Heeft u enig idee wat u hier ziet?
Het antwoord zal u misschien verrassen, maar het is een klok. Ik kom er verderop op terug. Hij is ontworpen door al-Jazari, een Islamitische geleerde die leefde van 1136 tot 1206. De tekening is afkomstig uit al-Jazari’s ‘Boek van de kennis van ingenieuze mechanische apparaten’, waarin hij allerlei door hem ontworpen apparaten beschrijft. Het door hem zelf geïllustreerde boek bevat beschrijvingen van een vijftigtal apparaten die hij in dienst van drie opeenvolgende Artuqid-heersers van de Turkmeense dynastie heeft ontworpen en gebouwd. Het verscheen enkele maanden voor zijn dood in 1206.
Al-Jazari – hij werkte in Diyarbakır (een plaats gelegen in het zuidoosten van het huidige Turkije) – is één van de bekendste apparatenbouwers uit het Islamitische gouden tijdperk, dat is de periode die zo’n beetje loopt van de achtste tot de dertiende eeuw. Het is in deze tijdsspanne dat de wetenschappers uit het voormalige kalifaat van de Omajjaden toonaangevend zijn in de wetenschappelijke wereld, niet alleen op het gebied van de wiskunde, natuurkunde en astronomie, maar bijvoorbeeld ook op het gebied van de gezondheidszorg.
Zo geldt al-Zahrawi (936- 1013), hij woont en werkt in Cordoba, als de grootste chirurg van de middeleeuwen. Deze praktiserende geleerde bedenkt niet alleen talloze chirurgische instrumenten en voert operaties uit – en schrijft op hoe je dat het beste kan doen- maar ook houdt hij zich bezig met allerlei theoretische medische zaken. Zo oppert hij bijvoorbeeld (terecht) dat hemofilie erfelijk zou zijn
Een pagina afkomstig uit een boek van een zekere Guy de Chauliac, een veertiende-eeuwse Franse chirurg, met voorbeelden van instrumenten die ontworpen zijn door al-Zahrawi;
Een andere Islamitische geleerde die zich met de gezondheidszorg bezig houdt, is de in Caïro werkzame Ibn al-Haytham (965-1045). Hij komt als eerste met het idee dat het invallende licht niet in het oog maar in de hersens tot een beeld wordt verwerkt.
Een tekening (± 1015) van Ibn al-Haytham waarin hij laat zien dat de ogen zijn verbonden met de hersens.
Ibn Sina, (980 – 1037) is nog zo’n voorbeeld van een beroemde medicus uit die tijd. Deze Perzische wetenschapper was niet alleen medicus maar daarnaast ook paleontoloog, geoloog, natuurkundige, psycholoog, wiskundige, filosoof en alchemist – zoiets noemen we een allround wetenschapper. Zijn boek ‘Al-Qanun fi al-Tibb’ (‘Canon van de Geneeskunde’) wordt eeuwenlang als medisch leerboek gebruikt.
Een exemplaar van het boek van Ibn Sina, zoals het te zien is in het Mausoleum – Hamadan in Iran. foto Adam Jones Kelowna, BC, Canada
Er zijn in dit gouden tijdperk van de islamitische wetenschap twee centra waar de wetenschap is geconcentreerd. Het ene is het ‘Huis der Wijsheid’ in Bagdad, het andere is de Islamitische Universiteit van Córdoba in Spanje. In deze centra werken niet alleen moslims maar ook christenen, joden en geleerden met een andere, al of niet gelovige, achtergrond. Ook buiten deze plaatsen zijn er allerlei geleerden in de kalifaten actief.
Ze houden zich er bezig met allerlei onderwerpen. Zo theoretiseert Abu Rayhan al-Biruni (973–1048) in zijn ‘Codex Masudicus’ (1037) dat er op grond van geologische processen een continent moet liggen tussen het oosten van Azië en het westen van Europa. (Vijfhonderd jaar later wordt Amerika ‘ontdekt’.) Ook berekent hij met hulp van trigonometrie en de hoogte van een berg dat de straal van de aardbol 6.340 km moet zijn; dat is maar 17 km mis.
