotterdam vertrekken op 27 juni de schepen ‘De Liefde’, ‘De Hoop’, ‘De Blijde Boodschap’, ‘De Geloof en ‘De Trouw’ op een reis naar de Oost-Indië. In totaal zullen in 1598 28 grote schepen naar Oost-Indië vertrekken. ‘De Liefde’ zal uiteindelijk in 1600 als eerste Nederlandse schip Japan bereiken.
  • Piet Hein geraakt samen met zijn vader in Spaanse gevangenschap en wordt galeislaaf op de vloot van Ambrogio Spinola, een Italiaan die in dienst van de Spanjaarden vaart. Vier jaar later komt Piet Hein vrij bij een gevangenenruil. (Hij behoort tot een groep Hollandse soldaten die worden geruild tegen een groep Spanjaarden die gevangen zijn genomen tijdens de Slag om Nieuwpoort in 1600.) Zijn eigen persoonlijke ervaring als galeislaaf leiden er mede toe dat hij zijn hele leven lang fel tegen de slavenhandel zal zijn.
  • Op 1 mei vertrekt een vloot van acht schepen onder leiding van Wybrand van Warwijck en Jacob Cornelisz. van Neck richting Indië. Nadat ze Kaap de Goede Hoop hebben gerond, geraken ze in een storm. Een deel van de vloot, het deel dat onder leiding staat van de alom gerespecteerde en sympathieke Van Neck, belandt bij Madagaskar, het andere deel belandt bij een onbewoond eiland dat ze naar Maurits van Nassau Mauritanië noemen – de Arabieren en de Portugezen zijn er overigens al eerder geland, maar hebben het eiland daarna links dan wel rechts laten liggen. Op het eiland treffen ze een onbekend dier aan, een soort kalkoen maar dan een maatje groter. Evenals de kalkoen hebben de dieren te kleine vleugels om te kunnen vliegen. Ze laten zich dan ook makkelijk vangen. De bemanning stopt een paar van de beesten in de kookpot, maar erg lekker smaken vinden ze de beesten niet. Het vlees is taai. Ze noemen de beesten daarom walgvogels. Tegenwoordig kennen we de dieren onder de naam dodo. Een eeuw later zijn ze uitgestorven.
  • De schepen vervolgen na hun bezoek aan het eiland hun reis en op 26 november arriveren ze bij Bantam, een havenstad  op Java. Zes van de acht schepen van de vloot keren in januari onder leiding van Van Neck terug naar Holland. Aan boord hebben ze 600.000 pond peper, 250.000 pond kruidnagels, 20.000 pond muskaatnoten en 200 pond foelie aan boord. De verkoop hiervan levert de investeerders van de expeditie het vijfvoudige van hun inleg op. Wybrand van Warwijck en de overige twee schepen blijven nog in Oost-Indië en keren pas een jaar later terug. In een gepubliceerd reisverslag uit 1601 – ‘Het Tweede Boeck’ – staat een afbeelding van de dodo, de oudst bekende tekening van het beest, gemaakt doorJoris Joostensz Laerle. Bij de tekening staat geschreven: “Dezen voghel die is soo groot als een swaen, gaven hem den naem Walchvoghel want toen wy de leckere Duifkens ende ander clein ghevoghelte ghenoech vinghen toen taelden wy niet meer naar desen voghel.”

 

1599: Franeker; foto genomen op 21 oktober 2023

1599 Franeker 21 okt 2023 20231021_144029

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1599?

