Categorie archief: familie

Verborgen Verleden (2)

Om de makers van het programma ‘Verborgen Verleden’ die bezig zijn met een uitzending over mij – of die in de toekomst een uitzending zullen maken over het verborgen verleden van één van mijn nakomelingen –  een beetje te helpen, hierbij een trouwfoto van het huwelijk van mijn grootouders van mijn moeders zijde. De foto is genomen in 1915.

trouwfoto 1915

In het midden met het boeket zitten mijn grootouders: opa Jan Bremer, geboren in 1887 in Akkrum,  en oma Hendrika van Vugth, geboren in 1889 in Kruisweg. Akkrum ligt in Friesland. Mijn opa is dus van geboorte een Fries, maar in welke provincie mijn oma is geboren weet ik niet. Je hebt namelijk drie plaatsen in Nederland met de naam Kruisweg, een dorp in de gemeente De Marne (Groningen), een dorp in de gemeente Lansingerland (Zuid-Holland) en een buurtschap in de gemeente Hulst (Zeeland.)

Naast mijn opa en oma zitten hun ouders. De familie zit een beetje door elkaar. Rechts van mijn opa zitten namelijk de ouders van mijn oma (mijn overgrootvader en overgrootmoeder Van Vught), met daarnaast (helemaal rechts op de foto dus) oudoom Ot en zijn vrouw oudtante Mar. Links van mijn oma zitten de ouders van mijn opa, zijnde mijn overgrootvader en overgrootmoeder Bremer. De staande personen zullen vermoedelijk een zuster van de overgrootouders en neven en nichtjes zijn.

De jongen op de foto, tussen overgrootmoeder en overgrootvader Bremer in, is “ome” Hidde. Hij was het jongere broertje van mijn opa en woonde in Dordrecht. Het jongetje op de foto is hier nog onwetend dat hij later commies bij de belastingen zou worden.  Mijn grootvader was aanvankelijk wagenwielmaker, later is hij naar ik meen bij de Post gaan werken.

Zo’n twee jaar na deze foto (in 1917 dus) werd in Hoofddorp mijn moeder geboren. Later verhuisden mij opa en oma naar Haarlem.

Verborgen Verleden

Ik kijk af en toe naar het programma ‘Verborgen Verleden’ van de NTR. Hierin gaan BN’ers aan de hand van hun stamboom op zoek naar hun familiegeschiedenis.  Herman Finkers bijvoorbeeld heeft ook meegedaan. “Je wordt vijf dagen meegesleept. Je weet niet waar je ’s avonds overnacht. Dat kan zomaar Moskou of Rome zijn. In mijn geval werd dat Hardenberg. Ook mooi.”, aldus Herman Finkers bij de DWDD over zijn speurtocht.

Gisteren stond er een opvallend bericht op NU.nl  De zwemmer Maaren van der Weijden deed mee aan het programma Verborgen verleden, maar de uitzending met hem ging niet door want zijn stamboom was ‘te gewoon’ voor het programma.

De geplande uitzending met hem ging daarom niet door. De programma-medewerkers konden te weinig interessante mensen in zijn stamboom vinden om er een leuke uitzending van te maken. “En dan hebben we hier je overgrootvader Jan, die net als zijn vader en diens vader zijn hele leven op het archief van de belastingdienst heeft gewerkt. In zijn vrije tijd speelde hij graag een partijtje dammen.”

 Nu geldt sowieso dat niemand gewoon is en dat er in elke familie altijd wel een boeiend verhaal te vinden is, maar ook statistisch gezien is het opmerkelijk dat de NTR er niet in slaagde om genoeg interessante voorvaderen van Maarten van de Weijden op te sporen om een uitzending te maken.

Ga maar na. Stel om de 25 jaar wordt er een nieuwe generatie geboren. Jij hebt twee ouders, vier grootouders, acht overgrootouders, zestien overgrootouders enzovoorts, enzovoorts. Dat gaat hard. Twintig generaties terug en je zit al op meer dan 1 miljoen voorouders.

000 generatie

Ok, hier zullen een hoop “dubbele” voorouders tussen zitten. Immers trek je dit rijtje door, dan zou je in het jaar 1000 op ruim 4 miljard voorouders zitten en zoveel mensen leefden er toen niet.

Maar goed, neem alleen al de periode 1700 tot heden. In totaal zullen er in die periode minstens 5.000 Van der Weijdens zijn geweest. Dat de NTR niet één interessante Van der Weijden tussen al die Van der Weijdens heeft kunnen vinden geeft te denken.

