32. Joseph-Marie Jacquard, 1752 – 1834; uitvinder van het programmeerbare weefgetouw dat werkt met ponskaarten

Computers zijn net als kinderen die hun kamer moeten opruimen. Zonder instructies – “Ruim nou eens eindelijk je kamer op!” – doen ze niets. Tot ver in de vorige eeuw kregen de grote mainframe-computers hun instructies door middel van ponskaarten. De ponskaart is een opslagmedium voor geautomatiseerde informatieverwerking in de vorm van een kartonnen kaart, waarbij de ponsgaatjes de informatie (bijvoorbeeld een letter of een cijfer) in binaire vorm weergeven. Elke kolom van de ponskaart bevat één byte aan informatie (dat wil zeggen één teken). De capaciteit van een kaart is meestal 80 kolommen.

31 Jacquard ponskaart

Voorbeeld van een ‘moderne’ computerponskaart. Elke byte aan informatie wordt ingevoerd door in de kolom van de kaart op bepaalde plaatsen gaten te maken die horen bij een bepaald teken. Elke teken heeft zijn unieke binaire code. Gaatjes staan meestal voor de 1. Het ontbreken van een gaatje staat dan voor de 0. foto Pete Birkinshaw

Ponskaarten worden niet alleen in de computerindustrie gebruikt. Sterker nog, de eerste ponskaarten zijn al in de achttiende eeuw bedacht om weefmachines aan te sturen. Bij het weven spant men een aantal draden parallel op een weefgetouw. Deze draden noemt men de schering. Vervolgens worden loodrecht hierop draden door heen geweven. Deze draden heten de inslag. (Even tussen haakjes, zie hier het ontstaan van de uitdrukking ‘schering en inslag’, waarmee wordt aangegeven dat iets heel vaak gebeurt; net zoals het weven van de draden van de inslag.)

Aanvankelijk gebeurt dit weven handmatig, later worden er weefmachines bedacht die worden aangestuurd met ponskaarten die het mogelijk maken om ingewikkelde patronen automatisch te weven. Dat zijn overigens geen ponskaarten van het formaat dat computers gebruiken, maar veel grotere kaarten. De gaten van de ponskaarten moeten namelijk door de metalen pinnen van de weefmachine kunnen worden ‘gelezen’. Een zelfde type kaarten zien we later ook bij draaiorgels

31 Jacquard ponskaarten weef 31 jacguard orgel

Links, de ponskaarten van een Jacquardweefgetouw uit de negentiende eeuw, zoals deze te zien is in het ’Museum of Science and Industry’ in Manchester in Engeland. (Foto George H. Williams) Rechts een kaart van een draaiorgel op straat; foto Threecharlie.

 Elke weefponskaart bevat “instructies” voor een draad (wel of niet weven op die plek). De ponskaarten worden ‘gescand’ met naalden; treft de naald een gat in de kaart aan, dan kan de inslagdraad met hulp van een haak omhoog gaan en door de schering geweven worden, geen gat betekent dat de scheringdraad omlaag moet blijven. Hierdoor kan je een voorgeprogrammeerd patroon weven.

Joseph-Marie Jacquard, over hem gaat dit portret, is overigens niet degene die de ponskaart als eerste heeft bedacht. De eerste “ponskaarten” zijn al in 1725 bedacht door Basile Bouchon, een wever die toevallig net zoals Jacquard uit Lyon komt, nou ja niet toevallig want daar zit een grote weefindustrie. Bouchon, zoon van een orgelmaker, komt op het idee om de mechanische aansturing van een muziekautomaat ook toe te passen in de weefindustrie. Hij doet dit door een rol papier met ‘ponsgaten’ om een cilinder te laten draaien, waarna met hulp van haken de kettingdraden de goede kant worden opgestuurd. De richting hangt af van de vraag of de haak wel of niet een gat in het papier aantreft.

