Alle berichten van Martin

Ivo Niehe, George Bush sr. en ik

Laatst had ik het weer een keer, iemand die zei dat ik op Ivo Niehe lijk. Het gebeurt wel vaker dat mensen dat zeggen, maar het is niet juist. Ik lijk niet op hem. Andersom klopt het wel, Ivo Niehe lijkt wel een beetje op mij.

Ivo Niehe Martin van Neck   Ivo Niehe Martin van Neck

Ivo Niehe                                                Martin van Neck

Maar behalve de uiterlijke gelijkenissen zijn er nog een paar overeenkomsten. Zo spreken wij allebei onze vreemde talen goed: ik het Twents en Ivo het Engels, Frans, Duits, Spaans en Italiaans, en gezien het feit dat er op de Wikipedia ook een pagina over hem in het Pools is, vermoedelijk ook die taal.

Daarnaast is er de overeenkomst dat wij beide regelmatig ontmoetingen hebben met de groten der aarde. Zo herinner ik me nog goed de ontmoeting die ik in 1989 had met de Amerikaanse president George Bush sr. tijdens zijn bezoek aan ons land.

Het was juli 1989. Bush sr. was op staatsbezoek. Hij logeerde bij koningin Beatrix. Merkwaardigerwijs niet bij haar thuis – sorry, ik kan dit weekend geen logees hebben – maar in haar werkpaleis aan het Noordeinde (had zij daar ergens in een vergaderzaaltje een stretcher voor hem klaar gezet?)

Voorafgaand aan dit bezoek hadden Bush en ik onze ontmoeting. Het was een maandagmorgen en ik liep door de stad op weg naar kantoor. Vlakbij het binnenhof stonden allemaal dranghekken. Die bleken voor Bush te zijn – althans voor het publiek aan de kant van de weg – maar dat was eigenlijk volkomen overbodig want er stond geen mens. Alleen op de hoek bij de vijver van het Binnenhof stond een Amerikaan met twee vlaggetjes te wachten. Ik vroeg hem wat er aan de hand was. Hij vertelde dat zijn president zo langs zou komen en ik besloot even te wachten om te kijken wat er gebeurde. Even later kwam de auto met Bush er in aan rijden. Deze zat somber om zich heen te kijken, want er was werkelijk niemand op straat om naar te zwaaien. Op dat moment begon de Amerikaan naast mij wild enthousiast met zijn vlaggetjes te zwaaien. Bush zag het, veerde helemaal op en begon enthousiast naar ons te zwaaien.

Bush in de auto

Ik zwaaide braaf terug, waarop Bush zich omdraaide en zijn beide duimen nog naar ons opstak om aan te geven dat de Amerikaan en ik goed bezig waren. Daarna reed de autostoet weer verder. Aardige man pa Bush.

Schrijven is schrappen

Het is soms makkelijker om van een kort verhaal een lang verhaal te maken dan van een lang verhaal een kort verhaal. Neem bijvoorbeeld het volgende tienwoordenverhaal (net ter plekke door mij verzonnen) “Sorry, ik wist toch ook niet dat het geladen was.” Even je fantasie gebruiken en je hebt zo een langer verhaal.

Andersom is daarentegen vaak een stuk lastiger. Om van een lang verhaal een kort verhaal te maken moet je gaan schrappen (‘schrijven is schrappen’) en zaken weg laten (‘kill your darlings’). Beide zijn zaken waar ik moeite mee hebt.

In 2005 schreef ik voor de Volkskrant de rubriek ’Het nutteloze kennisparadijs’. Ik had de ruimte voor ongeveer 600 woorden. Heel vaak had ik een leuk idee, ging aan de slag en als het klaar was, liet ik de woorden-tellen-functie van ‘Word’ er op los. En ja hoor, dan had ik weer 900 woorden. Moesten er 300 uit. Eerst gingen de niet-noodzakelijke bijvoeglijke naamwoorden er uit, maar dat was nooit voldoende. Dan de niet-noodzakelijke bijzinnen. Meestal was ik er dan ook nog niet. De volgende stap was dan het weggooien van een hele alinea – en daar stond natuurlijk altijd een o zo leuke maar overbodige anekdote in (‘kill your darlings’).

De grootste uitdaging voor wat betreft het schrappen was toen een wat oudere collega op kantoor – de woorden ‘wat oudere’ kan je in een in te krimpen verhaal zo schrappen – met een oud boek  -‘oud’ kan ook weg – uit 1922 kwam aanzetten. Het was een boek geschreven door Hiram Bingham III, die hierin beschreef hoe hij de wereldberoemde (woord kan ook weg) Inca-stad Manchu Picchu ontdekte. Misschien was dat wat voor mijn column. Het boek staat tegenwoordig online: ‘Hiram Bingham: Inca Land: explorations in the highlands of Peru. Houghton Mifflin, Boston, Massachusetts 1922.’ (deze zin kan in zijn geheel weg.)

http://www.gutenberg.org/files/10772/10772-h/10772-h.htm )

Het was zeker iets voor mijn column. Het was een hilarisch verslag, althans dat vond ik,  – deze bijzin kan ook weg – van zijn ontdekking van Manchu Picchu. Het enige probleem was echter dat het boek 350 bladzijden telde. Probeer dat maar eens in 600 woorden samen te vatten – ook deze laatste zin kan probleemloos worden geschrapt.

Het kostte me best veel tijd om er een mooi (woord kan weg) kort verhaal van te maken. En net toen ik het af had, stopte de Volkskrant met mijn column. Had ik weer. Ik heb het verhaal later nog wel opgenomen in het nutteloze kennisboek. (Deze hele alinea met de anekdote van het stoppen door de Volkskrant zou in zijn geheel weg kunnen; maar dat doe ik hier uiteraard niet omdat ik mooi zelf de lengte van deze blogpost bepaal.)

Maar goed, – deze twee woorden kunnen ook weg –  zie hier hoe een boek van 350 bladzijden in ruim 600 woorden wordt samengevat. De foto’s heb ik voor deze blogpost speciaal toegevoegd. Ze staan niet in het boek.  Deze laatste twee zinnen kunnen uiteraard ook zonder enig probleem worden geschrapt.

Indiana Jones and the lost city of the Incas

Hiram Bingham III, professor Zuid-Amerikaanse geschiedenis aan de Yale University, werd beroemd met zijn ontdekking van Manchu Picchu. De gebouwen van deze Incastad in Peru behoren tot de best bewaarde overblijfselen uit de Incatijd en worden jaarlijks door een half miljoen toeristen bezocht.

manchu

Foto Martin St-Amant – Wikipedia – CC-BY-SA-3.

Bingham ontdekte de gebouwen tijdens de Yale-expeditie van 1911 naar Peru. Het was toeval. Hij was niet op de hoogte van het bestaan van de stad. Een boer vertelde hem er over en wilde hem voor een dollar wel naar het complex brengen. Het was niet eenvoudig om er te komen. Een wankele boomstam over een kolkende rivier en giftige slangen behoorden tot de hindernissen

.bingham

Bingham, staande op een brug in het oerwoud van Peru; Foto afkomstig het Yale  University archief; fotograaf Harry Ward Foote

Bingham, geboren in 1875 en zoon van missionarissen, was een echte avonturier. Hij deed dit niet om rijk te worden – hij was getrouwd met de kleindochter en erfgename van de oprichter van het juwelenconcern Tiffany en woonde in een huis met dertig kamers – maar vanwege een lang gekoesterde wens om beroemd te worden.

bingham gezin

Bingham in 1908 met zijn vrouw, zijn kinderen, zijn vader en zijn tante. Op de bovenste rij staan van links naar rechts: Hiram Bingham II, Hiram Bingham IV en Hiram Bingham III. Foto afkomstig uit het boek van Bingham

Het doel van de Yale-expeditie was Mount Coropuna, waarvan men destijds dacht dat het de hoogste berg van Zuid Amerika was. Deze berg was in die tijd nog niet beklommen en Bingham wilde graag als eerste op het hoogste punt van Zuid Amerika staan. Hij had hierbij opvallenderwijs concurrentie van een zekere Annie Peck. Deze 60-jarige Amerikaanse schooljuffrouw wilde ook als eerste Mount Coropuna beklimmen. Dit om aandacht te vragen voor de rechten van de vrouw.

annie peck fanny workman

Links: Annie Peck in 1911; foto afkomstig uit de Library of Congress Prints and Photographs Division Washington: rechts een collega klimster, Fanny Bullock Workman, op het Silver Throne plateau, Karakoran in Kasmir, Azië in 1917 met een krant met de tekst ‘Votes for Women; foto William Hunter Workman.