Zelf heb ik voor de zekerheid even nagedacht of er wel een interessante Van Neck in de familie zit. De familie van Neck is er in ieder geval verantwoordelijk voor dat de dodo is uitgeroeid. Een vloot van vier schepen die onder de leiding stond van admiraal Jacob Cornelisz  van Neck voer in 1598 naar Oost-Indië.

000 van neck

Voorvader Van Neck; (of hij daadwerkelijk een voorvader is, weet ik niet, maar vast wel een ver familielid)

Eén van de schepen landde op Mauritius en trof daar de dodo aan. Met de Hollandse zeelui kwamen er ook varkens, ratten en honden op het eiland en honderd jaar later was de dodo uitgestorven. De met de Hollanders meegekomen dieren aten alle Dodo-eieren op.

000 dodo2Een dodo, geschilderd door Roelant Savery omstreeks 1620

Overigens was die Jacob van Neck, net zoals ik, wel een goede vent. Ik citeer even de wikipediapagina over hem (en nee, die heb ik niet geschreven.)

Onder de gezaghebbers uit de pionierstijd staat Jacob van Neck bekend als de meest beschaafde en behoedzame, zowel voor zijn eigen mannen als voor de mensen in de landen die ze bezeilden. Van Neck was het tegenbeeld van de latere J.P. Coen: hij heeft de mensen op Java en elders weten ervan te overtuigen dat hij niet zoals zijn eerder gekomen landgenoten uit was op buit, maar op handel.”

Dus ‘Verborgen Verleden’, willen jullie nog een keer een interessante uitzending maken, kijk dan niet naar die saaie Maarten van der Weijden en zijn slaapverwekkende familie maar naar die boeiende Van Neck’s!

Een trouwfoto uit 1915

Mijn broer stuurde mij een foto op uit 1915. Het is de trouwfoto van mijn opa en oma van mijn moeders kant.

trouwfoto 1915

Mijn opa en oma zitten in het midden (met het bruidsboeket). Rechts van mijn opa zitten zijn ouders, links van mijn oma haar ouders. Dat zijn dus mijn overgrootouders.

Het jongetje op de foto is Hidde, een broertje van mijn opa. Hij is hier nog onwetend dat hij later commies bij de belastingen zou worden. Ik heb het even in de Wikipedia opgezocht.

Een commies is een voormalige ambtelijke rang in Nederland. Het gaat om een administratieve ambtenaar van middelbare rang, lager dan een referendaris, maar hoger dan een klerk.”

Ok, de rang van een referendaris heeft hij niet gehaald, maar hij was wel mooi hoger dan een klerk. Wie de andere personen op de foto zijn, wist mijn broer niet, vermoedelijk een zuster van de overgrootouders en nichtjes.

Tot zover een stukje familiegeschiedenis.

Lang lid

Bij het opruimen van een kastje kwam ik opeens het ANWB-pasje van Marianne haar vader tegen. Lid sinds 1950 stond er op. Hij overleed in 2008. Hij is dus 58 jaar lang lid van de ANWB geweest.

Zo lang ben ik nog niet ergens lid van. Mijn langstlopende lidmaatschap bedraagt momenteel 45 jaar (‘and counting’). Vanaf 1973 ben ik lid van Amnesty International. Ik werd lid in mijn studententijd ten tijde van het Pinchochet-regime in Chili en ben nu nog steeds lid. In 1973 werd ik van harte welkom geheten en hoopten ze dat ik lang lid zou blijven. Tegenwoordig sturen ze brieven of ik ze in mijn testament wil opnemen. Tja, andere leeftijdsklasse, andere mailings.

Het langstlopende lidmaatschap van Marianne bedraagt momenteel 42 jaar. Zo lang heeft zij al een abonnement op de Volkskrant. Meer dan 13.000 Volkskranten heeft zij dus al als abonnee gelezen, plus daarboven op nog eens de losse kranten die ze als niet-abonnee las.

000 volkskrantDe De voorpagina van de Volkskrant van 30 juli 1955, zijnde mijn geboortedag. ‘Kunstmatige satelliet gaat binnen 3 jaar de ruimte in’ was de kop van het belangrijkste artikel van die dag. Drie jaar later lanceerden de Amerikanen inderdaad hun eerste satelliet. De Russen waren echter de Amerikanen met de lancering van de Sputnik 1 in 1957 een jaar voor.