Zijn assistent, ene Jean-Baptiste Falcon, is degene die drie jaar later inziet dat losse kaarten van karton een betere manier is om de informatie over te brengen dan het papier met de gaten van Bouchon. Gaat er namelijk iets mis met de papieren rol dan moet de hele rol worden vervangen. Scheurt echter een ponskaart, dan hoeft alleen maar die ene kaart vervangen te worden. Het is wel zo dat er beide systemen altijd naast de wever ook een zogeheten trekjongen nodig is om het weefgetouw te bedienen.

In de loop van de tijd trachten verschillende mensen het proces te verbeteren, lees te automatiseren. Eén van hen is Jacques Vaucanson. Deze Franse instrumenten- en automatenbouwer is in 1741 door de Franse regering benoemd als inspecteur-generaal van de zijdefabrieken van Frankrijk. Hij ziet hoe arbeidsintensief de weefindustrie op dat moment is en onder wat voor een omstandigheden de arbeiders werken en zoekt naar een manier om het wat ‘mensvriendelijker’ te maken. Hij bedenkt in 1745 een systeem dat gebruik maakt van een geponst instructievel dat om een ​​draaiende metalen cilinder is gewikkeld. De haken met de draden die bij het weefproces omhoog of omlaag gaan, krijgen hun “instructies” van het papier op de cilinder. Ook maakt het systeem gebruikt van iets dat een “Vaucanson-ketting heet – ik heb eerlijk gezegd geen idee wat voor een soort ketting dit is en wat die doet, maar het heeft gezien de naam vast iets met Vaucanson te maken. (Oké, ik heb het opgezocht, het is eigenlijk een soort fietsketting.)

In het ‘Musée des Arts et Métiers – CNAM in Parijs staan reconstructies van de weefmachines van Bouchon, Falcon en Vaucanson. Zie onder, links staat de weefmachine van Bouchon uit 1725 die werkt met een rol papier; in het midden het apparaat van Falcon uit 1728 dat gebruik maakt van ponskaarten; en rechts de weefmachine van Vaucanson uit 1745 met (in de rode cirkel) de metalen cilinder met het geponste instructievel. Foto’s: respectievelijk Dogcow, Rama en M. Favareille;

31 jacquard machines 3xFoto’s: respectievelijk Dogcow, Rama en M. Favareille;

Vaucanson wil met zijn automaat het leven van de wevers vergemakkelijken. Het lijkt hem daarom een goed idee om het weefproces te automatiseren, maar de arbeiders in de weefindustrie denken daar heel anders over. Zij zijn bang om hun baan te verliezen en saboteren de boel. Ze gooien met stenen naar hem en gaan in staking. Volgens sommige verhalen moet Vaucanson zelfs verkleed als monnik Lyon ontvluchten. De boze zijdewevers hebben geluk. Het systeem en de automaat van Vaucanson werkt niet feilloos. Het zal nog tot 1804 duren voordat Joseph-Marie Jacquard een weefmachine uitvindt, die wordt aangestuurd met ponskaarten die wel goed werkt.

Toch verdient Vaucanson (1709 – 1782) aandacht in dit deel van het overzicht van mensen achter de computer, niet zo zeer vanwege zijn bemoeienis met het weefproces – hij stapt juist van de ponskaarten af – maar vanwege zijn vele automaten, veelal bedoeld als puur vermaak. Vaucanson past namelijk feilloos in het rijtje van mensen zoals Hero van Alexandrië en de gebroeders Mūsā, zijnde mensen die machines bedenken die louter en alleen dienen om mensen te vermaken, maar waarvoor wel geldt dat hun automaten een hoop technische innovaties bevatten. Vaucanson bedenkt en bouwt een aantal beroemd geworden automaten, waarvan de fluitspeler, de eend en een tamboerijnspeler het bekendst zijn.