Ook bouwen de Islamitische geleerden uit die tijd veel wetenschappelijke hulpmiddelen en – al of niet nuttige – technische apparaten. Een voorbeeldje van een zo’n wetenschapper is de in Toledo woonachtige al-Zarqali, hij leeft van 1029 – 1087. Hij is naast een astronoom een uitermate deskundige instrumentenmaker. Zo is hij de ontwerper en bouwer van de beroemde klok van Toledo. Koning Alphonso VI van Spanje laat in 1135 de klok uit elkaar halen om te kijken hoe deze werkt. Dat had hij beter niet kunnen doen, want niemand kan de klok daarna weer werkend in elkaar krijgen, zo ingenieus is het ontwerp van al-Zarqali.
Al-Zarqali zoals hij samen met een astrolabium (een instrument waarmee hoeken gemeten kunnen worden voor de landmeetkunde, zeevaart of sterrenkunde) staat afgebeeld op een Spaanse postzegel uit 1986.
Had echter niet al-Zarqali maar al-Jazari – dat is degene waarover dit portret gaat – de klok van Toledo ontworpen, dan hadden ze hem waarschijnlijk wel weer werkend in elkaar kunnen krijgen, want Al-Jazari beschrijft in zijn ‘Boek der kennis van ingenieuze mechanische werktuigen’ niet alleen de functie van de vijftig door hem ontworpen mechanische apparaten, maar hij geeft ook met behulp van illustraties aan hoe ze in elkaar gezet kunnen worden. Al-Jazari geldt dankzij dit “Doe-het-zelf-boek” en zijn apparaten als één van de belangrijkste grondleggers van de moderne mechanica.
Als voorbeeld hoe Al-Jazari de werking van zijn apparaten toelicht met illustraties, zie hier twee pagina’s uit zijn boek; Links legt hij de werking van een fontein in de vorm van een pauw uit; rechts die van een kaarsklok.
Wie was Al-Jazari?
Over de persoon al-Jazari weten we niet veel. Hij is vermoedelijk in 1136 geboren. Datgene wat we over hem weten is vooral afkomstig uit de inleiding van zijn ‘Boek der kennis van ingenieuze mechanische werktuigen’. Op de titelpagina wordt zijn naam vermeld als ‘Ál-Shaykh Ra’is al-A`mal Badi`al-Zaman Abu al-‘Izz ibn Isma`il ibn al-Razzaz al-Jazari’. Dat is een visitekaartje vol, maar dat komt omdat het een combinatie is van zijn naam, zijn functiebenaming en een eerbetoon.
Zo betekent het ‘al-Shaykh’-gedeelte dat hij een zeer geleerd persoon is, houdt ‘Ra’is al-A`mal’ in dat hij de hoofdingenieur van het hof is en betekent ‘Badi`al-Zaman’ dat hij ‘een wonder van de tijd’ is. Laten we deze zinsdelen even allemaal weg, dan resteert ‘Abu Al Izz Ismail al-Jazari’ als zijn naam. Meestal wordt hij alleen met zijn achternaam ‘al-Jazari’ aangeduid. Dit kan er op duiden dat hij (of een voorouder) afkomstig is uit de stad Jazari, het huidige Turkse Cizre, maar het kan ook een verwijzing zijn naar de streek met dezelfde naam in Mesopotamië, een gebied gelegen op de grens van het huidige Syrië en Irak.
