Wist u dat Leonardo da Vinci behalve technicus ook schilder was? Grapje, die vraag moet natuurlijk andersom zijn en het antwoord op die vraag luidt: Ja, hij was ook een groot technicus. Leonardo da Vinci is een multi-talent. Hij is niet alleen kunstenaar maar ook wetenschapper, ingenieur, architect, uitvinder en technicus. Het is in die laatste hoedanigheid dat hij in dit overzicht is opgenomen. Dezelfde soort tandwielen en radartjes die hij voor zijn machines bedenkt en schetst zien we later ook terug in de eerste rekenmachines.
Een voorbeeld van zo’n schets met tandwielen is een tekening zoals die te zien is in de Codex Madrid I. De tekening is gemaakt omstreeks het jaar 1500. De codex – een groot notitieboek met allerlei schetsen – bevindt zich thans in de ‘Biblioteca Nacional’ in Madrid; vandaar de naam. Pas in 1967 dook de codex op in de bibliotheek van Madrid toen Jules Piccus, een Amerikaanse onderzoeker van de universiteit van Massachusetts, tijdens een onderzoek naar Castiliaanse liedboeken opeens in de archieven stuitte op een lading papieren die afkomstig bleken te zijn van Leonardo da Vinci.
De afbeelding uit de codex met de tandradaren.
We zien hier dertien grote tandwielen die met hulp van kleine tandwielen en assen met elkaar verbonden zijn. Aan de beide uiteinden hangen gewichten. Bij de kleine tandwielen staat het cijfer 1. Bij de grote tandwielen het getal 10. Even tussen haakjes, op de tekening staat het getal ‘01’ maar dat moeten we lezen als ‘10’. Da Vinci schrijft alles in spiegelschrift en dan ook nog eens van rechts naar links. Er zijn auteurs die denken dat dit een geheimschrift is, maar de verklaring is veel simpeler. Da Vinci is linkshandig. Als je dan van links naar rechts schrijft, dan veeg je telkens met je hand door het pas geschrevene en maak je inktvlekken. Daarom schreef Leonardo da Vinci altijd alles van rechts naar links en ook nog eens in spiegelschrift. Niks geen geheimschrift. De aantekeningen waren alleen voor hem zelf bedoeld.
Maar terug naar de tandwielen van de tekening. In de vijftiende-eeuwse Italiaanse tekst staat (in spiegelschrift dus) onder de tekening (vrij vertaald): “Deze manier is vergelijkbaar met die van de hendels, hoewel anders, omdat het gemaakt is van tandwielen met hun rondsels en het continu kan bewegen, terwijl de hendels dat niet kunnen.” Om het voorzichtig te zeggen, deze toelichting verheldert de boel niet echt. Het is dan ook onduidelijk waarvoor het apparaat is bedoeld. Vermoedelijk is het een ontwerp voor een transmissieapparaat, een soort versnellingsbak. Het zou overigens in de praktijk nooit kunnen werken, omdat de wrijving die optreedt tussen de tandradaren onderling veel en veel te groot zou worden. Maar enfin vanwege al die enen en “tienen” denken sommige mensen dat het apparaat een onderdeel is van een rekenmachine.
In de jaren zestig neemt IBM de afbeelding zelfs op in een tentoonstelling over rekenmachines. Dat kwam IBM op veel kritiek te staan. Zoals onder andere de Italiaanse auteur Silvio Hénin opmerkt: er staan helemaal geen cijfers op de tandwielen – er staan alleen een 1 en een 10 boven de tandwielen. Je kan de tandwielen ook niet instellen op een cijfer, wat wel handig zou zijn voor een rekenmachine. Ze worden in beweging gezet met een gewicht zonder een stop en een dertientallig getallenstelsel – het aantal grote tandwielen – bestaat niet. Wijselijk besloot IBM om na al die kritiek de tekening uit de tentoonstelling te halen.
