Categorie archief: PTT – KPN

Telemix 512

Gisteren was bij het tv-programma Op1 Diederik Jekel te gast. Hij kwam vertellen over Chriet Titualaer.

op1

Hij had een apparaat meegenomen dat Chriet Titualaer in één van zijn uitzendingen (de ‘Wonderlijke Wereld’) ooit eens had gedemonstreerd: de Telemix 300, een geïntegreerde spraak-data-terminal door PTT in 1984 op de markt gezet. Het apparaat bestond uit twee gescheiden delen: een telefoon voor twee lijnen en een terminal  bedoeld voor aansluiting op een mainframe-computer.

1 telmix

Ik herkende het apparaat.  In mijn begintijd bij KPN – ik kwam in 1985 in dienst bij wat toen de PTT heette – heb ik zitten rekenen aan de integrale kostprijs van de opvolger van de Telemix 300:  de Telemix 512. In tegenstelling tot de Telemix 300 (geen commercieel succes) die was ontwikkeld door Northern Telecom besloot de PTT om zelf  een betere opvolger te ontwikkelen: de Telemix 512. Het werd gedaan door het toenmalige  Neherlaboratorium , een onderzoekslaboratorium van de PTT in Leidschendam. Ook waren er externe industriële ontwerpers bij de ontwikkeling betrokken.

1 neherHet Dr. Neher Laboratorium in Leidschendam; foto  Thea van der Heuvel;  Gefotografeerd voor Monumenten van Herrezen Nederland

De marketingafdeling en mijn afdeling (een afdeling die zich bij PTT Telecom bezig hield met allerlei kosten- en tarieven onderzoeken) werden er ook bij betrokken.  Bert B, een jongeman van de marketingafdeling, en ik twijfelden ernstig over de kansen van het product. We hadden er een zwaar hoofd in. Het ontwerpproces duurde en duurde maar. Uiteindelijk zou het liefst twee jaar duren voordat de Telemix 512 klaar was om in de markt gezet te worden.

Mijn integrale kostprijsberekening leverde een kostprijs op van zo’n 5000 toenmalige guldens en dat was veel hoger dan de prijs die we volgens de marketingafdeling op dat moment nog konden vragen. Door de lange ontwikkelingsduur waren de marktomstandigheden compleet veranderd. Er waren inmiddels pc’s op de markt gekomen die niet alleen veel meer konden maar ook veel goedkoper waren. Ik geloof dat we het nog een tijdje geprobeerd hebben om de Telemix 512 voor 2500 gulden te verkopen, maar ook dat lukte nauwelijks.

De definitieve genadeklap voor de Telemix 512 werd gegeven door Wim Dik. Deze was in 1988 door de toenmalige minister Neelie Smit-Kroes benoemd als de nieuwe hoogste baas van de PTT om de verzelfstandiging van het Staatsbedrijf der PTT ter hand te nemen. Een tv-programma maakte een rapportage over de nieuwe hoogste baas. Op zijn bureau stond een Telemix 512. Dik wees er vol trots op en zei dat het een stukje eigen ontwikkeling van de PTT was. De verslaggever vroeg daarop of Dik het apparaat wilde demonstreren, waarop Dik bekende dat hij niet wist hoe het apparaat werkte en wat je er precies mee kon doen.

De volgende dag belde Bert B.  me op. Zullen we nu maar adviseren om met de Telemix 512 te stoppen.  Leek me een goed voorstel.

 

Werken bij de PTT (10); Interne mobieltjes

Halverwege de jaren negentig werkte ik bij I&AT. Dat was de automatiseringsclub van KPN. I&A stond voor Informatisering en Automatisering en T voor Telecom. Het bestond uit meerdere datacentra, een softwarehuis en een werkplekkendienst.

00000 1atEen telefoonkaart uit 1994 van het datacentrum waar de Tandem-computers stonden.

Op een gegeven moment werd het functioneel beheer van het interne KPN-telefoonnet aan ons overdragen. Tot dan werd dit verzorgd door de afdeling KPN Netwerkdiensten, die een puinhoop had gemaakt van de administratie.

00000 1at 2 328 maart 1957; Ir. A. W. van der Plassche van de Nederlandse Heide Maatschappij stelt een elektronische administratiemachine in gebruik te Arnhem. Foto Joop van Bilsen; Nationaal Archief.

Zo stonden er honderden mobieltjes in het bestand met alleen maar het mobiele nummer.  Wie het mobieltje gebruikte en bij welke afdeling de persoon werkte, stond niet geadministreerd. Voor hetzelfde geld werkte de persoon al jaren niet meer bij KPN, maar had deze het toestel bij zijn vertrek meegenomen en belde nog steeds op kosten van KPN met het toestel.
00000 1-martin cooper

Dit is niet een oud-KPN-werknemer met zijn toestel maar de Amerikaan Martin Cooper in 2007. Begin jaren zeventig leidde Martin Cooper bij Motorola het onderzoeksteam dat de eerste draagbare mobiele telefoon ontwikkelde. Op 3 april 1973 voerde hij in New York, staande op Sixth Avenue  het allereerste mobiele telefoongesprek met een toestel waarmee hij in 2007 op de foto staat.

We besloten om naar alle mobieltjes, waarvan alleen een nummer in het bestand stond, een sms-je te sturen met het verzoek om de naam en de afdelingsnaam van de gebruiker op te sturen naar onze administratie. Twee weken later – een beperkt aantal mensen had contact opgenomen – herhaalden wij dit verzoek. Veel extra reacties leverde dit tweede sms-je echter niet op.

Daarom stuurden we een derde sms-je. Dit maal voegden we de mededeling toe dat als de bezitter binnen een maand geen contact opnam, we het nummer zouden afsluiten. Nu reageerden er veel meer mensen, maar er bleven toch nog enkele tientallen nummers  over zonder reactie.

Het was de tijd dat er allerlei kwaliteitsprogramma’s bij KPN werden geïntroduceerd met kreten als ‘Meten is weten’, ‘In één keer goed’, ‘De klant is koning’  (en de koning is klant, zeiden wij in Den Haag; Paleis Huis ten Bosch zat aangesloten op de wijkcentrale in Bezuidenhout) en ‘Doen wat je beloofd hebt.’

Geheel overeenkomstig de laatste kreet lieten we de nummers waarvan de bezitter niet had gereageerd afsluiten. Een aantal mensen belden alsnog in paniek (vanaf een ander nummer uiteraard) naar onze administratie, van enkele nummers hoorden we helemaal niks meer en er was één nummer waarvan de gebruiker niet naar de administratie belde maar op hoge poten naar onze directeur. “Hoe we het in het hoofd hadden gehaald om hem af te sluiten” riep hij kwaad.

Het bleek iemand uit de Raad van Bestuur van KPN te zijn die we hadden afgesloten. Dat was heel goed, vond onze directeur, konden ze op het hoogste niveau zien dat we goed bezig waren.

Werken bij de PTT (9): het koffiekarretje

Halverwege de jaren negentig liep ik een keer over de Beatrixlaan in Den Haag van het KPN-gebouw naar de tramhalte, toen ik aan de overkant iemand zag komen aanlopen die ik kende. Ik kon niet direct op zijn naam komen, maar ik wist zeker dat ik hem kende. Ik zwaaide en de persoon zwaaide enthousiast terug.  Pas bij de tramhalte wist ik opeens wie het was. Het was Ben Verwaayen. In die tijd de hoogste baas van KPN Telecom. Was ik hem op kantoor tegen gekomen, dan had ik direct de link gelegd, maar op straat, buiten zijn ‘natuurlijke habitat’, herkende ik hem niet direct.

00000 ben verwaayenDit is Ben Verwaayen in 1972 tijdens zijn militaire diensttijd. In deze habitat had ik hem zeker niet herkend.

00000 ben verwaayen 2Dit is Verwaayen op het World Economic Forum in 2007

Een vriendin van mijn vrouw overkwam een keer hetzelfde, niet met Verwaayen maar met iemand anders. Ze wandelde een keer op het strand tussen Den Haag en Wassenaar, toen er een vrouw op een paard kwam aanrijden. Ze dacht die ken ik ergens van maar kon niet op de naam komen. Nu was zij tandarts. Misschien was het één van haar patiënten, dus zwaaide ze en de vrouw zwaaide terug. Even later wist ze opeens wie het was. Het was geen patiënt van haar maar koningin Beatrix.