Waar en bij wie al-Jazari zijn eerste wetenschappelijke kennis heeft opgedaan, is niet bekend. Vermoedelijk zal zijn vader hem in ieder geval het nodige bij hebben gebracht, want deze was, net als al-Jazari later, hoofdingenieur aan het hof. In zijn boek geeft al-Jazari aan dat hij uitgebreid de werken van Archimedes en andere wetenschappers uit de oudheid heeft bestudeerd. Ook schrijft hij over de machines die de Banū Mūsā broers in de negende eeuw na Christus ontwierpen. Deze wetenschappers zullen dus ook hebben bijgedragen aan zijn ontwikkeling.
In zijn boek (de oorspronkelijke Arabische titel luidt ‘al-Jami `bayn al-`ilm wa ‘l-`amal al-nafi` fi sina`at al-hiyal’; letterlijk vertaald ‘een handboek over de theorie en nuttige praktijk van de mechanische kunsten’) schrijft Al-Jazari dat hij in 1199 met het schrijven van het boek is begonnen. Ook vermeldt hij dat hij in 1181 in dienst trad van de Artuqiden, een Oghuz-Turkse dynastie die in de 11de en 12de eeuw over delen van Oost-Anatolië (thans een regio in oost-Turkije en noord-Irak) heerst. Eerst werkt hij er voor koning Nur al-Din Muhammad en na diens dood voor zijn zoon Qutb al-Din Sukman. Nadat deze ook is overleden, komt hij in dienst van diens broer Nasir al-Din Mahmud. Het is deze laatste die aan al-Jazari vraagt of hij de werking van zijn machines op papier wil zetten, opdat de kennis hierover niet verloren zal gaan. Over dit verzoek schrijft al-Jazari in zijn boek:
“Op een dag […] bracht ik hem iets dat hij me bevolen had om te maken. Hij keek naar mij en naar datgene dat ik had gemaakt en dacht erover na […] Hij zei: “Je hebt unieke apparaten gemaakt. Deze dingen, die je met veel moeite en volmaakt gemaakt hebt mogen niet verloren gaan. Ik wens dat je een boek voor mij schrijft met alles wat jij hebt gemaakt en dat ook tekeningen bevat. Ik heb […] zijn voorstel geaccepteerd, want een andere optie dan zijn wens vervullen is voor mij niet mogelijk.”
In het boek beschrijft al-Jazari 50 apparaten waaronder water- en kaarsklokken, fonteinen, hevelmachines, muziekautomaten en drinkautomaten. Bij elk apparaat plaatst al-Jazari een “Ikea-achtige” bouwtekening om de werking en de bouw van het apparaat uit te leggen. Bij gecompliceerde machines tekent hij meerdere afbeeldingen. In totaal bevat het boek 174 afbeeldingen. De beroemdste automaten die Al-Jazari in zijn boek beschrijft zijn de olifantenklok en de kasteelklok. Het zijn allebei waterklokken. Maar voordat we specifiek op deze twee waterklokken ingaan, eerst even kort de geschiedenis van de klok.
De geschiedenis van de klok
De allereerste “klokken” voor het bijhouden van de tijd zijn zonnewijzers. Daar heb je uiteraard zonlicht voor nodig, dus als het bewolkt is (en ‘s avonds en ’s nachts) heb je niks aan een zonnewijzer. Later volgen de kaarsklok – het duurt een bepaalde vaste tijd voordat een kaars van een bepaalde dikte is afgebrand – en de waterklok.
Het zijn de oude Grieken die als eerste met het idee van een waterklok op de proppen komen, even later gevolgd door de Chinezen die onafhankelijk van de Grieken ook een waterklok bedenken. Een waterklok werkt min of meer als een zandloper. Het duurt een bepaalde tijdsperiode, die afhankelijk is van de grootte van het gat waar het water doorheen stroomt, voordat een vat met water is leeggestroomd of volgestroomd – afhankelijk van het type waterklok. Probleem voor een waterklok is natuurlijk wel dat het niet moet vriezen.