Dat er geen rekenapparaten van Da Vinci bekend zijn, wil echter nog niet zeggen dat hij een dergelijke machine nooit heeft ontworpen. We weten het gewoon niet. Waarschijnlijk is namelijk maar een kwart van zijn aantekeningen bewaard gebleven. Wat resteert, is echter nog steeds een enorm grote hoeveelheid. Volgens Walter Isaacson – hij schreef in 2019 een uitgebreide biografie over Da Vinci – zijn er ongeveer 7.200 bladzijden met aantekeningen van Da Vinci bewaard gebleven. Ter vergelijking, de allereerste ‘Encyclopædia Britannica’ uit 1768 telde in totaal ‘slechts’ 2.391 bladzijden. U zult begrijpen dat we niet alle aantekeningen van Da Vinci in dit portret gaan bespreken.
Wie was Leonardo da Vinci?
Links, het enige portret van Leonardo Da Vinci, (gemaakt in 1512 op 60-jarige leeftijd), waarvan wordt vermoed dat Leonardo da Vinci het zelf heeft geschetst. Rechts een soortgelijk portret van hem, gemaakt door zijn leerling en vriend Francesco Melzi.
‘Leonardo di ser Piero da Vinci’ (Leonardo, zoon van de heer Piero uit Vinci zoals zijn grootvader het in het familieboek opschrijft) wordt op 15 april 1452 geboren in Anchiano, een gehucht gelegen op zo’n 3 km afstand van Vinci, een kleine plaats nabij Florence. Zijn ouders zijn Piero da Vinci, een 23-jarige notaris in spé – daadwerkelijk zal hij in 1469 notaris in Florence worden – en de 20-jarige Caterina di Meo Lippi, naar verluidt een boerendochter.
Het jaar 1452 is ook het jaar dat zijn vader trouwt, echter niet met zijn moeder, maar met iemand van betere afkomst. Caterina is van een te lage afkomst om met een notaris in spé te trouwen, vindt de familie Da Vinci. De eerste vijf jaar van zijn leven groeit Leonardo zonder vader op. Hij woont bij zijn moeder maar als deze in 1457 zelf ook trouwt, neemt vader Piero hem alsnog in huis. Zijn kinderloze stiefmoeder koestert een grote genegenheid voor Leonardo en voedt hem op als ware hij haar eigen kind.
In 1462, Leonardo is dan twaalf jaar oud, wordt zijn stiefmoeder alsnog zwanger. Ze overlijdt echter tijdens de bevalling en ook het kind zal de bevalling niet overleven. Zijn vader hertrouwt, maar ook zijn tweede vrouw zal even later jong en kinderloos overlijden. Zijn derde vrouw schenkt hem – net als later een vierde vrouw – zes kinderen waardoor Leonardo uiteindelijk twaalf halfbroertjes en zusjes krijgt. Op het moment dat zijn laatste halfbroertje wordt geboren, is Leonardo al veertig jaar oud. Leonardo heeft niet echt een familieband met zijn veel jongere halfbroertjes en zusjes en jaren later, als zijn vader overlijdt, krijgt hij, zijnde het bastaardkind, als enige van de kinderen geen deel van de erfenis van zijn vader.
Over de opvoeding en de scholing die Leonardo als kind geniet, is weinig bekend. Vermoedelijk bezoekt hij een kleine dorpsschool in Vinci waar hij leert rekenen en schrijven. Ook zijn oom Francesco – deze zal later wel een deel van zijn erfenis aan hem nalaten – probeert hem de nodige kennis bij te brengen. Als kind zwerft Leonardo vaak urenlang door de natuur in de omgeving van Vinci, soms in gezelschap van zijn grootvader Antonio da Vinci, vooral water heeft zijn belangstelling. Hij zal later talloze tekeningen van bewegend water maken.
In 1468, Leonardo is dan zestien jaar oud, verhuist hij samen met de rest van zijn familie naar Florence. Leonardo blijkt een grote aanleg voor tekenen te hebben. In 1470 gaat hij in de leer bij Andrea del Verrocchio, niet alleen een bekend schilder in Florence maar ook goudsmid en beeldhouwer. Leonardo gaat bij Verrocchio in huis wonen. Hij leert er naast schildertechnieken ook beeldhouwen.