23a automaten vauchon

31 jacquard vaucasson   23a fluitspeler vauconson

Links; Vaucanson op latere leeftijd; schilder Joseph Boze; Rechts demonstreert een jongere Vaucanson zijn fluitspeler; links op een pilaar staat de mechanische eend. De afbeelding is afkomstig uit het boek ‘Les Grands inventeurs anciens et modernes’ van Alfred Des Essarts; Dat ‘modernes’ uit de boektitel is een beetje achterhaald, want het boek stamt uit 1864.

De beroemdste automaat van Vaucanson is zijn mechanische eend. Het is een buitengewoon ingenieus apparaat. Alleen al in elke vleugel zitten zo’n 400 bewegende onderdelen. De eend kan daardoor met zijn vleugels allerlei bewegingen maken. Ook – en dat maakt de eend helemaal bijzonder – kan het beestje drinken, eten en poepen. De eend eet een mengsel van zaad, drinkt dan water en begint vervolgens het eten te verteren. Hij kauwt wat en na een tijdje poept de eend opeens een mengsel van broodkruimels en groene kleurstof uit. Voor de toeschouwers ziet dit er als echte uitwerpselen uit. Het is uiteraard een trucje. De eend bevat een reservoir met “voorverteerd voedsel” dat wordt “uitgepoept”. De eend kan ook kwaken en als hij een kwakje heeft gelegd kwaakt hij luidkeels.

23 automaten vaucanson

Links een schets uit 1746 van de eend met een drinkbeker staande op zijn sokkel De eend wordt aangestuurd door raderen die verstopt zitten in de sokkel; In het midden een schets van het binnenste van de eend. Rechts een foto van wat de restanten van de eend zouden zijn; ergens gemaakt voor 1880. Fotograaf onbekend.

 De eend heeft op de Franse Wikipedia zelfs een eigen pagina met een heel lang verhaal over zijn wederwaardigheden. Ik vat zijn levensgeschiedenis even kort voor u samen. We beginnen in 1734. In dat jaar bedenkt Vaucanson het concept van de eend. Het duurt echter nog een aantal jaar voordat hij hem daadwerkelijk heeft gebouwd. In een brief uit 1738 aan Abbé Desfontaines beschrijft Vaucanson de eend als volgt: “Hij drinkt, dobbert in water en kwaakt zoals de natuurlijke eend. […]. Het voedsel wordt verteerd zoals bij echte dieren, door oplossing, en niet door fijnwrijven; het materiaal dat in de maag wordt verteerd, wordt door pijpen getransporteerd zoals dat bij het echte dier gaat door zijn darmen, richting de anus, waar een sluitspier is die de beweging naar buiten mogelijk maakt.” (Dat de eend het voedsel daadwerkelijk verteert en uitpoept is uiteraard een verzinsel van Vaucanson.)

In het voorjaar van 1739 wordt de eend, samen met enkele andere automaten van Vaucanson, voor het eerst tentoongesteld en wel in het Hôtel de Longueville in Parijs. Hij zal daar een aantal maanden te zien zijn. Wekelijks wonen zo’n 1.200 tot 1.500 betalende toeschouwers deze presentaties bij waaronder ook koning Lodewijk XV en zijn hofhouding. Ook de bekende wiskundige Montucla is één van de degenen die de tentoonstelling bezoekt. “We zagen hem zijn nek uitstrekken en verlengen, zijn vleugels optillen en ze met zijn snavel schoonmaken; hij nam graan dat hij doorslikte uit de ene trog, hij dronk uit de andere; en ten slotte, na verschillende andere bewegingen, scheidde hij een materiaal af dat leek op uitwerpselen.” aldus Montucla.

De tentoonstelling trekt ook buitenlanders. Zo schrijft de Engelse professor Joseph Pence na zijn bezoek enthousiast: “Als het gewoon een kunstmatige eend was die kon lopen en zwemmen, zou het niet bijzonder zijn. Maar deze eend eet, drinkt, verteert en kauwt als een echte eend. Zijn bewegingen zijn buitengewoon natuurlijk; hij is vraatzuchtig, hij verslindt zijn voedsel alsof hij grote honger heeft, drinkt matig en als hij klaar is, strijkt hij eerst zijn veren glad en doet dan iets wat hem waarschijnlijk zal verlichten.”