Het principe van de waterklok is eenvoudig. Het laten weglopen van het water, dan wel het vullen van een bak waar water in valt, dan wel het langzaam zakken van een drijvende voorwerp in een waterbak – er bestaan meerdere types waterklokken. – kan je gebruiken om met hulp van slimme mechanische koppelingen ‘de wijzers van de klok’ te laten bewegen. Je kan de snelheid van de beweging van de wijzers regelen door de wegloopsnelheid van het water (door middel van kleinere of grotere gaten) bij te stellen.
In de loop van de tijd zijn er telkens spitsvondigere mechanismes bedacht, die er voor zorgden dat waterklokken de tijd steeds nauwkeuriger aangeven en die daarnaast ook nog andere toeters en bellen in beweging kunnen zetten. Waterklokken behoren eeuwenlang tot de belangrijkste typen klokken.
Een voorbeeld van een eenvoudige waterklok met een wijzerplaat uit 1615. Het wegzakkende water laat met hulp van een drijvend bakje, een katrol en een houten staafje waaraan de wijzers van de klok bevestigd zijn draaien. Deze klok is ontworpen door Salomon de Caus; Afbeelding afkomstig uit de ‘Deutsche Fotothek of the Saxon State Library / State and University Library Dresden (SLUB)’
Sommige waterklokken zijn heel erg groot en bevatten heel veel water. Toen bijvoorbeeld in 1198 in de Abdij van St Edmundsbury brand uitbrak, renden de monniken als eerste naar de grote klok van de abdij om daar het water uit te halen om de brand te blussen. Andere waterklokken kennen een ontwerp waarbij veel minder water voor nodig is.
Het basisprincipe van een waterklok is hetzelfde als dat van een zandloper. Het gebruik van zandlopers om de tijd bij te houden, komt echter pas vanaf de veertiende eeuw op gang en dan nog voornamelijk op schepen. Dit omdat waterklokken op de schommelende boten niet goed functioneren.
Eén van de oudst bekende afbeeldingen van een zandloper. Het betreft een fresco van Ambrogio Lorenzetti uit 1338;
Ergens in de veertiende eeuw ontstaan de eerste mechanische klokken. Dit is mogelijk dankzij de uitvinding van de zogeheten ‘spillegang’. Dankzij dit mechanisme kan men klokken bouwen die geen water of kaarsen als aandrijfmechanisme nodig hebben. De eerste mechanische klokken maken gebruik van gewichten, die na een bepaalde tijd weer omhoog getrokken moeten worden.
Twee afbeeldingen afkomstig uit ‘Tractatus Astrarii’, een manuscript van de Italiaan Giovanni de Dondi uit 1365.
Links een tekening van een deel van zijn ontwerp voor een klok met gewichten (de gewichten zijn nog net aan de onderkant van de tekening te zien). Rechts de spillengang (de twee cirkels met een kruis er in) met daarboven een balanswiel, dat de draaiende beweging van de raderen van de spillegang vertraagt, zodat de wijzers van de klok in het goede tempo blijft bewegen. Zou het balanswiel de boel niet vertragen, dan zou het gewicht in één keer omlaag zakken en zouden de wijzers van de klok als een gek ronddraaien. De tijd vliegt zou men dan bij wijze van spreken zeggen.
Het grote voordeel van dit type klokken ten opzichte van de waterklok is dat ze ook gebruikt kunnen worden op bewegende voorwerpen zoals schepen en op koude plaatsen waar het water van een waterklok kan bevriezen. Wel kennen de eerste mechanische klokken grote problemen met het overbrengen van de juiste snelheid van het radarwerk naar de wijzers toe, waardoor de tijd niet nauwkeurig wordt weergaven. Deze problemen worden vooral veroorzaakt door het balanswiel. De wijzers van de klok kunnen er daardoor soms wel een kwartier tot een uur per dag naast zitten. De eerste mechanische klokken geven daarom meestal alleen maar de uren aan en hebben geen minutenwijzer.