000 volkskrant 2

De voorpagina van de Volkskrant van Marianne haar geboortedag . Het belangrijkste nieuws was een aanslag in Algerije. Pas vijf jaar later zou Algerije na een bloedige onafhankelijkheidsoorlog onafhankelijk worden.

Wat zou eigenlijk het record langslopend lidmaatschap van een vereniging zijn? Om lang lid van een vereniging te kunnen zijn, moet je a) zelf oud worden en b) lid zijn van een vereniging die ook lang bestaat. De oudste nog steeds bestaande vereniging van Nederland schijnt het Gilde van Sint Joris in Noordwijk te zijn. Dat werd ergens opgericht tussen 1370 en 1380.

Op plek twee staat het Sint Anna Gilde in Oud-Zevenaar. Dat bestond dit jaar 585 jaar. Op een ledenlijst uit de 15e eeuw stonden namen als Stokman, Kuster en Nass en volgens een artikel in De Gelderlander staan die namen nog steeds op de ledenlijst. Ik heb echter het vermoeden dat het nazaten van de vroegere leden zullen zijn.

Maar goed, wie het langst lid van een vereniging is geweest, ik heb geen idee. Ik vermoed in ieder geval dat Groucho Marx, de Amerikaanse filmacteur en komiek, niet de recordhouder zal zijn.

000 groucho

De Marx-brothers in 1931; Van boven naar beneden: Chico, Harpo, Groucho en Zeppo. Foto: Librabry of Congres

Van Groucho Marx is namelijk de uitspraak: “Ik wil niet lid zijn van een organisatie die mij zou accepteren als lid.”

Beroemd of niet?

Nu ik al 63 jaar oud ben – het is echt waar, al zou je dat niet zeggen als je me ziet; nee ik bedoel dat ik er jonger uit zie, niet ouder – is het tijd om eens te kijken of ik al voldoende sporen heb nagelaten in de geschiedenis.

Allereerst een blik op het fotogedeelte van het Nationaal Archief. Typ ik daar mijn achternaam in: dan vind ik bij de fotosectie de volgende zeven ‘hits’.

neck 2

  • De eerste is een foto van de oude molen bij Voorst die bijna 200 jaar in bezit was van de familie van Neck. De molen is afgebroken in de jaren twintig van de vorige eeuw.
  • Nummer twee is volgens het bijschrift een schilderij dat hangt in het Amsterdams Historisch Museum: ‘de anatomische les van Frederik Ruysch’ geschilderd door Jan van Neck (1634–1714)
  • Op nummer drie zien we Prinses Emma in 1924 kunsthandel Neck in Bad Wildungen verlaten.
  • Nummer vier laat koningin Juliana zien die in 1960 een tandartspraktijk bezoekt. De patiënt wiens halve hoofd nog net te zien is, heet volgens het bijschrift Neck, R.V. v.
  • Op nummer vijf is de Watermolen, genaamd De Nekkermolen aan het Noordhollands Kanaal nabij Purmerend, te zien.
  • Nummer zes (de geheel zwarte foto) en nummer zeven zijn dezelfde foto’s. Waar en wanneer de foto is genomen, staat er niet bij vermeld. De reden dat deze foto ook opduikt bij mijn zoekresultaten is het  Engelse bijschrift. “A native Bosun of Serang, blows his whistel to call the crew on deck. Note the life-jacket round his neck. ”  A ha, hij draagt een reddingsvest om zijn nek!

Van het fotogedeelte van het Nationaal Archief moet ik het dus niet hebben, helemaal niet als ik mijn voornaam toevoeg: dan daalt het aantal zoekresultaten naar nul.

Dan maar eens kijken op de site van Delpher. Daar kan je historische kranten bekijken, zo ongeveer van 1660 tot 1993. Als ik daar “Martin van Neck” in type, dan vind ik vier hits.

delpher

Twee advertenties in de NRC uit de rubriek familieberichten: een aankondiging van ons trouwen in 1988 en de geboorte van onze oudste dochter in 1992, een ingezonden brief aan de Volkskrant in  1992 en een inzending van mij voor een soort puzzel in de NRC van 1990.

