Ajax – Liverpool 1966 en de spionkop

Vanavond speelt Ajax in de halve finale van de Champions League uit tegen Tottenham Hotspur. ‘Heel Nederland’ hoopt op een memorabele wedstrijd van Ajax.  In 2008 verscheen mijn boek ‘Heel Nederland is van Streek’. Dat was een voetbalboek met allerlei nutteloze voetbalverhalen.

Eén van die verhalen betrof de legendarische mistwedstrijd die Ajax in 1966 tegen Liverpool speelde, gecombineerd met het verhaal hoe de beroemde ‘Kop-tribune’ van Liverpool aan zijn naam kwam. Omdat ‘Heel het land is van Streek’ al tien jaar lang niet meer verkrijgbaar is en omdat Ajax vanavond hopelijk weer een legendarisch wedstrijd speelt, hierbij nog een keer dat verhaal.

De Mistwedstrijd Ajax-Liverpool uit 1966 (plus: Hoe ‘The Kop’- tribune in Liverpool aan zijn naam komt.)

Op 7 december 1966 speelde Ajax een Europacup wedstrijd tegen Liverpool. Het zou een beroemde wedstrijd worden. Liverpool was de grote favoriet. Het was de kampioen van Engeland, het land dat een paar maanden eerder wereldkampioen voetballen was geworden. Ajax was een nog onbekende ploeg in opbouw met een nog jonge Johan Cruijff, hij was nog maar 19 jaar oud, in de gelederen. De andere grote ster van Ajax uit die tijd, Piet Keizer, ontbrak die avond, hij was geblesseerd.

Wat de wedstrijd vooral zo legendarisch maakte, was de mist. Ajax – Liverpool werd in de dichte mist gespeeld. Het grootste gedeelte van de toeschouwers kon nauwelijks iets zien. Toen na drie minuten debutant Cees de Wolf, de vervanger van Piet Keizer scoorde, hadden de toeschouwers achter het doel van Ajax-keeper Gert Bals pas door dat er was gescoord toen het geluid van juichende toeschouwers als een soort wave hun vak bereikte. Een deel van de toeschouwers was overigens nog druk bezig met het aanmoedigen van Piet Keizer door middel van de kreet ‘Pietje, Pietje’. Zij hadden door de mist nog niet gezien dat Keizer niet meedeed.

000 mist 0000Cees de Wolf (nummer 11) scoort de 1-0; foto Nationaal Archief; fotograaf onbekend

000 mist 2De spelers en het publiek juichen nadat Cees de Wolf heeft gescoord. Pas toen beseften de toeschouwers achter het andere doel dat Ajax had gescoord. Foto Jac de Nijs; Nationaal Archief.

Eigenlijk had de wedstrijd die avond nooit gespeeld mogen worden gespeeld, maar het Olympisch Stadion was met 64.000 toeschouwers uitverkocht en het bestuur van Ajax had dan ook graag dat de wedstrijd doorgang zou vinden, bang als ze waren voor de reacties van het publiek als de wedstrijd afgelast zou worden. Ook Liverpool wou wel spelen omdat ze de zaterdag er op tegen Manchester United moesten voetballen en een dag uitstel van de wedstrijd kwam hen daarom ook slecht uit. De Italiaanse scheidsrechter Sbardella werd vervolgens door de bekende Nederlandse scheidsrechter Leo Horn, die namens Ajax als scheidsrechtersbegeleider optrad, overgehaald om de wedstrijd door te laten gaan, met als argument dat staande op de middenlijn de beide doelen zichtbaar zouden zijn.

000 mist 0Scheidsrechter Sbardella, vierde van links, voorafgaand aan de wedstrijd; tweede van rechts Leo Horn, derde van links Ajax-voorzitter Jaap van Praag. Foto Jac de Nijs; Nationaal Archief.

Misschien kon de scheidsrechter beide doelen net zien, de meeste toeschouwers beslist niet.

000 mist 1Cruijff in de aanval. Ergens in de mist moet aan de overkant het andere doel zich bevinden; Foto Jac de Nijs; Nationaal Archief.

Over deze wedstrijd doen vele verhalen de ronde, de een nog mooier dan de andere, maar lang niet allemaal waar. Zo is bijvoorbeeld het verhaal dat Bill Shankly, de toenmalige manager van Liverpool, Ajax niet van tevoren had bekeken, omdat dat clubje toch niets kon zijn, niet waar. Hij had wel degelijk een wedstrijd van Ajax bezocht om het team te kunnen analyseren. Op 20 november 1966 bekeek hij namelijk Ajax – Telstar. Na afloop werd Shankly om zijn mening over de wedstrijd gevraagd. Hij prees vooral Telstar.

000 mist

Bill Shankly, de kleine man tweede van links, voorafgaand aan de wedstrijd

Wat wel waar is het verhaal dat Sjaak Swart vlak voor rust het veld uit liep. Hij had een fluitje gehoord en dacht dat dat het rustsignaal was. Toen hij de catacomben wou binnen lopen, kwam hij een bestuurslid tegen die hem verbaasd vroeg wat hij daar kwam doen. “Nou, het is toch rust”. Swart kreeg te horen dat ze nog bezig waren en dat hij als de donder weer het veld in moest. Hij holde het veld op, kreeg direct de bal toegespeeld, dribbelde naar de achterlijn en uit zijn voorzet werd de 4-0 gescoord. De scheidsrechter had helemaal niet gemerkt dat Swart even van het veld af was geweest. Evenmin zag hij dat tijdens de wedstrijd Shankly af en toe gewoon het veld inliep om zijn spelers aanwijzingen te geven. Het hielp niet. Ajax won de mistwedstrijd uiteindelijk met 5-1.

000 mist 3

Terug in Engeland verklaarde Shankly in een discussie met een groepje supporters van de Spion Kop, die kwamen vragen hoe dit nu allemaal zo had kunnen gebeuren, dat het zaakje in Engeland wel recht gezet zou worden. Een nulletje of zeven of zo. De keeper van Ajax, Gert Bals, was buitengewoon zwak zei hij, die zou bij Liverpool nog niet eens in aanmerking komen voor het twaalfde team.

Piet Keizer deed tijdens de uitwedstrijd weer mee, Cruijff scoorde twee keer en keeper Gert Bals keepte, zoals de supporters van de Spion Kop pal voor hun neus konden zien, een dijk van een wedstrijd. De return eindigde in een 2-2 gelijkspel.

000 mist 0014 december 1966: Liverpool – Ajax 2-2-; Johan Cruijff soleert door de defensie van Liverpool; foto Ron Kron; Nationaal Archief

0000 spionkopDe oude Spion Kop tribune van Liverpool in 1983; foto Steve Daniels; Wikipedia

Wat veel supporters van de Spion Kop waarschijnlijk niet wisten, was dat hun befaamde tribune haar naam te danken had aan een andere roemruchte gebeurtenis in de dichte mist, namelijk een veldslag tijdens de Tweede Boerenoorlog in Zuid-Afrika.

De Tweede Boerenoorlog was een oorlog tussen de Afrikaners (afstammelingen van Nederlandse kolonisten) en het Britse Rijk. De oorlog, die duurde van 1899 tot 1902, werd gewonnen door de Engelsen en zou een einde maken aan het bestaan van de Boerenrepublieken Transvaal en de Oranje Vrijstaat. In de oorlog vochten overigens 2.000 Nederlanders als vrijwilliger mee met de Boeren.

In het begin van de oorlog waren er enkele successen voor de Boeren, zoals de veldslag op de Spionskop. Deze vond plaats op 23 en 24 januari 1900. De Boeren omsingelden in die periode een plaats genaamd Ladysmith, 230 km ten noordwesten van Durban en 365 km ten zuiden van Johannesburg. Een Britse legermacht van ongeveer 1700 man werd er op uitgestuurd om de Engelsen in Ladysmith te ontzetten. Vlak voor Ladysmith lag een viertal heuvels: Goenkop, Conical Hill, Spionkop en Twin Peaks, samen de Drakenbergen genaamd. Wie deze heuvels beheerste, had controle over de toegang tot Ladysmith. De Boeren hadden hun stellingen betrokken op Twin Peaks en op Goenkop en een klein deel lag op de Spioenskop, zoals de berg op zijn Zuid-Afrikaans heette. Kop betekent ‘heuvel’ op zijn Zuid-Afrikaans.