Dit verandert echter als in 1656 Christiaan Huygens het slingeruurwerk bedenkt. Zijn idee is gebaseerd op het werk van Galileo, die ontdekt dat de zwaaiperiode van een slinger vrijwel altijd gelijk is ongeacht het slingergewicht. De slingertijd wordt alleen beïnvloed door de lengte van de draad waaraan de slinger is opgehangen. Hoe korter de draad, des te sneller de slingerbeweging is. Een slinger met een slingerlengte van 1 meter lengte maakt twee slingeringen. Een slinger met een slingerlengte van 4 meter lengte maakt in die zelfde tijd maar één slingering. (Het gewicht wat aan de slinger hangt speelt hierbij geen rol. Een slinger van 1 meter lengte met een gewicht van 1 kg slingert net zo snel als een slinger van 1 meter met een gewicht van 4 kg er aan.)
Christiaan Huygens komt nu op het idee om de spillegang van een mechanisch klok niet met een balanswiel te verbinden maar met de zogeheten ankers van een heen en weer bewegende slinger, waardoor de overbrenging van energie richting de wijzers van de klok – lees het ronddraaien van de wijzers – veel beter wordt gereguleerd. Klinkt een beetje ingewikkeld allemaal, maar het effect is wel dat het slingeruurwerk van Huygens maar een afwijking van een minuut per dag vertoonde. De slinger maakt het ook eenvoudiger om een klok beter in te stellen; een langere slinger laat de klok trager lopen, een kortere sneller.
De lange grijze staaf is de heen en weer bewegende slinger. De ankers (helemaal bovenaan met de twee haken aan het eind) zorgen er voor dat de beweging van de spillegang telkens even wordt afgeremd. Weergegeven zijn twee posities van de slinger. Afbeelding Chetvorno; Wikipedia.
De waterklokken van al-Jazari
Tot zover dit uitstapje naar de geschiedenis van de klok, nu weer terug naar de waterklokken van al-Jazari. Twee ontwerpen uit zijn boek zijn heel beroemd geworden. De eerste is de olifantenklok. Op deze klok staan afbeeldingen afkomstig uit allerlei culturen. AL-Jazari zelf schrijft hierover in zijn boek: “De olifant vertegenwoordigt de Indiase en Afrikaanse culturen, de twee draken vertegenwoordigen de Chinese cultuur, de Phoenix vertegenwoordigt de Perzische cultuur, het waterwerk vertegenwoordigt de Griekse cultuur en de tulband vertegenwoordigt de islamitische cultuur”.
Zie hier een reproductie van de klok zoals hij in een winkelcentrum in Dubai staat (foto Jonathan Bowen). Het is een buitengewoon ingenieus apparaat.
Een reproductie van de olifantenklok zoals hij in een winkelcentrum in Dubai staat (foto Jonathan Bowen).
Het tijdmechanisme zit verstopt in de buik van de olifant. Daarin bevindt zich een waterreservoir met daarin een drijvend vat. In de bodem van het vat zit een gat. Het vat vult zich hierdoor van onderen af langzaam met water. Na een half uur zakt het volgelopen vat omlaag. (Dat je kan uitrekenen hoe lang het duurt voordat een bepaalde hoeveelheid binnenstromend water iets laat zinken, blijkt ook in 1912 als de aan boord aanwezige ontwerper van de Titanic berekent dat het nog ongeveer 2,5 uur zal duren voordat de Titanic zal zinken, maar dat is een heel ander verhaal.)
Ik zal nu een poging wagen om de werking van de klok verder uit te leggen, maar bedenk hierbij wel dat ik altijd al zelfs grote moeite heb om de tekeningen van Ikea te begrijpen. (“Wanneer u het niet begrijpt zonder dat ik het aan u uitleg, betekent dit dat u het niet zult begrijpen, zelfs als ik het u uitleg.” – Haruki Murakami; Japans schrijver.)
