(Geschreven op 16 december 2015)
Alles wat we van het tweede straatje van Vermeer ‘officieel’ weten, is datgene wat op de Dissius-veilinglijst staat. Het is of de nummer 32 van die lijst: ´Een Geschit van een Huys staende in Delft, door denzelven.’; opbrengst 72 gulden en 10 stuivers, of het is de nummer 33: ‘Een Geschit van eenige Huysen van dito.’; opbrengst 48 gulden. Welke van deze twee schilderijen het (eerste) Straatje van Vermeer is en welke het ‘Tweede Straatje van Vermeer’ is niet bekend.
Meestal wordt nummer 32 als het (eerste) Straatje van Vermeer gezien. Ik zou niet weten waarom want op het Straatje van Vermeer staan toch duidelijk meerdere huizen afgebeeld. Dat zie ik niet alleen maar bijvoorbeeld ook degene die in 1799 de nalatenschap beschreef van mevr. Croon die op het moment van haar overlijden het Straatje in haar bezit had. Het schilderij werd toen omschreven als: ‘Een gezigt op 2 huysjes in de stad Delft door de Delftsche Vermeer’.
Ook op een veilinglijst van 8 april 1800 is sprake van twee huizen: “Een gezigt op twee Burger Huizen in de Stad Delft tusschen byde ziet men een Gang, alwaar agter in, een Vrouw aan een Tobbe staat te waschen, in ’t Huijs ter regterzyde in ’t Voorhuis zit voor aan de deur een Vrouw te naaijen, en op de Stoep leggen twee Kinderen te speelen, dit stuk is wonder natuurlyk en fraai geschildert, door de Delftsche vanderMeer. ‘ Kortom, het lijkt me veel logischer dat nummer 33 ‘Een Geschit van eenige Huysen van dito’ het Straatje van Vermeer is en dat nummer 32: ‘Een Geschit van een Huys staende in Delft, door denzelven’ dan het vermiste Tweede Straatje van Vermeer is.
Nu kunnen we gelukkig een statistisch onderzoek doen om a) te kijken of dit inderdaad klopt en b) om een benadering te krijgen hoe groot het Tweede Straatje van Vermeer zou kunnen zijn. Dat laatste is handig, want als we weten hoe groot het Tweede Straatje is, dan zoekt het een stuk makkelijker. Zoeken we bijvoorbeeld een klein schilderijtje of een groot schilderij?
Hoe doen we dit onderzoek? Gewoon op zijn Hollands, kijken wat je voor je geld krijgt. ‘Follow the money’ zouden ze bij Watergate zeggen. De prijs van een schilderij werd zeker in die tijd door twee factoren bepaald: ten eerste de kwaliteit van het werk en ten tweede de afmetingen. Voor een heel groot schilderij moest je nu eenmaal meer betalen dan voor een pietluttig werkje.
Tijdens de veiling werden 21 schilderijen van Vermeer geveild. Drie van die werken zijn vandaag de dag vermist: ten eerste het tweede straatje van Vermeer en verder de nummer drie van de lijst (‘Portrait van Vermeer in een kamer met verscheyde bywerk ongemeen fraai van hem geschildert’) (*) en de nummer 5 (“Daer een Seigneur zyn handen wast, in een doorsiende Kamer, met beelden, konstig en raer van dito.”) Van die schilderijen weten we niet hoe groot ze waren en kunnen we dus niet in de analyse gebruiken. Daarnaast weten we niet of het (eerste) Straatje van Vermeer de nummer 32 of 33 van de lijst is en die twee kunnen we dus ook niet gebruiken.
Voor de nummers 39 (‘Nog een dito van Vermeer’) en 40 (‘Een weergeve van denzelven’) is niet te zeggen om welke twee schilderijen het hier gaat, maar in zijn algemeenheid wordt aangenomen dat het hier gaat om ‘het Meisje met de rode hoed’ en het ‘Meisje met de Fluit’. Aangezien beide schilderijen toevallig dezelfde opbrengst hadden – 17 gulden – doet het er in dit geval niet toe welk schilderij van deze twee nummer 39 is en welke nummer 40 en kunnen we deze twee schilderijen wel meenemen in de steekproef.