De brief aan de Volkskrant betrof een reactie van mij op een ingezonden brief van iemand uit Amsterdam die bij had gehouden hoe vaak het regende als hij naar zijn werk fietste. Dat was 10,9%. Toevallig had ik dat ook een tijdje bijgehouden in Den Haag  – ik deed toen ook al veel nutteloze dingen – en kon melding maken dat dit percentage in Den Haag 13,3% bedroeg. Belangrijk om te weten leek me.

volkskrant brief

Tot slot mijn inzending aan de ‘woordopgave’ – puzzel van het NRC in 1990. De opgave luidde: “Bedenk een verkeerde vertaling van een filmtitel.” Mijn inzending – eervolle vermelding – luidde: Casablanca – De Zaak de Wit.

Tot zover mijn terug te vinden sporen in de wereldgeschiedenis tot 1993.

 

De kapper (2)

Begin jaren vijftig woonden mijn ouders in Beilen in Drenthe. Ik was nog niet geboren, dus daar heb ik weinig herinnering aan. Wel ken ik het verhaal dat mijn vader mij een keer vertelde over de dorpskapper van Beilen. Deze had de neiging niet alleen de haren maar ook de oren van je hoofd te kletsen.

Tijdens een van de knipbeurten vertelde hij mijn vader een verhaal over een echtpaar. Hij was de kostwinnaar van het gezin, zij deed het huishouden. De man des huizes wou graag dat zijn vrouw een huishoudboekje bij hield, zodat hij kon zien waaraan het geld werd uitgegeven. Van haar hoefde dat niet zo, maar toch deed zij dat vol plichtbesef en zeer nauwgezet.

000000000 huisvrouw1

Huisvrouw begin jaren vijftig aan het werk; foto Willem van de Poll; Anefo; Nationaal Archief.

Elke maand klopten de uitgaven tot op de cent nauwkeurig met het budget. Ze bleek over een goed hart te beschikken, want ze gaf regelmatig geld aan mensen die het wat slechter hadden dan haar. Maar ook dit hield ze nauwkeurig bij. Dan stond er in het overzicht een post als ‘Aan arme man gegeven: vijftig cent’.

De echtgenoot was dan ook zeer tevreden over de wijze waarop zijn vrouw de administratie bijhield. Totdat hij op een dag een keer las: ”Van arme man gekregen: twee gulden”. Toen pas ging er een lichtje bij hem branden. Zijn vrouw bleek elke keer de post ‘Aan arme man gegeven’ als sluitpost te gebruiken om het overzicht kloppend te krijgen.

Nu had het blad Panorama begin jaren vijftig een lezers-schrijfwedstrijd. Je mocht verhalen uit het dagelijks leven in sturen en als de Panorama jouw verhaal plaatste, dan kreeg je daar tien gulden voor. Mijn vader vond het verhaal over het echtpaar leuk, paste het iets aan en stuurde het op naar de Panorama. Hij won. Panorama plaatste het verhaal en mijn vader kreeg er tien gulden voor.

De volgende keer dat mijn vader bij de kapper kwam, sprak deze hem direct aan. Hij had het verhaal in de Panorama gelezen. “Dat verhaal heb ik jou verteld. Dat heb je van mij.” sprak hij. “Klopt” zei mijn vader. “Maar dan heb ik recht op het geld.” zei de kapper. “Nou”, antwoordde mijn vader, “Ik ben wel degene die het iets aangepast heeft, het opgeschreven heeft en het opgestuurd heeft, maar ik vind wel dat je recht hebt op een bijdrage en daarom heb ik besloten het hele prijzenbedrag verspreid over het jaar bij jou uit te geven – knippen kostte in die tijd één of twee gulden. De kapper knikte tevreden en begon gelijk weer met het vertellen van een verhaal. “Misschien kan je dat ook opsturen” zei hij enthousiast.

Tot zover dit kappersverhaal. Ik was van plan om deze blogpost nu te sluiten, maar er is een onverwachte wending. Ik keek namelijk even op de site van Delpher.nl – daar kan je oude kranten en tijdschriften inzien – om te kijken of ik het verhaal ergens kon terug vinden en zowaar dat lukte. Maar tot mijn verrassing was het niet de Panorama, maar het Algemeen Handelsblad van 6 november 1952 waar ik verhaal aantrof en wel in de rubriek ‘En tenslotte …”

000000000 nrc

Uit het Algemeen Handelsblad d.d. 06-11-1952

Zie hier het hele verhaal zoals dat in de krant stond:

Onlangs vertelden wij van de primitieve boekhouding in een winkeltje-van-alles, waar Rijksaccountants kwamen controleren en een post „D.M.J.W. — ƒ15.—” vonden. Deze konden zij niet verklaren en de oude vrouw die het zaakje dreef bekende eindelijk bijna in tranen dat D.M.J.W. Dat Mag Joost Weten betekende. Dit vertellinkje heeft de pen losgemaakt van een lezer, die uit het huishoudboekje van zijn echtgenote klapt, overigens nadat hij zich van het copyright heeft verzekerd.