Mount Coropuna is een bergcomplex met meerdere pieken. Bingham en de zijnen beklommen de westelijke piek. Halverwege de beklimming ontstond er twijfel. Zaten ze wel op de goede piek? De twee kilometer verderop gelegen noordelijke piek leek bij nader inzien hoger. Na een uitgebreide vergelijking dachten ze niettemin toch op de goede piek te zitten. Ten onrechte, in werkelijkheid is de noordelijke piek 20 meter hoger dan de piek die zij beklommen.

mount corupana

Mount Coropuna met zijn meerdere pieken. foto Edubucher / Wikipedia 

Beklom Bingham de verkeerde piek, zijn concurrente Annie Peck beklom zelfs de verkeerde berg. Ze zag een andere berg aan voor Mount Coropuna. Boven aangekomen op de top van haar berg plantte ze een vlag met de tekst ‘VOTES FOR WOMEN’.

Aangekomen op de top van Mount Coropuna bepaalde Bingham met behulp van twee hoogtemeters de hoogte van de berg. Dat leverde een grote teleurstelling op. De berg was slechts 6425 meter hoog, veel minder hoog dan gedacht, hij stond niet op het hoogste punt van Zuid Amerika – dat is de berg Aconcagua in Argentinië, die is 6962 meter hoog.

Na de beklimming reisde Bingham door naar Parinacohas (ook wel bekend als Lake Flamingo). Bingham verkeerde in de veronderstelling dat Parinacohas het diepste meer van Zuid Amerika was. Hij wou graag als eerste de diepte van dit meer bepalen.

lake inca

Flamingo’s boven het meer; foto afkomstig uit het boek van Bingham

Onderweg naar het meer was een collega dagenlang bezig om een honderden meters lang meetlint te maken met om de 1,5 meter een loodgewicht. Aangekomen bij het meer roeide Bingham voorzichtig naar het midden en liet het meetlint langzaam zakken. Hij hoorde vrijwel direct ‘ploink’. Het meetlint raakte de bodem al, zelfs nog voordat het eerste loodgewicht onder water was verdwenen. Uiteindelijk bleek het meer nergens dieper te zijn dan 1,5 meter.

Gelukkig voor hem werd hij toch beroemd dankzij de boer die hem de weg wees naar Manchu Picchu.

Bingham bleef een avonturier. In de Eerste Wereldoorlog leerde hij vliegen. In 1917 was hij hoofd van de Amerikaanse vliegschool in Issoudan, Frankrijk. Later ging Bingham de politiek in. In 1924 werd hij gouverneur van Connecticut. Hij was het slechts één dag. De volgende dag werd hij lid van de Amerikaanse Senaat – hij nam de plaats over van een overleden senator. Hij stond bekend als de vliegende senator. In 1929 kreeg hij een ‘Censure’, een officiële berisping, omdat hij een door de industrie betaalde lobbyist in zijn staf had. In 1933 werd hij niet herkozen.

bingham 1928

Bingham als “vliegende senator’  in 1928

Hij overleed in 1956. Het filmpersonage ‘Indiana Jones’ uit de films van Steven Spielberg is mede op hem gebaseerd. Ook een maankrater is naar hem genoemd. Enig minpuntje: je kunt de krater vanaf de aarde niet zien, hij ligt aan de achterkant van de maan. Dat zal Bingham ongetwijfeld wat minder gevonden hebben.”

Wat Bingham uiteraard niet in zijn boek vermeldde, is dat voor hem al anderen  Manchu Picchu hadden ‘ontdekt’, zoals in 1867 de Duitser Augusto Berns. (Deze zin kan ook weg).

Eigenlijk kan deze hele blogpost wel weg.

Haiku-les voor beginners

Een paar maanden geleden vierden vrienden van ons uit Groningen dat ze X jaar waren getrouwd. Uiteraard staat X voor een getal, maar als ik dat hier vermeld, dan valt gelijk weer op hoe oud ik al ben. Niet dat ik in een leeftijdscrisis zit maar toch. Als geschenk vroegen ze aan alle gasten of deze een haiku wilden schrijven. Dat vonden ze leuk. Een haiku? Daar wist ik weinig van. Ik wist dat een Haiku een Japanse dichtvorm was, maar dat was het wel. Gelukkig hadden ze er bij gezet dat een haiku bestond uit drie regels van in totaal zeventien lettergrepen. De eerste regel telde vijf lettergrepen, de tweede zeven en de derde weer vijf. Onze bijdrage aan de Groningse feestvreugde, althans voor wat betreft de haikoetjes, werd het volgende drietal.

  1. ‘Martinitoren / Dat krijg je met een haiku / over Groningen’
  2. ‘Een echte beving! / Ach, wonen in Groningen / is een beleving’
  3. ‘Feest in Groningen / Er zwaait iemand maar helaas / de naam vergeten’

Voor wie nu denkt: “zijn dit wel haiku’s?”. Nee, dat zijn ze niet. Ze voldoen alleen maar aan de eerste ‘eis’ waar een haiku aan moet voldoen: het aantal lettergrepen per regel.

‘Dit is een haiku / Tel de lettergrepen maar / vijf zeven en vijf’

Maar er zijn meer ‘regels’. Zo ‘moet’ een goede haiku gaan over de seizoenen van het jaar of over de natuur.

‘Lente en zomer / Andere seizoenen zijn / herfst en de winter’

Lees verder Haiku-les voor beginners

Korte verhalen

Om de Nobelprijs voor literatuur te winnen – zie de vorige blogpost –  moet ik werken aan een groot en groots oeuvre. Eerst maar eens zorgen voor een groot oeuvre. Ik kan natuurlijk heel dikke boeken gaan schrijven, maar dat is een hoop werk en leidt lang niet altijd tot een Nobelprijs. Zo telt ‘Oorlog en Vrede’ van Tolstoj meer dan 1000 bladzijden en ook zijn Anna Karenina is met 864 bladzijden bepaald geen dun boekje. Een Nobelprijs leverden hem die dikke pillen echter niet op.

Maar als het niet uit de lengte moet komen, dan maar uit de breedte. Of te wel korte verhalen, maar dan wel heel veel. Het schrijven van korte verhalen is echter wel een specialisme. Er zijn zelfs wedstrijden georganiseerd om het beste korte verhaal te schrijven. Zo was er een wedstrijd om een verhaal te schrijven met zo min mogelijk woorden, maar waarin wel de volgende drie aspecten aan de orde moesten komen: religie, seksualiteit en mysterie. Het winnende verhaal (geen idee wie de auteur was) luidde: “Jezus, ik ben zwanger! Maar van wie?”

Dit verhaal telt zeven woorden. Het kan echter korter. Als ultieme vorm van het korte verhaal geldt namelijk het zogenaamde zeswoordenverhaal. Het bekendste en meest aangehaalde voorbeeld daarvan is een tragisch verhaal, waarbij haast altijd wordt gezegd dat Ernest Hemingway het in het kader van een weddenschap heeft geschreven. Het luidt:

For Sale, Baby Shoes, Never Worn’

dubbelgangers

Links Tolstoj van de lange verhalen (foto uit 1840);  rechts Hemmingway van de korte verhalen (foto uit 1923). Het lijken wel broertjes.

Dat Hemmingway daadwerkelijk de auteur is van dit beroemde zeswoordenverhaal is echter hoogstwaarschijnlijk niet juist. Ene Garson O’Toole van http://quoteinvestigator.com/ heeft in 2013 namelijk in een uitgebreid artikel (http://quoteinvestigator.com/2013/01/28/baby-shoes/) aangetoond dat de oorsprong van het babyschoentjesverhaal al in 1910 ligt. Toen verscheen er op 16 mei in de Washingtonse krant ‘The Spokane Press“ – naar aanleiding van een eerdere advertentie in de krant waarin babyspullen (“Never been used”) te koop werden aangeboden – een artikel over het tragische verhaal achter deze advertentie.

baby shoes

Zie hier het originele artikel over de advertentie uit The Spokane Press. van 16 mei 1910 (zoals opgespoord door Garson O’Toole).