000 boerenBoeren op de  Spion Kop heuvel; foto afkomstig uit ‘The Project Gutenberg EBook of With the Boer Forces, by Howard C. Hillegas. 1900’

De Engelsen onder leiding van Generaal-Majoor Sir Edward Woodgate besloten om de Spionkop te bezetten. Dit was de hoogste heuvel en vandaar uit zouden ze de overige heuvels kunnen beschieten. Althans, zo was het plan. In de avond van 23 januari 1900 marcheerden  de Engelsen de 400 meter hoge heuvel op, die op dat moment in de dichte mist lag. Bovenop de top, althans de Engelsen dachten door de dichte mist dat ze op de top zaten, kwamen ze 15 man van het Boerenleger tegen, die verjaagd werden. Eén Boer kwam hierbij om het leven en zijn graf ligt vandaag de dag nog steeds op de Spionkop. De Engelsen groeven zich in, wat door de rotsachtige bodem zeer moeizaam ging. Veel dieper dan 40 centimeter kregen ze hun loopgraven niet uitgegraven.

De volgende morgen trok de mist langzaam op en toen zagen de Engelsen dat ze zich enorm vergist hadden. Ze zaten niet bovenop de Spionskop maar op een valse top, een lager gedeelte van de heuvel. De Boeren op de twee omringende bergen zaten hoger, evenals de gevechtseenheid van de Boeren boven op de echte top van de Spionskop. Zo gauw de Boeren de Engelsen zagen, openden ze het vuur op. De Engelsen genoten in hun ondiepe loopgraven nauwelijks enige bescherming. Hoewel de Engelsen in de loop van de dag nog wel wat kansen kregen op succes tijdens deze strijd, trokken ze zich aan het eind van de dag terug van de Spionskop met achterlating van 332 doden, waaronder generaal Woodgate en 563 gewonden.

000 spionkop 2

Pagina van de site van het Nationaal Archief. De toelichting luidt:  Britse lijken op het slagveld van Spionkop op 23-24 januari 1900, tijdens de vijfde maand van de Boerenoorlog. Deze foto is gemaakt door Van Hoepen (Pretoria) en meegenomen door de Nederlandse ingenieur Martinus Middelberg, werkzaam bij de Nederlands-Zuidafrikaanse Spoorweg Maatschappij; Datum 23 januari 1900″

Een deel van de gewonden werd door het ´Indian Ambulance Corps´ van de berg gehaald. Dit medische team was opgericht door Mahatma Gandhi, die latere geweldloze Indische leider in de strijd om de onafhankelijkheid van India. Maar in die tijd woonde hij in Zuid Afrika en was die dag ook aanwezig op de Spionkop waar hij als brancarddrager fungeerde.

Hoe komt nu een tribune in Liverpool aan de naam Spion Kop? Dit zit zo. Aan het einde van de negentiende eeuw werd voetbal in Engeland steeds populairder. De clubs gingen grote tribunes bouwen. Deze tribunes werden in eerste instantie alleen aan de lange zijkanten van het veld opgericht. De grond die uitgeschept werd om deze tribunes te kunnen bouwen werd achter de doelen gekieperd, waardoor daar kunstmatige heuvels ontstonden. Om de nieuwe zijtribunes te kunnen bekostigen, werden de prijzen van de toegangskaartjes voor de nieuwe zijtribunes verhoogd. Het gewone volk had hier geen geld voor en ging mokkend op de heuvels achter de doelen staan.

De soldaten die op de Spionkop in Zuid-Afrika gevochten hadden en die via havensteden als Liverpool weer teruggekeerd waren in Engeland behoorden tot het gewone volk en gingen bij hun clubs daarom achter het doel op de heuvels staan. Bij Liverpool stonden relatief veel jongens die op de Spionskop hadden meegevochten op de heuvel achter het doel en ter herinnering aan hun gevallen kameraden noemden ze hun heuvel bij Liverpool de Spion Kop. Het was de Liverpoolse krant ‘The Liverpool Echo’ die als eerste over deze bijnaam schreef. Toen tijdens het seizoen 1905- 1906 ook een nieuwe tribune op de heuvel werd gebouwd, stelde een zekere Ernest Jones voor om van deze bijnaam de officiële naam van de tribune te maken, dit als eerbetoon voor de Britse soldaten die gesneuveld waren op de Spionkop in Zuid-Afrika. De voetbalclub Liverpool nam dit idee over en de tribune kreeg de naam Spion Kop.

In 1924 werd de Spion Kop overdekt. In 1977 kwam er een afrastering voor de tribune om te voorkomen dat fans het veld op konden lopen. Deze afrasting werd na de ramp van Hillsborough in 1989, waarbij 96 Liverpool-fans tegen de afrastering van het Hillsborough-stadion in Sheffield werden doodgedrukt, weer weggehaald. Tevens verordende de Engelse voetbalbond dat voetbalstadions voortaan alleen nog maar tribunes met zitplaatsen mochten hebben. In mei 1994 werd daarom de oude legendarische Spion Kop afgebroken en vervangen door een nieuwe tribune met alleen zitplaatsen. Na de laatste match van Liverpool tegen Norwich City aan het einde van het seizoen 1993-1994  hielden de fans als eerbetoon aan The Kop een ‘stay-behind’. De supporters op de Kop wilden niet naar huis. Deze keer waren het niet de Boeren maar de politie en stewards die er aan te pas moesten komen om de Spion Kop te ontruimen. Alleen ging dat heel wat vreedzamer dan 94 jaar eerder.

 

 

Een talenwonder

In de Volkskrant verscheen vrijdag een artikel over een promotieonderzoek van cognitiewetenschapper Johanna de Vos naar de studieresultaten van 118 Nederlandse eerstejaars studenten psychologie aan de Radboud Universiteit.  87 studenten deden de opleiding in het Nederlands en 31 in het Engels. Het bleek dat de studenten die les kregen in het Nederlands gemiddeld een half punt hoger scoorden dan de studenten die de lessen in het Engels volgden (7,23 versus 6,68).

De aantallen, zeker van de Engelstalige groep, zijn niet zo groot, dus ik vraag me wel af of de uitkomst echt significant is, maar volgens de onderzoekster was dit het geval, dus dat zal dan wel; het is tenslotte een promotieonderzoek. Of het gebruik van Engels de oorzaak van het verschil in cijfers was, kon de onderzoekster echter niet zeggen. Er kunnen andere oorzaken zijn (zie daarvoor het artikel). Zoals een echte wetenschapper dan zegt: hier is meer onderzoek voor nodig.

Voor wat mij betreft zou een college in het Engels of in het Nederlands absoluut niets uit maken. Ik ben nu eenmaal een talenwonder. In Nederland zijn er naast mij geloof ik nog drie andere mensen die vreemde talen net zo goed beheersen als ik. De ene is mijn tweelingbroer die u kent onder de naam Ivo Niehe, de tweede is Eurocommissaris Frans Timmermans en de derde is minister Sigrid Kaag.

Ik spreek bijvoorbeeld voortreffelijk Nederlands, Engels, Duits en Frans en daarnaast nog eens 6906 andere talen niet. Hoewel als ik heel eerlijk ben, moet ik dit toch enigszins nuanceren. Mijn Nederlands kan iets beter. Zo liet mijn uitgever mijn manuscript voor de Titanic bijvoorbeeld corrigeren door iemand wiens Nederlands net iets beter was dan dat van mij en zoals deze Yvette schreef: “Ik heb er veel werk aan gehad, en hoop dat de tekst er flink van opknapt.”. Zie hier bijvoorbeeld één van de door haar gecorrigeerde pagina’s.

00o scriptEn dit was dan nog één van mijn betere pagina’s.

Ook mijn Engels kan iets beter. Zo gleed de oudste dochter een keer tijdens een vakantie in Amerika bij een wandeling in het Yosemite National Park uit over een gladde steen en hield daar een bloedende knie aan over. Toen een Amerikaan vroeg wat er gebeurd was, antwoordde ik “She slept on a stone.” De dochters hadden dan ook liever niet dat ik iets in het Engels zei.

