Trump eet een ijsje

Time is op bezoek geweest bij Donald Trump. Ze mochten een hapje mee-eten. In haar column in de Volkskrant citeert Sheila Sitalsing uit het blad – ik citeer op mijn beurt weer haar en als u mij wilt citeren, dat mag.

Sheila Sitalsing in de Volkskrant: ‘Het beste stukje gaat over het diner, waar een aantal verslaggevers van Time aanzat, samen met Trump en diens vicepresident Mike Pence. Trump krijgt suikervrije cola, terwijl de rest water krijgt geserveerd. Hij krijgt als enige een extra bakje saus bij de kip en bij het toetje krijgt iedereen een bolletje vanille-ijs met taart, behalve de president. Die krijgt twéé bolletjes.

Trump krijgt twee bolletjes ijs, de rest van het gezelschap maar één bolletje. Dat is toch fantastisch! Ik wil wedden dat een heleboel Amerikaanse jongetjes en meisjes nu ook president van Amerika willen worden. Overigens ook als kind at Donald Trump al graag een bescheiden ijsje. Zie hier:

00000 ijsje

Ook Nederland kent politici die graag een ijsje eten. Mark Rutte is een bekend ijsjes-eter en ook Dries van Agt mocht in zijn tijd graag een ijsje op het Binnenhof eten.

00000 ijsje van Agt1977: Dries van Agt eet een ijsje op het Binnenhof; foto Bert Verhoeff, Anefo, Nationaal Archief.

Ik moet overigens nu wat opbiechten – nee, niet dat ik ook graag een ijsje eet – maar dat de foto van de kleine Trump die een reuze ijsje eet fake news is.

00000 tweeettrump

Het jongetje dat een heel groot ijsje eet, is niet Donald Trump, maar een Nederlands jongetje, gefotografeerd in 1983. Ik trof de foto aan in het Nationaal Archief toen ik zocht op ijsjes-etende politici. Maar wat wel waar is dat Trump bij het eten met Time twee bolletjes ijs kreeg en de rest van het gezelschap maar één. Je bent tenslotte president van Amerika of niet.

Duifjes (2)

Een paar weken nadat in de zomer van 1967 een wezel in ons duivenhok had huisgehouden  – zie hier –  kwam een vriendje van mij opgewonden vertellen dat hij met zijn ouders op bezoek was geweest bij een boswachter. Het was een kennis van zijn ouders. Hij had daar verteld over het drama wat ons was overkomen en toen had de man – hij had zelf heel veel duiven –  gezegd dat ik wel gratis een nieuw setje jonge duiven bij hem mocht komen ophalen.

De volgende dag gingen we naar de boswachter. Het was een aardige man. Hij had allemaal meeuwduiven. Dat was een andere soort dan dat wij hadden, maar ik vond ze mooi. We kozen twee jonge duiven uit, een mannetje en een vrouwtje, en gingen blij met onze nieuwe aanwinsten naar huis.

Er was één mogelijk probleempje had de boswachter gezegd. De afstand tussen zijn huis – hij woonde aan de rand van een bos; je bent boswachter of niet –  en ons huis was hemelsbreed, ‘as the crow flies’ zoals de Engelsen zo mooi zeggen (vrij vertaald: zoals de duif vliegt), ongeveer één kilometer. Er was daarom een kans dat de duiven weer terug zouden vliegen naar zijn huis. We konden ze daarom maar beter een paar dagen in ons hok opgesloten laten zitten. Dan zouden ze aan het hok wennen en dan was de kans groter dat ze bleven.

duifjes

Een meeuwduif; foto wikipedia

Toen we de nieuwe duiven in het hok zetten, werden ze uitbreid bekeken door Gerrit en Kootje, de twee overgebleven mannetjes in ons hok – de vrouwtjes waren bij het wezeldrama omgekomen. Gerrit en Kootje hadden daartoe ook uitgebreid de tijd, want we lieten het hok drie dagen dicht. De vierde dag deden we ’s morgens het hok open. Gerrit en Kootje vlogen er direct uit, even later gevolgd door het nieuwe koppeltje. Ze vlogen nieuwsgierig een rondje om het huis, gingen even op het dak zitten en vlogen vervolgens linea recta terug naar het huis van de boswachter.