Het zou natuurlijk leuk zijn geweest als O’Toole boven het artikel had geschreven: “Hemmingway niet de auteur van Baby-Shoes-verhaal” (en daarbij tellen we ‘Baby-Shoes-verhaal’ dan uiteraard als één woord), maar dat was helaas niet het geval.

Er zijn veel mensen die zeswoordenverhalen schrijven. Vijf vertaalde voorbeelden uit het Engels (de oorspronkelijke auteurs zijn mij helaas onbekend):

  • We noemen de ziekte naar jou’
  • ‘Passagiers, dit is niet uw captain’
  • ‘Ik fake Alzheimer zei opa, alweer’
  • ‘Sorry Soldaat, schoenen alleen per paar’
  • ‘Niet aanraken, stond er in braille’

En vijf Nederlandse voorbeelden (met tussen haakjes de auteurs):

  • Te koop: Minirok. Te kort gedragen.’ (P. Groeneweg)
  • De dood verhinderde Jack’s laatste woorden.’ (Herman Brusselmans)
  • Met zijn auto keihard langs flitspalen.’ (Saskia Noort)
  • We blijven hopen haar te vinden.’ (Kristien Hemmerechts)
  • Ze had een balansdag, qua mannen’ (Susan Smit)

Ook Joost Zwagerman schreef in 2007 een zeswoordenverhaal: “ Maar zijn verhaal: ‘Niet nu! Ik ben al dood.’ is wel een beetje wrang om nu te lezen.

Ik heb ook geprobeerd om een zeswoordenverhaal te schrijven, maar ik komt niet verder dan

  • Kennedy: Warm vandaag, gelukkig een cabriolet.’
  • ‘Titanic-ober: Wat wilt u als dessert?’
  • ‘Nu al thuis? stamelde zijn vrouw’
  • ‘Zes woorden slechts?’ Dat lukt nooit!

Echt sterk zijn mijn probeersels niet. Bij het Kennedy-verhaal moet je al weten dat, toen hij in Dallas werd doodgeschoten, hij in een cabriolet met het dak neergeklapt reed. En als je een verhaal moet uitleggen dan deugt het niet. En bij het tweede voorbeeld is ‘Titanic-ober’ natuurlijk een heel lelijk woord, maar ja, als ik schrijf ‘Ober op de Titanic’ dan heb ik al vier van de zes woorden gebruikt en heb ik geen plek meer voor het dessert. Het derde verhaal gaat nog, daar kan je nog wel iets bij voorstellen, maar echt goed is die niet. Het vierde“verhaal” is natuurlijk helemaal niets. Nee, die zeswoordenverhalen gaat het bij mij niet worden. Ik moet maar wat anders verzinnen om die Nobelprijs voor Literatuur te winnen.

Ik weet overigens wel waarom ik niet goed ben in korte verhalen. Ik ben zoals Marianne altijd zegt veel te “uitleggerig”. Daarmee bedoelt ze dat ik altijd overbodige verduidelijkingen schrijf.

Nobelprijzen

Kreeg een maandje geleden de oudste dochter haar bachelorsdiploma, gisteren was de jongste aan de beurt. Uiteraard zaten er weer een hoop trotse fotograferende ouders in de zaal.

graduation day

Even klikken op de foto voor een grotere afbeelding. Mijn dochter is te herkennen aan een zwarte toga.

De dochter heeft economie in Rotterdam gestudeerd. Tijdens zijn praatje merkte de decaan op dat de Nobelprijs voor economie die de Rotterdamse econoom Jan Tinbergen in 1969 had gekregen buiten de zaal te zien was in een glazen vitrine. Hij raadde ons, en ook de studenten, aan om die eens te gaan bekijken. Je kon hem op een afstandje van 20 centimeter zien. Dichter bij een Nobelprijs zult u waarschijnlijk niet komen, hield hij ons en de studenten voor.

Nu heeft Tinbergen officieel niet de Nobelprijs voor economie gewonnen maar ‘de prijs van de Zweedse Rijksbank voor Economische Wetenschappen ter nagedachtenis aan Alfred Nobel’. Deze prijs is pas in 1969 voor het eerst uitgereikt. Strikt formeel is het dus geen Nobelprijs, maar een kniesoor die daarover valt. In de praktijk wordt deze prijs altijd als een Nobelprijs betiteld. Bovendien wordt hij op dezelfde dag als de ‘echte’ Nobelprijzen uitgereikt. Dus na afloop deze prijs toch maar even bekeken.

nobelprijs

Slechts 20 cm scheiden mij nog van een Nobelprijs!

Maar hoezo zou ik eigenlijk niet dichter bij een Nobelprijs kunnen komen? Dat zullen we nog wel eens zien. Ik heb even gekeken waar mijn beste kansen liggen. Bij de wetenschappelijke prijzen wordt de prijs meestal uitgereikt om een baanbrekend wetenschappelijk onderzoek te eren dat al jaren eerder heeft plaatsgevonden. Daar zit ik deels goed. “Mijn wetenschappelijke ontdekkingen” tijdens mijn studie ‘Toegepaste Wiskunde’ dateren inderdaad al van jaren geleden. Maar of mijn ‘onderzoeken’ baanbrekend genoeg waren, dat waag ik te betwijfelen. Ik vermoed van niet. Maar eigenlijk doet dat er allemaal niet toe, want er is helemaal geen Nobelprijs voor Wiskunde. De Wikipedia geeft een mooie verklaring voor de reden hiervan:

“Er is geen Nobelprijs voor wiskunde. Er is veel gespeculeerd waarom een Nobelprijs voor wiskunde ontbreekt. Een wijdverbreid verhaal is dat Nobel wilde voorkomen dat een beroemd wiskundige (Gösta Mittag-Leffler) de prijs zou krijgen, omdat hij een affaire zou hebben met een vrouw met wie Nobel relaties onderhield. Meer waarschijnlijke verklaringen zijn dat Nobel de wiskunde niet zag als een praktische wetenschap waar de mensheid veel aan zou hebben, en het feit dat er al een andere prestigieuze wiskundeprijs in Scandinavië bestond, waar hij niet mee wilde concurreren.”

Goed, dus geen wetenschappelijke Nobelprijs. Dan resten er nog twee opties: die voor Literatuur en die voor Vrede. Die voor Vrede wordt lastig. “Ik ben voor Wereldvrede!” maar ik ben bang dat alleen het uiten van deze kreet niet voldoende is voor het winnen van de Nobelprijs (maar misschien win ik er wel een Mister World verkiezing mee). Ik denk dat ik het beste kan gaan voor die van Literatuur. Maar hoe groot zijn mijn kansen daar? Er is er nog nooit eentje toegekend aan een schrijver die in het Nederlands schreef. Vergroot dat mijn kansen  – eindelijk ook een Nederlandstalige auteur! –  of verkleint dat mijn kansen juist? Ik vermoed dat mijn felrealistische non-fictie literatuur die ik tot nu heb geschreven niet voldoende is, dus ik moet snel een nieuw oeuvre opbouwen. Dat kan ik, denk ik, het beste en het snelste doen door middel van dit blog.

