Vannacht had ik een rare droom. Ik was voorzitter van de Eerste Kamer. Om het publiek meer bij de politiek te betrekken had de regering bepaald dat één keer per maand een gewone burger die dag voorzitter van de Eerste Kamer zou zijn. Er werd daarvoor geloot en het lot had mij aangewezen. Je kon je er niet aan onttrekken. Je was verplicht te komen.
Ik zou ’s morgensvroeg de agenda van de vergadering thuis gestuurd krijgen, maar hoe vaak ik ook in mijn mailbox keek, er zat geen mailtje met de agenda in. Dat begon al lekker. Op een gegeven moment moest ik weg, want anders zou ik te laat komen. Dan maar zonder agenda. Ik fietste naar het Binnenhof en om kwart voor negen liep ik de zaal van de Eerste Kamer binnen. Ik was de eerste. Er was nog niemand. Tien minuten later was ik nog steeds de enige in de zaal en opeens bedacht ik dat ik misschien wel in de verkeerde zaal zat.
Ik holde de zaal uit, vroeg aan iemand waar de Eerste Kamer die dag vergaderde en om één voor negen liep ik bezweet de goede zaal binnen. Ik ging op mijn plek zitten. Naast me zat een griffier die me gedurende de dag zou ondersteunen. Ik keek op mijn horloge. “Is iedereen er?” vroeg ik aan de griffier en toen hij daar bevestigend op antwoordde zei ik in de microfoon: “Het is negen uur. Zullen we beginnen” “Nee” zei de griffier “U moet zeggen: Hierbij verklaar ik de vergadering voor geopend.” “Excuses, hierbij verklaar ik de vergadering voor geopend.” sprak ik op deftige toon.
Direct liep er een kamerlid van de regeringspartij naar de interruptiemicrofoon. “Hier protesteer ik tegen. Het is nog maar één voor negen en u kunt de vergadering dus nog niet openen.” zei hij op verontwaardigde toon. Ik keek op mijn horloge. Dat gaf nu aan dat het twee minuten over negen was. ”Ik heb het al na negenen” zei ik “En bovendien, als het nog geen negen uur was en de vergadering nog niet geopend kan zijn, dan kunt u dus ook niet protesteren.” Ik vond dat wel slim van mij bedacht en de oppositie was het mij eens want die ging luid op hun bankjes trommelen.
Enfin, de vergadering begon. Het onderwerp was een of ander moeilijke juridische zaak en nadat de eerste spreker, een lid van de oppositie, een ellenlang en saai verhaal had gehouden, zei ik: “Dank u wel voor uw interessante bijdrage”. Direct liep het kamerlid die eerder vond dat ik de vergadering niet had mogen openen naar de interruptiemicrofoon en zei: “Wilt u dat woord terugnemen. Het woord ‘interessant’ houdt een waardeoordeel in en de publieksvoorzitter van de Eerste Kamer moet neutraal zijn.” De griffier fluisterde me in het oor dat het betreffende kamerlid één van de felste tegenstanders was van een burger als Kamervoorzitter. Nee, echt leuk vond ik het leiden van de vergadering niet.
Collega Prof. J.P. Mazure, voorzitter van de Eerste Kamer in 1966; Fotograaf onbekend; Nationaal Archief.
Wat ik wel leuk vond, was dat er een intermezzo was en wel van Paul McCartney. Waarom weet ik niet maar deze held uit mijn jeugd zou een korte toespraak in de Eerste Kamer houden. Ik moest – in mijn rol als Kamervoorzitter – hem welkom heten. Daar zag ik wel een beetje tegen op, want het moest in het Engels en dat houdt bij mij niet echt over. Ach, had ik hem nu maar aangekondigd met zo’n typische Britain’s Got Talent zin als: ‘the floor is yours’, maar ik moest zo nodig zeggen dat de Nederlandse regering zeer verheugd was dat hij zijn kostbare tijd aan ons ter beschikking stelde. En had ik nu maar deze zin door een professional laten vertalen, maar ik dacht dat ik dit wel zelf kon.
Nadat ik mijn welkomstwoord had uitgesproken, ontstond er wat geroezemoes in de zaal. “Je hebt zojuist gezegd dat je blij bent dat hij ter beschikking wordt gesteld van de regering, of te wel dat hij TBS krijgt” fluisterde de griffier in mijn oor. Ik kreeg een rood hoofd, maar Paul McCartney trok zich niks van mijn woorden aan. Hij zei dat hij blij was in Holland te zijn, dat hij van iedereen in Europa hield en dat hij tegen de Brexit was. Daarna begon hij een paar Beatles liedjes te zingen. Iedereen in de zaal, zowel de regeringspartijen als de oppositie zong mee, behalve het ene Kamerlid van de regeringspartij die de hele tijd al protesteerde. Die zat strak voor zich uit te kijken.
Toen het optreden voorbij was ging de vergadering weer verder. Ik vond het leiden van de vergadering maar niks en was blij dat het om twaalf uur was afgelopen. Ik ging lunchen met de griffier en liep daarna naar buiten. Het was lekker weer en ik ging op een bankje bij de Hofvijver zitten. Daar zat ik om twee uur nog, toen opeens mijn mobieltje ging. Het was de griffier. Waar ik bleef? De vergadering ging verder. Iedereen zat op mij te wachten. “Oh”, zei ik verbaasd. “Ik wist niet dat de vergadering ’s middags verder zou gaan” “Had ik dan niet in de agenda gekeken?” vroeg de griffier. “Die heb ik niet gehad” stamelde ik en haastte me naar de vergaderzaal.
Maar voordat ik daar aan kwam, werd ik gelukkig wakker. Ik bleek alles gedroomd te hebben. Dat was een opluchting.
Enfin, en nu dus de vraag, waarom droom ik nou zo iets? Paul McCartney kan ik nog verklaren. Een paar dagen geleden zagen Marianne en ik op YouTube het mooie filmpje waarin Paul McCartney samen met James Corden door de straten van het Liverpool uit zijn jeugd reed, terwijl hij tussen de gesprekken door samen met James Corden allerlei Beatles-liedjes zong.
Als je op de afbeelding klikt, dan kom je bij het filmpje op YouTube.
Maar voor de rest, geen idee waarom ik dat allemaal droomde. Wat ik wel weet, is dat in het geval u een goede dagvoorzitter voor een bijeenkomst zoekt, dat u dan beslist niet mij moet inhuren.