Enfin, ik doe een poging. De olifantenklok werkt als volgt. Het langzaam zinkende vat is met een strak touw, dat verstopt zit in de constructie, verbonden met de figuur die boven op de rug van de olifant zit. Doordat het touw steeds strakker getrokken wordt, draait deze figuur langzaam een rondje. In zijn hand heeft hij een meetlat die de minuten aangeeft. Als er na een half uur zoveel water in het vat is gestroomd dat het vat naar de bodem zinkt, dan wordt er door middel van een tweede touw een hele serie gebeurtenissen in werking gezet.
Dit tweede touw is verbonden met een bakje met metalen ballen dat zich boven in de koepel van de installatie bevindt. Doordat het touw het bakje scheef trekt, valt er een bal uit het bakje, waardoor een vogel bovenop het apparaat gaat draaien. De bal raakt daarna een hendel, waardoor op de koepel een schijfje van een urenmechanisme verschuift. Deze schijf geeft door middel van zwarte en witte vlakken het aantal verstreken uren aan.
Een deel van een replica van de olifantenklok, zoals deze te zien is in Kasımiye Medrese, Mardin in Turkije. Rechtsboven (naast het hoofd van de figuur die bovenop de olifant zit) is de schijf te zien met de zwarte en witte rondjes die aangeven hoeveel uren er zijn verstreken. Foto Nedim Ardoğa: Wikipedia
De vallende kogel valt vervolgens in de mond van één van de twee draken die zich aan de zijkant van de klok bevinden. De draak met de bal in zijn mond draait daardoor omlaag. Hij laat vervolgens de kogel vallen in een vaas, wat op zijn beurt weer een mechanisme in werking zet waardoor er op een trommel wordt geslagen – de klok slaat.
Omdat de omlaag bewegende draak door middel van het touw verbonden is met de waterbak met het gat er in, wordt deze bak ondertussen omhoog getrokken tot boven de watergrens van het vat. Het water loopt hierdoor uit de bak. Aan het einde van de cyclus gaat de draak weer omhoog en gaat het leeg gestroomde vat weer drijven en begint het hele proces opnieuw. Het enige wat men moet doen om de klok werkende te houden is twee maal per dag de gevallen ballen uit de vaas halen en deze weer in het bakje leggen. Dan begint het proces opnieuw. Snapt u het allemaal? Had ik trouwens al verteld dat ik niet kan uitleggen?
De andere beroemde waterklok van al-Jazari is zijn 3,4 meter hoge kasteelklok. Het zijn geen kleine klokken die al-Jazari ontwerpt. Zie hier zijn kasteelklok.
De kasteelklok laat niet alleen de tijd zien – de uren kan je aflezen door te kijken naar het aantal openstaande luiken; op bovenstaande afbeelding, afkomstig uit het boek van al-Jazari, is één van de twaalf luiken open, daarmee aangevend dat het 1 uur is – maar ook zijn op de klok de bewegingen van de dierenriem (de halve groene cirkel bovenin met afbeeldingen van de dierenriem) en de stand van de zon en de maan te zien. Daarnaast maken er, als er een uur voorbij is, vijf muzikanten (deze zijn onder op de klok te zien) “muziek”. Ik zal geen poging ondernemen om uit te leggen hoe de klok technisch werkt – dat is in mijn geval sowieso zinloos- maar neemt u van mij aan dat de klok werkt.
Een bijzonder aspect van deze klok is dat men de lengte van de uren van de kasteelklok kan “programmeren” (op de olifantenklok kan dit overigens ook), zodat er rekening kan worden gehouden met ongelijke uren. Tot aan het einde van de Middeleeuwen wordt er op veel plaatsen een systeem van ‘ongelijke uren’ gehanteerd. De dag wordt in dit systeem ingedeeld in twee perioden die even lang duren, een lichte en een donkere periode van elk twaalf uur. De lichte uren lopen van zonsopkomst tot zonsondergang – de tijdsperiode dat men werkt. De donkere periode loopt van zonsondergang tot zonsopkomst.