Hij is een vlotte leerling – “Hij is een slechte leerling, die zijn meester niet overtreft”, aldus Da Vinci in Codex Forster – en in 1472 wordt hij als 20-jarige opgenomen in het St Lucasgilde, het schildersgilde van Florence. Leonardo blijft als “gediplomeerd schilder” bij Verrocchio in huis wonen. ‘De Doop van Christus’, één van de oudste schilderijen van Leonardo da Vinci, is een coproductie van Da Vinci en Verrocchio.
‘De Doop van Christus’; het is vermoedelijk geschilderd omstreeks 1475. Da Vinci is dan 23 jaar oud, Verrocchio 40 jaar. Op grond van de verschillende soorten verfmaterialen en de gebruikte schildertechnieken denkt men dat Leonardo da Vinci de achtergrond heeft geschilderd en de figuur helemaal links en Verrocchio de drie andere figuren.
Dat Leonardo na zijn leerlingentijd bij Verrocchio in huis blijft wonen, weten we dankzij een anonieme aanklacht die in 1476 tegen hem (en drie anderen) wordt ingediend. Hierbij wordt het adres van Verrocchio als het woonadres van Leonardo vermeld. De vier aangeklaagden zouden frequent een jonge mannelijke prostitué hebben bezocht. Voor sodomie kan je in die tijd op de brandstapel belanden. De aanklacht wordt echter geseponeerd. Wel zit Leonardo tijdens het vooronderzoek een paar dagen vast in de gevangenis.
Dat Leonardo da Vinci homoseksueel is – hij trouwt nooit – lijkt aannemelijk, althans tot die conclusie komt de Amerikaanse schrijver Walter Isaacson, die een uitgebreide biografie schrijft op basis van de duizenden aantekeningen die Da Vinci heeft nagelaten. Ook Sigmund Freud die in 1919 een boek, getiteld ‘een psychoanalytische biografie’, aan Leonardo da Vinci wijdt, komt tot deze conclusie. Volgens Isaacson loopt Leonardo vaak in gezelschap van allerlei jonge mannen opzichtig door Florence te paraderen, veelal gekleed in opvallende kledij, zoals roze gewaden, donkerpaarse kousen, een donkerpaarse satijnen jas en een roze hoed.
In 1478 verlaat Da Vinci Verrocchio en vestigt zich als onafhankelijk meester-schilder in Florence. Lorenzo ‘il Magnifico’, de burgemeester van Florence, ondersteunt hem in die jaren financieel. Na vier jaar vertrekt Da Vinci naar Milaan, waar hij in dienst treedt van Ludovic Sforza, de hertog van Milaan, bijgenaamd Il Moro. In een ‘sollicitatiebrief’ prijst Leonardo zich vooral aan als iemand met allerlei ideeën voor militaire zaken.
‘Hooggeleerde Heer, nu ik het werk heb aanschouwd van degenen die zichzelf als meesters en uitvinders in oorlogsinstrumenten beschouwen, en overwegende dat hun uitvindingen in geen enkel opzicht nieuwigheden omvatten, word ik aangemoedigd om mezelf in contact te brengen met uwe Excellentie, om u kennis te laten maken met mijn geheimen en u te vertellen waarom ik geschikt ben om diensten voor u te verrichten. Ik heb plannen voor sterke lichte, gemakkelijk draagbare bruggen waarmee je de vijand kunt achternazitten of ontvluchten. […]
Ik kan geruisloos naar elk voorgeschreven punt ondergrondse doorgangen bouwen, recht of kronkelend, die indien nodig onder greppels of een rivier door kunnen lopen. […] Ik heb ook plannen voor kanonnen, handig en gemakkelijk draagbaar, waarmee je stenen als een hagelbui kan afschieten. […] Ik kan gepantserde wagens maken om de artillerie te dragen, die de best verdedigde gelederen van de vijand kan doorbreken.” […] Ik denk dat ik u ook in vredestijd een volledige voldoening kan geven als ieder ander, bijvoorbeeld bij de bouw van gebouwen, zowel openbare als particuliere, en bij het geleiden van water van de ene plaats naar de andere.”
