18. de periode 1000 – 1500 Algemene ontwikkelingen

Deze periode begint met zo’n 300 miljoen mensen op aarde. Vijfhonderd jaar later zijn het er 200 miljoen meer. Dat klinkt als een forse toename maar het is maar een gemiddeld groeipercentage van 0,1% per jaar. Dat is een laag percentage en ook lager dan in de periode daarvoor (0,2%). Vandaag de dag groeit de wereldbevolking gemiddeld met iets meer dan 1% per jaar. De meeste mensen in deze periode leven net zoals nu in Azië. Er zijn een aantal oorzaken aan te wijzen voor het lage gemiddelde groeipercentage in deze periode.

Zo is daar in de veertiende eeuw ‘de Zwarte Dood’ – de builenpest, een bacteriële ziekte, veroorzaakt door de bacterie Yersinia pestis. De bacterie is vernoemd naar Alexandre Yersin, een Zwitsers/Franse arts en bacterioloog van het Pasteur Instituut, die in 1894 de bacterie identificeert tijdens een pestepidemie in Hong Kong. In de loop der eeuwen duikt de ziekte met een zekere regelmaat op. Het oudst bekende DNA van een Yersinia pestis-bacterie is gevonden in de tanden van een 5000 jaar oud jagersskelet in Letland. Voor het laatst is er in juli 2020 in Bayannur, een stad in de autonome regio Binnen-Mongolië in China, een geval van de builenpest vastgesteld.

De ziekte wordt in de middeleeuwen niet ‘de Zwarte Dood’ genoemd. Deze naam duikt pas zo’n honderd jaar later op, voor het eerst in Zweden en daarna in Engeland. Volgens de auteur M. Boshart is de naam ‘de Zwarte Dood’ het gevolg van een foute vertaling van het Latijnse ‘Atra Mors’ – zoals de ziekte in die tijd in het Latijn wordt genoemd. Hierbij is de term ‘atra’ bedoeld in de betekenis van ‘verschrikkelijk’ – ‘de Verschrikkelijke Dood’; klinkt ook niet fijn – maar werd het “vertaald” in de betekenis van ‘zwart’. Sindsdien gaat deze pestepidemie door het leven als ‘de Zwarte Dood’.

De ziekte wordt overgebracht door besmette vlooien. De gastheren en dames van de vlo zijn meestal ratten, maar indien deze niet voldoende voorhanden zijn – de pest is ook dodelijk voor ratten – springen hongerige vlooien net zo gemakkelijk over op de mens en beginnen deze dan te bijten. Voor de liefhebbers van details, zie hier een besmette oosterse rattenvlo (geen paniek, de afbeelding is iets vergroot.)

22 1000 - 1500 vlo

Een besmette vlo met in zich de pestbacteriën. Foto: National Institute of Allergies and Infectious Diseases of the USA

De bacteriën zijn hier als een donkere massa in de darm van de vlo te zien is. Ze blokkeren de maagingang, waardoor de kleine vlo grote honger krijgt. De hongerige vlo bijt daardoor vaker en sneller zijn gastheer. Bij de beet komt de bacterie in het lichaam van het organisme dat gebeten wordt en deze wordt dan ook ziek. Op de bijtplaats treedt een infectie op die vaak wordt gekenmerkt door de vorming van een puist, vandaar de naam builenpest. Niet elke patiënt krijgt overigens pestbulten. Soms sterft een patiënt al zonder deze uiterlijke symptomen. Wanneer de pestbacteriën de longen aanvallen, staat de vorm bekend als longpest. Dat is de gevaarlijkste vorm met het snelste dodelijke verloop. Tot zover deze aflevering van ‘de dokter legt uit’.

De ziekte duikt voor het eerst op in Centraal-Azië en verspreidt zich daarna snel over heel Azië. In 1346 bereikt de ziekte de Krim. In oktober 1347 neemt een handelsschip uit Genua de ratten met hun pestvlooien mee van de Krim naar Sicilië. Vanaf dat eiland (en vanuit Griekenland) verspreidt de ziekte zich, veelal over de handelsroutes, naar de rest van Europa waar de epidemie in de periode 1347 tot 1353 vreselijk huis zal huis houden. Wereldwijd wordt het aantal doden van deze pandemie op zo’n 75 tot 100 miljoen mensen geschat.