Nu is het zo dat gedurende het jaar de periode tussen zonsopkomst en zonsondergang niet even lang duurt. Zo bedraagt de tijd tussen zonsopkomst en zonsondergang in de zomer in Diyarbakır, de plaats waar al-Jazari woont en werkt, veertien uur (gerekend in ‘moderne’ uren) tegenover negen uur in de winter. Die veertien lichte uren moeten in de zomer op de klok worden “ingekort” tot een periode van 12 klokuren en de negen donkere uren moeten op hun beurt worden “verlengd” naar een periode van twaalf klokuren, opdat de lichte en donkere periode even lang duren.
Dit aanpassen geschiedt door middel van een door hem bedachte stroomregulator, waarmee de hoeveelheid stromend water in het mechanisme dagelijks kan worden aangepast. Mede daarom wordt deze klok wel eens gezien als een programmeerbare machine, wat uiteraard niet juist is. Je kan met de klok niet ‘programmeren’. Je kan alleen handmatig de doorloopsnelheid van het water aanpassen. (Pas vanaf 1300 wordt het systeem van twee even lang durende donkere en lichte delen losgelaten. De dag begint dan overal om middernacht en eindigt vierentwintig even lang durende uren later, los van het feit of dit lichte of donkere uren zijn.)
Er zijn meer ontwerpen van al-Jazari die ook wel eens (ten onrechte) worden betiteld als programmeerbare machines, bijvoorbeeld zijn feestboot met vier muzikantenrobots die allerlei verschillende nummers kunnen spelen, afhankelijk van de keuze die men maakt. Zie hier de werktekening van zijn feestboot die slechts dient om de gasten op feesten te vermaken.
De vier ‘muzikanten’ zitten links bovenop de boot, boven de waterbak. De andere figuren dienen als opvulling. Net zoals in de waterklokken zit in de muzikanten een complex raderwerk dat de muzikanten laat bewegen en ‘spelen’. (Bovenstaande afbeelding is afkomstig uit het boek van al-Jazari.)
Een ander opmerkelijk apparaat dat al-Jazari bedenkt is een automaat om je handen te wassen. De automaat bevat een spoelmechanisme, dat je vandaag de dag ook ziet in moderne toiletten. Wanneer de gebruiker aan de hendel in zijn automaat trekt, loopt het water weg en vult de automaat (in de vorm van een vrouw) het bassin opnieuw.
Het ontwerp van al-Jazari van een handwasautomaat met een spoelmechanisme en een soort vlotter.
De reden dat al-Jazari dit uitgebreide portret in de reeks van de mensen achter de computer verdient, is vooral gelegen in het feit dat zijn apparaten allerlei technische vernieuwingen en verbeteringen bevatten zoals een nokkenas, een dubbele cilinderpomp, een versnellingsapparaat om raderen sneller of langzamer te laten lopen, diverse ingenieuze tandwielen en een verbeterde versie van een krukas. Veel wetenschappers en uitvinders maken later gebruik van zijn ontwerpen.
Zo past Leonardo da Vinci meerdere technieken van al-Jazari toe in zijn machines en gebruiken de bouwers van de eerste stoommachine zijn ontwerp van de dubbele cilinderpomp in hun stoommachine. Ook iemand als Blaisse Pascal maakt bij het bouwen van de eerste werkende analoge rekenmachine dankbaar gebruik van zijn ideeën.
Al-Jazari’s handboek verschijnt voor het eerst in januari 1206. Dit allereerste exemplaar is verloren gegaan. Drie maanden later, op 10 april 1206, verschijnt een nieuwe versie van het boekwerk. Hierin wordt vermeld dat al-Jazari inmiddels is overleden. Al-Jazari geldt als één van de belangrijkste technici in de geschiedenis van automaten.
Naar het volgende verhaal uit deze serie.
Naar het vorige verhaal uit deze serie