Tot slot schrijft hij ook nog iets over zijn kunstenaarschap: “Ik kan sculpturen uitvoeren in brons, marmer of klei. In de schilderkunst kan ik alles wat anderen ook kunnen.” Hij stelt voor om een standbeeld te maken dat ‘de onsterfelijke glorie en eeuwige eer’ van de Sforza’s zou uitbeelden. Hij eindigt met de zin: “Ik beveel mezelf aan met alle mogelijke nederigheid.” Het woordje ‘nederigheid’ is hier wellicht wat misplaatst.
De hertog neemt hem aan. Da Vinci houdt zich in Milaan niet alleen bezig met de kunst en militaire zaken, maar hij verricht ook allerlei andere activiteiten. Zo organiseert hij voor de hertog hofceremonies en festiviteiten, komt hij met bouwkundige voorstellen voor de Dom in Milaan en houdt zich bezig met de afvalverwerking in Milaan. Hij komt op het idee om de kanalen te gebruiken om het afval met behulp van boten af te voeren, waardoor het afval veel sneller uit de stad verdwijnt, wat de gezondheid zou moeten bevorderen.
Leonardo is een buitengewoon nieuwsgierig en leergierig iemand. “Al onze kennis spruit voort uit onze waarneming.”, aldus Da Vinci in de Codex Trivulziano. Hij verdiept zich onder andere in de architectuur, cartografie, geologie, militaire zaken, plantkunde, het vliegen van vogels en het menselijk lichaam. Om een betere kennis van de anatomie van de mens op te doen – hij gebruikt deze kennis ook voor zijn teken- en schilderwerk – helpt hij bij het ontleden van overleden mensen in de mortuariumkamers van het ziekenhuis van Santa Maria Nuova in Florence. (Dat deze mensen al overleden zijn, is wellicht een overbodige opmerking.) Later ontleedt hij ook lichamen in het ziekenhuis Maggiore in Milaan en in het Ospedale di Santo Spirito in Rome.
Van 1510 tot 1511 werkt hij in zijn studie naar de mens samen met de arts Marcantonio della Torre. Volgens zijn eigen aantekeningen heeft Da Vinci in totaal ruim dertig mensen ontleed. Hij maakte talrijke gedetailleerde schetsen van het menselijk lichaam.
Bron: Italiaanse Wikipedia pagina over Da Vinci
Links diverse studies van de schouders en nek van een man (1489), Rechts de bekende Vitruviusman, ca. 1490.
Leonardo da Vinci is in zijn Milanese tijd een druk baasje. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit een ‘things to do lijstje’ uit 1490, dat de eerder genoemde Isaacson in één van de aantekeningenboeken aantreft. Leonardo schrijft de volgende zaken op die hij voornemens is om te doen:
- ‘Het opmeten van Milaan en haar buitenwijken’
- ‘Teken Milaan’
- ‘Vraag de meester van de rekenkunde hoe je een driehoek moet kwadrateren’
- ‘Vraag Giannino de Kanonnier hoe de toren van Ferrara ommuurd is’
- ‘Vraag Benedetto Protinari met welke middelen ze in Vlaanderen op het ijs lopen’
- ‘Vraag een meester in waterbouw hoe je een sluis, kanaal en molen op Lombardische wijze repareert’
- ‘Haal de metingen van de zon die me beloofd zijn door Maestro Giovanni Francese’.
Even voor de duidelijkheid, het betreft hier geen week- of maandplanning maar een dagplanning. Sommige mensen denken dan ook dat Leonardo da Vinci een vorm van ADHD heeft, zoveel verschillende dingen doet hij tegelijkertijd. Veel van zijn waarnemingen en ideeën schrijft hij op in de talloze geschriften die we nu kennen als codices. Leonardo komt ook met theorieën die soms botsen met de heersende opvattingen. Zo verklaart hij de vondst van fossielen van zeedieren hoog in de bergen door te stellen dat de geologische lagen waarin de fossielen zitten ooit in het verleden een zeebodem moeten zijn geweest. Dat is tegen de heersende kerkelijke opvatting uit die tijd in, die stelt dat die fossielen hoog in de bergen zijn gekomen door de zondvloed.