Er worden talloze pogingen ondernomen om de opmars van de ziekte te stoppen. De autoriteiten in Venetië laten bijvoorbeeld alle schepen dertig dagen lang voor de kust liggen voordat ze in de haven in mogen; reizigers over land moeten zelfs veertig dagen wachten voordat ze de stad binnen mogen – het woord quarantaine, het Venetiaanse woord voor veertig, vindt hier zijn oorsprong in – maar het helpt niet. In 1347 bereikt de ziekte ook Venetië.

In Europa overlijden in een periode van tien jaar – tussen 1346 en 1355 – naar schatting tussen de 30 en 50 miljoen mensen aan de ziekte – dat is zo’n 40% van de bevolking. In Nederland overlijdt ongeveer een derde van de bevolking aan de ziekte. Dat laatste blijkt (volgens historica Maria Kelly zoals geciteerd op historiek.net) uit de enorme inkomstendalingen van de Hollandse graven in de jaren 1349 en later zoals deze terug te zien zijn in de rekeningboeken van de graven. Deze dalingen kunnen alleen verklaard worden door een grote bevolkingsafname als gevolg van de pest.

Men heeft in die jaren geen idee wat de ziekte veroorzaakt. Zo denken veel medici dat de besmetting door de lucht wordt verspreid en uit voorzorg dragen de doctoren pakken en maskers met in hun ‘snavels’ een kruidenmix. Ze hopen dat die de besmettelijke lucht tegen zal houden. Dat werkt uiteraard niet. Veel dokters worden ook gebeten door de vlooien, lopen de ziekte op en sterven.

21 1000 - 15000 snaveldokter

Een afbeelding van een ‘snaveldokter’

Veel mensen geloven dat de plaag Gods wil is en beschouwen het als een straf voor hun zonden. Andere mensen denken dat het te maken heeft met de stand van de planeten aan de hemel. De Zwarte Dood zorgt voor een complete instorting van de samenleving, welke nog verder wordt ontregeld doordat er allerlei samenzweringstheorieën opduiken, waarin vaak de Joodse bevolking de schuld van de plaag krijgt.

Een tragisch voorbeeld is het lot van Balavignus, een Joodse arts in Straatsburg. Ook in deze plaats breekt de pestepidemie uit. Balavignus laat, overeenkomstig de Joodse reinheidswetten uit het Bijbelboek Leviticus, al het afval in de Joodse wijk van Straatsburg verbranden en geeft opdracht om de wijk zo schoon mogelijk te houden. Het gevolg is dat de ratten nauwelijks nog voedsel op straat vinden. Ze verplaatsen zich daarop naar de andere wijken van Straatsburg, waar nog wel volop afval op straat ligt.

Het percentage mensen dat aan de pest in de Joodse wijk bezwijkt, blijft “beperkt” tot zo’n 5%, veel lager dan in de omringende wijken. Maar in plaats dat de mensen uit de andere wijken het voorbeeld van de Joodse wijk volgen en ook hun wijken gaan schoonmaken, beschuldigen ze de inwoners van de Joodse wijk – en in het bijzonder Balavignus – er van dat ze de waterputten van de Christenen hebben vergiftigd. Balavignus wordt gearresteerd. Na zware martelingen ‘bekent’ hij, waarop een ware pogrom in de stad plaats vindt. Honderden Joden verliezen daarbij het leven. Ook elders in Europa vinden dergelijke pogroms plaats die aan duizenden Joodse mensen het leven kosten.

22 1000 - 1500 verbranding

Verbranding van Joden tijdens de Zwarte Dood (miniatuur van Pierart dou Tielt uit 1353)

Paus Clemens VI probeert de Joodse bevolking nog te beschermen door tot twee maal toe een pauselijke bul uit te brengen (op 6 juli 1348 en op 26 september 1348), waarin hij stelt dat diegenen die de schuld geven aan de joden “verleid zijn door de duivel” en dat de Joodse bevolking onschuldig is. Zo wijst hij er op dat de ziekte ook voor komt in streken waar geen Joden wonen en dat de Joden zelf ook het slachtoffer worden van de pest. De Paus laat in Avignon, de plaats waar hij woont de Joodse bevolking door zijn eigen troepen beschermen, maar elders gaan op veel plaatsen de pogroms wel door.