00000 beatrix 19892augustus 1989: Koningin Beatrix en Prins Claus te paard onder toeziend oog van hun zonen. foto Nationaal Archief.

Terugkomend op Ben Verwaayen, in tegenstelling tot Wim Dik – zie gisteren – was Verwaayen wel populair bij het personeel. Verwaayen was ook veel aardiger. Zo groette hij ’s morgens (zie eveneens gisteren) wel iedereen bij de lift in de kelder, en als de lift kwam, keek hij altijd of er nog iemand aan kwam lopen die ook mee wilde. Zelfs als zo’n persoon nog niet door de draaideur van het gebouw was, hield hij de lift tegen en wachtte totdat de persoon het gebouw binnen was.

Op een dag stonden Verwaayen en ik met zijn tweetjes in de kelder van het gebouw te wachten op de lift. Toen deze kwam en de deuren open gingen, zagen we tot onze verbazing iets onverwachts in de lift staan.

0000 1 lift 2

Het was een verlaten koffiekarretje met daarop een paar potten met dampende koffie. Waarschijnlijk had ergens één van de dames van de kantine het wagentje in de lift gezet, maar was daarna zelf te laat in de lift gestapt en had de lift met haar karretje zien vertrekken.

Ben Verwaayen en ik stapten in en ik zei tegen hem dat ik het karretje wel terug zou brengen naar de kantine. “Nee hoor,” antwoordde Verwaayen. “Laat mij dat maar doen. U kunt uw tijd vast veel nuttiger doorbrengen dan ik.”  Op de begane grond stopten we en daar liep Ben Verwaayen met het koffiekarretje op weg naar de kantine.  Volgens mij vond hij het stiekem wel leuk om te doen.

Werken bij de PTT (8): de lift

De dit jaar overleden Nederlandse econoom professor Arnold Heertje schreef  in het blad ‘Management Team’  (d.d 7 september 2001) een keer het volgende over bestuurders:

Wim Dik had bij KPN een complete hofhouding, maar sprak verder met niemand. Als hij van tien minuten verderop naar het kantoor in Groningen kwam, werd er vooraf gebeld, zodat bij het binnenrijden in de parkeergarage de lift klaar stond en hij meteen door kon rennen naar de bovenste verdieping, zonder iemand tegen te komen. Een wat extreem geformuleerde vuistregel is dat in een bedrijf de werkvloer niets mag besluiten en alles weet, en dat de top alles mag besluiten maar van niks weet.”

Wim Dik was van 1989 tot 2000 de hoogste baas van KPN. Daarvoor werkte hij bij Unilever. Ook was hij van mei 1981 tot september 1982 staatssecretaris van Economische Zaken.

0000 1 kabinet17 november 1981: Debat over de Regeringsverklaring van het tweede kabinet Van Agt. Van links naar rechts, op de voorgrond de ministers De Ruiter (CDA), Van der Stee (CDA), Den Uyl (PvdA), premier Van Agt (CDA; inmiddels stemt hij GroenLinks) en Jan Terlouw (D66). Op de achtergrond zitten de staatssecretarissen. De persoon die tussen Van Agt en Terlouw in zit, is Wim Dik. 

Het gedrag van Wim Dik in de lift waar professor Heertje over schreef, herken ik wel. Begin jaren negentig werkte ik een aantal jaren in ‘de Groene AA-Toren’ aan de Beatrixlaan in Den Haag. Het gebouw was in die tijd het hoofdkantoor van de KPN.  De directie had domicilie op de zeventiende verdieping, ik werkte op de tweede verdieping. Ik had de top van KPN dus nog lang niet bereikt.

0000 1 torenDe Groene Toren; Tegenwoordig zit Post.nl er in.

De kelder van het gebouw bevatte ruimte voor de directie om  daar exclusief hun auto’s te parkeren en verder was daar ook een fietsenstalling. Van die laatste maakte ook ik gebruik. Als je vanuit de kelder omhoog wilde, moest je met de lift. Er waren echter maar twee liften die helemaal doorliepen naar de kelder. Als je pech had en de lift was net weg , dan moest je soms wel even wachten.

0000 1 lift

Dit is niet de lift van het KPN gebouw. Er werkten geen liftjongens in de liften van KPN.

Als de lift kwam, keek je voordat je instapte daarom altijd even opzij of er nog iemand aan kwam lopen, en als dat zo was, dan hield je de lift even vast voor deze persoon. Iedereen deed dat, ook bijvoorbeeld iemand als Ben Verwaayen, de directeur Telecom. De enige persoon die dat echter nooit deed was Wim Dik. Die stapte de lift in, staarde zwijgzaam voor zich uit of bladerde in het Financieel Dagblad. Er kwam nooit een spontaan woord uit. “Goedemorgen” zeggen uit zichzelf was bijvoorbeeld niet iets wat hij deed. Dik was meer het type dat van zijn personeel verwachte dat ze hem zouden groeten en dan zouden zeggen: “Gegroet keizer, zij die gaan werken groeten u.

Echt populair bij het “gewone personeel” werd Wim Dik dan ook niet. In hun boek ‘De koude kermis van KPN’ geven de schrijvers Patrick Bernhart en Jan Maarten Slagter een mooi voorbeeld.

De dames van 008 – waar je telefoonnummers kunt opvragen – mogen bijvoorbeeld van hem niet meer eten, koffie drinken, snoepen, roken, lezen en puzzelen tijdens het werk. Het levert gedonder op. Daar komt nog een incident bij als hij voor een presentatie achter de gordijnen de presentator instrueert. De microfoon staat al open als hij rept van ‘die kutwijven’.

0000 1 0081 september 1981. Enkele  van die “kutwijven” op de zaal van 008 aan het werk; Foto Hans van Dijk; Nationaal Archief.

Ook bij de portiers van de gebouwen was Dik niet echt populair. Zo vertelde een kennis mij een keer het verhaal van een vriend van hem die als portier werkte in het KPN-gebouw in Groningen. Hij was een keer op een vrijdagavond aan het werk, toen Dik vanuit de auto belde om te zeggen dat hij samen met mevrouw Dik onderweg was en of hij er voor wilde zorgen dat de deur van de garage open zou staan.  Waarom Dik op vrijdagavond samen met zijn vrouw naar Groningen reed, geen idee. De portier zei dat hij de deur zou opzetten.

Wel wees de portier Dik er op dat hij niet de hoofdingang kon nemen, maar dat hij via de andere ingang naar binnen moest. Dit omdat een aannemer er in het weekend aan het werk zou gaan en deze had alvast bij de hoofdingang zijn spullen neergezet. Dat zinde Dik absoluut niet. Hij had geen zin om die andere ingang te nemen, zei hij. De portier moest maar even de aannemer bellen om te zeggen dat deze zijn spullen moest weg halen. De portier deed net alsof hij even  ging bellen – “Ik ben toch niet gek. Ik ga toch echt niet die aannemer bellen om te zeggen dat hij voor meneer Dik zijn spullen opzij moet komen zetten.” en belde even later Dik terug om te zeggen dat hij helaas de aannemer niet te pakken kon krijgen en dat Dik daarom echt de andere ingang moest nemen. Dik was ‘not amused’.

0000 1 008 groHet KPN gebouw in Groningen pal naast het station.

Zelf heb ik ook een ongemakkelijke ervaring met Dik gehad. Ik stond een keer tussen de middag,  terugkomend uit de kantine, voor de lift te wachten. De liftdeuren gingen open en daar stond Dik met iemand anders. Het was blijkbaar een belangrijke bezoeker want Dik bracht hem hoogstpersoonlijk omlaag. De gast stapte de lift uit en Dik stapte de lift weer in en drukt op het knopje van de zeventiende verdieping. Ik stapte ook in en wilde net op het knopje van de tweede verdieping drukken toen Dik opeens zei. “Wilt u daar niet  op drukken. Ik heb nogal haast. U moet eerst maar even mee naar de zeventiende verdieping.”

Echter voordat mijn hersens die boodschap hadden verwerkt en mijn arm opdracht hadden gegeven om de handeling te staken, had mijn vinger al op het knopje gedrukt. Dik keek mijn boos aan. Ik wilde het goed maken door op het knopje van ‘deuren sluiten’  te drukken, maar drukte per ongeluk op het knopje ‘deuren open’ waardoor de inmiddels half gesloten deuren weer open gingen. Het gevolg was dat een stuk of acht mensen opeens ook de lift binnen stormden en ook op allerlei knopjes drukten.