Voor wat betreft zijn schilderkunst, het is in zijn (eerste) Milanese periode dat hij het ‘Laatste Avondmaal’ – naast de Mona Lisa zijn bekendste schilderwerk – schildert op een wand van het Santa Maria delle Grazie klooster, een dominicaner klooster in Milaan. Hij begint met het schilderen van dit werk in 1495 en doet er met tussenpauzes – hij werkt niet aan één stuk door aan de schildering – drie jaar over om het fresco te voltooien.
Volgens de overlevering vindt één van de monniken van het klooster dat Leonardo wel heel erg lang met het werk bezig is en vraagt aan hem waarom het zo lang duurt en of hij niet een beetje kan opschieten. Da Vinci zou toen hebben geantwoord dat dit komt, omdat hij er nog niet helemaal uit is hoe hij het beste Judas kan portretteren maar dat hij, als de klagende monnik haast heeft, hij Judas wel het gezicht van de monnik wil geven.
De monnik heeft wel een punt. Da Vinci is een langzame schilder en maakt veel schilderingen ook niet af. In dit geval schildert Leonardo inderdaad veel te langzaam. Daardoor droogt de ondergrond van de muurschildering eerder op dan de schildering zelf, waardoor de verf niet goed op de ondergrond hecht. Twintig jaar na de voltooiing begint de verf er al af te bladderen en honderd jaar later is het kunstwerk zodanig beschadigd dat de voorstelling nauwelijks meer zichtbaar is en men het werk eigenlijk als verloren beschouwt. Als men een deur wil maken in de muur waarop de schildering is aanbracht, wordt dan ook een deel van de schildering gewoon weggehakt. De schildering is later een aantal keer gerestaureerd aan de hand van kopieën. Hoogst waarschijnlijk zit er nog maar weinig originele verf van Da Vinci op de muur.
De gerestaureerde schildering van ‘Het Laatst Avondmaal’. Onder de tafel op de plek waar Jezus zit, ontbreken diens voeten. Hier werd in de zestiende eeuw in het klooster een deur uitgehakt.
In 1500 keert Da Vinci terug naar Florence. Hij zal er tot 1506 blijven wonen en werken, met uitzondering van de periode juli 1502 tot maart 1503. Tijdens deze periode is hij acht maanden lang als architect en militair adviseur in dienst van Cesare Borgia. Dit is een tamelijk opmerkelijke dienstverband voor een man die bewust vegetariër is uit liefde voor alles wat leeft. “De dieren lijden en hun gejammer vervult de lucht. De bossen vallen ten prooi aan vernietiging. De bergen worden opengescheurd voor de metalen die in hun aderen groeien. En de mens looft en prijst degenen die aan de natuur en aan de mensheid de grootste schade berokkenen.” – Da Vinci in de Codex Atlantico.
Cesare Borgia, zoon van paus Alessandro VI, geldt als een wrede krijgsheer die met hulp van pauselijke legers een eigen rijk probeert te stichten in de regio Romagna, een gebied gelegen tussen Toscane en Florence. Niet alleen zijn de tegenstanders van Borgia hun leven niet zeker, dat geldt ook voor de medestanders die hij niet vertrouwt. Voor moord deinst Borgia niet terug. Machiavelli, ook in dienst van Borgia, vindt hem daarom ‘de ideale vorst’, zijnde iemand die alles doet om zijn eigen macht te handhaven. Da Vinci tekent voor Borgia landkaarten en ook ontwerpt hij militair materiaal.
Een landkaart (vanuit vogelperspectief gezien) van de Chiana Valley. Deze kaart tekent Da Vinci in 1502 voor Cesare Borgia.
Deze tekening die Da Vinci eveneens in 1502 voor Borgia maakt, toont vier mortieren die massaal stenen in een fort afvuren.
Na acht maanden heeft Da Vinci genoeg van het geweld van Borgia en keert hij terug naar Florence. Daar blijft hij tot 1507 om daarna weer terug te keren naar Milaan. Zijn tweede Milanese periode – het gebied staat op dat moment onder controle van de Fransen – zal zes jaar duren.