Zelf denken de Paus en zijn lijfarts dat warme lucht de ziekte kan voorkomen. Ze slapen en verblijven daarom veelal in de openlucht op de binnenplaats van het pauselijk paleis, waar ze grote kampvuren laten stoken. Het helpt. Ze worden niet ziek, maar dat komt niet specifiek door de warme lucht. Het komt doordat de ratten (met hun besmettelijke vlooien) niet van de hitte van het vuur houden en daarom de binnenplaats mijden. Paus Clemens VI zal uiteindelijk in 1352 sterven aan de gevolgen van een niersteenaanval.

De Zwarte Dood is niet de enige grote ramp die de bevolking in Europa in de veertiende eeuw treft. Ook de Grote Hongersnood van 1315-1317 – veroorzaakt door langdurige periodes van regen die twee jaar achter elkaar de oogsten laat mislukken – kost veel mensen in Europa het leven.

Daarnaast breekt er in 1337 een oorlog uit tussen de Engelsen en Fransen. Uiteindelijk zal de oorlog tussen de Engelsen en Fransen, met de nodige tussenpauzes, liefst 116 jaar duren – de oorlog staat bekend als de Honderdjarige Oorlog, dat is dus naar beneden afgerond. De achtergrond van de oorlog is dat in 1337 de Engelse koning Eduard III van mening is dat hij meer recht heeft op de vacante Franse troon – de overleden Franse koning Karel IV heeft geen zoons – dan Filips VI, degene die door de Fransen als troonopvolger naar voren wordt geschoven. De aanwezigheid van de Engelsen in Frankrijk en hun claim op de Franse troon valt terug te leiden naar 1066. In dat jaar veroverde de hertog van Normandië, Willem de Veroveraar – what’s in a name – in korte tijd Engeland. Zijn opvolgers regeerden daarna niet alleen over Engeland en Normandië maar houden ook grote andere delen van Frankrijk in bezit. Eduard III vindt daarom dat hij recht heeft op de Franse troon.

Uiteindelijk wordt de honderdjarige oorlog gewonnen door de Fransen. Bij het definitieve vredeverdrag in 1453 is Calais de enige Franse stad die de Engelsen mogen behouden. (In 1558 zullen de Engelsen ook deze stad kwijt raakten.) Al met al is de periode 1000 – 1500 een roerige periode voor Europa en dan heb ik het nog niet eens gehad over de negen kruistochten die tussen 1096 en 1272 worden gehouden om de heilige stad Jeruzalem te “bevrijden”.

Pas vanaf de tweede helft van de vijftiende eeuw herstelt Europa zich enigszins van al deze ellende en komen de wetenschap en kunst weer tot bloei. Iemand die actief is in beide takken is Leonardo da Vinci, geboren in 1452. Hij is één van degenen die een plek heeft gekregen in het overzicht van de mensen achter de computer uit deze periode. Echter niet vanwege zijn kunstwerken, maar vanwege zijn technische bedenksels.

Azië

Voor het dichtstbevolkte continent (Azië) is het tijdvak 1000-1500 ook bepaald geen goede periode. Niet alleen heerst daar in de veertiende eeuw ook de pestepidemie, maar er is ook in Azië sprake van veel oorlog en geweld in deze periode. Zo sluiten de Chinezen zich na het jaar 1000 helemaal af voor de buitenwereld. Ze willen wel handelen maar ze willen de handelaars niet binnen hun grenzen hebben. Als gevolg hiervan vestigen zich in de kustgebieden allerlei groepen smokkelaars die wel met de rest van de wereld willen handelen en zich ter plekke op gewelddadige wijze verzetten tegen de Chinese overheid. Maar dat is klein bier vergeleken met de problemen die de Chinezen krijgen met de Mongolen.

