Zoals elders op de site te lezen valt, ben ik op zoek naar het tweede straatje van Vermeer. In het kader daarvan heb ik wel eens contact gehad met professor Frans Grijzenhout van de Universiteit van Amsterdam. Deze ontdekte eind 2015 aan de hand van een oud belastingboek welke huizen stonden afgebeeld op het (eerste) Straatje van Vermeer: Vlamingstraat 40-42 in Delft. Niet iedereen was het echter met zijn conclusie eens. Onder andere de heren Eijkelboom en Vermeer – niet de schilder zelf; ook geen familie – schreven een artikel waarin zij stelden dat de professor het onjuist had.
Eén van hun argumenten was dat de aanwezigheid van een schrobgoot op het schilderij niet hoefde in te houden dat de huizen aan een gracht moesten liggen. Sterker nog een schrobgoot zou juist een aanwijzing kunnen zijn dat er geen gracht was. Dat zou de theorie van de professor onderuit halen, want het belastingboek waarop hij zich baseerde bevatte de belastinggegevens van huizen die in 1660 aan een gracht lagen. En als er geen gracht was, dan klopte de theorie van de professor niet. Ik citeer even een stukje van Eijkelboom en Vermeer waarin zij dit punt opwierpen.
[…]“De goot kan evenwel met evenveel recht geduid worden als een aanwijzing tegen de aanwezigheid van de gracht. Als er over de volle breedte van het schilderij, net buiten beeld, een gracht zou zijn, zo zou de redenering kunnen luiden, zou het niet hebben uitgemaakt waar het water de gracht in liep. Het afschot (een bewust aangebrachte helling van een straat voor het laten weglopen van vloeistof) van een straat langs een gracht loopt namelijk doorgaans vanaf de gevelwand licht naar de gracht af, om te voorkomen dat water terugloopt naar de bebouwing en daarin binnendringt. Goten aan de kant van de gevel of dwarsgoten, zoals op het schilderij, zijn daarom niet nodig. De bewoner had zich dan de moeite van de aanleg van een voor het verkeer hinderlijke goot kunnen besparen. Juist het gegeven dat het overtollige water voor verdere afvoer naar een specifieke plaats moest worden geleid, zou erop kunnen wijzen dat er geen gracht gedacht is.”
Dat leek me geen juiste redenatie. In een mailtje naar de professor stipte ik dit onderwerp ook even aan. Ik schreef: “Ik zou zeggen dat gezien het feit dat de goot doorloopt over straat, dit juist wel wijst op een gracht. Immers als er een gracht is om het water af te laten voeren, dan wil je het water er zo snel mogelijk heen leiden en het zich niet laten verspreiden over straat. Ik heb daarom even een uitgebreide steekproef gedaan (n=1) om te kijken of er op schilderijen uit Delft uit die tijd afvoergoten richting grachten e.d. te zien zijn. Ik heb gekeken naar het Gezicht op Delft van Vermeer. Als ik dan inzoom op de kade aan de overkant van de trekvaart, dan lijken daar ook afvoergoten zichtbaar te zijn die naar de trekvaart leiden. Maar dat kan ik fout zien en wellicht zijn het helemaal geen afvoergoten. Zie de afbeelding.
De professor reageerde hier niet op, maar blijkbaar was hij het wel met me eens. Want dit voorjaar zag ik opeens mijn naam terug in een artikel in het blad KNOB-2018-1. De professor schreef daarin een wetenschappelijk artikel waarin hij alle kritiek op zijn aanname dat de afgebeelde huizen de Vlamingstraar 40 en 42 waren, overtuigend weerlegde, althans dat vond ik. Zie hier de voorpagina van zijn artikel (waar overigens ook de schrobgoot te zien is.)
Tot mijn verrassing zag ik mijn naam twee keer in het artikel opduiken. De eerste keer bij een stukje dat ging over de schrobgoten. De professor schrijft over de schrobgoot:
Ook gebruikte hij in het artikel een citaat van Benjamin Franklin dat ik in mijn mailtje aan hem had opgenomen. Mijn mail beëindigde ik namelijk met: “Kortom, zo ver ik het kan beoordelen staat jouw theorie nog steeds overeind. Bovendien een theorie die gebaseerd is op belastingboeken die moet wel kloppen. Zoals Benjamin Franklin al zei: “Op deze wereld is niets zeker, behalve de dood en de belastingen.”
Blijkbaar vond de professor dat een leuk citaat. Elders in het stuk, bij de weerlegging van de kritek van een Engelsman die twijfels uitte over de betrouwbaarheid van het gebruikte belastingboek schreef de professor: “Op grond van dat register moesten burgers immers daadwerkelijk belasting betalen voor het onderhoud van de kade en het uitdiepen van de gracht voor hun deur, en niemand – toen niet en nu niet – wil meer belasting betalen dan strikt noodzakelijk. Bovendien, zoals Benjamin Franklin al zei: ‘(…) in this world nothing can be said to be certain, except death and taxes’. (18) We kunnen de gegevens uit het belastingregister dus maar beter serieus nemen.”
Alleen in een wetenschappelijk artikel mag je niet zo maar een citaat opnemen. Je moet ook de bron weergeven. En wie zie ik daar in voetnoot 18 vermeld staan? Uw verslaggever!
Kijk, daar staat mijn naam nog een keer. Ik word dus liefst twee keer opgevoerd in een wetenschappelijk artikel. Ik voel me dan ook zeer vereerd en ook een stuk slimmer nu. U ook?