Voor wat betreft het Duits, die taal kan ik daadwerkelijk heel goed verstaan. Dat komt omdat ik vroeger altijd op de Duitse tv naar het voetballen keek. Woorden als Fallrückzieher (omhaal) en Ecke (hoekschop) zijn appeltje-eitje voor mij (en nee dat noem je op zijn Duits niet ‘apfle-ei’ maar ‘ein Spaziergang’. Ook keek ik altijd met mijn ouders naar Duitse krimi’s zoal Derrick (“Harry, hol mal den wagen”), der Alte en Tatort. Zelfs allerlei dialecten kan ik daardoor volgen. (Bij Tatort zat vaak een Weense commissaris.). Maar andersom, mijn Nederlands – Duits dus, is ‘ehrlich gesagt’ een stuk minder.

Dan het Frans. Dat is eigenlijk nooit verder gekomen dan middelbaarschoolniveau en dat is ook nog eens ver weg gezakt. Opmerkelijk genoeg hadden wij ruim vijftig jaar geleden geen Engels maar wel twee keer een uurtje Frans per week in de hoogste klas van de lagere school. Deelname was vrijwillig maar o wee als je niet mee deed. Daardoor zaten we twee dagen per week al om half acht op school om Frans te leren. “Un, deux, trois, voice mon frère François, quatre, cing, six, voila ma soeur Alice” Dat soort rijmpjes  moesten we dan opdreunen.

Ook het liedje “Alouette, gentille alouette, Alouette, je te plumerai. Je te plumerai la tête. Et la tête! Et la tête! Alouette, Alouette […]!”zongen wij enthousiast mee. Wisten wij veel dat het ging over een leeuwerik die helemaal kaal werd geplukt  (zijn hoofd; zijn snavel; zijn ogen; zijn nek enzovoorts). Hadden we dat geweten, dan waren onze kinderzielen behoorlijk beschadigd geweest.

Enfin, dit allemaal overziend, zou het best wel eens kunnen dat ook ik bij een Engelstalig college een lager cijfer zou scoren dan in het geval dat het vak in het Nederlands werd gegeven. Maar zoals Voltaire ooit eens zei: “De mooie fouten van een genie zijn mij meer waard dan de keurige en koude taal van een academisch purist.”

 

 

Een wandeling naar de ANWB

Mijn wandelschoenen hebben het gehad. Zelfs de schoenmaker zag er geen omzet meer in. Einde verhaal dus (van de schoenen, niet van deze blogpost).

Mijn wandelschoenen had ik een paar jaar geleden gekocht in de ANWB-winkel in het hoofdkantoor van de ANWB in Den Haag. Omdat de schoenen wel lekker zaten, besloot ik gisteren om naar de ANWB-winkel te wandelen. Misschien hadden ze mijn schoenen nog wel in het assortiment. Het was wel lekker weer voor een wandelingetje. Ok, normaal koop je dus eerst wandelschoenen en ga je daarna wandelen, maar het kan ook andersom.

Ik liep eerst door wat wijken van Den Haag, daarna door wat landgoederen op weg naar de ANWB. In een slootje in de buurt van het Louwman-museum zag ik een moedereend. Ze was vergezeld van één klein eendje. Het beestje probeerde zo dicht mogelijk bij zijn moeder te blijven.

00 eend

Eenden broeden zo’n zes tot tien eieren uit, maar een hoop jonge eendjes halen de eindstreep niet – de formule 1 liefhebbers zouden zeggen: waarschijnlijk hebben die een Renault-motor. Deze moedereend was er dus al een hoop kwijt.

De moedereend maakte wel een erg beschermende indruk. Even tussendoor, wist u dat als de jongen in gevaar komen de moedereend zich vaak gaat gedragen alsof zij is aangeschoten. Ze gaat dan klapperen met haar vleugels zodat het lijkt alsof ze niet meer kan vliegen in de hoop dat de vijand achter haar (het grotere hapje) aangaat om de vijand zo bij de jonge eendjes weg te lokken. Maar goed, mocht deze moedereend deze tactiek ook hebben toegepast, dan niet met zoveel succes.

Aangekomen bij de landgoederen Oosterbeek en Clingendael zag ik veel mensen hun hond uitlaten. Het viel me op dat de honden er in twee maten waren: of het waren kleine hondjes of het waren heel grote honden. Aan een tussenmaat werd niet gedaan. Eén dame droeg haar hond (een kleintje) in haar armen. Toen ik zei “Zo kan je een hond natuurlijk ook uitlaten” zei ze dat ze dit deed, omdat ze vlak bij haar auto was en niet wilde dat de hond nog vies zou worden. Ok, snap ik.

Er stonden links en rechts ook diverse bordjes voor de honden. Deze snapte ik wel, niet poepen hier.

00 bord poepen 2

De vraag is natuurlijk waar dan wel? Maar met het volgende bord had ik wat meer moeite. Het toonde het achterste deel van een hond, een plus-tekentje, en het voorste deel.

00 bord dierenambulance

Bedoelen ze daarmee te zeggen dat als je hond uit elkaar valt dat je dan beide delen aan de dierenambulance moet mee geven?

Opeens sprak een vrouw met een hond mij aan. Was ik niet Martin die vroeger bij de KPN had gewerkt? Inderdaad, we bleken ruim twintig jaar geleden allebei  bij de automatiseringsclub van KPN te hebben gewerkt (maar niet op dezelfde afdeling). Ze zei haar naam, maar het zei me niks meer.  Mijn geheugen gaat er niet op vooruit.  Zij wist daarentegen zelfs nog in welke straat ik woonde. Daar fietste ze vroeger wel eens door heen op weg naar ouders. Die waren inmiddels al lang verhuisd, dus ze kwam er niet meer. We praatten een tijdje over vroeger en bij het afscheid zei ik ‘Tot over twintig jaar dan maar weer.”

Na een tijdje bereikte ik het ANWB-hoofdkantoor. Volgens een bord op de parkeerplaats bevond ik me op nog maar 3 km afstand van De Bilt. Ik had dus behoorlijk wat meer gelopen dan dat ik van plan was.

00 bord anwb

Uiteraard hadden ze in de winkel mijn schoenen niet meer. Ik zag verder niks van mijn gading en onverrichte zake keerde ik huiswaarts. Op de terugweg zag ik moedereend en haar kleintje weer.  Het kleintje, twee uur ouder nu,  waagde zich nu iets verder van zijn moeder af. Was dat wel verstandig?

00 eend 2

Tot zover een dagje wereldnieuws.

Een mislukte safari?

Toen wij maandag door Noordwijk fietsten, kwamen we voorbij een groot huis. Een Porsche op de oprit en twee garages. De meest opvallende auto stond echter in de tuin. Wat is het? Een kunstwerk of een herinnering aan een mislukte safari?

00 safari

Naar de bollen

De Keukenhof kende dit paasweekend een topdrukte. Gemiddeld bezochten zo’n 50.000 mensen per dag het park. Ter vergelijking: het Rijksmuseum, dat alleen ‘De anatomische les’ van Nicolaes Tulp als tulpenattractie had, moest het doen met ‘slechts’ 8.000 bezoekers .

Op een gegeven moment was de Keukenhof per auto niet meer bereikbaar.  Mensen werden opgeroepen om weg te blijven. En was je wel op tijd van huis gegaan, dan had je toch nog een probleem, je kon er nauwelijks meer weg komen.

0 bollen tweet

Zelf waren we toevallig ook in de buurt maar dan wel op de fiets.  We waren eerst naar de Wassenaarse Slag gefietst en vervolgens door de duinen naar Katwijk en Noordwijk en vandaar naar Noordwijkerhout waar we een wandeling op een landgoed hebben gedaan.

0 bollen lanfgoedHet was hier iets minder druk dan bij de Keukenhof.

De Keukenhof stond niet op het programma maar we hebben toch wel een hoop tulpen gezien. Terug fietsten we namelijk niet via de duinen, maar “binnendoor”.  We kwamen langs een aantal bollenvelden en zagen daar een hoop toeristen, die er waarschijnlijk niet in geslaagd waren om de Keukenhof te bereiken, door de bollenvelden lopen.

0 bollen 11Het meisje bekijkt de tulpen; de jongen zijn mobiel. Het was waarschijnlijk haar idee om hier heen te gaan.