Waar moeten mijn schrijfsels aan voldoen? Even een blik op de motivatiereden die het Comité volgens de Wikipedia heeft verstrekt bij het uitreiken van de Nobelprijs aan de laatste zes winnaars:

  • 2011: Tomas Tranströmer; Zweden. “Omdat hij met zijn verdichtende, doorschijnende beelden ons een nieuwe toegang geeft tot de werkelijkheid.”;
  • 2012: Mo Yan; China. “Die met zinsbegoochelend realisme in zijn volksverhalen verleden en heden doet versmelten
  • 2013: Alice Munro; Canada. “Meester van het hedendaagse korte verhaal.”
  • 2014: Patrick Modiano; Frankrijk. “Voor de herinneringskunst waarmee hij de meest ongrijpbare menselijke lotsbestemmingen heeft weten op te roepen
  • 2015: Svetlana Aleksijevitsj; Wit-Rusland. “Voor haar veelstemmige werk, een monument voor lijden en moed in onze tijd”
  • 2016: Martin van Neck; Nederland. ”Als erkenning voor zijn observatievermogen, de originaliteit van zijn verbeelding, de kracht van zijn ideeën en zijn opmerkelijke talent voor het vertellen; eigenschappen die de blogposts van deze wereldberoemde auteur kenmerken

Dat ik volgend jaar de Nobelprijs krijg (niet alles wat op de Wikipedia staat is waar) is nog een beetje onzeker – de reden die hier staat lijkt overigens verdacht veel op de reden waarmee Rudyard Kipling in 1907 de Nobelprijs won; dat is toeval. Wel geef ik toe dat de toekenning aan een schrijver van een blog omstreden zal zijn, maar er zijn wel vaker omstreden toekenningen geweest. De Wikipedia geeft zelfs een hele lijst van omstreden toekenningen. De mooiste vind ik die van 1974:

In 1974 waren Graham Greene, Vladimir Nabokov en Saul Bellow genomineerd, maar ze moesten het onderspit delven voor een gedeelde prijs aan twee Zweedse auteurs, Eyvind Johnson en Harry Martinson, die zelf juryleden waren.

Ik ga dus voor die van literatuur maar om de kans op die andere ook nog te vergroten, nog eenmaal: “IK BEN VOOR WERELDVREDE!”

 

 

Een giraffe met naam

Wellicht is voor het pasgeboren naamloze girafje uit Artis – zie de blogpost van 3 november – een schrale troost te weten dat Zarafa, de bekendste giraffe van Europa, aanvankelijk ook naamloos door het leven ging. ‘Aanvankelijk’ is in dit kader overigens een behoorlijke understatement. Zarafa kreeg haar naam namelijk pas in 1998, dat is liefst 173 jaar nadat ze was geboren.

zarafa

Een opgezette Zarafa zoals ze vandaag de dag te zien is in het Muséum d’histoire naturelle de La Rochelle. Foto Selbymay – Wikipedia

Degene die haar de naam Zarafa gaf, was de Amerikaanse schrijver Michael Allin die in 1998 het boek: ‘A Giraffe’s True Story, from Deep in Africa to the Heart of Paris’ schreef. In dit boek beschreef hij de opmerkelijke reis van een giraffe die in 1825 van het diepe zuiden van Soedan naar Parijs werd gebracht. In het boek gaf hij haar gemakshalve de naam Zarafa, dat in het Arabisch zowel ‘charmant’ als ‘giraffe’ betekent. Deze naam is sindsdien de naam waar het beest vandaag de dag onder bekend onder staat.

Zarafa was een geschenk van Mohammed Ali aan koning Charles X van Frankrijk. Mohammed Ali was de van oorsprong Albanese gouverneur van Egypte. Hij hoopte met zijn ongewone geschenk te bewerkstellen dat de Fransen, de Engelsen en de Habsburgers  – zowel de Engelse koning George IV alsmede keizer Franz II kregen ook een giraffe – zich niet in de toenmalige Griekse vrijheidsstrijd zouden mengen. (Tevergeefs, de Fransen en de Engelsen zouden de Grieken steunen in hun opstand tegen Turkije.) Een giraffe was in die dagen een buitengewoon ongewoon geschenk. De laatste giraffe voor Zarafa die in Europa te zien was, was een giraffe in Florence, die sultan Mamelouk van Egypte in 1486 aan Laurent de Médici had geschonken.

Zarafa werd als jong kalf in de buurt van de Zuid Soedanese stad Sannar gevangen. Op de rug van een kameel werd ze naar Khartoem gebracht. Dat was een reis van een kleine 300 kilometer. Via een boottocht van zo’n 2500 kilometer over de Nijl belandde ze in Cairo. Vandaar ging de reis naar Alexandrië, waar ze in september 1826 scheep ging voor een tocht naar Marseille. Tijdens de hele reis kreeg de jonge giraffe elke dag zo’n 25 liter melk afkomstig van drie koeien die samen met haar mee reisden. Ook was er een groot gat uitgesneden in het dek van de boot waar Zarafa haar hoofd door kon steken. Na een tocht van 32 dagen kwam ze op 31 oktober 1826 aan in Marseille, waar ze een grote sensatie was.

Omdat de zeereis door de golf van Biscaye als te gevaarlijk voor het jonge beest werd gezien, besloot men om Zarafa over land van Marseille naar Parijs te brengen. Ze overwinterde in Marseille en op 20 mei 1827 begon ze aan haar 41 dagen lange wandeling naar Parijs. Tijdens deze wandeling van 900 kilometer die haar onder andere voerde door de steden Aix-en-Provence, Avignon, Orange en Lyon werd ze in elke stad opgewacht door duizenden toeschouwers.

Boek Giraffe

Het boek van Allin is ook in het Nederlands vertaald. De afbeelding op het kaft is een schilderij van Jacques Raymond Brascassat getiteld ‘Passage de la girafe à Arnay le Duc’, waarin hij Zarafa tijdens haar wandeling door de gemeente Arnay le Duc heeft weergegeven. Het schilderij bevindt zich in het Musée des Beaux-Arts de Beaune.

Op 30 juni 1827 kwam Zarafa in Parijs aan waar ze op 9 juli officieel door koning Charles X in ontvangst werd genomen. Ze kreeg een onderkomen in de Jardin des Plantes. Daar kwamen dat jaar zo’n 600.000  – zo ongeveer heel Parijs in die tijd – enthousiaste toeschouwers haar bekijken. Er ontstond een grote toeristische industrie om haar heen. Ze werd bijvoorbeeld afgebeeld op allerlei zaken, zoals porselein en klokken. Ook had ze invloed op de mode. Mannen gingen extra hoge hoeden dragen en vrouwen staken hun haar hoog op en droegen jurken met een giraffeprint.

Giraffe mode

Giraffenjurk en “giraffenhaar”; afbeelding uit ‘The Repository of Arts, Literature, Commerce, Manufactures, Fashions, and Politics’ omstreeks 1827.

Achttien jaar later zou Zarafa overlijden. Na haar dood werd ze opgezet. Ze heeft nog jarenlang in de foyer van de Jardin des Plantes gestaan, voordat ze werd overgebracht naar het Muséum d’histoire naturelle de La Rochelle waar ze nog steeds staat. De twee giraffes die naar Londen en Wenen gingen stierven binnen twee jaar na hun aankomst.

 

Correcties en Aanvullingen

De kans dat er in mijn blog fouten verschijnen is zo klein dat er op dit blog geen behoefte is aan een rubriek ‘Correcties en Aanvullingen’. Dit in tegenstelling tot veel kranten zoals de NRC en de Volkskrant waar het bijna dagelijkse rubrieken zijn. Ik mag die rubrieken graag lezen. Neem bijvoorbeeld de volgende verbetering uit de Volkskrant van gisteren.

In de recensie over de tentoonstelling Azië > Amsterdam in het Rijksmuseum (V, pag 8-9, 30 oktober) staan twee fouten door een eindredactionele ingreep. Het intro meldt dat Hollandse VOC-schepen eind 16e eeuw luxe-producten mee terugnamen vanuit Azië. Dat waren nog geen VOC-schepen – de Vereenigde Oostindische Compagnie werd pas in 1602 opgericht. Ook staat erin te lezen dat de producten hebbedingen werden voor de Amsterdamse grachtengordel. Die bestond eind 16e eeuw ook nog niet.’

Een heerlijk bericht. Je ziet de verbijstering van de journalist voor je als hij ’s morgensvroeg bij het ontbijt de inleiding van de eindredactie bij zijn stuk in de krant leest. VOC-Schepen? Grachtengordel? De meeste grachten in Amsterdam zijn nota bene pas in het begin van de 17e eeuw gegraven. Welke idioot van de eindredactie is hier verantwoordelijk voor? Kwaad belt hij naar de krant. “Rectificeren!” brult hij.

Ik ben niet de enige die de rubriek graag leest. Ook Nico Dijkshoorn maakt in zijn column van 19 mei 2015 in De Volkskrant melding van het feit dat hij de rubriek graag leest. Sterker nog, hij zou zelfs een rubriek willen schrijven met daarin ‘Aanvullingen & Verbeteringen’ op nooit verschenen publicaties.

