Ik sloot de vorige blogpost af met deze foto.
We zien hier de Amerika astronoom Percival Lowell aan het werk in zijn eigen observatorium in Flagstaff in Arizona. Percival Lowell – hij leefde van 1855 tot 1916 – was er van overtuigd was dat de kanalen die de Italiaanse sterrenkundige Giovanni Schiaparelli in 1877 op Mars had ontdekt, waren gegraven door intelligente wezens, de Mars-bewoners.
Lowel, afkomstig uit een schatrijke familie uit Boston, was niet zo maar iemand van de straat. Hij had aan Harvard wiskunde gestudeerd en had daarna jarenlang allerlei reizen door Europa en Azië gemaakt, waarbij hij maandenlang in China en Japan verbleef. Over dat laatste land schreef hij liefst vier boeken. Ook was hij één van de eerste westerlingen die in 1884 het voordien zo gesloten Korea bezocht en daar een aantal maanden verbleef.
Lowell met enkele leden van de Koreaanse ambassade in Amerika in 1883
Ook over Korea schreef hij een boek met daarin enkele door hemzelf genomen unieke foto’s.
De koning van Korea in 1884; foto genomen door Percival Lowell
Toen Lowell in 1892 definitief terugkeerde uit Azië besloot hij om zich volledig te gaan richten op de astronomie, iets wat hem als kind al had aangesproken. Hij bestudeerde uitgebreid de planeet Mars en zag net zoals Schiaparelli kanalen op Mars.
Een foto van de ‘The Labyrinth of Night, een geologische formatie aan de westkant van de Mariner Valley op Mars. Lowell meende hier een kunstmatig aangelegd kanaal te zien. Foto genomen door de Viking 4; Bron: NASA
Wederom een ontdekking door mr. Percival Lowell
Lowell legde alle ontdekte kanalen vast op Mars-kaarten en globes.
Een door Lowell getekende kaart van Mars. Het Amerikaanse leger hanteerde de Mars-kaarten van Lowell tot 1962 als de officiële kaarten van Mars. Niet dat ze er iets aan hadden uiteraard.
Lowel publiceerde ook een drietal boeken over zijn ontdekkingen:
Mars (1895), Mars and Its Canals (Mars en zijn kanalen) (1906), en Mars As the Abode of Life (Mars als de woonplaats van leven) 1908. Ze werden enthousiast ontvangen.
(In deze boekbespreking werd Lowell ten onrechte voor een Engelsman aangezien. Hij was Amerikaan.)
Ook verschenen er regelmatig allerlei artikelen van hem en over hem in de kranten, waarin hij zich niet alleen uit liet over de kanalen maar ook over de Marsbewoners die de kanalen gegraven zouden hebben.
“[…] eenige malen groter dan een gewoon mensch en dertig maal zoo sterk”
De kanalen waren volgens dit bericht tot stand gekomen dankzij ‘een verstandelijke leiding’.
Lowell was niet alleen van mening dat de Mars-bewoners “intelligente verstandelijke wezens” moesten zijn, maar dat ze ook technisch gezien ver voor ons uit liepen.
“Hij trekt hieruit het besluit dat zij de aardbewoners in intellectueele hoedanigheden verre van vooruit zijn.”
De volgende vraag was natuurlijk hoe we met de Mars-bewoners in contact konden komen, al vond niet iedereen dat een goed idee. Zo bezocht in 1897 het Australische medium mevrouw Burbank de planeet. (Oké, ze deed dit in haar slaap). Wat ze daar aantrof was niet best, ‘Onlusten op Mars‘ en allerlei ‘oorlogsgruwelen‘. De krant vond het “een ontmoedigend bericht voor hen die een betere wereld op Mars vermoeden.”
“Zij kwam terug, diep geschokt over de oorlogsgruwelen”.
Geïnspireerd door de vele verhalen over mogelijke Mars-bewoners gingen ook een aantal schrijvers aan het werk, waaronder H.G. Wells en Edgar Rice Burroughs, later bekend geworden met zijn Tarzan-verhalen.
De kaft van een versie van War of the Worlds van H.G. Wells uit 1927.
In 1938 zou een radiohoorspel van ‘War of the Worlds, geregisseerd door de toen 23-jarige Orson Welles, tot grote paniek in Amerika leiden.
Orson Welles legt journalisten uit dat niemand die bij het hoorspel betrokken was, verwacht had dat de show voor paniek bij de luisteraars zou zorgen.
De kaft van het boek van Burroughs van een versie uit 1917. Op de titel staat Burroughs in deze druk met zijn echte naam vermeld. Toen het verhaal – een cowboy op de vlucht voor indianen belandt via een heilige grot opeens op Mars en beleeft daar allerlei avonturen – in 1912 uitkwam, stond als schrijver nog de naam Norman Bean vermeld. Het was een pseudoniem.