In 1513 vertrekt Leonardo – hij is dan inmiddels 60 jaar oud – naar Rome, waar hij in dienst treedt van Guilinai di Medici, een broer van de nieuw verkozen Paus Leo X. Hij hoopt op grote kunstopdrachten voor in het Vaticaan, maar krijgt deze niet. Die gaan vooral naar zijn jeugdige concurrenten Michelangelo – deze is net klaar met het schilderen van het plafond van de Sixtijnse Kapel – en Raphael. In zijn Romeinse periode houdt hij zich noodgedwongen vooral bezig met de wetenschap en het ontwerpen van vliegmachines. “De mens zal met grote vleugels, waarmee hij tegen de weerstand biedende lucht kracht weet te ontwikkelen, met succes de lucht overwinnen en zich op haar kunnen verheffen.” aldus Da Vinci in de codex Atlanticus.
Na de dood in 1515 van zijn beschermheer Guiliano de Medici verlaat Da Vinci Rome en gaat hij in op een uitnodiging van de Franse Koning François I om naar Frankrijk te komen. Vergezeld van twee leerlingen, Francesco Melzi en Salai – over beide leerlingen doen verhalen de ronde dat het niet alleen leerlingen zijn maar dat het ook geliefden van hem zijn (geweest) – reist hij af naar Amboise, en neemt daar zijn intrek in Le Clos Lucé, een kasteeltje gelegen aan de Loire.
Een reconstructie van de werkkamer van Da Vinci in het kasteel in Amboise. Foto Marianne Spieker.
Hoe Leonardo precies van Italië naar Amboise in Frankrijk is gereisd, is niet bekend. Volgens sommige bronnen trekt hij gezeten op een ezeltje de Alpen over. Leonardo neemt op zijn tocht vanuit Italië een drietal schilderijen mee: de Mona Lisa, Maria met kind en Sint-Anna, en Johannes de Doper. Hij zal tijdens de rest van zijn leven (dat zal nog drie jaar zijn) aan deze schilderijen blijven werken.
De drie schilderijen die Da Vinci meeneemt naar Frankrijk.
De Franse koning, een groot bewonderaar van zijn werk, schenkt hem de titel ‘eerste schilder, eerste ingenieur en eerste architect van de koning’. Voor wat betreft dat laatste, de dubbele wenteltrappen van kasteel Chambord zouden zijn gebaseerd op een ontwerp van Da Vinci.
De dubbele wenteltrappen van Chambord; Als de ene trap alleen gebruikt zou worden om naar boven te lopen, en de andere om naar beneden te lopen, dan zou men elkaar nooit tegenkomen. foto Herac; Wikipedia
Op 2 mei 1519 sterft Leonardo da Vinci in Amboise op 68-jarige leeftijd. Hij laat de wereld een schat van ideeën na. “Zoals een gevulde dag ons een goede nachtrust bezorgt, zo leidt een goedgevuld leven tot een zachte dood.” – Da Vinci in de Codex Forster. En uit die zelfde codex: “Een goed besteed leven duurt lang genoeg.”
Voor wat betreft zijn nalatenschap, er zijn zo’n twintig schilderijen van hem bewaard gebleven. Dit aantal varieert afhankelijk welke expert je spreekt, niet alle experts het er over eens dat Da Vinci ze allemaal heeft gemaakt.
We zullen het in dit kader van dit portret echter niet over deze schilderijen hebben. Ook zullen we het hier niet hebben over de nagelaten beeldhouwwerken van Da Vinci. Die zijn er overigens niet. Deze zijn allemaal verloren gegaan. Maar dat hij ook beeldhouwer was, weten we onder andere door zijn ontwerpschetsen voor het ruiterstandbeeld dat hij zou maken voor Ludovico Sforza, de hertog van Milaan. Dit beeld, dat ‘de onsterfelijke glorie en eeuwige eer’ van de Sforza’s moest uitbeelden zoals Da Vinci het in zijn sollicitatiebrief aan de hertog schrijft, is echter nooit gerealiseerd.
