Vroeger werden zaken zoals ijs gewoon verkocht vanuit een ijscowagen. Het was een wagen zonder fratsen. Zie hier bijvoorbeeld in 1955 “de fietsende ijszusjes van Marken” – de twee dames links op de foto; de ene fietste; de andere deed de verkoop – en hun ijscokar.
Tegenwoordig gaat dat anders. Zo zag ik het afgelopen weekend tijdens ‘Sail op Scheveningen’ de volgende twee opmerkelijke verkoopkramen.
Ach ja, moderne tijden, moderne verkoopkramen.
Overigens, op zoek naar een oude foto voor deze blogpost kwam ik deze foto uit de negentiende eeuw tegen.
Het bijschrift luidde “Kiepkerel koopt en verkoopt waren bij een Nederlandse vrouw.”
Hebt u enig idee wat een kiepkerel is? Nou ik ook niet. Ik heb het daarom even in de Wikipedia voor u opgezocht. Ik citeer:
“Kiepkerels zijn Noord-Duitse marskramers die van de 17e eeuw tot begin 20e eeuw door Noord-Nederland trokken en hun koopwaar op hun rug in een mand (Nedersaksisch: kiep) vervoerden. Deze kiepkerels kwamen het meeste voor in de provincie Groningen.
Toen bekend werd dat Nederlanders geïnteresseerd waren in Duitse koopwaar, begonnen sommige Duitse seizoenarbeiders (hannekemaaiers) om wat extra geld te verdienen deze waren mee te nemen in op de rug gedragen manden. Een deel van deze marskramers zijn voorgoed in Nederland gebleven, zoals de broers Clemens en August Brenninkmeijer, die de confectieketen C&A hebben opgericht, en de familie Sinkel, die met de Winkel van Sinkel is begonnen.”
Kijk eens aan, C&A is opgericht door twee kiepkerels. Had u niet gedacht hè?