Aldus hebben we zeventien schilderijen in de steekproef waarvan we weten voor hoeveel geld ze zijn verkocht en hoe groot ze zijn. Maken we er net tabelletje van met de prijs die voor deze schilderijen is betaald en de afmetingen van de schilderijen, dan krijgen we:
Klik op de afbeelding voor een grotere weergave.
Op deze tabel laat ik vervolgens een statische analyse los, die het verband aan geeft tussen de oppervlakte van de schilderijen van Vermeer en de prijs die er voor betaald is. Als we in een grafiek de betaalde prijs af zetten tegen de oppervlakte van het schilderij, dan zien we.
Klik op de afbeelding voor een grotere weergave.
We kunnen ook de trendlijn uitrekenen die het verband aangeeft tussen de prijs en de oppervlakte van het schilderij op grond van deze steekproef. De trendlijn is de bruine lijn in de grafiek. De formule van deze trendlijn (een enkelvoudige lineaire regressie) luidt y = 29,228*X + 1130. (dat wil zeggen voor elke gulden extra die je betaalt, krijg je ongeveer 29,2 cm2 extra schilderij.)
(De bijbehorende determinatiecoefficiënt R2 – de waarde die aangeeft hoe sterk het verband is, bedraagt 0,29. Dat is niet erg hoog – een waarde van 1 betekent dat er een volledig 1-op-1 verband is; een waarde van 0 betekent dat er geen enkel verband is – maar hij is ook niet heel erg laag. De waarde suggereert een verband dat ligt tussen een zwak en een sterk verband in.
Kijken we nu bijvoorbeeld naar het Melkmeisje (daar werd 175 gulden voor betaald), dan zien we dat dit schilderij “overbetaald’ is. Voor een bedrag van 175 gulden “had je recht op” een schilderij van ruim 6.000 cm2 maar de koper “kreeg” slechts een schilderij van 1.866 cm2. Blijkbaar werd de kwaliteit van het schilderij – de andere prijsfactor – heel erg hoog ingeschat. Andersom zien we ook enkele schilderijen waarbij men “een groter schilderij” kreeg dan waar men ”recht op had” gezien het betaalde bedrag.
Kijken we nu naar het bedrag (48 gulden) dat betaald is voor nummer 33: ‘Een Geschit van eenige Huysen van dito’ (het schilderij waarvan ik denk dat dit het (eerste) Straatje van Vermeer is, dan hoort daar volgens de formule een schilderij bij van 29,228 * 48 + 1.130 = 2.533 cm2. In werkelijkheid is het Straatje van Vermeer 2.389 cm2 groot (54.3 x 44 cm.). Dat past heel goed in het beeld. Als we echter kijken naar een bedrag van 72 gulden en 10 stuivers (zijnde de opbrengst van nummer 32) en vullen dat in de formule in, dan krijgen we een bijbehorende oppervlakte van 3.249 cm2 (de rode stip in de grafiek) Veel groter dan het Straatje van Vermeer is.
Op grond van deze statistische analyse kunnen we daarom met de nodige mitsen en maren stellen dat het a) logischer is dat nummer 33 het (eerste) Straatje van Vermeer is en dat b) nummer 32 dan het vermiste Tweede Straatje van Vermeer is en c) dat het tweede Straatje van Vermeer dus ongeveer 3249 cm2 groot is.
Als we daarnaast naar het onderwerp van het schilderij kijken (een huis, die zijn meestal hoger dan breed) en naar de gemiddelde verhouding lengte t.o.v. breedte van de schilderijen van Vermeer kijken – die verhouding bedraagt bij Vermeer 1,17 – dan is de aanname dat het Tweede Straatje van Vermeer een schilderij zou kunnen zijn van 62 cm hoog en 52,5 cm breed met daarop afgebeeld één huis.
Voila, zie hier dit onderzoek. Was het niet Albert Einstein die zei: “Als we wisten wat we deden, heette het geen onderzoek.”
(*) Sommigen menen op grond van de beschrijving dat schilderij nummer drie op de veilinglijst wellicht het schilderij ‘De Schilderkunst ‘ van Vermeer is dat thans in Wenen hangt. Anderen denken echter dat op grond van de grootte en de kwaliteit van dit schilderij en de lage opbrengst van nummer drie dat nummer drie niet de Schilderkunst is en dat het om een ander onbekend schilderij gaat. Nummer drie is in ieder geval niet in deze analyse meegenomen.