0 bollen 001Moeder met schattig dochtertje die bloempjes plukken (dat mocht hier overigens.) 

Niet alle tulpenboeren zijn blij met de mensen die de tulpenvelden in lopen. Het kan behoorlijke wat schade geven.  Er staan op sommige plaatsen tegenwoordig dan ook ‘borden’ met het verzoek om niet de velden in te lopen.

0 bollen 6

Dit Aziatisch gezin hield zich keurig aan het verzoek.

0 bollen 7

Maar dat gold lang niet voor iedereen.

0 bollen 000

Het is overigens helemaal niet nodig om de velden in te lopen om tulpenfoto’s te maken. Deze zijn allemaal (door Marianne) gemaakt aan de rand van het veld.

0 bollen 2Keurig op een rijtje

0 bollen 4

0 bollen 3Verdwaalde gele tulp

0 bollen 000011

0 bollen 00001

0 bollen 0000

0 bollen 9

Deze laatste tulpen waren bijna twee meter hoog. Je kon er dan ook  nauwelijks boven uit kijken.

Al met al een kleurrijk dagje.

 

 

 

 

 

Het is weer lente

Het is weer lente of zoals Herman Gorter het in zijn ellenlange gedicht ‘Mei’ schreef: ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’.

Ach, had Gorter zich maar beperkt – schrijven is schrappen – tot deze beroemde eerste zeven woorden van zijn gedicht, dan hadden veel meer mensen het hele vers kunnen opzeggen, maar hij moest zonodig 4381 versregels schrijven. Ik heb wel eens geprobeerd om het gedicht helemaal te lezen. Niet door heen te komen.

1 lente gorter

Maar de eerste regel die staat.  Dat is een klassieker in de Nederlandse literatuur geworden.

Ik ken mijn beperkingen. Daarom de lente in zeven foto’s.

1 lente eend

1 lente schaap

1 lente vogel

1 lente ooievaar

 

1 lente rund 2

1 lente rund

1 lente weg

p.s. Er zijn nog een aantal Nederlandse gedichten die, net als de Mei van Gorter, vooral bekend zijn door één regel uit het gedicht. Tien voorbeelden:

  • ‘Denkend aan Holland zie ik brede rivieren traag door oneindig laagland gaan’ – Hendrik Marsman
  • ‘Tussen droom en daad staan wetten in den weg en praktische bezwaren’ –  Willem Elsschot
  • ‘Alles van waarde is weerloos’ – Lucebert
  • ‘Jantje zag eens pruimen hangen, o! als eieren zo groot’ – Hiëronymus van Alphen
  • ‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’ –  Martinus Nijhoff
  • ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen’ – J.J. Slauerhoff
  • ‘Mijn moeder is mijn naam vergeten, mijn kind weet nog niet hoe ik heet’ – Neeltje Maria Min
  • ‘Waar werd oprechter trouw dan tussen man en vrouw ter wereld ooit gevonden?’ – Joost van den Vondel
  • ‘Een cel is maar twee meter lang en nauw twee meter breed, wel kleiner nog is het stuk grond, dat ik nu nog niet weet, maar waar ik naamloos rusten zal, mijn makkers bovendien, wij waren achttien in getal, geen zal den avond zien’. – Jan Campert
  • ‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten’ – Willem Kloos

Op naar de zomer nu.

 

 

 

Muziek om bij dood te gaan

Ik zie er blijkbaar slecht uit. Laatst vroeg Marianne al een keer wat voor een muziek ik bij mijn begrafenis wilde en vorige week vroeg één van de dochters dat ook al. Wat weten ze meer dan ik?

Ook Amnesty International houdt al rekening met mijn overlijden. Die sturen mij brieven waarin ze mij op de mogelijkheid wijzen om hun organisatie in mijn testament op te nemen. Moeten ze vooral doen zeg, zulke brieven sturen. (Dat doen ze waarschijnlijk omdat ik al 45 jaar lid ben. Die denken natuurlijk dat ik stokoud ben, maar ik was gewoon heel jong toen ik lid werd.)

Maar goed, de muziek bij je begrafenis is natuurlijk wel iets om van te voren even over na te denken. Eigenlijk is het jammer dat je zelf niet bij je eigen begrafenis kan zijn. Ok, je bent er natuurlijk wel bij, maar dat is toch anders. Tja, wat voor een muziek moet het zijn? Ik moet er in ieder geval wel zelf iets mee hebben. Gelukkig, heb ik wat ideeën. Familie, noteren jullie even?

Allereerst het laatste nummer – hopelijk is dit niet te verwarrend voor mijn familie; ik ken ze een beetje – het laatste nummer dus dat gespeeld moet worden is een makkelijke keuze – easy question –  ‘Imagine’ van John Lennon.

0 imagine

Op YouTube staan meerdere versies. Bovenstaande versie (op het plaatje klikken om naar YouTube te gaan) lijkt me wel een mooie. De muziek begint hier namelijk pas na zo’n veertig seconden. Eerst hoor je het  geluid van voetstappen en het geluid van fluitende vogeltjes. Kan er door de zaal nog even gehoest en gekucht worden. U ziet, ik denk met u mee.

Ook moet er natuurlijk wat romantisch gedraaid worden. Mijn keuze valt dan op ‘Unchained Melody’. Dat nummer is door meer dan 1500 mensen opgenomen, maar ik wil de uitvoering van de Righteous Brothers, en dan nog specifiek de live-uitvoering. Die is beter dan de studio-opname. (U ziet, ik ben een echte kenner.)

0 Unchained melody

Overigens heten de Righteous Brothers helemaal geen Righteous, zijn het ook geen broers en is het nummer een solo optreden van één van de twee ‘broers’.

En voor wat het lied betreft, het woord ‘unchained’ komt helemaal niet in de tekst voor. Het nummer heet zo omdat het afkomstig is uit de film ‘Unchained’ uit 1955. (Dat is overigens het jaar waarin ik  ben geboren.) Die film gaat over een gevangene die twijfelt of hij moet ontsnappen om naar zijn vrouw te gaan of niet. Spoiler alert: hij ontsnapt uiteindelijk niet. (Ik zal binnenkort wel eens een blogpost over dit nummer schrijven.)

‘Unchained Melody’ van de Righteous Brothers is overigens typisch een begrafenislied. Zie hier  bijvoorbeeld wat reacties op YouTube.

0 Unchained melody 2

Begrafenisondernemer Yarden houdt overigens een top 10 bij van de meest gedraaide nummers in Nederland tijdens begrafenissen,

0 top tien

Er staan twee nummers op (van Frans Bauer en Rob de Nijs) die ik zelfs helemaal niet ken.

Maar goed, verder dus. Mijn begrafenis mag ook wel een vrolijke noot – letterlijk dus – hebben. Ik zat hiervoor te denken aan de kraker ‘Go Ahead is niet te kraken van Co Hagedoorn. Een lekkere meezinger voor de zaal. Voor wie dit nummer uit 1967 – op de achterkant van de single staat het meesterwerk ‘Deventer Koek’ ; “Deventer, je koek is zo fijn; dat is wel iets om heel trots op te zijn” – niet kent, kan hieronder oefenen.

0 Go Ahead is niet te kraken

Verder reken ik er een beetje op dat de sprekers alleen mijn goede eigenschappen zullen vermelden. (“Wanneer iedereen u prijst is uw begrafenis aan de gang” – Julien de Valckenaere).  Als iedereen het alleen maar over mijn goede eigenschappen heeft, dan moet er nog ruimschoots genoeg tijd zijn voor nog een nummer. Ik weet echter nog niet precies welke. ‘The Rose van Bette Middler, en  ‘Het Dorp‘ van Wim Sonneveld. Daar moet ik nog even over nadenken. Hoewel, doe maar beide. Ik heb toch de tijd.

Hoewel, ik weet nog een beter nummer, namelijk de plaat die in de week van 26 juli tot 1 augustus 2055 op de eerste plaats van de top 40 staat. Waarom dat nummer? (Dat ik nu uiteraard nog niet ken.) Omdat dit het nummer is dat op nummer 1 stond tijdens mijn honderdste verjaardag. Dat is wel iets om later tijdens mijn begrafenis te spelen.