Een hele krant vol met verzonnen ‘Aanvullingen en Verbeteringen’ daarop zou ik mij meteen abonneren. ‘In het artikel ‘En dan trek ik me terug in mijn creatieve unit en dan kan de hele buitenwereld mijn kloten kussen’ is de echte naam van Jett Rebel helaas niet goed geschreven. Bonkert Schuipsma had moeten zijn: Blakert Schoepert. De nieuwe cd heet niet Suck maar Sok.’ aldus Nico Dijkshoorn.

Ik ben het niet met hem eens. Je moet ze niet gaan verzinnen. De kracht van de rubriek is juist dat het correcties zijn op serieus geschreven berichten. Bovendien zijn veel aanvullingen en verbeteringen op zich al leuk genoeg om te lezen. Wie dit ook goed aanvoelt, is fotoredacteur Frank Schallmaier van de Volkskrant. Voor de Volkskrant van zaterdag 22 november 2014 maakte hij een overzicht van de leuke correcties. Ik heb hier even de vijftien leukste gekopieerd.

correcties

(Even aanklikken om ze goed te kunnen lezen)

Correcties en Aanvullingen

In de blogpost ‘Correcties en Aanvullingen’ van donderdag 4 november 2015 schrijf ik: ‘De kans dat er in mijn blog fouten verschijnen is zo klein dat er op dit blog geen behoefte is aan een rubriek ‘Correcties en Aanvullingen’ Dit had moeten zijn: ‘De kans dat er in mijn blog fouten verschijnen is zo groot dat er op dit blog ook een grote behoefte is aan een rubriek ‘Correcties en Aanvullingen’

In de blogpost ‘Correcties en Aanvullingen’ van donderdag 4 november 2015 wordt ten onrechte gemeld: “Ik heb hier even de vijftien leukste gekopieerd” Het zijn er slechts twaalf.

Een giraffe zonder naam

In de Volkskrant van gisteren was er uitgebreid aandacht voor Artis. Op de voorpagina stond een grote foto van twee giraffen en de hele pagina drie was ingeruimd voor het belangrijke nieuws dat Artis-directeur Haig Balian te melden had. Wat dat was? De hekken verdwijnen! Vanaf nu lopen de dieren vrij rond tussen de bezoekers (‘Wilt u de leeuwen vooral niet aaien”). Nee, grapje, het echte nieuws was dat Artis de dieren geen namen meer gaat geven.

Dieren hebben niet dezelfde gevoelens als mensen. We moeten ze in hun waarde laten. Door die namen worden wilde dieren individuen. Ze worden gezien als troetelbeestjes, huisdieren. De namen blokkeren het bredere verhaal. Het gaat niet alleen om dat ene dier maar om de natuur eromheen, om de ecologische samenhang.” aldus de directeur in de krant.

Wel is het zo dat de verzorgers voor hunzelf wel namen aan de dieren zullen blijven geven. ‘Dat zal niet meer Tanja zijn of Japie. […] Nu kiezen we voor namen uit het land van oorsprong van de dieren’. De reden  dat de verzorgers wel namen blijven hanteren, is dat dit overdracht van werkzaamheden tussen de verzorgers wat makkelijker maakt. Daar zit wel wat in. “Die ene schildpad voelt zich niet lekker”. “Welke?” ”Die slome”. Dat schiet natuurlijk niet op.

Ik weet niet goed wat ik van het nieuwe beleid moet denken. In mijn jeugd hadden alle dieren namen. Vraag maar eens aan iemand van mijn leeftijd wat voor een dieren Skippy, Flipper en Clarence waren en er is een grote kans dat je het juiste antwoord krijgt (kangoeroe, dolfijn en een schele leeuw; dit voor de jonge lezertjes). Dit geldt ook voor bekende recentere dierentuindieren. Als je vraagt: “Was Knut een ijsbeertje, een bruine beer of een pandabeer?” dan zal je denk ik weinig foute antwoorden krijgen. En ook Bokito heeft in 2007 – is dat al weer acht jaar geleden? –  behoorlijk naam gemaakt met zijn optreden in Blijdorp.

Knut Bokito

links Knut (foto Jens Koßmagk; Wikipedia); rechts Bokito (foto Maarten Visser; Flickr/ Wikipedia)

Dat je dieren in het wild geen namen gaat geven, daar kan ik inkomen, al hoewel, toen die tandarts uit Amerika in juli in Zimbabwe de grootste leeuw van het land doodschoot, was het wel fijn dat we wisten dat die leeuw Cecil heette. Dat maakte het net nog wat erger.

Maar gelukkig zie je weinig natuurfilms meer op tv waar de voice-over zeg: “Daar ontwaken de hyena’s. Leider Geert voert de troepen aan, op zoek naar een nieuw stuk rood vlees, stokstaartje Halbe volgt. Misschien valt er ook voor hem nog wat te halen. Alexander, de blauwvoetgent loopt kwaad te stampvoeten. Mark, de aegolius, knapt ondertussen een uiltje in de boom. Van Diederik, de dappere dodo, is al een tijdje niets meer vernomen.”

stokstaartje blauwvoetgent uil

Een stokstaartje zonder naam (foto: Eliedion; Wikipedia); een blauwvoetgent zonder naam (foto: Pete; Flickr /Wikipedia) en een Aegolius zonder naam (foto Mdf; Wikipedia)

Dat dieren nu ook in de dierentuin geen naam meer krijgen, ik moet er nog even aan wennen. Maar goed, bij de geboorte van een girafje op 19 oktober heeft Artis dus bewust het beestje geen officiële naam gegeven.

‘20 oktober 2015 – In Artis is op 19 oktober om 01.30 uur een giraffe geboren. De dierverzorgers troffen hem op maandagochtend aan in de stal. Het is een hengst. Het is de tweede geboorte van een giraffe in Artis in 2015. Op 28 juli werd de eerste giraffe geboren, die goed is opgenomen in de kudde. De kudde bestaat nu uit acht giraffen; vijf merries en drie hengsten.’ aldus een bericht op de site van Artis.

Het is trouwens maar goed dat ik niet als giraffe ter wereld ben gekomen, want over de bevalling van het nieuwe girafje lees ik verder nog:

‘Een giraffenbevalling is bijzonder omdat de moeder het veulen rechtopstaand werpt. Hierdoor maakt het jong een val van bijna twee meter. Tijdens de val draait het jong zich, zodat het een veilige landing op de zij maakt. Giraffen staan en lopen snel na de geboorte, om met de kudde mee te kunnen bij gevaar, wat noodzakelijk is voor een giraffe in het wild.’

Kijk uit voor de hyena’s,  jong anoniem girafje.

Een groot gitaarspeler

Ik ben een groot-gitaarspeler. Voor wie dat niet gelooft, zie hier het bewijs:

gitaar

Ok, de mensen stonden niet op de banken voor mijn gitaarspel, maar dat lag niet aan mijn spel maar aan de banken.

bankje

Eerlijk gezegd, ik ben niet zo’n muzikaal talent. Zo kan ik absoluut niet pianospelen. Ik heb het wel geprobeerd. Toen ik op de middelbare school zat, leek het mij wel een goed idee om piano te leren spelen, maar voor mij gold ongeveer hetzelfde als dat wat de Amerikaanse auteur George Ade (1866-1944) ooit zei over het pianospel van zijn vrouw Dorothy:

De muziekleraar kwam tweemaal per week om de afschuwelijke kloof te overbruggen tussen Dorothy en Chopin.”

Na twee jaar hield ik dan ook met de lessen op, dit tot opluchting van mijn lerares op de Muziekschool in Deventer. Toch heb ik een keer een pianoconcert gegeven, nou ja deel uitgemaakt van een pianoconcert. Op de muziekschool was er aan het einde van het schooljaar altijd een concert van de leerlingen, waar de trotse ouders naar de gemaakte vorderingen van hun kinderen konden luisteren. Ieder kind dat in het tweede of hogere leerjaar zat, dus ook ik, moest er aan mee doen.