0000 1 008 dik 2

Zo keek Dik ongeveer toen al die mensen op de knopjes drukten.  (Deel van een) foto van Rob Croes; Nationaal Archief.

Dik zijn boze blik was ondertussen veranderd in een woedende blik en toen ik er op de tweede verdieping uit kon, liep ik voor de zekerheid maar naar de andere vleugel dan waar ik werkte. Dit voor het geval Dik zou proberen te achter halen wie ik was en waar ik werkte.

werken bij de PTT (6): Telefax deel 2

Ik verliet u gisteren met dit plaatje met daarbij de vraag of we hier de PTT en Canon aan het werk zagen.

000 a fax cliff

Het antwoord luidt nee. Dit zijn niet de PTT en Canon aan het werk. De afbeelding is een deel van een filmposter van één van de korte films uit de filmreeks ‘The Perils of Pauline’ uit 1914.

000 a fax cliff 2

Deze films – de reeks bestond uit een twintigtal korte films – eindigden steevast met een spannende scene, waarbij het niet duidelijk was hoe het afliep. De gedachte hierachter was dat het nieuwsgierige publiek de week er op dan naar het vervolg zou komen kijken. Deze filmreeks geldt als één van de eerste die het verschijnsel van cliffhangers in films en series introduceerde.

Maar goed, terug naar 1985. De telefax is sinds een paar jaar begonnen aan een onverwachte opmars in de zakelijke wereld. Plotseling is er een grote vraag ontstaan. Op dat moment zijn er eigenlijk maar twee leveranciers die kunnen leveren: PTT Telecom en Canon. Wij (de PTT) haalden net zoals Canon onze machines uit Japan. Daar kwamen op dat moment alle nieuwe types telefaxen vandaan. Ander mogelijke leveranciers waren nog druk bezig met het opzetten van een aanvoerlijn uit Japan, waardoor er in 1985 eigenlijk sprake was van een soort duopolie in Nederland. Zowel wij als Canon had een marktaandeel van zo’n 45%. De overige 10% waren voor alle anderen samen.

De inkoopprijs van ons meest populaire type bedroeg op dat moment ongeveer 4000 gulden. Ik rekende weliswaar uit wat de integrale kostprijs van de fax was, maar eigenlijk was dat een zinloze exercitie. De integrale kostprijs speelde geen enkele rol bij het bepalen van de verkoopprijs. Die bedroeg namelijk 10.500 gulden, meer dan twee keer de inkoopprijs. Bij het bepalen van de verkoopprijs keken we dan ook vooral naar wat Canon deed en niet naar de integrale kostprijs. Canon vroeg op dat moment 10.000 gulden voor hun machine.

Onze verkoopprijs lag meestal zo’n drie tot vijfhonderd gulden boven die van Canon. Daarmee konden beide partijen goed leven. Voor het extra bedrag bij ons kregen de klanten een ‘stukje PTT-zekerheid’, zoals wij dat noemden. Er was dan ook niet echt sprake van een prijzenoorlog tussen Canon en de PTT in die jaren. Omdat de vraag in die jaren veel groter was dan het aanbod, betaalden de klanten daardoor de hoofdprijs. Het leek de huizenmarkt van nu wel.

Nu was het zo dat elk jaar, meestal op de efficiencybeurs in Amsterdam, er nieuwe types werden geïntroduceerd. Het was dan voor ons van belang om te weten wat Canon ging vragen voor hun nieuwe machine. Andersom was Canon nieuwsgierig naar onze vraagprijs. Nu zou het natuurlijk het gemakkelijkste zijn geweest om elkaar even op te bellen, maar dat mocht – kartelvorming – uiteraard beslist niet.

We moesten op een andere manier achterhalen wat hun verkoopprijs zou gaan worden. Daarom ging elk jaar één van ons altijd op de efficiencybeurs naar de stand van Canon, deed zich dan voor als klant, en informeerde naar de prijs van hun apparaten. Omdat ik nieuw was, werd ik in 1985 aangewezen om me als klant voor te doen bij Canon. De andere PTT mensen van ons fax-groepje waren al eens bij Canon langs geweest.

000 a fax effDe efficiencybeurs in 1984; foto Sjakkelien Vollebregt; Anefo: Nationaal Archief.

Ik moet zeggen, ik was niet in de wieg gelegd voor deze rol. Aangekomen bij de stand van Canon bekeek ik hun nieuwste type fax. Al snel kwam er een verkoper van Canon op me af en ik vroeg: “Ik wil graag een fax voor mijn bedrijf? Wat moet die kosten?

De verkoper keek me aan en zei: “Waarvoor wilt u hem gebruiken?” Dat antwoord verraste me. “Eh, om te faxen.” stamelde ik.  “Ja, maar hoe vaak gaat u bijvoorbeeld faxen? Dat kunnen we bepalen welk type fax het meest geschikt voor u is. Wat voor een soort bedrijf heeft u?” “Eh, een houtbedrijf.” Dat was het eerste wat me te binnen schoot en ik had direct al spijt van dat antwoord. Een houtbedrijf, hoe kon ik dat nou verzinnen.

Enfin, ik zal u de rest van het gesprek maar besparen, maar in ieder geval was het uiteindelijke resultaat dat in 1985 de nieuwste faxen van de PTT  wederom 500 gulden in prijs verschilden met die van Canon en dat deze prijs nog steeds twee keer zo hoog was als de inkoopprijs.

Met dergelijke winstmarges duurde het niet lang of er verschenen meer partijen op de markt met als gevolg dat de prijzen in een rap tempo daalden, evenals ons marktaandeel.

000 a fax 1990Een advertentie voor een PTT Telefax 300 uit 1990. Inclusief gratis telefoon kostte deze fax nog maar 2323 gulden, inclusief BTW. 

Begin jaren negentig kon je zelfs al een fax voor 500 gulden kopen, die bovendien ook nog veel meer kon dan de oude faxen van 10.000 gulden uit de jaren tachtig. Dat leverde een onverwacht probleem op.

Er waren namelijk klanten die begin jaren tachtig geen fax hadden gekocht, maar er eentje hadden gehuurd. De huurprijs bedroeg  op dat moment 500 gulden per maand.  De vastgelegde huurtermijn was drie jaar, maar zeven jaar later  waren er nog steeds zo’n 100 klanten die elke maand 500 gulden huur betaalden voor hun oude apparaat. Ze hadden hun huurcontract nooit opgezegd en het was daarom steeds telkens stilzwijgend verlengd.

De vraag was wat we met die honderd klanten moesten doen. We konden niks doen en elke maand die 500 gulden incasseren (50.000 gulden “gratis geld” per maand!) of we konden de klanten actief benaderen en hen er op wijzen dat ze beter hun huur konden opzeggen en dat ze dan voor een eenmalig bedrag van 500 gulden een veel betere nieuwe telefax konden kopen. We kozen er voor, na de nodige discussie, om de klanten actief te benaderen. Een tevreden klant leek ons op termijn meer op te leveren.

Tegenwoordig worden er nauwelijks meer telefaxen verkocht. Andere communicatiemiddelen hebben hun rol overgenomen. Zoek je bijvoorbeeld op de site van KPN Zakelijk naar faxen dan krijg je dit te zien.

000 a fax 2020

Eén van de weinige organisaties die nog wel vast houdt aan het gebruik van faxen is de UEFA. Transfers en de bijbehorende contracten  moeten altijd per fax worden gemeld bij de UEFA. Een kapotte fax van Real Madrid liet in 2015 een tranfer van keeper De Gea van Manchester United naar Real Madrid mislukken. Uit het AD:

De Spaanse topkeeper David de Gea zou in augustus 2015 overstappen van Manchester United naar Real Madrid. De clubs hadden al een akkoord over de transfersom van 40 miljoen euro. De Gea was helemaal klaar voor de overstap naar zijn geboorteland toen de techniek haperde. De fax waarmee wat documenten naar het hoofdkantoor van voetbalbond FIFA moesten worden verzonden, weigerde dienst. De haperende fax is daarna een klassieker geworden op de slotdag van de transfermarkt.

De fans van Manchester United waren wel blij dat hun keeper niet vertrok en een jaar later vierden ze ‘Fax Machine day’

000 a fax 2020 m

Wilt u met mij in contact komen dan hoeft u geen fax te sturen maar kunt u een mailtje sturen. En wilt u weten hoe het met de Pauline in The Perils of Pauline afloopt, dan moet u volgende week terug komen.