Burroughs, het was zijn eerste verhaal, wilde het verhaal publiceren onder de naam ‘Normal Bean’. Met dat ‘Normal’ wilde hij aangeven dat het verhaal weliswaar een fantasieverhaal was, maar dat de schrijver echt wel “normaal” was. De drukker dacht echter dat ‘Normal’ een typefout was en veranderde het in ‘Norman’.
Maar goed, terug naar de werkelijkheid en wel naar de Mars-bewoners en de pogingen om met hen in contact te komen, bijvoorbeeld door ‘grote wiskundige figuren op te stellen in de Siberische steppen als een soort reuzenalphabet” of ‘door het weerkaatsen van het zonnelicht door sterke reflectoren‘ of ‘dat alle Londensche gasfabrieken tegelijk eenige avonden achtereen om de vijf minuten alle gaslichten zouden uitdraaien.’
De bekende Amerikaanse Professor Edward C. Pickering was een groot voorstander van het experiment met de spiegels.
Het zou niet uitgevoerd worden. Een ander opmerkelijk idee was om te communiceren door middel van elektrische bliksemstralen die met hulp van de Niagara-watervallen opgewekt zouden moeten worden. Degene die dit plan bedacht was overigens niet zomaar iemand maar Tesla, de bekende Hongaarse natuurkundige.
Een ander bekend iemand die een methode bedacht om met de Mars-bewoners in contact te komen, was Macaroni, die morse-seinen wilde sturen. Dat de Mars-bewoners morse-signalen kenden had de Engelse wetenschapper Sir Francis Falton al in 1897 geopperd.
Eén van de meeste opmerkelijke experimenten om met de Mars-bewoners in contact te komen was die waarbij op heuvels in Amerika lichtbakens werden aangestoken. “Die lichtende plekken waren zoo gerangschikt dat de Marsbewoners als zij in bezit van uiterst sterke kijkers waren, er het theorema van Pythagorus in moesten herkennen.”
En waarachtig, het werkte! De Mars-bewoners antwoordden. “En waarlijk: daar zagen de Amerikaanse waarnemers – zoo beweerden zij – het bewijs van het theorema op Mars aangegeven!” Maar helemaal zeker waren de wetenschappers volgens dit krantenbericht uit 1895 blijkbaar niet. “Want de proef werd niet herhaald”.
(Het kan natuurlijk ook zijn dat de Mars-bewoners niet wisten hoe ze de Stelling van Pythagorus moesten bewijzen.)
Andersom probeerden ook de Mars-bewoners met ons in contact te komen, bijvoorbeeld door middel van vuur, aldus dit krantenbericht uit 1894. “dat het een wellicht een lichtsignaal is, door Marsianen, belust op kennismaking met de aardbewoners ontstoken.”
Ondanks al die pogingen lukte het echter niet om met de Mars-bewoners in contact te komen en volgens dit krantenbericht uit Hepkema’s courant van 26 juni 1909 kan het wel eens zijn dat er dat jaar een einde aan het leven op Mars is gekomen.
“en de laatsten der Mars-bewoners in die afgronden verdwenen zullen zijn.”
Professor Lowell verlegde in ieder geval na 1909 zijn interesse naar Planeet X. Op grond van afwijkingen in de baan van de planeet Uranus, nam men aan dat er naast de bekende planeten die ons zonnestelsel telde er nog een negende planeet X moest zijn. (In dit geval staat X niet voor het Romeinse cijfer ‘tien’ maar stond de X voor ‘onbekend’.)
In 1930 – veertien jaar na het overlijden van Percival Lowell – zou een medewerker van het observatorium van Lowell daadwerkelijk planeet X ontdekken. Omdat het observatorium van Lowell de planeet had ontdekt, mochten zij de naam bepalen.
Grappig misverstand. Volgens dit krantenbericht kozen ze voor de naam van de nieuwe planeet voor “Gänsefuss Pluto“. Gänsefuss is echter het Duitse woord voor “aanhalingsteken”. De planeet – tegenwoordig een dwergplaneet – heette niet Gänsefuss Pluto”, maar “Pluto”, genoemd naar de Romeinse god van de onderwereld, die zichzelf onzichtbaar kon maken.
Dat de eerste twee twee letters van Pluto (P en L), de initialen van Percival Lowell zijn, is waarschijnlijk meer dan toeval. (Over de ontdekking van Pluto – het was puur toeval; de afwijkingen van de baan van Uranus werden – zo bleek tientallen jaren later – niet veroorzaakt door een onbekende planeet, zal ik t.z.t wel eens een keer blogpost schrijven.)
In de volgende blogpost over Mars gaan we weer verder met de vraag of er nu wel of niet leven op Mars is (of ooit is geweest.) Als cliffhanger alvast dit persbericht van een persconferentie die President Clinton (samen met ‘technology adviser’, Dr. Jack Gibbons) op 7 augustus 1996 hield over de ontdekking van sporen van leven op Mars.
“It speaks of the possibility of life. If this discovery is confirmed, it will surely be one of the most stunning insights into our universe that science has ever uncovered. Its implications are as far-reaching and awe-inspiring as can be imagined.”
Volgende keer meer hierover.