Ik ben in mijn jeugd drie weken lid geweest van de padvinderij. Ok, ik geef toe, dat is niet zo lang. Dat kwam omdat er een proefperiode van drie weken was en ik slaagde er in die periode niet in om de plaatselijke scoutingclub te overtuigen dat ik een aanwinst voor de padvinderij zou zijn. Eerlijk gezegd hadden ze wel een punt.
Mijn broer Harry was lid van de padvinderij en vond het leuk. Mijn moeder dacht dat het misschien ook wel wat voor mij zou zijn. Daar had ik mijn twijfels over. Regelmatig had mijn broer geen tijd om te voetballen omdat hij allerlei rare knopen moest leren, zoals de platte knoop, de schootsteek, de paalsteek en de mastworp. Maar goed, mijn moeder meldde mij toch maar aan voor de proefperiode. “Misschien vind je het wel hartstikke leuk joh, ga maar eens kijken”.
De eerste keer deed ik braaf mee aan de activiteiten. De tweede week kwam ik echter niet opdagen omdat ze die keer spek gingen bakken en dat lustte ik niet. Nu mocht je tijdens je proefperiode één keertje afzeggen, dus dat was niet erg. Maar de derde week kwam ik ook niet. Op het moment dat mijn broer en ik namelijk naar de padvinderij moesten, viel de regen met bakken uit de hemel. Zeg maar dat ik vandaag niet kom, het regent mij veel te hard, zei ik tegen mijn broer en ik keek hem na toen hij door de stortregen naar de padvinderij fietste. Ik geef het gelijk toe, ik had niet de juiste mentaliteit voor de padvinderij. Ik hoefde dan ook niet meer te komen.
Prinses Beatrix was in haar jeugd wel lid van de padvinderij. Hier leert ze een waaier vouwen. Foto afkomstig van de site van het Nationaal Archief, fotograaf Willem van de Poll.
Een paar weken later kwam ik toch nog een keertje langs bij de padvinderij. Dat leidde tot de komst van een politieauto met loeiende sirenes. Niet om mij te weren maar om wat ik bij mij had: een menselijke schedel. Ik was samen met een vriendje aan het spelen op een terrein waar huizen zouden worden gebouwd toen we opeens een schedel uit de aarde zagen steken. Wow, voorzichtig pakten we hem op. Dat is een echte mensenschedel zei mijn vriendje. We besloten hem naar de padvinderij te brengen. Die zouden dat vast heel interessant vinden. Misschien kreeg mijn broer er wel een insigne voor.
De leiding van de padvinderij belde direct de politie. Even later zaten mijn vriendje en ik in een echte politieauto. We moesten aanwijzen waar we de schedel hadden gevonden.
’s Avonds kwam de politie aan de deur om te vertellen wat er aan de hand was. Het terrein waar wij hadden gespeeld en waar huizen zouden worden gebouwd, was geëgaliseerd met grond die afkomstig was van een oude begraafplaats. Die zou helemaal geschoond moeten zijn van menselijke resten, maar dat was blijkbaar niet helemaal goed gegaan. Ze hoopten dat de kleine jongen niet al te geschrokken was. Geschrokken? Ik vond het juist machtig interessant, eerst die schedel en daarna ook nog eens dat ritje in de politieauto!