000 a fax cliff 3

Werken bij de PTT (5): Telefax: deel 1

Een telefax –  een samentrekking van het Griekse woord ‘tele‘ (ver) en de Latijnse woorden ‘fac simile(“maak gelijkend”)  – is een soort kopieermachine op afstand. Je kan met een telefax via het telefoonnet kopieën van documenten en/of afbeeldingen naar een andere telefax sturen.

De telefax is al meer dan 150 jaar oud. Ene Alexander Bain bedacht in 1843 een apparaat dat hij ‘kopieertelegraaf’ noemde en wat we zouden kunnen beschouwen als het allereerste faxapparaat, ware het niet dat het apparaat het niet deed. Wel kreeg Bain patent op zijn idee. Een zekere Frederick Bakewell verbeterde in 1851 het apparaat van Bain en demonstreerde zijn vinding op de wereldtentoonstelling van 1851 in Londen.

In 1881 kwam de Schotse uitvinder Shelford Bidwell  met de ‘telephotograph’, de eerste faxmachine die het bericht optisch scande met behulp van een lichtgevoelige cel.

000 a fax 1895 2

Een faxapparaat uit 1895. De over te sturen afbeelding zat om een rol gebonden.

De Duitser Arthur Korn verbeterde in 1905 dit apparaat en met behulp van zijn ‘faxmachine’ werd in 1908 een foto van een juwelendief uit Duitsland naar de politie in Londen gestuurd, waarop deze daar kon worden aangehouden.

We slaan nu een kleine tachtig jaar over in de geschiedenis van de fax en komen dan aan in 1985 waar we Martin van Neck aantreffen. Hij is bij PTT Telecom de kostenspecialist randapparatuur zakelijke markt en in die functie maakt hij ook kostenanalyses van telefaxen die de PTT op de zakelijke markt verkoopt.

000 a fax 1988Een advertentie van de PTT  uit 1988 voor een telefax .

Pas in de jaren tachtig brak de fax door in de zakelijke wereld. Dit was aan de Japanners te danken die nieuwe betaalbare faxapparaten ontwikkelden. (De Japanse zakenwereld had in die tijd behoefte aan een apparaat waarmee op een snelle manier teksten met de afwijkende Japanse tekens konden worden verstuurd zonder dat die eerst in het ‘normale’ alfabet moesten worden omgezet.)

Ook in Nederland brak de fax door. Vooral het feit dat je een kopie van een document binnen drie minuten van locatie A naar locatie B kon transponeren was een groot voordeel, al had niet iedereen dit door. Zo zaten wij ooit eens in vergadering te wachten op de marketingprognose voor een bepaald product. De marketingman die elders verbleef stuurde zijn cijfers per fax naar ons toe.  Onze (ontvangende) fax stond in de postkamer. Toen we daar even later gingen informeren of de fax van de marketingman was binnen gekomen, zei de dame van de postkamer “Ja hoor, ik heb hem in een enveloppe gestopt voor de dagelijkse postbezorging en hem net afgegeven.” 

In 1985 waren er in Nederland maar twee grote aanbieders van telefaxen actief op de Nederlandse markt. De ene partij was Canon, de andere was de PTT. Hoewel het niet mocht – kartelvorming –  was er impliciet toch een soort van prijsafspraak.  Maar hoe dat in zijn werk ging, is echter de cliffhanger voor morgen.

000 a fax cliff

De schurken Canon en PTT aan het werk? 

Werken bij de PTT (4): Telex

Behalve specialist randapparatuur was ik eind jaren tachtig ook telexdeskundige. Het telexnet van de PTT was midden jaren tachtig op zijn hoogtepunt. Het telde op dat moment zo’n 40.000 abonnees. Telex (of verreschrift; het woordje telex is de Engelse afkorting van Teleprinter exchange) was een manier om op afstand berichten te versturen en af te drukken op een soort schrijfmachine.

000 a telexEen telexmachine; De TS 32, één van de machines die in het assortiment van de PTT zat.

Telex maakte in Nederland  gebruik van een eigen netwerk van 17 centrales.  Na de opkomst van de telefax begon vanaf 1985 het aantal abonnees echter elk jaar te dalen. De marketingman van telex, ene Bert, riep elke keer als het abonneebestand weer sneller was gedaald dan hij dat had voorspeld, vol enthousiasme ‘Weer beter dan de door mij voorspelde trend”.

Nu was het ook zo dat eind jaren tachtig de telexcentrales aan vervanging toe waren. Ik kwam als kostenspecialist telex samen met Bert, de marketingman, Peter – deze oude rot bij de PTT was de technische specialist van telex  – en de productmanagers Arie en Jean Louis in een werkgroepje terecht dat de toekomst van de telex moest onderzoeken. Arie was een gedistingeerde heer. Je zou hem zo aanzien voor de voorzitter van de RvB die telex er even bij deed. Jean-Louis was een jonge hond, net afgestudeerd, die altijd met allerlei wilde plannen aan kwam zetten om telex op te doen stoten in de vaart der volkeren, waarbij wij dan riepen “Jean-Louis, het is telex hoor”. Zie hier onze werkgroep.

000 a telexbOké, dit is niet onze werkgroep, maar de groep ‘Telex’, de vertegenwoordigers van België op het Eurovisie Songfestival van 1980 in Den Haag; foto Hans van Dijk; Anefo; Nationaal Archief. Peter de technische man leek wel een beetje op de zanger met de baard.

Ik bracht Peter, de technische man, wat bedrijfseconomische begrippen bij aan de hand van een fiets. Stel je hebt een oude fiets, zo legde ik uit, die heeft veel onderhoud nodig. Onderdelen die vervangen moeten worden en dergelijke. Je kan ook een nieuwe fiets kopen. Dan betaal je in één keer een groter bedrag, maar heb je later veel minder onderhoudskosten.

Vervolgens legde ik hem ook de tijdwaarde van het geld uit: “Wat is dat?” vroeg hij. “Nou stel je zet 100 gulden op een spaarrekening en je krijgt 10% rente per jaar (we spreken hier wel over de jaren tachtig hè) dan heb je na één jaar 110 gulden op je spaarrekening staan; dus 100 gulden van nu is gelijk aan 110 gulden over een jaar”-  als je nu rekening houdt met de tijdwaarde van het geld, dan kan je kosten en uitgaven van verschillende jaren met elkaar vergelijken en dan kan je uitrekenen of het voordeliger is om een nieuwe fiets te kopen of dat je beter je oude fiets kan houden en dan wat vaker onderhoud te plegen.” Ik vond het een mooie uitleg. Het effect was dat Peter mij sindsdien altijd begroette met “Ha, fietsenmaker.”

De uitkomst van ons werkgroepje was dat het beter was om de zeventien centrales, die overal in het land verspreid stonden, te vervangen door twee centrales in Hilversum. Maar voordat de PTT die beslissing nam, werd er eerst een dure consultant uit Engeland overgevlogen, die ons werk nog een keer over deed. Alleen kreeg hij daar per dag voor wat ik per maand verdiende, dus koffie boden we hem maar niet aan. Was hij veel te duur voor. Zijn conclusie was dezelfde als de onze en het Nederlandse telexnet werd vervangen door twee centrales in Hilversum.

De twee centrales kwamen in een ondergrondse bunker te staan, dit voor het geval de Russen er een bom op wilden gooien. Peter, de technische man, had de opdracht om, als er een oorlog uitbrak, onmiddellijk naar Hilversum te gaan om de centrales hoogstpersoonlijk overeind te houden. “Je dacht toch niet dat ik dat dan doe hè. Het eerste wat de Russen doen als de oorlog uitbreekt, is een grote bom op alle communicatiecentrales gooien. En daar moet ik dan heen!  Als er een oorlog uitbreekt, ga ik mooi naar mij vrouw toe”, zo vertrouwde hij mij een keer toe.

Gelukkig brak er nooit een oorlog met de Russen uit. Peter is al jaren met pensioen. In 2007 stopte KPN definitief met telex. Er waren toen nog 200 abonnees over.

 

 

 

Werken bij de PTT (3): de introductie

Na een maandje in dienst geweest te zijn bij de PTT kreeg ik een introductiecursus. Samen met andere “talentvolle” academici bezocht ik allerlei onderdelen van de PTT.