„Mijn vrouw”, schrijft hij, „is een model-huisvrouw. Niet alleen wat de practische, maar ook wat de theoretische gang van zaken betreft. Haar budget klopt bijvoorbeeld altijd. Weliswaar is alles altijd op aan het eind van de maand, maar zij heeft dan ook iedere cent verantwoord. Dat doet zij in zo’n ouderwets schriftje, klein formaat, met een harde zwarte kaft en gelinieerd papier. Alle postjes netjes onder elkaar. Ik heb wel eens geprobeerd, in haar eigen belang, haar de beginselen van eenvoudig boekhouden bij te brengen, maar die nam zij niet van mij aan. „Niet nodig”, zei zij „ik schrijf links: 1 pond zout, en rechts: ƒ 0.14 — dan tel ik alle bedragen op en het is in orde.”

„Laatst heb ik eens in dat boekje gebladerd. Ik heb ontdekt dat mijn vrouw behalve lieftallig ook liefdadig is, want bijna Iedere dag vond ik een post: Aan arme man gegeven — en dan een bedrag, waarvoor de arme man zijn gezin een dag zou kunnen voeden. Die post was tussen twee lijntjes in gekrabbeld en ik begon half en half te vermoeden dat mijn lieve echtgenote aan het eind van de maand een aardig sommetje niet thuis had kunnen brengen … Maar goed, dank zij deze frequente arme mannen was haar balans in evenwicht.

Ook in de volgende maand traden voortdurend arme mannen op. Ze begonnen mij een beetje de keel uit te hangen, want per slot van rekening verdien ik het brood voor mijn gezin. Maar ik ben een liberaal man en erken het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw, die ten minste even hard werkt als ik. Aan het eind van haar gecijfer was ik trouwens weer helemaal vertederd. Want het rekenkundig talent van mijn echtgenote bleek niet groot genoeg te zijn om haar tekort gelijkmatig over de arme mannen te verdelen. Zij had de lieden blijkbaar wat te veel toegedacht.
Want ten slotte had zij van haar optelling weer afgetrokken: „Van arme man gekregen — ƒ 5.—“

Eh, wat is hier aan de hand? Dit is overduidelijk het zelfde verhaal waarvan mijn vader vertelde dat hij het bij de kapper had gehoord, het enigszins had aangepast en het naar de Panorama had opgestuurd. Hoe zit dat nu? Hoe komt dit in het Algemeen Handelsblad terecht? Heeft iemand anders het verhaal geschreven en heeft mijn vader het zich in de loop van de tijd al of niet opzettelijk toegeëigend?

Kortom, ik ben in verwarring. Jammer dat er in het Algemeen Handelsblad niet de naam van de lezer bij staat, die het verhaal opstuurde. Was het mijn vader of was het  iemand anders?

Als ik het verhaal lees, dan heb ik echter het vermoeden dat mijn vader de lezer is die het heeft opgestuurd. Allereerst was het Algemeen Handelsblad de krant die mijn ouders lazen. Ook de datum – 6 november 1952 – klopt. Dat is in de tijd dat mijn ouders in Beilen woonden, de tijd dat mijn vader volgens eigen zeggen het verhaal van de kapper had gehoord. Dan is er het boekhoudkundig aspect. Het verhaal is zo te lezen duidelijk geschreven door iemand die verstand van boekhouden heeft. Mijn vader was in die tijd leraar Handelswetenschappen en Boekhouden.

Er is ook een ding dat niet klopt. Het verhaal wordt verteld vanuit de positie van de echtgenoot. Mijn vader had het echter van horen zeggen, het was geen eigen verhaal. Maar mijn vader zei dat hij het enigszins had aangepast om het mooier te maken en een verhaal geschreven vanuit de ik-persoon is natuurlijk een veel leuker verhaal.

Maar veruit de belangrijkste reden dat ik denk dat mijn vader de lezer is die het verhaal naar het Algemeen Handelsblad heeft opgestuurd, is de stijl van schrijven. Dat is precies de stijl van schrijven die ik van hem ken uit verhalen voor clubbladen van voetbalclubs en voor plaatselijk krantjes. (Tussen haakjes, als u zich afvraagt, van wie ik al die ongein heb, van mijn vader dus.)