Voltaire bezoekt eveneens de tentoonstelling en ook hij is enthousiast. “Zonder de eend van Vaucanson zou er niets zijn wat ons zou herinneren aan de Franse glorie”, aldus Voltaire. Lijkt mij een beetje overdreven, maar goed.

Na Parijs gaat de eend in 1741 samen met de andere automaten van Vaucanson op tournee door Frankrijk en Italië. Vaucanson hoopt er flink veel geld mee te verdienen maar dat valt een beetje tegen. Een reis “die meer nieuwsgierigheid dan winst opwekt, aldus een schrijver van een Frans boek over Vaucanson. Vooral de transportkosten zijn hoog. Desondanks is een drietal zakenmensen uit Lyon geïnteresseerd in de automaten en in 1742 verkoopt Vaucanson ze tegen een aanzienlijk bedrag. De automaten gaan daarna op tournee door Europa, onder andere naar Engeland – in Londen zijn ze te zien in het Opera-House; de toegangsprijs bedraagt een half-a crown; dat zou nu ongeveer twee euro zijn – , Nederland (Amsterdam en Den Haag) en Duitsland (diverse steden), maar de automaten brengen niet de gelden op waarop de investeerders hadden gehoopt.

In 1755 laat degene die de tour organiseert de automaten achter in Neurenburg als onderpand voor schulden die hij aldaar heeft. Daar staan de eend en de andere automaten vervolgens ruim 25 jaar in kratten op een zolder. In 1784 worden ze herontdekt en koopt de chemicus Gottfried Beireis ze voor zijn rariteitenkabinet. De spijsvertering van de eend werkt niet meer, aldus Beireis – dat verbaast ons niet als je niet weet hoe dat “werkt” en je de boel niet bij vult – en niet alles beweegt meer. Beireis laat de boel repareren, maar de spijsvertering zal het nooit meer doen.

Na de restauratie wordt het onderhoud van de automaten toevertrouwd aan “een minder bekwame lokale monteur” en worden de machines in een vochtige wintertuin gestald. Dat doet de automaten geen goed en als in 1805 de beroemde Goethe de automaten komt bekijken, noteert hij even later: “De beroemde eend was helemaal geplukt; alleen het karkas bleef over. Hij at zijn gierst nog redelijk netjes, maar verteerde het niet.”

In 1809 overlijdt Beireis. Het is onduidelijk wat er daarna met de eend gebeurt. Hij lijkt van de aardbodem verdwenen te zijn, maar in ieder geval niet uit de herinnering van mensen. Zo refereert bijvoorbeeld Edgar Allen Poe in 1836 in een kort verhaal (‘The Chess Player of Maelzel,’) aan de eend: “Het was van natuurlijke grootte en imiteerde het levende dier zo perfect dat alle toeschouwers de illusie ondergingen ….”

In 1839 duikt de eend weer op en wel in Berlijn. De automaat is zeer vervallen, zowel door ouderdom als door diverse reparatiepogingen, sommige onderdelen van het mechanisme zijn kapot, ontbreken of zijn vervangen door onderdelen van mindere kwaliteit. Een zekere Georges Tietz, een exploitant van een reizend museum met 29 automaten en wassenbeelden, koopt de eend en laat hem repareren. Dat duurt liefst 3,5 jaar en kost meer dan 6.700 florijnen. In 1844 wordt de herstelde eend aan het publiek gepresenteerd in het Scala in Milaan, gevolgd door tentoonstellingen in Turijn, Besançon en in Parijs. Daarna steekt de eend de oceaan over en “treedt” in juni 1846 op in de Gothic Hall op Broadway in New York. De toegangsprijs bedraagt 25 dollarcent.