Het zou het grootste ruiterstandbeeld ter wereld moeten worden. Het paard alleen al zou liefst zeven meter hoog zijn. In 1493 heeft Da Vinci een gietmodel van klei van het paard gereed. Ook de 100 ton brons die nodig is om het beeld te gieten is door de hertog al ingekocht, maar omdat er een oorlog uitbreekt tussen Frankrijk en het hertogdom Milaan, besluit de hertog om dit brons te gebruiken om er kanonnen van te gieten. De kanonnen helpen niet en nadat de Franse soldaten van koning Louis XII Milaan binnen trekken gebruiken ze tot overmaat van ramp voor Leonardo ook nog eens diens kleimodel van het paard om hun boogschieters op te laten te oefenen. Het beeld is nooit gegoten.
Links een voorstudie van Da Vinci van het paard uit 1490; rechts een replica van het beeld gemaakt door Nina Akamu – vergelijk het paard eens met de kinderen op de foto en zie dan hoe groot het paard is. En dan moet de hertog er ook nog bovenop zitten. (Dit beeld staat in de Frederik Meijer Gardens in Grand Rapids, Michigan; foto Bill Seubert.)
We willen het hier wel hebben over zijn technische ideeën. Niet veel van zijn bedenksels zijn daadwerkelijk gebouwd – Da Vinci was meer een denker dan een doener- maar veel van zijn ideeën zijn bewaard gebleven dankzij de enorme hoeveelheden manuscripten die hij naliet.
Na zijn dood laat Da Vinci zijn 29-jarige leerling Francesco Melzi, zelf ook een verdienstelijk schilder, ‘al zijn boeken en andere gereedschappen en afbeeldingen met betrekking tot zijn kunst en schilderkunst’ na.
Flora, een schilderij van Melzi, geschilderd in 1520. Dat is een jaar na het overlijden van Da Vinci. In de negentiende eeuw was dit schilderij in bezit van Koning Willem II maar het werd het na diens dood in 1849 een jaar later geveild om alle schulden van de koning te kunnen voldoen. Het bevindt zich thans in de Hermitage in St Petersburg.
Melzi keert na de dood van Da Vinci terug naar Italië en neemt alle aantekeningen van Da Vinci mee naar zijn familiehuis in Vaprio vlakbij Milaan. De volgende 50 jaar probeert hij de waanzinnige hoeveelheid papieren van Leonardo te ordenen, iets omdat ze in spiegelschrift geschreven zijn niet gemakkelijk is. Melzi rangschikt de losse vellen zo veel mogelijk op onderwerp.
Na Melzi’s dood in 1570 koopt de beeldhouwer Pompeo Leoni het grootste deel van de losse vellen van Melzi’s zoon – deze heeft geen belangstelling voor de papieren – en bindt de pagina’s samen in (minstens) twee grote albums: de technische studies in de grote Codex Atlanticus – deze bevindt zich thans in de Biblioteca Ambrosiana in Milaan – en de artistieke tekeningen in een kleiner album. Dit ‘kleine’ album bestaat uit zo’n 600 vellen op 234 folio’s. Dit exemplaar is op een gegeven moment in het bezit gekomen van de Engelse Koninklijke familie. Het wordt bewaard in de Koninklijke Collectie van het Windsor Castle. Her en der duiken later elders nog andere verzamelingen bladen van Da Vinci op, onder ander in Madrid. Ook Bill Gates (hij koopt in 1994 op een veiling voor 30 miljoen dollar de zogeheten Codex Leicester) bezit een codex.
Twee pagina’s uit de codex Bill Gates, dat wil zeggen uit de codex die Bill Gates heeft gekocht. Bill Gates leende hem na zijn aankoop uit aan het Fogg-Museum van de Harvard University.
De Codex Atlanticus, het boekwerk dat de meeste technische studies omvat, telt 1119 pagina’s. Ze zijn tussen 1479 en 1519 geschreven. Da Vinci schrijft over zeer uiteenlopende onderwerpen, onder andere over het menselijk lichaam, mechanische apparaten, wapens, muziekinstrumenten en ook kunst. Zo bevat de Codex voorstudies voor een aantal van zijn schilderijen.