Maar goed – het blijft een gok – als mijn vader de lezer is die het heeft opgestuurd naar het Algemeen Handelsblad, hoe zit het dan met het verhaal van mijn vader dat hij het naar de Panorama heeft gestuurd, er een tientje mee won en dat de kapper er vervolgens een deel van wou hebben? Klopt dat dan wel? Ik weet het uiteraard niet zeker, maar het zou kunnen dat  ook het kappersverhaal toch waar is.

De reden dat ik dit denk, is namelijk dat er een beetje vreemde zin in het inleidende verhaal in het Algemeen Handelsblad staat. “[…] Dit vertellinkje heeft de pen losgemaakt van een lezer, die uit het huishoudboekje van zijn echtgenote klapt, overigens nadat hij zich van het copyright heeft verzekerd.” Waarom zou een lezer dat laatste doen? Tenzij hij van plan was om het ook ergens anders heen te sturen (of al had gedaan) zoals voor de Panorama-wedstrijd.

Maar goed, hoe het nu daadwerkelijk zit en wie wat heeft geschreven, weet ik dus niet. Mijn ouders leven beide al lang niet meer en aan hen kan ik het dus niet vragen. Maar iemand kan je dertig jaar later dus nog steeds verrassen.

De dokter als detective

Sinds gisteren is Roodeschool niet meer het meest noordelijke treinstation. De Hogelandlijn van Groningen naar Roodeschool is nu doorgetrokken naar Eemshaven. Het Journaal en diverse kranten besteedden er aandacht aan.

De verhalen deden me denken aan een verhaal dat wijlen mijn schoonvader mij eens vertelde. Hij was in de jaren vijftig en zestig huisarts in Uithuizen. Op een gegeven moment kreeg hij steeds meer patiënten langs met een bepaalde ziekte. Ook zijn collega’s in Winsum en Roodeschool zagen een grote toename van het aantal patiënten met die ziekte. Ze gingen in overleg en kwamen tot de conclusie dat er vermoedelijk ergens in het Groninger Hogeland een patiënt X moest rondlopen die de bron van dit alles was en voor de besmetting zorgde.

Maar waar die te vinden? Het viel de dokter-detectives op dat er onder de patiënten relatief veel middelbare scholieren zaten. Die groep werd daarom uitgebreid geanalyseerd. Ze woonden niet in dezelfde plaats. Ze bleken ook niet op dezelfde middelbare school te zitten. Ook gingen ze niet naar dezelfde uitgaansgelegenheden of deden aan dezelfde sport.

Het leek een groot raadsel totdat ontdekt werd dat ze allemaal in Groningen op een middelbare school zaten en elke dag met de trein heen en weer reisden. Misschien reisde patiënt X ook wel elke dag met die trein. Een onderzoek onder de treinreizigers leverde inderdaad patiënt X op. Het was de conducteur van het lijntje naar Roodeschool.

Tja, het Hogeland. Ede Staal zou zeggen: “t Is de lucht achter Oethoezen / ’t Is ’t torentje van Spiek /  ’t Is de weg van Lains noar Klooster / En de Westpolder langs de diek

ede staal

Quatsipop

Aan de muur in onze “studeerkamer” – er wordt hier overigens al jaren niet meer gestudeerd; alleen dit soort stukjes getikt –  hangt een  foto van de oude watermolen van Voorst. Het ding bestaat al geloof ik zo’n 80 jaar niet meer maar vroeger, zo’n honderd jaar geleden, zag hij er zo uit.

00000000 molen voorst

De molen ziet er al behoorlijk vervallen uit. Het gaat me hier echter niet om de molen  maar om de man die rechts op de foto te zien is. Dat is Gerrit Jan van Neck, geboren in 1876. Hij was op dat moment molenaar van beroep. Later werd hij caféhouder. De man is mijn opa van vaderszijde.

Ik heb hem nooit gekend. Hij overleed in 1948, zeven jaar voordat ik werd geboren.  Als ik zo naar die foto kijk, dan zie ik een wereld van verschil. Het zou zo maar eens kunnen dat opa van Neck op dat moment er niet bij stil heeft gestaan dat bijna 100 jaar later de foto in een blog van zijn kleinzoon op internet zou verschijnen.

Zoiets geldt natuurlijk ook voor mij. Misschien staat er over honderd jaar wel ergens een hologram van mij in de quatsipop.  Wat quatsipop is weet ik niet, net zomin als opa van Neck honderd jaar geleden wist wat internet was.