In De Bijlmer in Amsterdam bekeken we een telefooncentrale. De reden dat we daar naar een centrale gingen kijken, was dat in de Bijlmer nog één van de weinige oude telefooncentrales stond. Alle andere centrales waren grote computers waar je niks aan kon zien,

000 centrale

Moderne centrale uit 1999, niet zo interessant om te bekijken; foto Modures; Wikipedia

De centrale in de Bijlmer was echter nog eentje van de oude stempel met lampjes en tellers voor alle nummers. Als er iemand belde, hoorde je letterlijk de tikken van diens meter, maar het lukte niemand van ons om te zien welke van die duizenden meters nou tikte.

000 centrale 1969‘Ouderwetse’ telefooncentrale uit 1969 in Amsterdam; foto Bert Verhoef; Nationaal Archief.

Bij de Post bezochten we een grote postsorteercentrum. We zagen hoe alle pakjes en brieven door een grote hal zoefden en namens ons direct voor om nooit meer iets breekbaars te versturen.

000 post 19781978; lege hal van een postsorteercentrum; in verband met een grote ambtenarenstaking werd er niet gesorteerd; foto Hans Peters Nationaal Archief. 

19801980; De staking is voorbij. Er wordt druk gesorteerd; De benodigde apparatuur om op postcode te sorteren, ontbreekt nog. foto Hans van Dijk; Nationaal Archief

In Leidschendam bezochten we het  Dr. Neher Laboratorium. De PTT had zijn eigen ontwikkelcentrum – “where the future is made today.”  

000 neherEen deel van het Neher Laboratorium in Leidschendam in 2002; foto Thea van den Heuvel; Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het laboratorium bestaat niet meer. Op een gegeven moment besteedde KPN de ontwikkelingstak uit aan TNO. Tegenwoordig staan er appartementen. Alleen de karakteristieke toren staat er nog als monument.

Iemand liet ons  er de apparatuur zien die ze hadden ontwikkeld om girobetaalkaarten automatisch te kunnen verwerken. De cijfers op een overschrijvingsformulier werden door het apparaat automatisch gescand. Elk cijfer had een aantal kenmerken (bochtjes en streepjes) die gecombineerd elk cijfer uniek maakte. Als er voldoende unieke kenmerken waren, stelde de machine het cijfer vast . Het lastigste was om de 1 van de 7 te onderscheiden en de 3 van de 8.

In Arnhem bij de Postcheque- en Girodienst zagen we de apparatuur in werking. (Dat twee maanden later de Postcheque- en Girodienst verzelfstandigd zou worden en uit de PTT  ging verdwijnen, was bekend, maar dat was geen aanleiding om het bezoek uit het standaardprogramma te halen. Programma is programma.)

Een deel van de overschrijvingskaarten werd er op een zaal nog handmatig overgetypt – de mensen daar zouden spoedig hun baan verliezen – maar andere kaarten werden al door de machine gelezen. Wel zat er iemand bij die moest bepalen wat voor een cijfer het was als de automaat er niet uit kwam.

De week werd afgesloten op Landgoed Voorlinden in Wassenaar. Daar was het opleidingsinstituut van de PTT gevestigd.

000 voorlindenHet Voorlinden-gebouw stamt uit 1912 en werd gebouwd in opdracht van jonkheer Ir. Hugo Loudon, mede-oprichter van de SHELL. Vanaf 1950 tot 2003 had KPN er een opleidingsinstituut.  Tot ongeveer 1980 verbleven de ‘studenten’ er door de week intern en volgden daar een speciale PTT-opleiding voor hoger personeel, later werd het gebruikt voor cursussen en voordrachten. Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

In het gebouw zit tegenwoordig onder andere het restaurant van Museum Voorlinden.

000 voorlinden 0Museum Voorlinden; even verderop gelegen op het landgoed; 

We kregen die dag allerlei lezingen over de PTT. De dag werd afgesloten met een copieus diner in het landhuis, waarbij zeker niet bezuinigd werd op de wijn, gevolgd door een lezing van Paul Smits. Deze was lid van de directie en ons werd verteld dat het een buitengewone grote eer was dat zo’n belangrijk iemand de laatste lezing van de dag kwam geven. (In 2000 zou Paul Smits voorzitter van de RvB van KPN worden; een jaartje later trad hij vanwege de miljarden verliezen van KPN onder druk van de (financiële) buitenwereld al weer af. Het zou nog allemaal goed met hem komen – in 2008 werd hij voorzitter van de AVRO.)

Paul Smits trof het die avond niet. Zijn lezing vond plaats na het diner en in een zaaltje – waar het ook nog eens loeiwarm was door een open haard die er brandde – zaten de nieuwe talenten van de PTT uit te buiken. Het gevolg was dat de helft van de zaal bij zijn binnenkomst al zat te knikkebollen en dat de andere helft op het punt stond om in slaap te vallen. ‘Ik ben blij dat ik de toekomst van de PTT mag toespreken”, aldus Paul Smits.

 

 

Werken bij de PTT (2): de doorschakeldienst

Het allereerste product bij de PTT waarvan ik in 1985 de kostprijs moest uitrekenen was een apparaatje voor de doorschakeldienst die de PTT zakelijke klanten bood. Met die dienst kon een bedrijf binnenkomende telefoontjes laten doorschakelen naar allerlei nummers en locaties, zoals naar bepaalde afdelingen of callcenters.

Eén van de extra toeters en bellen – niet letterlijk in dit geval – was een klein apparaatje waarmee je een tijdschema kon instellen. Bijvoorbeeld dat tot zes uur de binnenkomende telefoontjes moesten worden doorgeleid naar een bepaalde afdeling en daarna, als de mensen van die afdeling naar huis waren, naar een ander nummer of naar een bandje .

Het was een nieuwe dienst en ik moest de integrale kostprijs van het apparaatje uitrekenen, zodat er een tarief bepaald kon worden. Ik ging aan het werk. Ik verzamelde allerlei gegevens, zoals de inkoopprijs, de logistieke kosten, de garantiekosten, de kansen op uitval, de toe te wijzen overheadkosten en andere kosten die met het  apparaatje te maken hadden. Ik was er een week mee bezig. Later toen ik veel meer ervaring had, zou ik zulke berekeningen in een uurtje doen. De uitkomst was dat de integrale kostprijs van het apparaatje, omgerekend naar de euro’s  van nu,  15 euro was.

Ik liet mijn berekening aan de productmanager zien en legde uit wat ik had gedaan . Het was een al wat oudere man die al jaren bij de PTT werkte. “Mooi” zei hij, “Dan wordt het tarief 15 euro.”  “Eh,  moet er ook niet een stukje winst op? ” vroeg ik.

De man keek me aan, zuchtte, en zei toen na enig nadenken: “Daar hebben we weer zo’n jong afgestudeerd iemand. Zo’n academicus die geld wil verdienen. Wij zijn er voor de klanten. Gewoon zorgen voor een goed product, dat doet wat het moet doen, dat lang mee gaat en met een tarief dat de kosten dekt. Het geld verdienen we wel met de tikken.”

Hij keek me aan. “Maar goed, als jij vindt dat we er ook winst mee moeten maken, dan mag jij zeggen hoeveel.” Ik had geen flauw idee wat gebruikelijk was. Blijkbaar nul procent bij dit soort producten, maar dat leek me wat laag. ‘Eh, tien procent? ” opperde ik voorzichtig. “Goed, dan wordt het tarief 16,50 euro”. sprak de productmanager en hij noteerde het bedrag.

00 kpn

Bijna dertig jaar later verloor ik bij de dertiende reorganisatieronde sinds 2001 – zie je wel dat dertien ongeluk brengt – mijn baan bij KPN. Een week voor mijn vertrek zag ik op een schap bij de koffieautomaat een glimmende folder met allerlei fantastische zakelijke KPN-producten er in. Ik pakte de folder en bladerde er in. De doorschakeldienst bestond nog en tot mijn stomme verbazing zag ik dat mijn oude doorschakelapparaatje ook nog steeds in het assortiment zat. Het was exact hetzelfde apparaatje waar ik in 1985 de kostprijs voor had uitgerekend. Nieuwsgierig keek ik op de tarievenlijst naar het tarief van het apparaatje: 16,50 euro stond er.