Brand in de Notre-Dame

Ik zal geen primeur hebben met de onthulling dat er gisteren brand was in de Notre-Dame. Duizenden foto’s van de brand staan er inmiddels al op internet. Alleen Google Earth is nog niet bij. Daar is de Notre-Dame nog in al zijn volle glorie te bewonderen. Traag, we zijn al twaalf uur verder. Daar had toch al lang een satelliet een nieuwe foto van kunnen maken?

notre dame google

De tekst bij het rode bolletje op de Google Earth foto is niet goed leesbaar, daarom hier even uitvergroot.

notre dame tekst

De Notre-Dame is een ‘bekende gotische kerk met literaire link‘, aldus Google Maps. Over die omschrijving moet iemand nagedacht hebben. Dat zal beslist geen Fransman zijn geweest. Een ex-collega van mij was ooit eens ergens op vakantie in Frankrijk toen hij aan een Fransman vroeg wat voor een kerk er in de verte stond. Hevig verontwaardigd had de Fransman geantwoord: “Église? Église?? C’est une cathedrale!!!”

Even nieuwsgierig heb ik op Google Maps wat omschrijvingen opgezocht van wat andere bekende gebouwen. De Eiffeltoren is een ‘Toren uit de 19e eeuw van 324 meter hoog en de Golden Gate brug is een ‘Iconisch art-decobrug uit 1937’

eiffel toren golden gate brug

Hier is overduidelijk iemand met een toeristisch gidsje bezig geweest. Kijken we naar Nederland, dan zien we op Google Maps dat de Erasmusbrug een ‘Witte brug met bijnaam ‘De Zwaan” is en dat het het Koninklijk Paleis op de Dam een ‘Sierlijk paleis uit de …” is.

Erasmusbrug koninklijk paleis

Blijkbaar moest de man van Google Earth bij het paleis op de Dam nog uitzoeken uit welke eeuw het paleis stamde en typte hij voorlopig drie puntjes … – dat zoek ik later wel op. Vervolgens is hij het vergeten en nu zitten de Google Maps lezers voor eeuwig met het raadsel uit welk jaar het paleis stamt. (Het is 1655.)

Met de omschrijving van het Witte Huis in Washington heeft Google Maps het in de Nederlandse versie ook moeilijk. Ze kunnen blijkbaar niet kiezen tussen de Nederlandse en de Engelse omschrijving en dan krijg je dit.

witte house

‘The Witte House’ heet de ‘Woning van de president van Amerika’ in Google Street View

En over de bewoner van The Witte House’ gesproken,  die had gisteren nog een advies voor de Franse brandweer – uiteraard zou ik bijna schrijven.

trump tweet

Perhaps flying tankers could be used to put it out.‘ twitterde hij.

Maar het mooiste was zijn slotzin:  ‘Must act quickly!‘ Daar had de Franse brandweer nog niet aan gedacht. Goed dat hij mee dacht.

 

 

 

 

 

 

Een mondeling tentamen

Tijdens mijn eerste studiejaar aan de TH Twente had ik een keer een mondeling tentamen bij professor P. Het ging niet erg goed en dat kunnen we met een gerust hart een understatement noemen. Bij één vraag had ik zelfs de neiging om te vragen of het onderwerp wel tot de tentamenstof behoorde, zo weinig wist ik er van af.

Na afloop van het tentamen vroeg de professor: “En wat denkt u dat u heeft, een onvoldoende of een voldoende?” Omdat ik mijn eigen graf niet wilde graven, zei ik tegen beter weten in. “Net voldoende, een klein zesje misschien?”

Waarop de professor met een ongepast gevoel voor humor zei: ‘En zelfs die vraag heeft u fout beantwoord!”

groucho marxDit is overigens niet professor P. maar Groucho Marx in Horse Feathers (1932)

Dansen op zijn Italiaans

In 2001 gingen we naar Italië op vakantie. De dochters waren acht en zes jaar oud. De autoslaaptrein bracht ons en de auto naar Bologna en vandaaruit reden we naar Toscane. In de auto moesten we de hele tijd naar liedjes van K3 luisteren. Ik kan er zo nog een paar mee zingen. We reden over een tolweg, maar toen we er af reden hoefden we niet te betalen. Er zat niemand in het hokje en de slagboom stond omhoog. De Italianen waren weer eens aan het staken.

De eerste week sliepen we in een Eurocamp-tent op een camping bij Sarteano. De camping lag pal naast het dorp en de faciliteiten werden ook deels door de plaatselijke bevolking gebruikt. ‘Een van de zwembaden is exclusief voor de gasten van de camping’ aldus de juichende Eurocamp-recensie. Wat ook gemeenschappelijk werd gebruikt was de dansvloer van het amfitheater op de camping.

In het weekend kwam de plaatselijke bevolking naar de camping. Om te dansen op het podium van het amfitheater. Van oude dametjes in het zwart gekleed tot de jeugd in jeans. Op Italiaanse volksmuziek deden ze een soort line dancing. De voorste van de groep deed telkens een bepaalde beweging – een stapje naar rechts, een draai naar links, een rare handbeweging; dat soort werk – en de rest volgde het voorbeeld.

dorpelingenDansende dorpelingen, zoals vastgelegd door Peter Paul Rubens omstreeks 1630

Een paar campinggasten waagden zich ook op de vloer en gingen met de groep mee dansen. De dochters wilden graag dat papa en mama ook mee deden. Na lang aandringen, vooral duwen, waagden wij ons ook op de dansvloer. Maar wel helemaal achteraan.

De ‘dansleider’ deed een stapje naar rechts, de groep en wij deden een stapje naar rechts. De dansleider deed een stapje naar links; de groep en wij deden een stapje naar links. De dansleider klapte drie maal in de handen en draaide een halve slag om; de groep en wij klapten drie maal in de handen en draaiden een halve slag om. En toen waren wij dus de voorsten van de groep en daarmee dansleider.

Oeps, dat was niet de bedoeling. Daarvoor stonden we niet achteraan. We deden een stapje naar links; de groep deed een stapje naar links. We deden nog een stapje naar links; de groep deed ook weer een stapje naar links. En na nog twee stapjes naar links stonden we bij het trapje en konden we van het podium af en naar onze kinderen lopen. De groep bleef gelukkig op het podium staan.

Zo, dat was leuk hè” zeiden we tegen de kinderen.

Begonia’s en zwarte gaten

Ik was eerst van plan het vandaag over de groei van onze Begonia Sutherlandii te hebben, beter gezegd over het ontbreken van de groei. Een belangrijk onderwerp – ik schreef er al eerder over (zie hier) – maar er is niks te melden. Ondanks dat ik de plant water geef, zit hij nog steeds in een diepe winterslaap. Ik vraag me af of de plant überhaupt nog wel bestaat. Misschien zit hij diep onder de grond wel gevangen in een zwart gat, en hé, is dat even toevallig, dat is  een mooi bruggetje naar het onderwerp waar ik het vandaag verder over wil hebben, namelijk de foto van het zwarte gat die gisteren werd gepubliceerd.

zwart gatHet gefotografeerde zwarte gat dat zich in  het sterrenstelsel Messier 87 (M87) bevindt. Foto: Event Horizon Telescope collaboration et al.

Nu moet ik zeggen dat de foto een beetje vaag is. Met mijn mobieltje maak ik betere foto’s. Mijn foto van een wit gat die ik in de nacht van 21 januari 2019 heb gemaakt – de foto; niet het gat – is bijvoorbeeld een stuk scherper.

wit gatWit gat; foto Martin van Neck; d.d. 21 januari 2019 om 5.30 uur ‘s morgens

Daar staat tegenover dat het zwarte gat veel verder weg staat dan mijn witte gat. Dat bevindt zich ongeveer ter hoogte van onze maan.

wit gat 2De maan, eveneens gefotografeerd op 21 januari 2019 om 5.30 uur ‘s morgens

Het gefotografeerde zwarte gat daarentegen staat  “Far, far, away” zoals ze dat altijd zo mooi in films zeggen, om precies te zijn op een afstand van 55 miljoen lichtjaar.