Vanaf het jaar 1200 beginnen de Mongolen in het gebied ten noorden van China zich namelijk te roeren. Ze staan onder leiding van Temüjin Borjigin – deze krijgsheer kennen we vooral onder zijn titel ‘Dzhengis Khan’, wat zoiets betekent als ‘Leider van de Wereld’ (Andere bronnen “vertalen” zijn titel als ‘Heerser van de Ruiters’ of ‘Heerser van de Zeeën’).

22 1000 - 1500 mongools geld

Er bestaan veel afbeeldingen van Dzhengis Khan. Hierboven staat hij afgebeeld op een Mongools bankbiljet. Voor al deze portretten geldt dat ze allemaal pas lang na zijn dood zijn gemaakt. Het oudst bekende portret van hem is bijvoorbeeld pas ruim honderd jaar na zijn dood getekend.

De opmars van de Mongolen begint in 1206. In dat jaar verenigt Dzhengis Khan diverse Mongoolse stammen en begint aan een opmars door Azië. Zijn legers worden ingedeeld in groepen van 10, 100, 1000 of 10.000 soldaten – het heeft iets wiskundigs. In 1211 valt Dzhengis Khan China binnen en vier jaar later slagen zijn Mongoolse strijders er in om de Chinese hoofdstad Beijing in te nemen. In 1217 wordt vervolgens Korea veroverd. Daarna trekken de Mongoolse ruitertroepen westwaarts, waarbij ze de een na de andere stad in Azië veroveren. In 1223 bereiken de troepen van Dzhengis Khan Europa en vallen het huidige Oekraïne binnen.

22 1000 - 15000 mongoolse ruiters

Mongoolse strijders te paard in actie. Illustratie uit een historische boekwerk van Rashid-al-Din Hamadani (1247–1318).

 De Mongoolse legers laten tijdens hun strijdtochten een ongekend wreedheid zien. Geven belegerden steden zich zonder gevecht over, dan laat Dzhengis Khan de bewoners in leven en neemt ze op in zijn rijk – hij laat ook de plaatselijke leiders aan de macht mits zij manschappen voor zijn leger leveren, belasting betalen en arbeid voor hem verrichten. Maar oh wee als de bewoners van een stad tegenstand bieden, dan vermoorden de Mongolen nadat ze stad veroveren haast alle inwoners. Dzhengis Khan laat wel altijd een paar mensen de stad ontvluchten, zodat deze elders kunnen vertellen hoe sterk het Mongoolse leger is en wat er gebeurt als een stad zich niet bij voorbaat overgeeft. Het is een stuk psychologische oorlogsvoering om mensen en steden angst aan te jagen. Het werkt. Veel steden geven zich zonder te vechten over.

Bagdad is echter één van de steden die zich wel verzet. Maar in 1258 nemen de Mongolen na een strijd van slechts dertien dagen de stad in. De 60.000 verdedigers van de stad zijn kansloos tegen het Mongoolse leger, dat naar schatting uit zo’n 150.000 soldaten bestaat – het grootste Mongoolse leger ooit. Na de verovering branden de Mongolen zo ongeveer de hele stad tot de grond toe af en vermoorden het overgrote deel van de inwoners van de stad. De schattingen van het aantal slachtoffers onder de inwoners van Bagdad lopen overigens ver uiteen, van 90.000 tot 1 miljoen mensen. Slechts een paar specifieke groepen inwoners worden gespaard, waaronder de Christenen die hun leven te danken hebben aan Dokuz Kathun, de vrouw van Hulagu, de bevelhebber van de Mongolen. Zijzelf is een Christen en vraagt haar man om de Christenen in de stad te sparen.

18 huala en vrouw

Hulagu en zijn vrouw Dokuz Kathun; 14e-eeuwse afbeelding gemaakt door Rachid Ad-Din.

Ook het Huis der Wijsheid in Bagdad wordt door de Mongolen met de grond gelijk gemaakt. Alle wetenschappelijke boeken worden in de Tigris gegooid. Daarmee komt er een einde aan het kalifaat van de Abbasiden en een periode van zo’n vijfhonderd jaar waarin de Arabische wetenschap bloeide.

