Het is weer lente of zoals Herman Gorter het in zijn ellenlange gedicht ‘Mei’ schreef: ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’.
Ach, had Gorter zich maar beperkt – schrijven is schrappen – tot deze beroemde eerste zeven woorden van zijn gedicht, dan hadden veel meer mensen het hele vers kunnen opzeggen, maar hij moest zonodig 4381 versregels schrijven. Ik heb wel eens geprobeerd om het gedicht helemaal te lezen. Niet door heen te komen.
Maar de eerste regel die staat. Dat is een klassieker in de Nederlandse literatuur geworden.
Ik ken mijn beperkingen. Daarom de lente in zeven foto’s.
p.s. Er zijn nog een aantal Nederlandse gedichten die, net als de Mei van Gorter, vooral bekend zijn door één regel uit het gedicht. Tien voorbeelden:
- ‘Denkend aan Holland zie ik brede rivieren traag door oneindig laagland gaan’ – Hendrik Marsman
- ‘Tussen droom en daad staan wetten in den weg en praktische bezwaren’ – Willem Elsschot
- ‘Alles van waarde is weerloos’ – Lucebert
- ‘Jantje zag eens pruimen hangen, o! als eieren zo groot’ – Hiëronymus van Alphen
- ‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’ – Martinus Nijhoff
- ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen’ – J.J. Slauerhoff
- ‘Mijn moeder is mijn naam vergeten, mijn kind weet nog niet hoe ik heet’ – Neeltje Maria Min
- ‘Waar werd oprechter trouw dan tussen man en vrouw ter wereld ooit gevonden?’ – Joost van den Vondel
- ‘Een cel is maar twee meter lang en nauw twee meter breed, wel kleiner nog is het stuk grond, dat ik nu nog niet weet, maar waar ik naamloos rusten zal, mijn makkers bovendien, wij waren achttien in getal, geen zal den avond zien’. – Jan Campert
- ‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten’ – Willem Kloos
Op naar de zomer nu.