De kapper (2)

Begin jaren vijftig woonden mijn ouders in Beilen in Drenthe. Ik was nog niet geboren, dus daar heb ik weinig herinnering aan. Wel ken ik het verhaal dat mijn vader mij een keer vertelde over de dorpskapper van Beilen. Deze had de neiging niet alleen de haren maar ook de oren van je hoofd te kletsen.

Tijdens een van de knipbeurten vertelde hij mijn vader een verhaal over een echtpaar. Hij was de kostwinnaar van het gezin, zij deed het huishouden. De man des huizes wou graag dat zijn vrouw een huishoudboekje bij hield, zodat hij kon zien waaraan het geld werd uitgegeven. Van haar hoefde dat niet zo, maar toch deed zij dat vol plichtbesef en zeer nauwgezet.

000000000 huisvrouw1

Huisvrouw begin jaren vijftig aan het werk; foto Willem van de Poll; Anefo; Nationaal Archief.

Elke maand klopten de uitgaven tot op de cent nauwkeurig met het budget. Ze bleek over een goed hart te beschikken, want ze gaf regelmatig geld aan mensen die het wat slechter hadden dan haar. Maar ook dit hield ze nauwkeurig bij. Dan stond er in het overzicht een post als ‘Aan arme man gegeven: vijftig cent’.

De echtgenoot was dan ook zeer tevreden over de wijze waarop zijn vrouw de administratie bijhield. Totdat hij op een dag een keer las: ”Van arme man gekregen: twee gulden”. Toen pas ging er een lichtje bij hem branden. Zijn vrouw bleek elke keer de post ‘Aan arme man gegeven’ als sluitpost te gebruiken om het overzicht kloppend te krijgen.

Nu had het blad Panorama begin jaren vijftig een lezers-schrijfwedstrijd. Je mocht verhalen uit het dagelijks leven in sturen en als de Panorama jouw verhaal plaatste, dan kreeg je daar tien gulden voor. Mijn vader vond het verhaal over het echtpaar leuk, paste het iets aan en stuurde het op naar de Panorama. Hij won. Panorama plaatste het verhaal en mijn vader kreeg er tien gulden voor.

De volgende keer dat mijn vader bij de kapper kwam, sprak deze hem direct aan. Hij had het verhaal in de Panorama gelezen. “Dat verhaal heb ik jou verteld. Dat heb je van mij.” sprak hij. “Klopt” zei mijn vader. “Maar dan heb ik recht op het geld.” zei de kapper. “Nou”, antwoordde mijn vader, “Ik ben wel degene die het iets aangepast heeft, het opgeschreven heeft en het opgestuurd heeft, maar ik vind wel dat je recht hebt op een bijdrage en daarom heb ik besloten het hele prijzenbedrag verspreid over het jaar bij jou uit te geven – knippen kostte in die tijd één of twee gulden. De kapper knikte tevreden en begon gelijk weer met het vertellen van een verhaal. “Misschien kan je dat ook opsturen” zei hij enthousiast.

Tot zover dit kappersverhaal. Ik was van plan om deze blogpost nu te sluiten, maar er is een onverwachte wending. Ik keek namelijk even op de site van Delpher.nl – daar kan je oude kranten en tijdschriften inzien – om te kijken of ik het verhaal ergens kon terug vinden en zowaar dat lukte. Maar tot mijn verrassing was het niet de Panorama, maar het Algemeen Handelsblad van 6 november 1952 waar ik verhaal aantrof en wel in de rubriek ‘En tenslotte …”

000000000 nrc

Uit het Algemeen Handelsblad d.d. 06-11-1952

Zie hier het hele verhaal zoals dat in de krant stond:

Onlangs vertelden wij van de primitieve boekhouding in een winkeltje-van-alles, waar Rijksaccountants kwamen controleren en een post „D.M.J.W. — ƒ15.—” vonden. Deze konden zij niet verklaren en de oude vrouw die het zaakje dreef bekende eindelijk bijna in tranen dat D.M.J.W. Dat Mag Joost Weten betekende. Dit vertellinkje heeft de pen losgemaakt van een lezer, die uit het huishoudboekje van zijn echtgenote klapt, overigens nadat hij zich van het copyright heeft verzekerd.

„Mijn vrouw”, schrijft hij, „is een model-huisvrouw. Niet alleen wat de practische, maar ook wat de theoretische gang van zaken betreft. Haar budget klopt bijvoorbeeld altijd. Weliswaar is alles altijd op aan het eind van de maand, maar zij heeft dan ook iedere cent verantwoord. Dat doet zij in zo’n ouderwets schriftje, klein formaat, met een harde zwarte kaft en gelinieerd papier. Alle postjes netjes onder elkaar. Ik heb wel eens geprobeerd, in haar eigen belang, haar de beginselen van eenvoudig boekhouden bij te brengen, maar die nam zij niet van mij aan. „Niet nodig”, zei zij „ik schrijf links: 1 pond zout, en rechts: ƒ 0.14 — dan tel ik alle bedragen op en het is in orde.”