Dzhengis Khan zelf maakt de verovering van Bagdad niet mee. Hij overlijdt al eerder en wel in 1227. De omstandigheden waaronder zijn niet helder. Sommige bronnen laten hem op het slagveld sneuvelen, andere in bed, al of niet in gezelschap van een vrouw – meestal niet zijn eigen vrouw – die hem in de bedstede vermoord zou hebben. Na zijn dood wordt het rijk verdeeld onder zijn vier zonen. Aanvankelijk trekken ze gezamenlijk op en breidt het Mongoolse rijk zich steeds verder uit. De opmars zal uiteindelijk uitmonden in één van de grootste wereldrijken ooit. Waarschijnlijk was alleen het Britse rijk van 1921 groter.

Zie hieronder links het Mongoolse rijk in 1206 en rechts het Mongoolse rijk op zijn hoogtepunt in 1279, als het Mongoolse leger is doorgedrongen tot ver in Europa.

22 1000 - 15000 mongoolse rijk start 21 1000 - 15000 mongoolse rijk op hoogetpunt

Op een gegeven moment staan de Mongolen zelfs voor de poorten van Wenen, maar ze trekken zich terug als hun toenmalige leider Ögedei sterft en er in Mongolië overlegd moet worden over wie de nieuwe leider moet worden.

Het is overigens niet zo dat de Mongolen vijandig tegenover alle buitenlanders staan. Zo reist de Venetiaan Marco Polo, samen met zijn vader en oom, met goedkeuring van Koeblai Khan, de toenmalige heerser van het Mongoolse rijk, tussen 1271 en 1295 door Azië. Koeblai Khan benoemt hem zelfs tot zijn buitenlandse afgezant en stuurt hem op vele diplomatieke missies en reizen door zijn rijk, onder andere naar (het huidige) Indonesië, India, Birma, Sri Lanka en Vietnam. In 1295 keert Marco Polo terug naar Venetië. Zijn boek over zijn tijd en reizen in Azië zal beroemd worden.

22 1000 - 15000 reisroute Marco Polo

De reisroute van Marco Polo; afbeelding Maximilian Dörrbecker

Naar verluidt verliezen tijdens de Mongoolse expansieoorlogen miljoenen mensen hun leven. Sommige bronnen spreken zelfs over veertig miljoen mensen. Dat zou zo’n 10% van de toenmalige wereldbevolking inhouden.

Vanaf de tweede helft van de dertiende eeuw begint het Mongoolse rijk langzaam maar zeker uit elkaar te vallen. Zo levert niet meer elke veldslag succes op. Zo proberen de Mongolen in 1274 en in 1281 tevergeefs (met hulp van een invasievloot, groter dan die van de geallieerden op D-day en die ook nog eens over een tien keer zo grote afstand moet komen) om Japan te veroveren. Beide invasies mislukken. In 1274 slaan de Japanse samoerai krijgers de aanval af, mede omdat een aantal Mongoolse schepen zinkt tijdens een grote storm. In 1281 krijgen de Mongolen bij hun aanval zelfs te maken met een heuse tyfoon (de Japanners zullen die later de naam Kamikaze geven) die veel schepen van de Mongoolse vloot – het waren vanwege bezuinigingen vooral platbodems; meer geschikt voor de riviervaart dan de zeevaart – doet zinken. Ook mislukt in die periode tot drie keer toe een Mongoolse invasie in Vietnam.

Na de dood in 1294 van Koeblai Khan, een kleinzoon van Dzhengis Khan, valt het Mongoolse rijk definitief in meerdere delen uiteen en begint het imperium in verval te raken. In 1368 slagen de Chinezen van de Ming-dynastie er in om de Mongolen weer uit China te verjagen en wordt China weer een keizerrijk. Omdat de Chinezen last blijven houden van binnenvallende Mongoolse troepen, bouwen ze een 4000 km lang verlengstuk aan de Chinese Muur die helemaal tot in de oceaan door loopt.

22 1000 - 15000 Chineze muur

Al met al is de periode 1000-1500 in Azië vooral een periode van besmettelijke ziektes en veel oorlogsgeweld. Veel grote uitvindingen zijn er in Azië niet gedaan in deze tijdsperiode. Het betreft vooral oorlogsmateriaal zoals primitieve raketten (12e eeuw), een soort landmijnen (1277), rookbommen (dertiende eeuw) en kanonnen, waarbij voor de eerste exemplaren vaak geldt dat ze net zo gevaarlijk zijn voor degenen die ze afschieten als voor degenen waarop wordt gemikt.

