Schaken heb ik altijd een leuke denksport gevonden. Kent u het boek ‘Oom Jan leert zijn neefje schaken’ van Max Euwe? Ik had echt een oom Jan waarmee ik wel eens schaakte. Maar het was mijn vader die het mij had geleerd. In mijn studententijd werd ik lid van Drienerlo, de studentenschaakclub van de TH Twente. Er was een interne competitie. Ook speelden we in een externe competitie tegen andere clubs. Ons eerste team schaakte op landelijk niveau. Ikzelf speelde in het tweede team van Drienerlo dat in de regionale competitie schaakte.
Behalve studenten waren er ook enkele hoogleraren en docenten lid van onze schaakvereniging. Dat was maar goed ook, want die beschikten over een auto. Dat was vooral handig was als we een uitwedstrijd moesten spelen. Het was elke keer weer afwachten of we bij uitwedstrijden twee spelers met een auto konden opstellen.
Op een dag moesten we met ons team tegen Winterswijk schaken. Winterswijk uit, altijd lastig. We hadden in ons team één student met een klein oud autootje waarin vier man pasten. Hij schaakte beroerd maar werd vanwege zijn auto altijd opgesteld. De overige spelers zaten bij een professor die bereid was gevonden om mee te doen in de auto (een team betond uit tien man). Voorin zaten de professor en een student; achterin op elkaar gepropt de andere vier studenten; de auto helde zwaar achterover en de autolampen verblindden elke tegenligger – we speelden ’s avonds. “Ja, ja, ik weet het” mopperde de professor de hele tijd als een tegenligger weer eens met zijn lampen knipperde om aan te geven dat hij verblind werd.
Bij aankomst in Winterswijk bleek dat we in een zaaltje van het plaatselijke dorpscafé moesten schaken. Er stond een lange tafel, waarachter wij zaten. Winterswijk zette ons letterlijk met de rug tegen de muur. Gelukkig hoefden we ons daar niet telkens achter vandaan te frummelen om bij de bar iets te bestellen. Regelmatig kwam het barmeisje namelijk langs om de bestellingen op te nemen. Het eerste rondje was koffie op kosten van de thuisvereniging, de overige consumpties waren voor eigen rekening.
Het barmeisje combineerde een knap uiterlijk met een diep decolleté. Als ze de drankjes kwam brengen, moest ze over de tafel bukken om ze aan te reiken. Dat leidde behoorlijk af. We verloren dan ook kansloos met 8-2. Op de terugweg – de autolampen beschenen weer de toppen van de bomen – werd vooral het barmeisje besproken. We verdachten Winterswijk er van dat zij hun geheime wapen was.
Dit is Mata Hari die deze week in het nieuws was omdat het deze week 100 jaar geleden was dat ze geëxecuteerd werd. Ik wil niet zeggen dat het barmeisje van Winterswijk er ook zo gekleed bij liep maar veel scheelde het niet.
De nederlaag tegen Winterwijk was niet de enige nederlaag dat seizoen. Aan het einde van de competitie stonden we er zo slecht voor dat we dreigden te degraderen. De laatste wedstrijd was de uitwedstrijd tegen Almelo 3. We moesten winnen om niet te verliezen. Nu had onze vereniging een geheim wapen in de persoon van Lodewijk Prins. Hij was in die tijd docent aan de TH Twente. Lodewijk Prins was een schaakgrootmeester. Hij had in 1948 het Hoogovens-toernooi gewonnen en was in 1965 nog Nederlands kampioen geworden. Hoewel Jan Hein Donner met wie hij voortdurend overhoop lag bij die gelegenheid zei dat Prins geen paard van een loper kon onderscheiden, kon hij – Prins was inmiddels gestopt met schaken – halverwege de jaren zeventig nog steeds zeer goed schaken. Hij was lid van onze vereniging maar speelde niet mee in de interne of externe competitie. Wel verzorgde hij één of twee keer per jaar een trainingsavond.
1965; Lodewijk Prins; zittende rechts achter de zwarte stukken is zojuist Nederlands kampioen schaken geworden. Foto Jac de Nijs; Anefo; Nationaal Archief.
Iemand van ons team trok de stoute schoenen aan en belde Lodewijk Prins op. Hij legde uit dat we op het punt van degraderen stonden en of hij heel, heel misschien bereid was om met Drienerlo 2 mee te schaken tegen Almelo 3. Tot onze grote verrassing zei hij ja. Op de avond van de wedstrijd zaten we met grote spanning in de zaal van Almelo op zijn komst te wachten. Lodewijk Prins zou op eigen gelegenheid komen. Om vijf voor acht ging de deur van de zaal van Almelo open en daar stapte hij binnen.
Het gebruikelijke geroezemoes in de zaal vlak voordat de partijen begonnen verstomde onmiddellijk. Verbaasd en ontzet keken de spelers van Almelo 3 naar Lodewijk Prins. Deed hij mee? Vol vertrouwen zetten wij ons achter het bord. Het eerste puntje was binnen. Dat viel tegen. Lodewijk Prins speelde remise. Maar de andere spelers van Almelo 3 waren zo afgeleid – ze gingen de hele tijd bij het bord van Prins kijken – dat we met 5,5 – 4,5 wonnen, waardoor niet wij maar Almelo 3 degradeerde. Lodewijk Prins was ons barmeisje.