In 1848 is de eend weer terug in Europa, waar hij voor het laatst wordt gezien in Berlijn en in Leipzig. Tijden de (mislukte) Duitse revolutie van 1848 raakt het beest wederom zoek. Als Tietz in 1851 met zijn automaten Amsterdam aandoet, staat de eend niet meer op het menu, herstel programma. Hij wordt nooit meer gezien.

Volgens sommigen “komt de eend jammerlijk om” bij een brand in het Russische Nijni Novgorod, gelegen aan de Wolga. Als dat zo is, dan is hij behoorlijk ver weg gevlogen. Andere bronnen houden het er op dat de eend tijdens een brand in 1879 in een museum in Krakow in Polen verloren is gegaan. In 1920 duikt opeens een viertal foto’s van de eend op die voor 1880 gemaakt zouden zijn, maar of het daadwerkelijk de resten van de eend van Vaucanson zijn die op de foto’s staat is niet zeker. Enfin, tot zover de levensgeschiedenis van de eend van Vaucanson. Snel terug naar de weefmachine, de ponskaarten en de levensgeschiedenis van Joseph-Marie Jacquard.

Wie is Joseph-Marie Jacquard

31 Jacquard portret

Joseph-Marie Jacquard wordt op 7 juli 1752 geboren in Lyon in Frankrijk. Hij is één van de negen kinderen van het gezin Jacquard. De familie kent veel tragiek, zeven kinderen zullen op jonge leeftijd overlijden. Alleen Joseph-Marie  en zijn vijf jaar oudere zus Clémence overleven hun kindertijd.

Joseph-Marie Jacquard heet eigenlijk Joseph-Marie Charles, maar omdat twee generaties eerder twee verschillende takken van de familie Charles vlak bij elkaar in een voorstad (Couzon-Au-Mont d’Or) van Lyon wonen, krijgen deze families Charles, om ze van elkaar te kunnen onderscheiden, elk een bijnaam. De familie van de grootvader van Joseph-Marie krijgt de bijnaam Jacquard, waardoor deze tak als de familie “Charles ‘dit’ Jacquard” door het leven gaat. Later neemt Joseph-Marie de naam Jacquard aan als zijn officiële achternaam en kennen wij hem vandaag de dag als Joseph-Marie Jacquard.

Vader Jean Charles is een wever in Lyon. Hij heeft een werkplaats met twee weefgetouwen. Zijn moeder Antoinette Rive werkt ook in de weverij en houdt zich vooral bezig met de patronen van de te weven stukken. Joseph-Marie werkt als kleine jongen al in de werkplaats – heel veel kinderen werken in die tijd in de weefindustrie; volgens sommige bronnen zou Joseph-Marie al als driejarige in de werkplaats mee hebben moeten helpen, maar dat lijkt me sterk.

Joseph-Marie gaat niet naar school en als zijn moeder in 1762 overlijdt, kan de dan tienjarige Joseph lezen noch schrijven. Dat leert hij pas als hij dertien jaar oud is van zijn zwager Jean-Marie Barret. Deze is getrouwd met zijn oudere zus Clémence. Ook brengt hij Joseph-Marie wat basiskennis van wetenschap en techniek bij, maar we kunnen moeilijk zeggen dat Joseph-Marie een hoogopgeleid iemand is. Zijn zwager neemt hem in dienst bij zijn drukkerij- en boekverkoopbedrijf, waar Joseph-Marie aan de slag gaat als boekbinder en maker van drukletters.

In 1772, Joseph-Marie is dan twintig jaar oud, overlijdt zijn vader en erft Joseph-Marie het huis van zijn vader, de werkplaats met de twee weefgetouwen en een wijngaard. Als hij in 1778 trouwt met Claudine Boichon, een weduwe met enig vermogen, geeft hij als beroep op meesterwever en zijdehandelaar. Hij is dus zelf ook aan het weven gegaan. Een jaar later wordt hun zoon Jean-Marie geboren. Het zal hun enig kind blijven. In de volgende jaren neemt Jacquard een aantal verkeerde investeringsinvesteringen. Hij verliest al zijn bezittingen waaronder zijn weefbedrijf en krijgt schulden. Om geld te verdienen reist hij rond in de omgeving van Lyon en neemt allerlei baantjes aan, zoals kalkbrander en arbeider in gipsgroeve. Zijn vrouw blijft met het kind in Lyon wonen en gaat werken in een strohoedenfabriek.