Een opmerkelijke “uitvinding” doen de Chinezen omstreeks 1350. De toenmalige Chinees keizer drukt in de strijd tegen de Mongolen zo veel geldbiljetten om zijn troepen te kunnen betalen, dat er hyperinflatie ontstaat en het geld praktisch waardeloos wordt. We kunnen daarom de Chinezen beschouwen als de uitvinders van de hyperinflatie.

Ook in Europa houdt het aantal belangrijke uitvindingen in de periode 1000 tot 1500 jaar niet over. De meest praktische zijn het echappement – dat is een onderdeel van een mechanisch uurwerk – de zilverstift (dat is een voorloper van het grafietpotlood), knopen (plus heel handig, ook knoopsgaten) en de bril, al zijn er enkele oudere voorbeelden bekend van mensen die gebogen glas gebruiken om beter te kunnen zien).

22 1000 - 15000 bril

Hugues de Saint-Cher met bril op een fresco uit 1352: het is de oudst bekende afbeelding van iemand met een bril.

Er is echter één uitvinding die hier beslist vermeld moet worden. Dat is de uitvinding van de boekdrukkunst door Johannes Gutenberg, gedaan in Mainz omstreeks 1445. De Chinezen kenden al het zogeheten blokdrukken. Bij het blokdrukken moet eerst een blok gesneden worden, waarna de afbeelding of de tekst op het blokdruk een aantal keer afgedrukt kan worden voordat de afbeelding wegslijt. Een groot nadeel van de blokdruk is dat je voor elke pagina een nieuw blok moet uitsnijden. Gutenberg bedenkt echter een systeem van losse letters die in een soort raamwerk kunnen worden geplaatst. Dit biedt veel meer mogelijkheden. Je kan desgewenst na elke druk de tekst van een pagina aanpassen en de letters hergebruiken.

Gutenberg geldt wereldwijd als de bedenker van de boekdruk met losse metalen letters (mobiele letterdruk) en van de drukpers. Sommige Nederlanders beweren dat Laurens Janszoon Coster (ca.1370-1439) uit Haarlem de uitvinder van de boekdrukkunst is. Ik wil niet zeggen dat hier wordt gelogen alsof het gedrukt staat, maar het is wel een verzinsel. In de wetenschappelijke wereld bestaat er geen enkele twijfel over dat Gutenberg de uitvinder van de boekdrukkunst is

Wie wel aanspraak zou kunnen maken op de titel ‘uitvinder van de boekdrukkunst’ is de Chinees Bì Shēng (990-1051). Bì Shēng is namelijk degene die als eerste een systeem van drukken met losse letters bedenkt. Hij bakt echter de letters uit porselein en plaatst die vervolgens in een ijzeren kader met hars vast om daarna de tekst drukken. Herbruikbaar zijn de letters daardoor niet. Ze zitten muurvast in de hars.

Het idee van herbruikbare letters van Gutenberg is veel praktischer. Hij is ook degene die het hele proces er om heen heeft bedenkt. Gutenberg ontwerpt allerlei zaken voor zijn drukproces: stempels met daarop in staal gesneden letters (in spiegelbeeld), een gietvorm om de letters in te kunnen gieten, een goede maar goedkope legering van tin, lood en antimoon om de letters (die hergebruikt kunnen worden) in grote aantallen te kunnen produceren, een zetplankje om de letters in te zetten en tot slot een drukpers, ook handig als je wilt drukken.

22 1000 - 1500 letters

Een letterbak en een zetplankje. Afbeelding Willi Heidelbach.

Eén van de eerste boeken die Gutenberg drukt is een Latijnse bijbel. Deze bijbel staat thans bekend als de Gutenberg-bijbel. Hij drukt er tussen 1452 en 1455 180 exemplaren van. De Gutenberg-bijbel telt 1282 pagina’s en is meestal in twee delen ingebonden. Er bestaan nog 49 originele exemplaren van de bijbel, waarvan de meeste zich in Duitsland en in Amerika bevinden. Voor het laatst werd er in 1978 een exemplaar op een veiling te koop aangeboden. Deze bijbel bracht 2,2 miljoen dollar op.