  • Nu de Spanjaarden niet meer in oorlog zijn met Frankrijk kunnen ze  veel meer troepen in de Nederlanden in zetten. Omdat de Staten-Generaal nog steeds kampen met geldgebrek en daardoor minder huursoldaten kan inhuren, leidt dit er toe dat de Spanjaarden over kunnen gaan op een offensief in de Tieler- en de Bommelerwaard. Onder leiding van de Spaanse bevelhebber Francesco de Mendoza veroveren ze eerst het fort Crèvecoeur bij ’s-Hertogenbosch. Vervolgens belegeren ze in mei Zaltbommel.
  • Deze stad is een grensvesting. Maurits heeft de stad extra laten versterken met aarden wallen. Deze ravelijnen (meestal een verhoogd driehoekig gebied even buiten de vestiging) en bastions aan de wallen (dat zijn uitspringende delen) zijn tactische verdedigingswerken, bedoeld om de vijand op grotere afstand van de stadsmuren te houden.
  • Omdat er te weinig manschappen in de stad aanwezig zijn, laat Maurits extra troepen aanrukken. Ook verzoekt hij de Zeeuwse Admiraliteit om met spoed twee pleiten met soldaten naar Zaltbommel te sturen. Een pleit is een lang en plat handelsvaartuig in de vorm van een tjalk. Op de pleiten met  een bemanning van elk vijftig man worden twee ijzeren kanonnen geplaatst. De Zeeuwen beschikken  overigens niet zelf over deze boten maar moeten ze huren. Ook stuurt de Zeeuwse Admiraliteitsraad hun chirurgijn in vaste dienst, François Halez, alvast naar Zaltbommel. Hij krijgt het druk. In afwachting van de komst van de versterkingen heeft de stad het zwaar. Er vallen tijdens de belegering veel doden en gewonden aan de Staatse kant. De Spanjaarden bestoken de stad met zwaar geschut. De kanonskogels vliegen over en door de stad’, zoals Emanuel van Meteren, een koopman en geschiedschrijver, in 1612 in zijn boek ‘Historiën’ schrijft. Zo raakt de Schotse kolonel Murray wandelend over de stadswallen levensgevaarlijk gewond.  Van Meteren: “omdat hy onvoorsichtelijck niet ghenoech en buckte als de schoote aenquam, sodat de cruyn van sijn hooft geraeckte, ende gebroocken werdt”. )
  • Ook het oude huis van Maarten van Rossem wordt geraakt. In het huis zijn op dat moment Maurits, Johan van Oldebarnevelt en leden van de Raad van State en de Staten-Generaal aan het vergaderen. Van Meteren: “De clooten vlogen niet alleene over het huys, maer oock daerinne quamen waer zy vergadert saten, in het huys van wylen Marten van Rossem, heer van Poderoyen”. Niemand van de notabelen raakt echter gewond. Als in juni de boten met de extra troepen arriveren, besluit Mendoza het beleg op te breken.
  • In 1598 is er in opdracht van de ‘Veersche Compagnieer’ een nieuwe ‘Scheepvaart’ vertrokken naar Indië. Net zoals de eerste ‘Scheepvaart’ in 1595 staat deze onder leiding van Cornelis de Houtman. Eén van de andere schepen staat onder bevel van zijn broer Frederik de Houtman. Op 21 juni 1599 komen ze in Atjeh aan, waar ze in eerste instantie gastvrij worden ontvangen door de Sultan van Atjeh. De onderhandelingen over de inkoop van specerijen verlopen echter moeizaam en op 1 september gaat het helemaal mis. Aan boord van zijn schip worden Cornelis de Houtman en 27 andere bemanningsleden vergiftigd en daarna vermoord. Een aantal expeditieleden die op dat moment op de vaste wal verblijven, waaronder Frederik de Houtman, worden tegelijkertijd door de sultan gevangen gezet. Frederik de Houtman zal na 24 maanden gevangenschap na bemiddeling van Maurits (en dankzij het geven van geschenken aan de sultan) in 1601 vrijkomen en daarna terugkeren naar Nederland. Tijdens zijn gevangenschap heeft De Houtman zich verdiept in de Maleise taal en terug in Nederland publiceert hij in 1603 een soort Nederlands – Maleis woordenboek: “Spraeck ende woordboeck inde Maleysche ende Madagaskarsche talen, met vele Arabische ende Turcsche woorden.”
  • In Antwerpen wordt op 22 maart 1599 Antoon van Dyck, later als schilder bekend geworden onder de naam Anthony van Dyck geboren.
  • Dirck Gerritszoon Pomp, een Nederlandse zeeman die tussen 1580 en 1585 in Portugese dienst China en Japan heeft bezocht, is in 1599 kapitein op het Nederlandse handelsschip de ‘Blijde Boodschap.’ Als zijn schip tijdens een reis naar Indië ver zuidwaarts afdrijft, noteert Pomp in zijn scheepsjournaal dat hij enkele witte eilanden bedekt met sneeuw en ijs ziet, die hem aan Noorwegen in de winter doet denken. Volgens zijn berekeningen bevindt hij zich op dat moment op de 64e breedtegraad. Als die berekening klopt, dan kan het zijn dat Pomp de Zuidelijke Shetlandeilanden heeft gezien en daarmee als de ontdekker van deze eilanden voor de kust van Antarctica kan worden aangemerkt. Ook is hij dan de eerste Europeaan die tot aan Antarctica is gekomen.

1600: foto volgt nog

Wat gebeurt er in de Nederlanden in 1600?

  • Volgt nog
  • Slag van Lekkerbeetje
  • Slag bij Nieuwpoort

Naar de vorige periode

Naar de volgende periode 

My WordPress Blog