Nu was er bij mij nauwelijks sprake van vorderingen, dus had de lerares bedacht dat het beter was, dat ik samen met mijn broer – die ook les had en wel goed kon spelen – een quatre-mains zou spelen. Ze had een stuk uitgezocht met een moeilijke hand – dat was voor mijn broer – en een makkelijk deel, dat was voor mij. Het kwam er op neer dat ik af en toe een paar noten moest meespelen, terwijl mijn broer het zware werk deed. Wekenlang oefenden we en ik moet eerlijk zeggen dat ik op het laatst af en toe zelfs de goede toetsen aansloeg.

Op de grote dag bleek er voor ons een jongen te spelen die heel erg goed was. Heel fijn, probeer daar maar eens als duo overheen te komen, maar goed, enthousiast gingen we aan de slag en ik moet zeggen, het ging niet eens zo slecht. Opgelucht keek ik toen we klaar waren dan ook de zaal in, waar ik als eerste het onthutste gezicht van mijn lerares zag. Mijn broer speelde namelijk nog door. Ik was vergeten dat de laatste regel van het stuk twee keer moest.

p.s De gitaar is de Max Guitar van het Max Café in de haven van Scheveningen. Daar fietsten we gisteren langs toen we terugkwamen van een strandwandeling.

p.p.s Het bankje staat in het Westduinpark, zo halverwege Scheveningen en Kijkduin. Als je daar bij de Laan van Poot naar het strand loopt, moet je eerst een hoge duin beklimmen. Bovenaan staat dit bankje waar je kan uitrusten van de klim.

Een verkeerd geplaatste komma

I spent all morning putting in a comma and all afternoon taking it out.Oscar Wilde

Er is een bekend verhaal over een spion in de Eerste Wereldoorlog die al was veroordeeld en op het punt stond om geëxecuteerd te worden. Toch waren er nog altijd twijfels over zijn schuld en daarom stuurde de commandant van het vuurpeloton vlak voor de executie een telegram naar de hogere legerleiding met de vraag of de volstrekking van het vonnis door moest gaan.

Het was maar goed dat hij dit had gedaan, want er bleek net nieuwe informatie over de man binnen te zijn gekomen, waarop de hoogste legerleiding besloot om af te zien van de executie en onmiddellijk een telegram terug stuurde met de tekst ‘Wacht, niet executeren!’ Helaas plaatste de verzender van het telegram de komma op de verkeerde plaats, waardoor de commandant van het vuurpeloton las ‘Wacht niet, executeren!’

Ook het wel of niet opnemen van een komma kan een heel andere betekenis aan een zin geven. Een mooi Engels voorbeeld is de zin “Let’s eat, grandma”. Zonder de komma  krijg je een heel andere maaltijd. En als je schrijft: ‘Ik hou van je, liefje’ let er dan goed op dat die komma er staat, want anders beschuldig je die ander er niet alleen van dat hij nog een liefje heeft, maar geef je ook nog eens toe dat je zelf ook van dat liefje houdt.

Dat de plaats van de komma bij getallen essentieel is, is natuurlijk helemaal evident. Zo plaatste een Amsterdamse ambtenaar in 2013 een komma verkeerd waardoor de belastingdienst in totaal bij vergissing 188 miljoen euro aan woonkostenbijdrage overmaakte naar huishoudens, in plaats van 1,88 miljoen euro. Veruit de meeste huishoudens stuurden het te veel ontvangen bedrag direct terug maar niet iedereen deed dit. Ondanks 59 gewonnen rechtszaken had de gemeente een jaar later nog steeds 2 miljoen euro niet terug.

Vanwaar nu dit verhaal over verkeerd geplaatste komma’s? Omdat ons huis te koop staat! Nee, niet ons eigen huis, maar het huis dat we al zo’n bijna dertig jaar lang willen kopen, staat nu eindelijk te koop. Dit huis zagen we voor het eerst in de jaren tachtig toen we een keer via Wassenaar naar het strand fietsten. Het had wel iets van een Engelse cottage en ik was op slag verliefd op het huis.

Raaphorstlaan 6 v3

Klik op de foto, dan ziet het er een stuk beter uit.

Het huis zoals het op Google Streetview te zien is. Je hebt een vrij uitzicht over de weilanden en ook de buurt is goed. Zie bijvoorbeeld deze foto van Google Earth. “Ons huis” staat linksonder op de foto, in het huis rechtsboven bij het (blauwe) zwembad wonen onze koning en koningin.

Raaphorstlaan 6.lucht

Wie het huis van onze koning beter wil zien, moet even op de foto klikken

Ik zei tegen Marianne toen ik het huis voor het eerst zag: “Hier gaan we ooit nog eens wonen. Als dit huis ooit te koop komt te staan, dan kopen we het”.

We trouwden, kochten elders een huis, kregen kinderen, verhuisden naar een groter huis, zagen de  kinderen opgroeien en uit huis gaan, en gedurende al die jaren keek ik altijd even naar het huis als we op weg naar de duinen of het strand er voorbij aan fietsten. Nooit stond het te koop. Tot gisteren. Gedachteloos fietste ik voorbij. Opeens zag ik vanuit een ooghoek een bord in de tuin staan. ‘Te koop’ stond er op. Ik stopte. Met verbazing keek ik naar het bord en vervolgens naar het huis. Het stond zelfs al leeg. Ik maakte met mijn mobieltje een foto van het huis met het bordje ‘te koop’ en stuurde die naar Marianne. ’s Avonds zochten we op Funda het huis op.

Deze riet gedekte woonboerderij bestond ooit uit twee wooneenheden maar is samengevoegd tot één fraai en charmant geheel. Het perceel omvat 2274 m2 eigen grond. Er is een stenen garage (2 auto’s) met gastenverblijf en een vrijstaande berging. De zonnige en vooral mooi aangelegde tuin is voorzien van diverse zonneterrassen. Daarnaast is het uitzicht grandioos en in elk seizoen schitterend op haar eigen wijze.”

De verkopende makelaar had er liefst 78 foto’s bij geplaatst. Van binnen zag het er net zo leuk uit als van buiten. Er is maar één probleem: de komma in de vraagprijs. Deze stond op de verkeerde plaats. Had die één plekje naar links gestaan dan hadden we het huis direct gekocht, maar nu is het ver boven ons budget

Ik ben nu allerlei argumenten aan het bedenken waarom we blij mogen zijn dat we het niet kunnen kopen. De kinderen zijn het huis al uit en het huis is daarom veel te groot; de tuin geeft te veel onderhoud en er is helemaal geen supermarkt in de buurt! Waar haalt die Willem-Alexander – “zegeltjes erbij meneer?“ – eigenlijk zijn boodschappen?

Maar als die komma iets anders had gestaan…..

Over fietsen op het Binnenhof en Atlassen

Als je over het Binnenhof fietst, dan is het altijd opletten geblazen. Een hoop toeristen hebben niet in de gaten dat je er ook mag fietsen. Vooral met elkaar fotograferende Japanners en Chinezen heb je voor je het weet een cultuurbotsing.

Gisterenmiddag was het extra opletten, want onder een zaaltje van de Ridderzaal was blijkbaar een afscheidsreceptie van een hoge ambtenaar. Bij de ingangspoort zag ik een tweetal vrouwen staan die allebei een kistje met een fles wijn bij zich hadden. Even verderop bij het Mauritshuis stopte een dienstauto, waaruit een gedistingeerde man uitstapte met in zijn hand ook al een fles wijn in een kistje. Werd hier afscheid genomen van een notoire alcoholist of was het geven van een fles wijn in een kistje bij een afscheid soms een richtlijn van het ministerie?

Thuis gekomen besloot ik hier even op te googlelen. Het leverde niet veel op. Ik trof alleen een toespraak aan van minister-president Rutte bij het afscheid van Saskia Stuiveling als president van de Algemene Rekenkamer op 28 mei 2015 in Den Haag, waarin hij zei:

Beste Saskia, in plaats bloemen en een kistje wijn heb ik voor je meegenomen een nieuw in stellen ‘Stuiveling Open Data Award’, …..”