We verliezen hem dan een tijdje uit het oog, maar eind jaren tachtig is hij terug in Lyon en is weer aan het weven. Hij bedenkt een verbetering van het weefgetouw, een handiger manier om de kettingdraden bij het weven te selecteren – maar voordat hij dit idee kan concretiseren, breekt de Franse revolutie uit. De eerste jaren gaat dat gepaard met veel binnenlandse strijd.

In 1793 zien we Jacquard terug bij de verdedigers van de stad Lyon als deze stad wordt aangevallen door de troepen van de Conventie. Lyon, op Parijs na de grootse stad van Frankrijk, kent in 1793 een contrarevolutionaire beweging van gematigden die de meer radicale aanpak van de Nationale Conventie van Robespierre te ver vindt gaan.

23a lyonHet beleg van Lyon (1793).Tot de verdedigers van de stad behoort ook Jacquard.

Als Lyon valt, vlucht Jacquard en neemt even later dienst in het leger van de Revolutionairen. In 1797 is Jacquard er opgeklommen tot sergeant. Ook zijn zoon Jean-Marie heeft zich bij het leger aangesloten. Bij een veldslag in 1797 – onduidelijk is waar; het zou tijdens de Italiaanse Veldtocht van 1796-1797 kunnen zijn, dat is de eerste grote buitenlandse veldtocht van Napoleon Bonaparte, raakt Jacquard licht gewond en sneuvelt zijn zoon. Gedesillusioneerd verlaat Jacquard het leger en keert terug naar Lyon. Daar houdt hij zich aanvankelijk bezig met – opmerkelijk – het bleken van strohoeden en – wat minder opmerkelijk – het repareren van weefgetouwen. Even later begint hij weer een eigen weverij.

Hij gaat ook verder met het verbeteren van het weefgetouw. In 1800 doet hij een octrooiaanvraag voor een verbeterd apparaat en in 1801 stuurt hij dit weefgetouw op naar de ‘Exposition des produits de l’industrie Française’ in Parijs. Hij krijgt er een bronzen medaille voor. Als hij na de expositie terugkeert in Lyon en daar zijn weefgetouw tentoonstelt, krijgt hij net zoals Vaucanson vijftig jaar eerder, te maken met boze wevers die hun werkgelegenheid bedreigd zien door zijn nieuwe machine. Zijn weefgetouw maakt namelijk de functie van trekjongen overbodig. (Elk weefgetouw wordt door twee man bediend, een wever en een trekjongen die de draden bediend.) Er breken rellen uit en boze arbeiders vernielen zijn weefgetouwen. “Ze verkopen de metalen delen als oud ijzer en gebruiken het hout als brandstof.”, zo klaagt Jacquard in een brief aan het stadsbestuur van Lyon.

In 1803 heeft Jacquard zijn weefgetouw nog verder verbeterend. Het is overigens niet zo dat hij heel veel nieuwigheden zelf bedenkt. Zo maakt hij gebruik van de naalden en haken van Bouchon en heeft hij uit het ontwerp van Vaucanson het idee overgenomen om het weefproces van bovenaf aan te sturen – bij latere exemplaren zit het mechanisme ook wel aan de zijkant. Wel ziet Jacquard af van de metalen cilinder en het geponste papier dat Vaucanson gebruikt en keert hij terug naar de ponskaarten van Falcon, die met een touw of een lint aan elkaar zijn verbonden.

Het voordeel van het gebruik van ponskaarten is dat er geen beperking is ten aanzien van het aantal dat gebruikt kan worden om een weefpatroon te maken – soms zijn dat er meer dan 20.000 stuks die onderling met een touw aan elkaar zijn verbonden; hoe groter het aantal kaarten, hoe verfijnder het ontwerp.