Werken bij de PTT (1): Een CBS-index

In september 1985 begon ik mijn werkzaamheden op het hoofdkantoor van de PTT in Den Haag en wel op de afdeling ‘Kosten en Tarieven’ van het onderdeel  Telecom. De PTT was in die tijd een overheidsorganisatie en behalve PTT Telecom maakten ook de Post, de Rijkspostspaarbank en de Postcheque- en Girodienst toen nog deel uit van de PTT.  Onze afdeling hield zich, samen met een marketingafdeling, voornamelijk  bezig met het ondersteunen van het ‘Directoraat Commerciële Zaken Telecom’, waar de productmanagers zaten.

Het allereerste wat ik moest doen, was het voorspellen van een indexcijfer van het CBS. Er was een dienst  – geen idee meer welke dienst dat was –  waarbij het tarief jaarlijks werd verhoogd aan de hand van een bepaalde index die het CBS jaarlijks publiceerde. Het was een dienst met vrij veel omzet, dus de index was van belang.

Het vervelende was echter dat op het moment dat de tariefsverhoging in moest gaan, het CBS het nieuwe indexcijfer nog niet had gepubliceerd. Er werd daarom altijd eerst gewerkt met een voorlopige schatting van die index. Later, als het CBS het cijfer had gepubliceerd, vond er een herberekening plaats aan de hand van het werkelijke indexcijfer en kregen de klanten geld terug of moesten ze bij betalen. Ik moest de index gaan schatten. Het liefst een beetje onderbouwd.

Ik had werkelijk geen flauw idee hoe ik dat cijfer moest voorspellen. Mijn baas zei dat ik maar moest kijken in het dossier dat mijn voorganger hierover had achtergelaten. In de kast stond een dikke map. Mijn voorganger had een heel onderzoek naar de index verricht en dat had geresulteerd in een ingewikkelde formule  waarmee hij het indexcijfer elk jaar voorspelde. Ik  snapte niets van die formule.

00 einstein

Dit is niet mijn voorganger maar Albert Einstein, maar zijn formule: E=MC2 is tien keer zo makkelijk te begrijpen als de index-voorspellingsformule van mijn voorganger.

Ik zag wel welke variabelen hij gebruikte en waar ik de actuele waardes van die variabelen kon vinden, maar dat was het ook. Waarom die waardes in de formule stonden en waarom de formule er zo uitzag, stond niet in het dossier.  Maar goed, ik moest iets opleveren en ik stopte daarom de actuele waarden van de variabelen in de formule en had toen een rekenkundige uitkomst.

In  het dossier zat ook een A4-tje met een vergelijking van de voorspellingen van mijn voorganger en de daadwerkelijke uitkomsten van de CBS-index.  Het viel me op dat mijn voorganger het indexcijfer de laatste drie jaar telkens  10% te laag had voorspeld. Ik verhoogde daarom de door mij berekende uitkomst van de formule  met 10%. Als ik toch niet wist, wat ik aan het doen was, dan kon deze stap er ook nog wel bij. Ik gaf mijn voorspelling aan mijn baas en die gaf hem aan de productmanager.

Een paar maanden later kwam het definitieve indexcijfer van het CBS. Het was bijna exact gelijk aan mijn voorspelling. Mijn baas en de productmanager zeiden dat ze nog nooit zo’n goede voorspelling hadden gezien en vroegen hoe ik dat had gedaan. “Ach“, zei ik, “Ik heb er gewoon even wat berekeningen op los gelaten.”

(Of zoals Albert Einstein zou zeggen: “Als we wisten wat we deden, heette het geen onderzoek.”)

Een sollicitatiegesprek

Aad van der Heuvel, bekend onder andere van Brandpunt, is overleden. Zijn tv-carrière begon min of meer per ongeluk. Ik citeer even een stukje uit de Volkskrant. “Van der Heuvel werkte als freelance verslaggever toen hij in 1959 KRO-directeur Jan Casteleijns kwam interviewen. Deze verkeerde echter in de veronderstelling dat het om een sollicitatie ging, en nam de jonge journalist direct aan.”

Dat herken ik. Ik heb ook een keer iets soortgelijks meegemaakt. Het was in 1985. Ik was afgestudeerd als bedrijfskundig ingenieur aan wat toen nog de Technische Hogeschool Twente heette. In die tijd kregen alle afgestudeerden daar de titel ‘ingenieur’, ook al was je afgestudeerd in een bedrijfseconomische richting en kon je, zoals ik, bij wijze van spreken geen schroevendraaier van een soldeerbout onderscheiden.

Ik had twee mislukte sollicitaties achter de rug – bij Philips en Fokker; hé, je bent ingenieur of niet –  toen mijn moeder suggereerde om het eens bij de PTT te proberen. Dan had je een baan voor het leven, volgens mijn moeder. Ze kon het weten want zelf had ze tijdens de Tweede Wereldoorlog een paar jaar op een postkantoor in Hoofddorp gewerkt.

Het hoofdkantoor van de PTT in Den Haag zocht iemand voor de afdeling ‘Telecom, Kosten en Tarieven’ om “de wereld van techniek en kosten bij elkaar te brengen.” Say no more, dat was mijn baan. Ik stuurde een brief en werd uitgenodigd. Het gesprek zou op een donderdag om 4 uur ’s middags plaats vinden op het hoofdkantoor van de PTT in Den Haag, dat toen nog was gevestigd tegenover de Koninklijke Stallen aan de Kortenaerkade.

pttptt 2De gebouwen van het toenmalige hoofdkantoor van de PTT in 2014; in het witte gebouw links had ik mijn gesprek (Foto Roel Wijnants). Recht tegenover, aan de andere kant van de gracht, staan de Koninklijke Stallen.

Omdat het vanuit Enschede zo’n drie uur per openbaar vervoer naar Den Haag was, en ik niet het risico wilde lopen om te laat komen – ook toen al reden er soms treinen met vertraging – nam ik een trein eerder. De treinen reden op tijd en het gevolg was dat ik veertig minuten te vroeg voor het gebouw stond. Dat leek me wel erg vroeg om me te melden en ik ging daarom maar een half uurtje op een bankje om de hoek bij de Koninklijke Stallen zitten.

Dertig minuten later meldde ik me. Ik werd gebracht naar een kamer waar twee mannen zaten. Ze waren ‘galgje’ aan het spelen. Op een whiteboard was een half opgehangen mannetje getekend, waaronder het woord . O L L I . I T A N T  stond. Die laatste twee letters leken me niet zo moeilijk te raden. De eerste vraag die ik kreeg was, waarom ik zo laat was? Huh? Ik was toch ruim op tijd?

Het bleek dat zij mij om half vier hadden verwacht. Het zweet brak me uit. Snel wierp ik een blik op de uitnodiging die ik nog in mijn hand had. Gelukkig, daar stond vier uur op. Ik liet ze het zien en de ene mompelde iets wat ik niet goed verstond. Maar zijn blik suggereerde dat het mijn schuld was, dat het verkeerde tijdstip op de uitnodiging stond. Dat was geen lekker begin en het maakte mij dan ook behoorlijk zenuwachtig. Heel goed liep het gesprek dan ook niet en eerlijk gezegd was ik een beetje verbaasd dat een dag later een secretaresse van de PTT belde om te zeggen dat de PTT met mij verder wilde.

Ik belde mijn moeder. Hé, ik ben aangenomen zei ik, ik moet volgende week nog een keer naar Den Haag, want de hoogste baas van de afdeling wil kennis met mij maken – dat had de secretaresse zo gezegd. Ik nam aan dat we dan de arbeidsvoorwaarden zouden bespreken.

De maandag er op meldde ik me weer in Den Haag. Ik was deze keer totaal niet zenuwachtig, ik was immers al aangenomen. De baas van de afdeling stelde een paar vragen, die ik braaf beantwoordde. Het was wel een beetje gek, want het leken net sollicitatievragen. Ik vroeg me af wanneer hij de arbeidsvoorwaarden van mijn dienstverband ging bespreken. Druk maakte ik me er echter niet om.

Na een half uurtje waren de arbeidsvoorwaarden nog steeds niet ter sprake gekomen en toen de man vroeg of ik nog vragen had vroeg ik er daarom naar. Oh, zei de man. Dat is standaard. Een beginnend academicus begint bij de PTT op schaal 10 en bij goed functioneren kom je na twee jaren in vaste dienst en ga je naar schaal 11. Hij bood me de baan aan, zei hij.