„Laatst heb ik eens in dat boekje gebladerd. Ik heb ontdekt dat mijn vrouw behalve lieftallig ook liefdadig is, want bijna Iedere dag vond ik een post: Aan arme man gegeven — en dan een bedrag, waarvoor de arme man zijn gezin een dag zou kunnen voeden. Die post was tussen twee lijntjes in gekrabbeld en ik begon half en half te vermoeden dat mijn lieve echtgenote aan het eind van de maand een aardig sommetje niet thuis had kunnen brengen … Maar goed, dank zij deze frequente arme mannen was haar balans in evenwicht.

Ook in de volgende maand traden voortdurend arme mannen op. Ze begonnen mij een beetje de keel uit te hangen, want per slot van rekening verdien ik het brood voor mijn gezin. Maar ik ben een liberaal man en erken het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw, die ten minste even hard werkt als ik. Aan het eind van haar gecijfer was ik trouwens weer helemaal vertederd. Want het rekenkundig talent van mijn echtgenote bleek niet groot genoeg te zijn om haar tekort gelijkmatig over de arme mannen te verdelen. Zij had de lieden blijkbaar wat te veel toegedacht.
Want ten slotte had zij van haar optelling weer afgetrokken: „Van arme man gekregen — ƒ 5.—“

Eh, wat is hier aan de hand? Dit is overduidelijk het zelfde verhaal waarvan mijn vader vertelde dat hij het bij de kapper had gehoord, het enigszins had aangepast en het naar de Panorama had opgestuurd. Hoe zit dat nu? Hoe komt dit in het Algemeen Handelsblad terecht? Heeft iemand anders het verhaal geschreven en heeft mijn vader het zich in de loop van de tijd al of niet opzettelijk toegeëigend?

Kortom, ik ben in verwarring. Jammer dat er in het Algemeen Handelsblad niet de naam van de lezer bij staat, die het verhaal opstuurde. Was het mijn vader of was het  iemand anders?

Als ik het verhaal lees, dan heb ik echter het vermoeden dat mijn vader de lezer is die het heeft opgestuurd. Allereerst was het Algemeen Handelsblad de krant die mijn ouders lazen. Ook de datum – 6 november 1952 – klopt. Dat is in de tijd dat mijn ouders in Beilen woonden, de tijd dat mijn vader volgens eigen zeggen het verhaal van de kapper had gehoord. Dan is er het boekhoudkundig aspect. Het verhaal is zo te lezen duidelijk geschreven door iemand die verstand van boekhouden heeft. Mijn vader was in die tijd leraar Handelswetenschappen en Boekhouden.

Er is ook een ding dat niet klopt. Het verhaal wordt verteld vanuit de positie van de echtgenoot. Mijn vader had het echter van horen zeggen, het was geen eigen verhaal. Maar mijn vader zei dat hij het enigszins had aangepast om het mooier te maken en een verhaal geschreven vanuit de ik-persoon is natuurlijk een veel leuker verhaal.

Maar veruit de belangrijkste reden dat ik denk dat mijn vader de lezer is die het verhaal naar het Algemeen Handelsblad heeft opgestuurd, is de stijl van schrijven. Dat is precies de stijl van schrijven die ik van hem ken uit verhalen voor clubbladen van voetbalclubs en voor plaatselijk krantjes. (Tussen haakjes, als u zich afvraagt, van wie ik al die ongein heb, van mijn vader dus.)

Maar goed – het blijft een gok – als mijn vader de lezer is die het heeft opgestuurd naar het Algemeen Handelsblad, hoe zit het dan met het verhaal van mijn vader dat hij het naar de Panorama heeft gestuurd, er een tientje mee won en dat de kapper er vervolgens een deel van wou hebben? Klopt dat dan wel? Ik weet het uiteraard niet zeker, maar het zou kunnen dat  ook het kappersverhaal toch waar is.

De reden dat ik dit denk, is namelijk dat er een beetje vreemde zin in het inleidende verhaal in het Algemeen Handelsblad staat. “[…] Dit vertellinkje heeft de pen losgemaakt van een lezer, die uit het huishoudboekje van zijn echtgenote klapt, overigens nadat hij zich van het copyright heeft verzekerd.” Waarom zou een lezer dat laatste doen? Tenzij hij van plan was om het ook ergens anders heen te sturen (of al had gedaan) zoals voor de Panorama-wedstrijd.

Maar goed, hoe het nu daadwerkelijk zit en wie wat heeft geschreven, weet ik dus niet. Mijn ouders leven beide al lang niet meer en aan hen kan ik het dus niet vragen. Maar iemand kan je dertig jaar later dus nog steeds verrassen.