22 1000 - 15000 Gutenvberg bijbel

Het exemplaar van de Yale University – New Haven – Connecticut – USA; foto Adam Jones Kelowna, BC, Canada

Tot slot, kijken we nog even naar de andere werelddelen. Amerika wordt tijdens deze periode twee keer “ontdekt”, zowel aan het begin als aan het einde van deze periode. De eerste keer is in 1003 als de IJslandse ontdekkingsreiziger Leif Eriksson voet aan wal zet in een gebied, dat hij Vinland noemt. Hij vestigt er een Viking-nederzetting op wat nu L’Anse aux Meadows heet, een gebied gelegen in het uiterste noorden van het Canadese Newfoundland.

De tweede ‘ontdekking’ van Amerika is die van Columbus in 1492. Hoewel, eigenlijk ontdekt Columbus Amerika niet echt. Hij ontdekt een aantal eilanden in het Caribisch gebied, waaronder het huidige Cuba, maar het vaste land (lees Amerika) bereikt hij niet. Ook realiseert hij zich niet dat hij “een nieuw werelddeel” heeft ontdekt. Hij denkt dat hij in Indië is verzeild geraakt. (Dat zeilen kan je in dit geval zowel letterlijk als figuurlijk zien.) Hij betitelt de plaatselijke bevolking daarom als indianen. Het is de Venetiaanse ontdekkingsreiziger Giovanni Caboto, beter bekend onder zijn Engelse naam John Cabot, die in 1498 het vasteland van Amerika “ontdekt”.

Grote wetenschappelijk ontdekkingen in de periode 1000 -1500 gedaan door de inwoners van Noord- en Zuid-Amerika (en ook niet door mensen uit Afrika en Australië) zijn niet bekend. Noch op het gebied van de ontwikkeling van de mathematica noch op het gebied van de techniek. Wel is het zo dat vooral de inwoners van Zuid-Amerika, in het bijzonder de Inca’s, een ontwikkeling doormaken op het gebied van landbouw en architectuur. Denk maar eens aan Machu Picchu, de Inca-stad waarvan de bouw rond 1440 begint, al staat hun bouwkunde bij lang na nog niet op het niveau van de bouwkunde in Europa en Azië. Voor wat dat betreft lopen ze nog heel ver achter.

De volgende personen uit de periode 1000 – 1500 worden in dit deel beschreven:

  • Al-Jazari; 1136-1206; wiskundige en astronoom maar vooral technicus; bedenkt de meest wonderlijke mechanische automaten.
  • Leonardo da Pisa, ca. 1170 – ca. 1250; wiskundige die de Arabisch-Indische cijfers inclusief het cijfer ‘0’ in Europa introduceert.
  • Al- Kāshī, ca 1380 – 1429; wiskundige en astronoom, geldt als de bedenker van het systeem van decimale breuken, de laatste schakel in de moderne getallennotatie. Hij komt met het voorstel om een breuk in de vorm van a/b decimaal weer te geven (bijvoorbeeld ¼ = 0,25). Echter omdat zijn ideeën hierover min of meer verloren gaan, treft u hierbij ook een portret aan van Simon Stevin, 1548 – 1620, die in 1585 het boek ‘De Thiende’ publiceert over het gebruik van cijfers achter de komma met daarin hetzelfde idee. Dankzij dit boek maken de decimale breuken alsnog een opmars door Europa en de rest van de wereld.
  • Leonardo da Vinci; 1452 -1519; schetst technische oplossingen die later ook in de eerste rekenmachines werden gebruikt

Aan het einde van deze periode beschikt de mens over ons moderne getallenstelsel, inclusief het getal 0 en de decimale cijfers achter de komma. Ook heeft hij nu voldoende technische basistechniek om eenvoudige rekenmachines te bouwen. Het is nu het wachten op de eerste mens die zo’n machine bouwt. Dat zal – spoiler alert – Blaisse Pascal in 1644 zijn.

Naar het volgende verhaal uit deze serie.

Naar het vorige verhaal uit deze serie

 

 

 

 

 

My WordPress Blog