Dat is een afstand van 520 340 175 991 940 000 000 kilometer. Ik zei al ‘far, far, away’. Er bevinden zich overigens vele zwarte gaten in het heelal. Sagittarius A*, een zwart gat in ons eigen Melkweg stelsel, staat bijvoorbeeld op een afstand van slechts 25.900 lichtjaar, om de hoek bij wijze van spreken. Echter dat zwarte gat is veel kleiner dan het zwarte gat uit Messier 87 en daarom lastiger te fotograferen.

Strikt formeel is het overigens geen foto wat we zien. Het is een berekende computerweergave van metingen aan fotonen – dat zijn elementaire deeltjes die door acht grote radiotelescopen, verspreid over de hele wereld, tegelijkertijd zijn opgevangen.

We zien overigens niet het zwarte gat zelf. Daaruit ontsnapt immers geen licht. We zien de schaduw van het zwarte gat. Hoe een zwart gat er daadwerkelijk “uit ziet” weten we dus nog steeds niet. Misschien groeien er wel begonia’s op. (Ik denk het niet overigens.)

zwart gat begonia

Het licht dat om het zwarte gat te zien is, is afgebogen licht. Voordat ik nu helemaal onzin ga vertellen, citeer ik even een stukje van Kennislink.

zwart gat

De foto laat een oplichtende ring zien, die wordt veroorzaakt doordat het zwarte gat het licht in zijn directe omgeving sterk buigt. Normaal beweegt licht in een rechte lijn; een zwart gat verfrommelt die rechte lijnen tot zeer kromme banen. Licht draait dichtbij het zwarte gat praktisch rondjes eromheen. De zichtbare ring is het resultaat van een complex samenspel van dat rondcirkelende licht en de sterk gekromde ruimtetijd ter plekke.

De onderkant van de ring is wat helderder, omdat het licht er iets meer in onze richting beweegt. De zwarte regio in het midden is een schaduw van de waarnemingshorizon, daar waar het licht in het zwarte gat verdwijnt.”.

Uiteraard besteedde de NASA ook aandacht aan de zaak. Op hun site staat een foto van Messier 87, het sterrenstelsel waarin het gefotografeerde Zwarte Gat zich bevindt.

zwart gat nasa

Chandra X-ray Observatory close-up of the core of the M87 galaxy. Credits: NASA/CXC/Villanova University/J. Neilsen

Het lijkt wel of op de NASA-foto (in het bovenste kleine blokje) het zwarte gat al te zien is, maar dat zal wel niet, want anders had de NASA natuurlijk al lang met veel ophef de foto van het zwarte gat gepubliceerd. Immers, de foto van het zwarte gat gaat in de toekomst ongetwijfeld een Nobelprijs opleveren.

Dat verklaart wellicht ook waarom de Amerikaan Shep Doeleman, de directeur van het Event Horizon Telescope project dat de foto heeft gemaakt, aanvankelijk weigerde samen te werken met de Duitse astronoom Heino Falcke – hij werkt al jaren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen aan hetzelfde  idee. Over de aanvankelijke weigering van de Amerikaan om samen met hem te werken staat een mooi verhaal in de Volkskrant. Mooi detail, wie op de site van het Event Horizon Telescope project kijkt, ziet bij het verhaal van de foto wel de naam van Doeleman staan maar niet die van Falcke.

Het is overigens een foto uit het verleden, van 55 miljoen jaar geleden, zo lang duurt het immers voordat de fotonen uit Messier 87 de aarde bereiken Of zoals Bert Wagendorp vanochtend in de Volkskrant schreef “Mogelijk is het zwarte gat inmiddels verdwenen, maar in dat geval hebben we gelukkig de foto nog.

Tot slot: de Engelse krant ‘Metro’ bracht de foto van het Zwarte Gat met een heel andere gebeurtenis in verband.

brexit zwart gat

 

Rechtlijnig tekenen

Dat er sprake is van een lerarentekort zal geen ‘breaking news’ zijn. (Tussen haakjes, ik las ergens een stukje op internet van iemand die het had over ‘leraren te kort’. Dat is een heel ander probleem.) Nu hadden we in mijn tijd – ok, dit is ook mijn tijd, ik bedoel mijn schooltijd – ook al een lerarentekort. Het betrof in dit geval een tekort aan leraren boekhouden.

Ik zat in de examenklas van de HBS. Het was het laatste jaar dat de HBS bestond. We hadden een stuk of vijftien vakken. Eén van die vakken was een keuzevak. Je kon kiezen uit tekenen of boekhouden. “Makkelijke keuze” zult u zeggen. Tekenen natuurlijk! Ik koos dus voor boekhouden.

Dat had een tweetal redenen. Ten eerste had en heb ik geen enkel aanleg voor tekenen. Ik had wel de creativiteit om iets te verzinnen, maar absoluut niet de techniek om een idee goed uit te werken. Zie hieronder bijvoorbeeld mijn vis op pootjes.

vis

Voor het geval u denkt “Heeft hij die tekening al die jaren bewaard?” luidt het antwoord: nee, ik heb hem net even in twee minuten tijd op de achterkant van een kladblaadje opnieuw getekend. U ziet, het idee is er, maar de tekentechniek absoluut niet. Nu viel daar nog wel over heen te komen, maar wat veel vervelender was, was dat het vak tekenen uit twee delen bestond, naast gewoon tekenen was er ook het onderdeel ‘rechtlijnig tekenen.’ Dat laatste kon ik absoluut niet.

Bij rechtlijnig tekenen moet je eerst met een potlood, driehoeken en een liniaal een rechtlijnig figuur tekenen en daarna met inkt de lijntjes ‘kleuren’. Daar was ik niet zo goed in om het maar eens voorzichtig te zeggen. Regelmatig viel er een druppel inkt van mijn pen af en als die op je tekening kwam, dan moest je die inktvlek eerst met vloeipapier deppen en daarna het eventuele restant met een scheermesje er af krabben. Het scheermesje was dan ook mijn belangrijkste tekengereedschap.

Ook overkwam het mij wel eens dat – in de zeldzame gevallen dat  ik er in slaagde een lijn met inkt in te kleuren zonder dat ik een druppel van mijn pen liet vallen – dat ik daarna, wanneer ik voorzichtig mijn liniaal van de inktlijn weghaalde, ik een heel spoor inkt mee trok. Nee, rechtlijnig tekenen was niet echt mijn ding.

Ik ging daarom liever boekhouden en bovendien was er een tweede reden om voor boekhouden te kiezen. Er was geen leraar boekhouden. De school kon niemand vinden. Van mijn vader, die ook leraar aan de school was, wist ik dat zo lang de school geen leraar boekhouden kon vinden, de leerlingen die voor boekhouden hadden gekozen het boekhoud-uur vrij zouden krijgen. Dat leek me een buitengewoon aantrekkelijke vooruitzicht en ik koos dan ook enthousiast voor boekhouden.

In december had de school nog steeds geen leraar boekhouden kunnen vinden en helaas moesten na de kerstvakantie de boekhoudleerlingen daarom ook gaan tekenen. Je moest namelijk wel een cijfer voor het keuzevak hebben, anders kon je niet slagen. Het gemiddelde rapportcijfer telde bij het keuzevak als het cijfer voor het eindexamen.

Het creatieve tekenen lukte nog wel, maar het rechtlijnig tekenen was zoals gebruikelijk weer een grote ramp. Van de tekenleraar hoefde ik gelukkig maar één tekening te maken en vlak voor het einde van het schooljaar had ik met veel pijn en moeite de tekening bijna af. Op sommige plaatsen kon je vanwege het vele krabben met mijn scheermesje bijna dwars door de tekening heen kijken.

Op een dag ging ik even wat inkt van mijn handen af wassen. Toen ik bij mijn plek terug kwam, zag ik een jongen de inkt van zijn pen aan mijn tekening afvegen. Verbijsterd staarde ik hem aan. Hij dacht dat het een kladblaadje was en wou even zijn pen schoonvegen. Nee, dat was geen kladblaadje, dat was mijn nette tekening,  stamelde ik.

De leraar kwam er bij. Ik legde uit wat er was gebeurd. Hij keek naar de inktvlekken. Daar viel niet meer tegen aan te krabben. Dat was een probleem zei de leraar. Van de Rijksgecommitteerde moest hij van elke leerling minstens één tekening kunnen laten zien. Hij zou me wel even helpen.