De eindige papierlengte die om de cilinder van Vaucanson is gewikkeld, zorgt daarentegen wel voor een beperking van de lengte van het patroon, waardoor diens machine vooral geschikt is voor repeterende patronen. Wat wel nieuw is aan de door Jacquard bedachte machine is zijn automatische inslagtechniek, waardoor de weefgetouwen (met één man in de bediening; er is geen trekjongen meer nodig) tot twintig keer sneller kunnen weven met de oude machines (met ook nog eens twee man in de bediening). De automaten van Jacquard weven vooral lakens en grote tafelkleden.

31 jacguard weefgetouwen

Links een illustratie uit 1874 van een Jacquard-weefmachine met het mechanisme aan de bovenkant en met slechts één man in de bediening; bron Bettman Archive; Rechts een replica van een weefmachine met het mechanisme en de ponskaarten aan de zijkant; Musée des Arts et Métiers; foto David Monniaux

Napoleon en de Franse regering zijn in die jaren na een periode van binnenlandse onrust en buitenlandse oorlogen druk doende om de Franse handel en industrie weer op gang te brengen. Ze zien in zijn uitvinding dan ook een mogelijkheid om de concurrentiepositie van de Franse weverijen en de zijde-industrie te verbeteren. Ze zijn dan ook erg in hun sas met zijn uitvinding. In ruil voor het algemeen gebruik van zijn idee krijgt hij een ruime beloning plus nog een jaarlijks vast bedrag. Het maakt hem een vermogend man. Als in 1805 Napoleon en zijn Josephine Lyon bezoeken, laten ze zich bij die gelegenheid door Jacquard ook voorlichten over zijn weefmachine en de zijde-industrie.

Het automatisch weefgetouw van Jacquard zorgt aanvankelijk voor een afname van het aantal wevers – boze arbeiders – maar al snel zijn er zo veel nieuwe weefmachines in gebruik dat dit voor veel extra werkgelegenheid zorgt. Het aantal textielbedrijven in Lyon verdrievoudigt in deze periode. Ook zijn er mensen nodig om de duizenden ponskaarten voor het weefproces te ponsen. Aanvankelijk gaat dit moeizaam, vanwege problemen met het ponskaartmechanisme, maar in 1815 bedenkt een zekere Jean Antoine Breton een verbeterde ponskaartmachine (en verliest een deel van de ponsers weer hun baan).

In 1819 wordt Jacquard onderscheiden met het Legioen van Eer. Een paar jaar later verhuist de dan 70-jarige Jacquard naar een klein dorpje buiten Lyon, waar hij schapen gaat hoeden – niet dat we hier een connectie met de wolindustrie achter moeten zoeken. In 1832 overlijdt hij op 82-jarige leeftijd.

In 1839 wordt hij postuum geëerd met dit onderstaande portret.

23a weefportret Jacquard

Als u denkt dat het een gravure is, dan heeft u het mis. Het is een met hulp van 24.000 ponskaarten geweven portret, naar een schilderij dat Claude Bonnefond van Jacquard maakte. Ze worden door een zekere Michel Marie Carquillat op bestelling gemaakt. Eén van de mensen die een exemplaar bezit, is Charles Babbage, de uitvinder van de allereerste computer. Het idee om machines instructies te geven door middel van ponskaarten neemt Babbage over bij zijn rekenautomaten.

Vandaag de dag worden ponskaarten wereldwijd nog steeds voor allerlei zaken gebruikt. Denk maar eens aan die chaotische hertelling in Florida tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2000, waar tellers onder toeziend oog van een legertje advocaten ponskaarten in de lucht hielden om te kijken of er nou wel of niet een gaatje was uitgedrukt.

Naar het volgende verhaal uit deze serie.

Naar het vorige verhaal uit deze serie

 

My WordPress Blog