Maar dus niks over een richtlijn voor het geven van een fles wijn in een kistje bij een afscheid. Wel gaf Google een hit met daarin de resultaten van een WOB-verzoek van iemand die blijkbaar nieuwsgierig was naar de representatiekosten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Lees verder Over fietsen op het Binnenhof en Atlassen

We hebben een beller (2)

De naam van het verhaal met de titel “We hebben een beller” dat ik twee dagen geleden schreef, deed me er aan denken dat ik tien jaar geleden een keer een opzet voor een verhaal met dezelfde titel heb geschreven voor de serie ‘Het Nutteloze Kennisparadijs’ die ik in die tijd voor De Volkskrant schreef. Dat  verhaal begon als volgt:

We hebben een beller.

Op 10 maart 1876 vond het allereerste telefoongesprek ter wereld plaats. Op die dag “belde” Alexander Graham Bell zijn assistent Thomas Watson, die zich elders in het huis bevond en sprak de beroemde woorden: “Mr. Watson—Come here—I want to see you“.

Bell aan het bellen   Thomas Watson

Links Bell aan het bellen in 1892; Rechts Thomas Watson, de persoon die als eerste persoon ter wereld gebeld werd (“Neem jij even op”).

Bell is overigens niet ‘de bedenker’ van de telefoon. Zo had in 1861 de Duitser Johann Philipp Reis al een idee ontwikkeld voor een apparaat waarmee via een elektrische verbinding geluid op afstand kon worden overgedragen. Hij noemde dat een ‘Telefon’. Alleen slaagde hij er niet in om een werkende versie te ontwikkelen. Hij had dan ook geen patent op zijn idee. Hetzelfde gold voor de Italiaanse Amerikaan Meucci. Die bedacht in 1871 ook een apparaat (de ‘telettrofono) waarmee je op afstand geluid kon horen. Maar vanwege geldgebrek – een volledige patentaanvraag kostte 250 dollar en Meucci was even daarvoor failliet gegaan –  was hij niet in staat om een patent voor zijn apparaat aan te vragen. Het trieste voor Meucci was dat zijn idee later wel bleek te werken, maar ja, geen patent. Het was daardoor Bell die als eerste een patent kon indienen voor een werkende telefoon en dat toegewezen kreeg.

Iemand die net als Bell ook een patent indiende voor een werkende ‘telefoon’ was een zekere Elisha Gray. Maar – en nu komt het –  hij was twee uur te laat! Hij diende zijn aanvraag  in op dezelfde dag als Bell, maar diens patentaanvraag werd twee uur eerder geregistreerd. Gray beweerde later dat hij zijn aanvraag ’s morgens vroeg al bij de opening van het patentbureau had ingeleverd maar dat de klerk het in zijn In-bakje had laten liggen. Een mooi verhaal.

Dat hij van zijn vrouw die dag eerst boodschappen moest doen voordat hij naar het patentbureau kon gaan, zou natuurlijk zelfs nog een mooier verhaal zijn, maar dat verzin ik hier ter plekke. Over de vraag wie het recht had op het patent voor de telefoon hebben Meucci, Gray en Bell uiteindelijk zo’n 500 rechtszaken gevoerd en het slot van het liedje was dat het patent bij Bell bleef.

Een mooi detail over het leven van Bell dat hier beslist niet onvermeld mag blijven, is dat Bell getrouwd was met een doof iemand, Mabel Gardiner Hubbard. Zij was een van de dove studentes die hij had leren kennen toen hij spraakles gaf op een dovenschool. De man die de telefoon heeft “bedacht”, heeft dus nooit naar huis kunnen bellen om tegen zijn vrouw te zeggen dat hij wat later thuis kwam.

Bell dovenschool

Bell, bovenaan de trap rechts met baard, op een dovenschool in Boston waar hij in 1871 les gaf.

Voor wat betreft het eerste werkende mobieltje, dat verscheen pas bijna 100 jaar later. Degene die het eerste mobiele gesprek voerde, was Martin Cooper van Motorola. Hij belde op 3 april 1973 naar Joel Engel van concurrent AT&T om hem te laten weten dat het Motorola was die als eerste een werkend mobieltje had. Zijn historische eerste woorden  – uit de categorie ‘lekker puh’ – waren: “Joel, ik bel je met een ‘echte’ mobiele telefoon.”  Ok, hij zal het vermoedelijk niet in het Nederlands gezegd hebben, maar ook in het Engels, is het niet een uitspraak uit het rijtje: “Het is een kleine stap voor een mens maar een grote stap voor de mensheid” – zijnde de eerste woorden van Neil Amstrong toen hij als eerste mens voet op de maan zette.

Ik heb het verhaal niet voor de krant gebruikt. Ik was er niet helemaal tevreden over. Maar dat is natuurlijk geen enkel beletsel om het hier wel te plaatsen!

 

Een moeilijk koekje

Marianne krijgt morgenmiddag wat mensen op bezoek van de Fietsersbond. Of ik even iets in huis wil halen voor bij de thee. Ik sta bij Albert Heijn op de koekjesafdeling naar de koekjes te kijken. We hebben gisterenavond de finale van ‘Heel Holland Bakt’ gekeken, en waarschijnlijk hoor ik daarom bij elk koekje wat ik zie de stem van meester-patisseur Robèrt, die zegt dat het een heel moeilijk koekje is om te maken.

Tja, welke koekjes zal ik kopen? Weet je wat, deze koekenbakker bakt ze zelf wel. Ik ga voor het bakkersspeculaasje. “Technisch is het bakkersspeculaasje  een lastig koekje om te bakken. Niet alleen moeten de bakkers heel goed op de verhouding ‘Specu’ en ‘Laas’ letten, maar ook de juiste temperatuur van de oven is belangrijk .”

Thuisgekomen met de ingrediënten – die ik een beetje op de gok koop; zou er ook speculaaskruiden in moeten?  – pak ik er twee oude kookboeken bij: ‘Meisje kun je koken?’ uit 1961 en ’Recepten ‘Huishoudschool’ uit 1938. Het bakkersspeculaas is immers een oer-Hollands koekje.

bakboeken

Aan het boek ‘Meisje kun je koken?’ heb ik niet zo veel. Het begint met 24 raadgevingen voor de kokende meisjes. Raadgeving 8 luidt: “Zij die altijd volgens recepten kookt, wordt nooit een goede kokkin.”  Dat mag misschien zo zijn, maar dat vind ik nog geen reden om in het boek geen enkel recept voor speculaaskoekjes op te nemen.

Het boek voor de meisjes van de huishoudschool bevat gelukkig wel een recept voor een speculaaskoekje. Eerst maar even de ingrediënten checken. Ik ben er een paar vergeten te kopen zie ik, maar zoals ‘Meisje kun je koken?’ al zegt: ”Zij die altijd volgens recepten kookt, wordt nooit een goede kokkin.”

We beginnen met stap 1:“De boter roeren met suiker, citroenschil en zout.” Ha, heb ik allemaal in huis. Stap 2: “Een bakker roert er fijngestampte kruimels van koekjes door, omdat deze het deeg zachter maken; wie dus wat koekkruimels heeft, volge dat voorbeeld”. Ja natuurlijk heb ik geen koekkruimels in huis. Als ik dat wel had, dan had ik immers geen koekjes hoeven te kopen of te maken. Die stap sla ik dus over. Ik volg de rest van het stappenplan, voor zover ik de ingrediënten heb,  en zet daarna mijn bakblik in een matig warme oven. Daar verstaan wij thuisbakkers 150 graden onder.

Terwijl de koekjes in de oven liggen te bakken, zoek ik op internet naar de geschiedenis van het koekje. Het is tenslotte altijd handig om over dergelijke kennis te beschikken. Je weet maar nooit of je die kennis niet een keer nodig hebt. De eerste site waar ik op beland, wil eerst een cookie op mijn pc plaatsen. Mooi niet. Dat koekje lust ik niet. De volgende site geeft wel het geheim van het koekje prijs.

Het koekje blijkt, nadat er grote hoeveelheden suiker beschikbaar kwamen, in de zevende eeuw in Perzië (nu Iran) te zijn ‘uitgevonden’. Toen de Moren in diezelfde zevende eeuw Spanje binnen vielen, namen ze het koekje mee. We hebben in Europa dus het koekje te danken aan al die islamieten die toen naar Europa kwamen. Zou Wilders dat wel weten? Een grap over een koekje van eigen deeg ligt nu te voor de hand, dus die maak ik niet.