Hij pakte een nieuw blad. Snel hij zette met potlood een figuur op en begon de lijntjes met inkt in te kleuren. Af en toe gaf hij mij de pen, want er moest wel een stukje eigen werk in zitten. Bij het eerste lijntje dat ik trok, viel er prompt een druppel inkt van mijn pen af. Mooi, dat stukje eigen werk is goed te zien sprak de tekenleraar bemoedigend.

Uiteindelijk kwam de tekening af. De leraar gaf mij er een zes voor. Een mooi cijfer vond ik.

 

 

Kinderen die het beste met je voor hebben

Op de site van de NRC stond vandaag dit leukje Ikje geschreven door Thea Brüggen.

Als remedial teacher op een basisschool word ik de laatste tijd geregeld voor de klas gezet om zieke of overspannen collega’s te vervangen. Deze keer is groep 3 aan de beurt. De leerlingen zijn in de week daarvoor al een hele dag naar huis gestuurd omdat er niemand beschikbaar was. Daar hebben ze duidelijk erg van genoten. Als ik tijdens het rekenen aan ze vertel dat ik wel een tijdje hun juf zal blijven, zegt een leerling hoopvol: „Maar jij kunt toch óók ziek worden?” Ik zeg dat ik hen moet teleurstellen. Ik ben namelijk nooit ziek. De hele klas kijkt me stomverbaasd aan. Ze kunnen zich er niet bij neerleggen, want ik hoor een andere leerling zeggen: „Maar je bent best oud, kun je dan niet doodgaan?”

Dit doet me denken aan die keer dat ik op het schoolplein stond te wachten op de jongste dochter. Ze zat in groep 2. Marijke wilde graag een hond maar dat kon niet. Ik was allergisch voor hondenharen. Blijkbaar had de dochter de reden waarom ze geen hond mocht op school verteld, want toen de school uitging kwam een meisje uit Marijke’s klas op me aflopen.

Vader van Marijke, als u dood bent, dan mag Marijke toch wel een hond hè?” vroeg ze. Ik keek haar aan. “Ja hoor, dan mag het wel.” antwoordde ik. Het meisje holde naar Marijke toe om haar het goede nieuws te vertellen.

(Nu zult u misschien denken, hé, heeft hij hier niet al een keer eerder over geschreven? Dat klopt, in december 2017. Ik was dat even vergeten, maar pas nadat ik dit getypt had, schoot het me weer te binnen. Maar omdat het zo goed past bij het ikje – en omdat ik het al had getypt; zonde van het werk anders – hier dus nogmaals deze anekdote. Bovendien, herhaling is de kracht van de reclame.)

Enfin, bijna twintig jaar later hebben we nog steeds geen hond. Gelukkig maar.

Kwaliteit

Nu ik toch bezig ben met verhalen over mijn studie bedrijfskunde aan de TH Twente – opa vertelt van vroeger; zie hier en hier –  wil ik het deze keer even hebben over het vak ‘Kwaliteit’. Een klant die een product koopt verwacht een bepaalde kwaliteit. Het liefst koopt hij een product van een zo hoog mogelijke kwaliteit tegen een zo laag mogelijke prijs, maar wie bijvoorbeeld iets bij de Action koopt weet dat deze combinatie soms niet altijd zal optreden. Wel dat het goedkoop is.

Uit een interview in het AD van 9 maart 2017 met Sander van der Laan, de hoogste baas van de Action. “Wij verkopen geen Jaguar en Rolls-Royce, daar moeten we eerlijk in zijn. Maar wij willen wel degelijk een acceptabele kwaliteit leveren. En dat kunnen wij als geen ander voor een lage prijs, waardoor onze artikelen ook bereikbaar zijn voor mensen met een kleine portemonnee.”

De Action heeft heel veel verschillenden producten in het assortiment. “Mensen vinden ons vooral een hele leuke formule”, zegt Van der Laan. De winkels zijn ingericht op ‘schatzoekers’, legt hij uit. ,,Je weet van tevoren nooit wat je precies vindt, maar je gaat altijd naar huis met meer dan je zocht. Een klant die komt voor sponsjes en vaatwastabletten komt met gemiddeld zeven artikelen bij de kassa en rekent 10 euro af

Even tussendoor, weet u wat in 2017 het meest verkochte product van de Action was? De boodschappentas: daarvan gingen er honderdduizenden per week over de toonbank.

action

Het gaat goed met de Action. Volgens dit berichtje op NU.nl bedroeg de omzet van de Action in 2018 4.2 miljard euro en steeg de operationele winst naar 450 miljoen euro.

Het assortiment van de Action is volgens het artikel in het AD erg groot (6.000 artikelen) en wisselt snel: elke week komen er 150 tot 200 nieuwe artikelen bij en verdwijnen er – op is op – ook weer artikelen. Sommige artikelen halen grote verkoopcijfers. Zo verkoopt Action rond de feestdagen een half miljoen kerstmannen en speciale acties leveren soms spectaculaire verkoopcijfers op zoals 400.000 Toblerone-repen in één week.

Maar goed, terug naar het vak ‘Kwaliteit’. Onze hoogleraar ‘Kwaliteit’ noemde kwaliteit wel eens geschiktheid voor gebruik  – in die definitie past het beleid van de Action goed – en om een “kwalitatief” goed product te maken moet je bepaalde kosten maken.

Zo zijn er allerlei interne kwaliteitskosten, onder andere kwaliteitskosten die je als fabrikant moet maken om een product te maken (ontwerp en ontwikkeling; organisatie van het productieproces, training en opleiding van medewerkers, controlekosten, foutkosten van afgekeurde producten e.d.), maar ook externe kwaliteitskosten (klachtenafhandeling, garantie en herstelkosten, retourkosten e.d).

Om u niet te vervelen – u verwacht immers een bepaalde kwaliteit van deze blogposts – zal ik u echter niet met de theorie van kwaliteit en kwaliteitskosten lastig vallen, maar me beperken tot enkele praktijkvoorbeelden die onze hoogleraar  – professor Harold Vorstman, hij was de eerste directeur Kwaliteit bij Philips; dat was nog in de tijd dat Philips allerlei soorten producten van wc-brillen tot gloeilampen verkocht en fabrieken over de hele wereld had – vertelde tijdens het college.

Zo was hij eens in een Philips-fabriek in Portugal. Daar stond een grote machine die een bepaald product fabriceerde. Aan beide zijdes van de machine was een medewerker aan het werk. De professor vroeg eerst aan de medewerker aan de linkerkant van de machine wat zijn taak was.

Hij moest zorgen dat de temperatuur van het productieproces de hele tijd constant op een bepaalde waarde bleef. Vervolgens vroeg de professor aan de man aan de rechterkant van de machine wat zijn taak was. Hij deed een kwaliteitscontrole van de output. “En wat doet u als de kwaliteit niet goed is?” vroeg de professor. “Dan stel ik met deze knop de temperatuur van de machine  bij.” zei de man.

Dit was volgens de professor nou typisch een voorbeeld van wat er mis kon gaan als je geen goede beschrijving van het productieproces maakte. Dan kon het gebeuren dat je mensen met conflicterende opdrachten aan het werk zette .

Een ander mooi voorbeeld wat er kon gebeuren als je geen goede beschrijving van het productieproces had, was het voorbeeld van een verffabriek. Daar stond een grote mengmachine om van twee kleuren verf een mengkleur te maken. Een machine hield in de gaten of er de goede kleur tot stand was gekomen. Het viel de professor op dat er tijdens het proces een door midden gesneden ui in het verfmengsel werd gegooid en dat als het mengsel de goede kleur had, de ui er weer uit werd gevist.

ui

Deze uien zijn van nature al rood; foto Rasbak; Wikipedia

Hij vroeg waarvoor dat was maar niemand van de mensen die de machine bedienden had enig idee waarom dat werd gedaan. Zo lang ze dit werk deden gooide ze er al een ui in. Ook andere mensen van de afdeling wisten niet waarom er een ui in werd gegooid.