Een aantal maanden later kwam ik er pas achter, dat ook dit gesprek een sollicitatiegesprek was geweest. Eén van de mannen van het eerste gesprek vertelde mij toen toevallig dat ze vonden dat ik tijdens het sollicitatiegesprek behoorlijk zenuwachtig was geweest en dat ze tegen de baas hadden gezegd dat hij er op moest letten of ik ook tijdens het tweede gesprek zenuwachtig was, want in mijn toekomstige functie – je moest constant overleggen met allerlei andere afdelingen bij de PTT  – moest je geen zenuwachtig type hebben. De baas had mij echter totaal niet zenuwachtig gevonden.

Maar ja, ik wist dan ook niet dat het een sollicitatiegesprek was. Ik dacht dat ik al aangenomen was. Maar goed ook, anders was ik vast wel zenuwachtig geweest. Uiteindelijk zou ik bijna dertig jaar bij de PTT / KPN blijven werken.

Netwerken

In de jaren negentig begon KPN Telecom met een management development programma. Er werden talentvolle net afgestudeerde jonge academici in dienst genomen, die een speciaal programma volgden. Ze mochten naar allerlei dure cursussen en deden ondertussen werkervaring binnen het bedrijf op. Meestal zaten ze één of hooguit twee jaar op een afdeling, waarna ze, als ze voldeden, ergens anders in een hogere functie te werk werden gesteld. De bedoeling was dat deze ‘high potentials’ uiteindelijk de toekomstige managementlaag van KPN zouden vormen.

Ook wij hadden een tweetal md’ers – zo werden ze genoemd – op onze afdeling. Eén van hen, ik zal hem P. noemen, was een aardige maar erg ambitieuze jongen. Hij wist precies hoe je de top van het bedrijf kon bereiken. “Netwerken Martin, je moet netwerken.” zei hij. P. netwerkte dan ook volop. Op een dag was er een afscheidsreceptie van een oud-collega. Ik vroeg aan P. of hij mee ging. “Komen er ook belangrijke mensen?” vroeg hij. “Zou kunnen. Er zullen wel een hoop mensen uit het financiële werkveld komen.” zei ik. ‘Ok, dan ga ik mee, misschien kan ik nog wat netwerken.

000000-kpnHet voormalige hoofdkantoor van KPN in Den Haag

Toen we de receptie binnen liepen, zag ik Ton staan. Ton was iemand waarmee ik tijdens de verzelfstandiging van KPN in diverse werkgroepen had gezeten. Het was een aardige buitengewoon slimme man. Hij kon heel goed en heel snel rekenen. Ton zag mij en liep enthousiast op me af. “Hé Martin, dat is een tijdje geleden. Hoe is het met jou?” vroeg hij. “Goed” zei ik “Mag ik je even voorstellen aan P. Hij is één van onze nieuwe veelbelovende medewerkers.” “P. dit is Ton, ik heb vroeger met Ton in allerlei werkgroepen gezeten.

Terwijl Ton en ik over vroeger begonnen te praten, keek P. om zich heen. Hij was duidelijk niet echt  geïnteresseerd in iemand waarmee ik vroeger in werkgroepen had gezeten, iets wat ik overigens wel kon begrijpen. Na een minuutje zei hij: ‘Ik ga even rondlopen Martin. Netwerken.” Hij liep naar een groepje mensen toe, waar een andere md’er overdreven stond te lachen om de grap van een assistent-controller die ik kende. “Een md’er?” vroeg Ton. Toen ik dat bevestigde, moesten we allebei lachen.

Na afloop van de receptie liep ik met P. weer terug naar onze afdeling. “En?” vroeg ik “heb je nog een beetje kunnen netwerken?” “Niet echt” antwoordde hij “Er waren niet veel belangrijke mensen”. “Oh, heb je dan niet de nieuwe financiële directeur van KPN Telecom gezien?” “Wat, was die er ook? Wie was dat dan?” vroeg P. verbaasd. “Daar loopt hij nog.” zei ik en wees naar iemand die een twintigtal meters voor ons uit liep. Het was Ton. “Wat? Is hij de nieuwe financiële directeur? Maar hij zat met jou in werkgroepen?” Ik grijnsde. “Ja, hij was meestal de voorzitter en was toen al vrij hoog in de organisatie. Maar je ziet dat als je met mij netwerkt, je het ver kan schoppen in dit bedrijf”. P. keek me met open mond aan.

P.  vertrok na een jaar bij onze afdeling. Hij maakte een goede carrière binnen KPN. Op een gegeven moment vertrok hij voor KPN naar het buitenland en verloor ik hem uit het oog. Op LinkedIn zag ik later dat hij op een gegeven moment KPN had verlaten. Hij was nu zelf financieel directeur bij een redelijk bekend bedrijf. Ongetwijfeld dankzij netwerken.

Piet is dood

Piet is dood. Hij overleed afgelopen augustus. Een oud-collega van KPN vertelde het mij. Piet was in 1985 bij de PTT mijn allereerste manager. De PTT omvatte in die tijd nog drie onderdelen: Post, Telecom en de Postgiro. Dat laatste onderdeel zou een paar maanden later verzelfstandigd worden. Post en Telecom gingen in 1998 uit elkaar. Ik kwam in 1985 bij een financiële club van PTT Telecom te werken en wel op de afdeling ‘Kosten en Tarieven Telecom’. We hielden ons bezig met kostprijsonderzoeken, investeringen en tariefbepalingen van telecomproducten. Ons clubje bestond uit drie man met Piet als baas. We zaten in een gebouw in het hartje van Den Haag tegenover de Koninklijke Stallen.

Op mijn allereerste werkdag nam Piet mij ’s middags mee naar een vergadering. “Luister maar gewoon en als je iets niet snapt, dan vraag je het gewoon.” zei Piet. De vergadering ging over een investeringsbeslissing in centrales, iets waar tientallen miljoenen guldens mee gemoeid waren. Er zaten naast Piet een aantal hoge pieten bij de vergadering. Piet stelde mij voor en zei dat ik een veelbelovende nieuwe medewerker was die met hem mee liep die dag.

De vergadering begon. Op een gegeven moment werd er de hele tijd over ‘T’ gesproken. T dit en T dat. “Als we het bij T nu niet doen, dan heeft T over en paar jaar een groot probleem.” Dat soort teksten. Ik had geen idee waarover ze het hadden en vroeg: “Wie of wat is T?” De vergadering viel stil. Toen zei Piet lachend. “T staat voor Telecom. Goede vraag Martin”. En tegen anderen zei hij: “Jullie zien het, hij kan de juiste vragen stellen. Ik heb hoge verwachtingen van hem”. De zaal knikte instemmend.

Ik mocht Piet graag. We konden goed met elkaar opschieten. In het begin had hij wat moeite met mijn Twentse woordje ‘Watja’. Als Piet iets vroeg, dan antwoordde ik soms met ‘Watja’. Piet keek me dan vreemd aan. Hij snapte aanvankelijk absoluut niet wat ik er mee bedoelde. ‘Watja’ was zo ongeveer het enige woordje Twents dat ik gedurende mijn tijd in Enschede had opgepikt. Het was een samentrekking van “Wat” en ”ja.” Tukkers zeiden het wel als iemand je een vraag stelde (het wat-gedeelte) en je wilde aangeven dat je de vraag begreep of het gevraagde ging doen (het ja-gedeelte). Piet vond dat ‘watja’ maar niks. Al snel leerde ik het gebruik van het woordje af en ging ik in keurig Haags praten. Hoewel, soms besloot ik een discussie bewust wel eens met de Twentse uitdrukking “Of niet dan.”

Piet was niet lang mijn manager. Na ruim een jaar werd hij opgevolgd door Rob. Over deze wisseling van de wacht en hoe Piet hier tegen aan keek, heb ik twee jaar geleden al eens een keer een blogpost  geschreven.

 In de jaren negentig reisde Piet in het kader van een soort ontwikkelingswerk van KPN een aantal keer naar het buitenland. Afgedankte centrales werden soms aan een derdewereldland geschonken en KPN verspreidde ook financiële Telecomkennis. In dat kader reisde Piet een keer naar Vietnam. Daar kon hij smakelijk over vertellen. “Ja, dan zit ik daar in een gammel toestel op een binnenlandse vlucht in Vietnam, het toestel rammelt en schudt aan alle kanten en opeens loopt er een man in een overal door het toestel met een oliekannetje in zijn hand. En dan ben ik de enige van alle passagiers die daar bezorgd naar kijkt. De rest doet of het de gewoonste zaak van de wereld is.“ Dat soort verhalen vertelde hij dan als ik hem bij gelegenheden tegen kwam.