Amerika op zijn beurt blijkt het koekje aan ons Nederlanders te danken te hebben. Toen we in het begin van de gouden eeuw ons in Nieuw Amsterdam (nu New York) vestigden, namen we het koekje mee naar Amerika. Het Amerikaanse woord ‘Cookie’ is dan ook afgeleid van ons woord ‘Koekie’. Kijk eens aan, allemaal nuttige informatie. Daar kan ik later vast wel wat mee.

Verder blijkt er in 1988 een belangrijk onderzoek gehouden te zijn naar hoeveel koekjes Nederlanders hun gasten bij de koffie aanbieden. De mythe was dat de zuinige Nederlander altijd maar één koekje aanbood, maar het blijken er volgens dat onderzoek liefst twee te zijn, waarvan akte dus. Nadat ik deze belangrijke informatie ook tot mij heb genomen, is het al bijna tijd om de speculaasjes uit de oven te halen. “Dames en heren, nog vijf minuten!” Even later haal ik de koekjes uit de oven en presenteer ze zo mooi mogelijk voor de jury van de fietsersbond.

Ik heb er niet veel van gebakken. Ik bedoel qua aantallen, qua smaak is het een prima koekje. Benieuwd wat de mensen van de fietsersbond er morgen van zullen vinden. In elk geval geldt: ik heb veel geleerd, veel meegemaakt, maar het is oké zo.’  Zie hier het resultaat:

bak2

p.s. Voor het geval er nu iemand roept ‘wacht eens even, ik zie daar op de achtergrond van de foto een pak speculaas van de AH liggen, hij heeft helemaal geen koekjes gebakken! Daarop zeg ik maar één woord: kletskoekjes!

We hebben een beller

De HTM is een campagne begonnen voor bellende fietsers. Het is niet zo dat de HTM wil dat fietsers eens flink meer met hun fietsbel gaan bellen, maar het is een voorlichtingscampagne om fietsers op de gevaren te wijzen van het mobiel bellen onder het fietsen.

bellen

Bord bij het tunneltje onder de N44 bij de Horsten in Wassenaar

Op Radio West vertelde een voorlichtster dat ze een onderzoek hadden gedaan. Tijdens een tramrit had de bestuurder gemiddeld veertig keer per rit te maken met een bellende fietser. “Veertig keer per rit een noodstop?” vroeg de interviewer verbaasd. ‘Nee dat niet, maar wel dat een trambestuurder tijdens zijn rit veertig keer een bellende fietser zag, waarvan het de vraag was of deze de tram wel in de gaten had. Het was dus goed opletten voor hun chauffeurs.

Dat er overal en altijd mensen met hun mobieltje bezig zijn, klopt. Hoe vaak zie je bijvoorbeeld niet dat mensen die in de rij voor de kassa bij Albert Heijn staan aan het bellen zijn en dat ze zelfs als ze aan de beurt zijn hier nog mee doorgaan.

Bij de kassa van de Kookwinkel in de Passage van Den Haag vinden ze dat niet zo fijn. We zagen daar namelijk vanmiddag dit opmerkelijke bordje bij de kassa staan.

bordje bellen

Leuk! Overigens voor de slimmeriken, de foto is inderdaad met mijn mobieltje gemaakt.

Het zijn moderne tijden, want toen we terug naar huis fietsten, zagen we aan een lantarenpaal op de Bezuidenhoutseweg dit bord hangen. (Het roept automobilisten op om tijdens het rijden niet met hun mobieltje bezig te zijn. Deze uitleg is voor degenen die niet weten wat al die icoontjes betekenen; wij weten dat  uiteraard wel want wij zijn bijdetijds.)

bordje bellen 2

’s Avonds liepen we met onze jongste dochter, die weer naar Rotterdam terug ging, mee naar de tramhalte. Ze was net op tijd om de tram te halen. Ze stapte in en wij liepen verder. Even verderop passeerde de tram ons. Enthousiast zwaaiden we nog even naar haar. Ze zag ons niet. Ze zat op haar mobieltje te kijken.

De tunnels naar Alcatraz

Op 11 juni 1962 ondernamen Frank Morris en de gebroeders Clarence en John Anglin een  ontsnappingspoging vanuit Alcatraz. Over deze ontsnappingspoging is later een beroemde film gemaakt met Clint Eastwood in de hoofdrol. Wie Alacatraz vandaag de dag bezoekt – het is nu een toeristische attractie – kan nog steeds de cel zien met het gat in de muur en een nephoofd in het bed, opdat de cipiers dachten dat de gevangene in zijn bed lag te slapen.

Alcatraz cel

Foto door ons genomen tijdens een bezoek in juni 2015. “Come back to jail anytime.” riep een enthousiaste NPS-ranger – de National Park Service beheert het eiland tegenwoordig – tegen ons toen we  van het eiland af gingen.

Het drietal slaagde er in om buiten de gevangenismuren te komen en het water te bereiken, maar of het hun gelukt is om de kust levend te halen is nooit duidelijk geworden. Er is nooit meer iets van hen vernomen en volgens de Amerikaans overheid zijn de drie ontsnapte gevangenen dan ook bij hun poging verdronken.

Toch duiken er nog steeds regelmatig berichten op dat ze er wel in geslaagd zijn om de kust levend te halen. Zo verscheen er vorige week opeens in diverse media het bericht – ‘Ontsnapping Alcatraz mogelijk toch geslaagd’ kopte het AD- dat de broers Anglin in de zeventiger jaren in Brazilië waren gezien. Een foto van de twee broers, genomen in Brazilië in 1972, zou volgens ‘History Channel’ dat een documentaire over de zaak had gemaakt, het bewijs zijn.

Diverse kranten namen dit bericht van History Channel over en steevast werd in die berichten vermeld hoe moeilijk het door de gevaarlijke stromingen wel niet was om vanaf Alcatraz naar de kust te zwemmen. In één krantenartikel dat ik las, werd zelfs met grote stelligheid beweerd dat er nog nooit iemand in was geslaagd om zwemmend vanaf Alcatraz levend de kust van San Francisco te bereiken.

Ai! Als dat zo is, dan hebben er zich elk jaar grote drama’s afgespeeld bij de ‘Escape from Alcatraz triathlon’. Deze triathlon – er doen jaarlijks ruim 1500 mensen aan mee –  bestaat uit een zwemtocht van 2,5 km van Alcatraz naar de kust, een anderhalve km lang warmlooprondje en een fietstocht van dertig kilometer over de heuvels van San Francisco.

Over de ontsnappingspogingen vanaf Alcatraz – er zijn wel degelijk succesvolle pogingen geweest (in de tijd dat het een militaire gevangenis was) – heb ik een keer een column geschreven voor het Nutteloze-Kennisparadijs. Dat was een wekelijkse rubriek die ik tien jaar geleden voor de Volkskrant schreef. Zie hier het verhaal over ontsnappingen van Alcatraz die in ieder geval wel zijn gelukt.

alcatraz 2

(Klik op de afbeelding voor een leesbare versie; in de krant stond een andere foto van Alcatraz er bij, maar omdat daar mogelijk copyright  op zit heb ik die foto hier vervangen door een foto van Alcatraz  uit 1895 )

Ik heb voor de rubriek zelfs nog een tweede keer over Alcatraz geschreven. Dat betrof het verhaal over de tunnels die de gebroeders Mole in de jaren vijftig naar Alcatraz hadden gegraven. Die aflevering heeft de krant echter niet gehaald. De Volkskrant-redacteur naar wie ik altijd mijn rubriek opstuurde, dacht in eerste instantie nog ‘hé, dat is toevallig dat die gravende broers Mole heten. Maar toen hij las dat de tunnels gerestaureerd waren en voor het grote publiek zouden worden opengesteld, realiseerde hij zich dat mijn wekelijkse rubriek die week toevallig op 1 april zou verschijnen. De column werd niet geplaatst. A) de Volkskrant deed niet aan 1- aprilgrappen (in ieder geval niet in die tijd) en B) het zou de geloofwaardigheid van mijn andere nutteloze kennisberichten (die wel allemaal op waarheid berustten) onder uit halen. Daar had hij wel gelijk in.

Voor wie de nooit geplaatste aflevering over de Tunnels naar Alcatraz wil lezen, zie hier:

Tunnel naar Alcatraz

(Klik op de afbeelding voor een leesbare versie)