Wat bleek, vroeger toen er nog geen machine was die de goede kleurensamenstelling in de gaten hield, gooide men er een ui in. Aan de verkleuring van de ringen van de ui kon men dan zien of de samenstelling van het mengel goed was. Nu had met de nieuwe machine de ui geen enkel nut meer, maar omdat in het productie-proces niet was vastgelegd wat de rol van de ui was, bleef men de ui er in gooien.

Bij het vak ‘Kwaliteit’ hoorde ook een dag “kwaliteit kijken” in een fabriek in de omgeving van Enschede en daar dan een rapport over schrijven. De groep van het jaar voor ons was naar de Wavin-frabiek in Hardenberg geweest. Die fabriek produceerde in die tijd onder andere PVC-buizen. De man die de rondleiding deed, liet vol trots een machine zien die de buizen controleerde en afgekeurde buizen automatisch verwijderde.

Eén van de studenten pakte een afgekeurde buis uit de afvalbak en liep naar het begin van de keuringsmachine. Hij zette een kruisje op de buis en gooide de buis in de machine. “Waarom doet u dat?” vroeg de man van Wavin. “Ik wil zien of de machine consequent is en de buis opnieuw afkeurt.” Bij de Wavin had niemand er aan gedacht om die test te houden. De jongen kreeg prompt een baan aangeboden.

Wijzelf liepen een dagje rond bij Vredestein, een bandenfabriek. Daar leerden we dat je theoretisch wel een mooi kwaliteits-programma kon opzetten, maar dat de praktijk soms weerbarstig kon zijn. Zo vertelde onze begeleider vol trots dat ze alle dure banden een stickertje gaven waarop stond op welke machine de band was gemaakt. Mocht blijken dat er een fout in het productieproces was opgetreden, dan konden ze makkelijk zien waar alle banden van die machine zich in de fabriek bevonden.

In de fabriek zagen we inderdaad een man met de stickertjes aan het werk. Hij plakte precies zoals onze begeleider had gezegd een stickertje op elke band.

vredestein

Twee mensen aan het werk in de fabriek van Vredestein in Enschede. De man rechts met de bril en de anjer is de stickertjes-plakker. Foto Harry Pot; Anefo; Nationaal Archief,

We zagen echter dat hij nog maar weinig stickertjes in zijn bakje had. “Wat deed hij als zijn stickertjes op waren? Zette hij dan het productieproces stil en ging hij dan nieuwe stickertjes halen?” vroegen we hem. Nee dat niet, dan leende hij wat stickertjes van zijn collega van de machine naast hem. De volgende morgen vulde hij dan wel weer zijn eigen stickertjes aan. Tot zover het verschil tussen theorie en praktijk.

Professor Vorstman overleed afgelopen december op 97-jarige leeftijd.

 

Personeelspsychologie (2)

Gisteren schreef ik over het college personeelspsychologie van professor Aloysius van Hoesel en de testen die hij ons tijdens zijn colleges liet maken. Vandaag nog een voorbeeld hoe hij ons zaken duidelijk trachtte te maken. In dit geval betrof het de vraag of bedrijven sollicitanten een pasfoto mee moesten laten sturen bij hun sollicitatiebrief of niet. (Ja, ja, in die tijd schreef je als sollicitant nog een brief.)

Maar voordat de professor die vraag ging beantwoorden, liet hij ons eerst twee grote foto’s zien. Op de ene was een vriendelijk lachende man te zien, op de andere foto stond een streng kijkend iemand met een nazi-pet op. De vraag was wie van de twee we het liefst als schoonvader hadden? De vriendelijk lachende man scoorde 100%.

Dat was dus een Amerikaanse seriemoordenaar zei de professor in wiens tuin de lichamen van negen vermiste prostitués waren aangetroffen. (In de tuin van de seriemoordenaar uiteraard, niet in de tuin van de professor.) De andere was een populaire acteur die de rol van een Duitse SS’er in een oorlogsfilm speelde.

De moraal van het verhaal was dat je niet alleen op een foto moest af gaan, maar dat je moest proberen om zo veel mogelijk informatie te krijgen voordat je een keuze maakte. Had bijvoorbeeld iemand van ons hem eerst gevraagd wie de mensen op de foto waren, dan had hij gezegd een seriemoordenaar en een acteur, maar ja, niemand van ons had de vraag gesteld.

Maar goed, nu de kwestie van het wel of niet mee laten sturen van pasfoto’s door sollicitanten. Daartoe had hij een test bij zich. We kregen allemaal een blad met 100 pasfoto’s en een invulformulier. Het ging in dit geval om een bedrijf dat op zoek was naar een boekhouder. Ze zochten iemand die accuraat was en goed met cijfers.

Nu hadden alle honderd mensen op de foto uitgebreide psychologisch onderzoeken en allerlei testen ondergaan, waarbij vastgesteld was of ze de gewenste eigenschappen voor een boekhouder hadden of niet. Van de honderd mensen op de foto hadden vijftig mensen wel de gewenste eigenschappen, de andere vijftig niet. Aan ons nu de schone taak om  aan de hand van de pasfoto’s aan te geven of wij dachten dat de betreffende persoon geschikt was of niet.

Het was een doorsnee van de bevolking: man, vrouw, oud, jong, bedachtzaam kijkend dan wel vrolijk lachend. Eentje had een potloodje achter zijn oor gestopt. Dat moest vast wel een goede boekhouder zijn dacht ik, maar voor de rest viel het me niet mee. Nadat iedereen klaar was met de test – we moesten onze namen op het formulier zetten – werden de invulformulieren door een assistent van de professor ingenomen. Terwijl het college door ging keek de assistent de formulieren na.

Na de pauze kregen we de uitslag. Er was sprake van een normaalverdeling.

normaalverdelingVoorbeeld van een normaalverdeling

Gemiddeld hadden we 44% van de mensen goed ingeschat zei de professor. Dat was zelfs nog minder dan de vijftig procent die we gescoord zouden hebben als we alleen maar gegokt hadden. Degene van ons die de meeste mensen goed had gekwalificeerd, had een score van 62%.

Dat we gemiddeld nog niet eens de vijftig procent haalden, kwam door vooroordelen legde de professor uit. Zo zaten er dertig mensen in de test met een bril, vijftien van die brildragers waren goed met cijfers, vijftien niet. Maar bij ons scoorden de brildragers veel beter. Dat was typisch een voorbeeld van een vooroordeel. Dat mensen met een bril beter met cijfers zijn dan met mensen zonder bril, was volkomen lariekoek zei de professor. Het enige wat je over mensen met een bril kon zeggen, was dat ze minder goede ogen hadden. Daarnaast was er ook nog licht vooroordeel over vrouwen. Ze zouden volgens onze inschatting minder goed met cijfers zijn dan de mannen.

Dat we gemiddeld nog niet eens een score van vijftig procent goed ingeschat hadden,  bewees volgens de professor dan ook overtuigend dat het vragen om een pasfoto bij een sollicitatiebrief geen enkele zin had. Sterker nog, je sloot er op grond van vooroordelen zelfs geschikte kandidaten mee uit. Alleen als het uiterlijk een onderdeel van de functie was, zoals bij fotomodellen, dan had het zin.

Maar”, zo zei de professor, “Er is vandaag iets unieks gebeurd, wat nog nooit eerder bij mijn colleges in voorgaande jaren is voor gekomen. “Wie van u is Martin van Neck?” Verbaasd keek ik op toen ik mijn naam hoorde. Aarzelend stak ik mijn vinger op. “Meneer van Neck, voor het eerst in al die jaren dat we hier deze test doen, hebben we iemand wiens inschatting op basis van alleen een pasfoto het bedrijf kan helpen om de juiste sollicitant uit te nodigen. Bij u is er namelijk sprake van een 97%-betrouwbaarheidsinterval. Ik had het, ik zeg het maar eerlijk, niet gedacht dat het ooit zou gebeuren, maar vandaag is het dan toch gebeurd.”

Ik voelde een zekere trots. Totdat de professor zei: “U had maar drie van de honderd mensen goed ingeschat. Hiermee kan een bedrijf wat, alleen wel in negatieve zin, want wat u zegt klopt niet. Maar trekt u zich dit niet persoonlijk aan. Het is maar een test.”

Ik ben maar nooit op een afdeling Personeelszaken gaan werken. Professor van Hoesel overleed in 2010. Hij werd bijna 90 jaar oud.