Maar goed, nu is Piet dood. Hij is 76 jaar oud geworden. In de rouwadvertentie in het AD hadden zijn kinderen in het overlijdensbericht een uitspraak van de Deense filosoof Søren Kierkegaard opgenomen: “Het leven kan alleen achterwaarts begrepen worden, maar het moet voorwaarts worden geleefd.” Zo is het Piet, of niet dan.

De vraag stellen

Kent u de uitdrukking ‘De vraag stellen is hem beantwoorden’? Ik neem aan van wel. Bij KPN had ik vroeger wel eens te maken met een variant daarop: de vraag stellen is hem zelf beantwoorden. Zo was ik in de tijd dat ik bij de algemene Control-afdeling van de business unit Vaste Verbindingen van KPN  werkte ook de controller van de kleine IT-afdeling van de business unit. Het was een kleine nevenfunctie die niet veel tijd kostte.

Nu was het zo dat elke maand alle afdelingen van de business unit zich moesten verantwoorden in een review. Zo ook de afdeling IT. Nu had mijn manager bij Control weinig zicht op de afdeling IT en om in de review de juiste vragen te kunnen stellen vroeg zij daarom altijd aan mij welke vragen zij het beste aan de manager IT kon stellen. Ik gaf haar dan wat suggesties. Even later had ik met mijn andere petje op ter voorbereiding op de review meestal ook een overleg met de manager IT. Deze vroeg dan op zijn beurt of ik wist wat voor een soort vragen hij die maand kon verwachten en wat hij daar dan het best op kon antwoorden. Ik had meestal wel een idee en ik moet zeggen dat de reviews altijd prima verliepen.

00000000 mies26 november 1962; Mies Bouwman met twee telefoons; Foto Joop van Bilsen; Anefo; Nationaal Archief

Een ander voorbeeld van het beantwoorden van mijn eigen vraag betrof die keer dat ik als business analist van de afdeling Marketing & Sales van de Zakelijk Markt van KPN bepaalde informatie nodig had over verkochte aantallen van een bepaald product. Ik stuurde daarvoor een mailtje naar de manager van de betreffende afdeling en vroeg of hij mij deze aantallen kon doen toekomen. Ik kreeg een mailtje terug dat hij de cijfers niet voorhanden had, maar dat hij de vraag binnen zijn organisatie had uitgezet.

Drie weken later kreeg ik een mailtje van iemand met de vraag of ik hem soms kon helpen aan bepaalde gegevens. Ik keek naar het mailtje. Er hing een lange lijst van telkens doorgestuurde mailtjes onder. Het alleronderste mailtje was mijn oorspronkelijke vraag. Ik antwoordde dat ik de gegevens niet had maar dat ik ook wel geïnteresseerd was in het antwoord.

Wat denkt u, zal het nog steeds zo gaan bij KPN?

Een ontruimingsoefening

Elk bedrijf is volgens de ARBO-wet verplicht om een goede bedrijfshulpverlening te organiseren en in dit kader één of meer BHV’ers aan te wijzen. BHV staat voor bedrijfshulpverlener. De BHV’er dient in geval van nood de werknemers en klanten in veiligheid te brengen.

Zo behoort een BHV’er te weten hoe hij mensen uit een brandend gebouw moet krijgen en hoe hij bij een ongeval eerste hulp moet verlenen. Het aantal bedrijfshulpverleners binnen een bedrijf hangt af van de bedrijfsgrootte en de risico’s binnen de organisatie. Het is allemaal in hoofdstuk 3 van de ARBO-wet geregeld.

Ook bij KPN, waar ik vroeger werkte, waren er uiteraard de nodige BHV’ers. Je zag ze vooral in actie bij ontruimingsoefeningen. Begin jaren negentig was het hoofdkantoor van KPN Telecom gevestigd in Den Haag en wel in een grote groene kantoortoren van negentien verdiepingen hoog naast de Utrechtse Baan.

000 kpnDe groene toren van KPN. Nu zit er Post.nl in; foto Google Earth

Op een dag was er een ontruimingsoefening. Bij een dergelijke oefening mocht je niet gebruik maken van de liften maar moest je het gebouw via het trappenhuis ontruimen. Onze afdeling zat op de tweede verdieping. Dat was dus niet zo’n probleem, maar er waren ook mensen die alle negentien verdiepingen omlaag moesten lopen.

Na afloop ontving iedereen op het hoofdkantoor via de interne bedrijfsmail een verslag van de ontruimingsoefening. Dat zorgde voor het nodige gegniffel. Er was namelijk een alinea gewijd aan de mensen, die niet in het bezit waren van een ontheffing – als je gehandicapt was hoefde je niet aan de algemene oefening mee te doen maar waren er maatwerkoefeningen – maar die toch geweigerd hadden het gebouw te ontruimen. Het waren er vijf, allemaal gehuisvest op de zeventiende verdieping. Ze stonden met naam en toenaam genoemd:  ze maakten stuk voor stuk deel uit van de directie van KPN Telecom.

Het enige directielid dat niet te kijk werd gezet als ontruimings–weigeraar was de Controller Telecom. Maar hij en zijn afdeling zaten dan ook niet op de zeventiende verdieping maar op de vijfde verdieping. Ik kende toevallig de controller, een aardige en slimme man, en had hem een keer gevraagd waarom hij eigenlijk op de vijfde verdieping zat en niet net zoals de rest van de directie op de zeventiende verdieping. Dat had een heel eenvoudige verklaring zei hij. Hij had een keer aan de brandweer gevraagd tot hoe hoog hun ladderwagens reikten. Dat was niet hoger dan de vijfde.

Later verhuisde KPN naar een nieuw gebouwencomplex vlakbij station Voorburg.

000 kpn 2Het hoofdkantoor van  KPN aan het Maanplein, vlakbij station Voorburg.; Foto Google Earth

Ook daar werden er de nodige ontruimingsoefeningen gehouden. Op onze afdeling (op de eerste verdieping) zat een vrouw, Roos, die een probleem had met haar heup. Ze liep moeizaam met een stok en hoefde daarom niet aan de algemene oefening mee te doen. Wel moest ze in het geval van een echte ramp natuurlijk ook gered worden en daartoe was voor haar een speciale evacuatiestoel aangeschaft.

Het was een ingewikkeld apparaat waaraan wieltjes zaten, waarmee je niet alleen door de gangen kon rijden, maar waarmee je ook de trap af kon “rijden”. Het stond in opgevouwen toestand op onze afdaling. Peter, de BHV’er van onze afdeling, had aan mij en aan twee andere collega’s gevraagd of wij samen met hem tot het ‘Red Roos’ team wilden horen. Daartoe moesten we wel een keer oefenen met de stoel. Zo gezegd zo gedaan.

De eerste stap was het bestuderen van de gebruiksaanwijzing van de stoel. Je moest bijna een raketgeleerde zijn om deze te snappen. Het was een erg onduidelijke handleiding. Waarschijnlijk drie keer vertaald met hulp van een computerprogramma. Eindelijk hadden we door hoe we de stoel konden open klappen en de wieltjes konden zekeren. We zetten Roos in de stoel en reden haar met een rotvaart naar het trappenhuis. Bij de koffiemachine reden we bijna nog onze manager van de sokken. “Opzij, opzij, we moeten Roos redden” riepen we.

Aangekomen bij het trappenhuis keken we naar de trap, daarna naar de stoel en toen naar elkaar. Hoe werkte dit in Godsnaam? Roos keek naar ons en zei: “Dat doe ik niet. Jullie gaan eerst maar eens zelf met iemand van jullie in de stoel oefenen.” Peter offerde zich op als eerste vrijwilliger en nam plaats in de stoel. We probeerden de stoel voorzichtig de trap af te laten gaan, maar hij stuiterde met zo’n vaart naar beneden dat we bijna een tweede evacuatiestoel voor Peter hadden moeten bestellen.

De tweede en de derde keer ging het iets beter en we stelden Roos voor om plaats in de stoel te nemen en met haar de trap af te rijden. Die weigerde. ”Ik kijk wel uit. Mocht er daadwerkelijk een keer brand zijn, dan rijden jullie mij maar hierheen en dan zijn er vast wel mensen die mij even omlaag kunnen tillen. Het is maar één verdieping.” Eigenlijk had Roos gelijk. We zetten haar daarom weer in de stoel en scheurden weer terug naar de afdeling.

Gelukkig hebben we haar nooit daadwerkelijk hoeven te evacueren.