Er staan daarnaast veel militaire schetsen in deze codex zoals een ontwerp voor soort mitrailleur, een reuze pijl-en-boog, een tank, een bestormbrug en een kanon dat veel stenen kogels tegelijkertijd kan afvuren. Op de loopbrug na is niet één van deze ontwerpen daadwerkelijk gebouwd. Wie denkt dat Da Vinci een vredelievend persoon is die niets met oorlog te maken wil hebben, moet misschien zijn mening over hem herzien. Zie hier enkele voorbeelden van zijn oorlogstuig-ontwerpen.
Da Vinci komt ook met plannen voor veel andere zaken zoals een vliegmachine, een parachute – blijkbaar had Da Vinci weinig vertrouwen in zijn vliegmachine – een mechanisch voort te bedienen wagen, een helikopter, een duikpak, een reddingsboei en schoenen waarmee je over water kan lopen.
Zijn zelfrijdende wagen (midden boven), die wordt aangedreven door middel van twee symmetrische veren en een soort balanswiel en een differentieel, wordt wel eens betiteld als de voorloper van de auto.
Het meest is Da Vinci geïnteresseerd in het vliegen. Aanvankelijk denkt hij aan een machine waarmee de mens kan vliegen door net als een vogel de vleugels op en neer te bewegen, maar al snel ziet hij in dat dit nooit zal kunnen lukken. De menselijke spierkracht is niet groot genoeg om zo te vliegen en hij gaat nadenken over een zweefvliegtuig met vaste vleugels gebaseerd op het model van vleermuizen.Een ontwerp voor een vliegmachine met vleugels, die zijn gebaseerd op de structuur van de vleugels van een vleermuis.
Omdat Da Vinci echter in al zijn ontwerpen nooit een staartstuk op neemt dat, weten we nu, noodzakelijk is voor de balans van een vliegtuig, slaagt hij er niet in om een werkend model te maken. Het zal nog vier eeuwen duren voordat de gebroeders Wright er in slagen de mens te laten vliegen.
De reden dat Leonardo da Vinci is opgenomen in het overzicht van mensen achter de computer zijn echter niet deze bedenksels, maar zijn technische innovaties van tandwielen en radarwerken die hij er voor bedenkt. Hij bouwt hierbij voort op werk van Arabische geleerden als de Banū Mūsā broers en Al-Jazari. Onduidelijk is of hij hun werken kent of dat hij het (tand)wiel opnieuw uitvindt. Zie hier een voorbeeld van tandwielen afkomstig uit de Codex Atlanticus.
De eerste werkende analoge rekenmachine die Blaise Pascal in 1652 bouwt, maakt gebruik van soortgelijke tandwielen. Maar – en het is een grote ‘MAAR’ – de boekwerken van Da Vinci blijven heel lang ‘verborgen’. De inhoud is daardoor maar bij weinig mensen bekend. Pas eind achttiende eeuw worden ze voor het eerst gepubliceerd. Weinig mensen in de zestiende en zeventiende eeuw kennen dan ook zijn technische ideewerk. Zo heeft Constantijn Huygens, secretaris van Stadhouder Willem III (hij is van 1689 tot 1702 tevens koning van Engeland) het in zijn dagboek in 1690 over ‘onbekende tekeningboeken’. “We namen bij Whitehall Palace vier of vijf onbekende tekeningenboeken door waaronder enkele van Holbein en Leonardo da Vinci’.
Onduidelijk is daarom of Blaisse Pascal en andere bouwers van rekenmachines de ontwerpen van de tandwielen van Da Vinci kennen en of zijn ontwerpen daadwerkelijk een rol hebben gespeeld in de geschiedenis van de totstandkoming van hun apparaten. Maar hé, we hebben het hier wel over Leonardo da Vinci, één van de grootste geniën van de mensheid. Die verdient sowieso een plaatsje in het overzicht van ‘de mensen achter de computer’.
Tot slot van dit portret van Leonardo da Vinci een laatste citaat van hem, afkomstig uit de codex Foster. Het luidt: “De zon heeft nooit één schaduw gezien.” en zo is het maar net.
Naar het volgende verhaal uit deze serie.
Naar het vorige verhaal uit deze serie