’s Middags haalden we ze weer op. We moesten ze maar iets langer in het hok laten zitten, een weekje of zo, zei de boswachter. Zo gezegd zo gedaan Tot groot ongenoegen van Gerrit en Kootje lieten we het hok nu een week dicht. Het hielp niet. Zo gauw we het hok open zetten, vlogen de meeuwduiven weer terug naar het huis van de boswachter.

We besloten nog één nieuwe poging te ondernemen. Het hok bleef nu liefst drie weken dicht. Wel werd het hok af en toe voor Gerrit en Kootje open gezet – de meeuwduiven zaten dan even in mandje zodat Gerrit en Kootje konden uit- en invliegen. In de derde week gebeurde er iets onverwachts. Het vrouwtje legde een ei. We zetten het hok open en deze keer vlogen de duiven niet weg. Ze gingen een nest maken. De eieren – er werd nog een tweede ei gelegd – kwamen uit en vader en moeder duif gingen de jongen verzorgen. Het was een vrolijke familie duif en het leek er nu op alsof ze helemaal genesteld waren. Dat hadden we fout gezien.

Nadat de jongen zelfstandig genoeg waren, vlogen pa en ma duif namelijk weer terug naar het huis van de boswachter. We zagen het voor onze ogen gebeuren. We zaten in de tuin. Alle duiven zaten op het dak. Vader en moeder duif koerden opeens luidkeels en vlogen toen richting het huis van de boswachter. De jonge duiven bleven op het dak zitten en vlogen aan het eind van de dag het hok weer in. De volgende dag kwamen de ouders weer terug. We hoorden ze opeens op het dak zitten koeren. We liepen naar buiten en zagen nog net hoe ze weer weg vlogen. En deze keer vlogen de jongen mee, richting het huis van de boswachter.

We gaven het op. We besloten om ook geen nieuwe duiven meer te kopen. Een paar maanden later viel Gerrit opeens dood van zijn stokje. Kootje bleef alleen achter. Hij ondernam telkens grote tochten. Waarschijnlijk op zoek naar soortgenoten. Soms bleef hij wel een eens dagje weg, later wel eens twee of drie dagen. Op een dag kwam hij helemaal niet meer terug.

Het duivenhok werd later een rommelhok.

 

Duifjes

Vijftig jaar geleden woonden wij in Diepenveen, een dorp gelegen vlakbij Deventer. Mijn oudste broer had een huisdier, een goudvis. Hij heette Bob en zwom in een kom met drie plantjes en een kasteeltje zijn rondjes. Bob was volgens mijn broer een heel slimme goudvis. Hij kon zijn naam zeggen. Als je op het glas van de kom tikte en vroeg: “Bob, hoe heet je?” dan antwoordde hij “Bob”. Je kon hem weliswaar niet horen – omdat hij onder water zwom zei mijn broer – maar als je goed naar zijn mondbewegingen keek, dan kon je zien dat hij Bob zei, althans dat beweerde mijn broer. Zo te zien riep Bob overigens de hele dag door zijn eigen naam.

Bob was ook heel atletisch. Op een dag vergiste mijn broer zich bij het verschonen van de vissenkom – mijn broer moest Bob zelf verzorgen. In plaats van koud water, vulde mijn broer de kom met warm water. Toen hij daarna Bob terug in de kom zette, sprong deze met een enorme krachtinspanning uit de kom en belandde in de la met bestek. Bob overleefde het. Later toen hij weer in zijn kom met koud water zwom, en je vroeg aan Bob hoe dat voelde, dat hete water, dan antwoordde hij “Au”.

Mijn andere broer en ik wilden op een gegeven moment ook een huisdier. Een hond of kat was uitgesloten – mijn broer was daar allergisch voor – maar duiven dat kon wel. Onze buurman had postduiven en deed mee aan wedstrijden. Postduiven wilden wij niet. De buurman had namelijk een keer verteld dat je bij wedstrijden de beste kansen had als je een broedend vrouwtje van het nest pakte. Die wilde dan zo snel mogelijk terug naar haar eieren en zou daarom sneller naar huis vliegen. Dat vonden wij zielig en gemeen. Stiekem vonden wij het dan ook wel mooi dat sommige van zijn duiven bij terugkomst van een wedstrijdvlucht niet direct het hok in wilden vliegen – ze hadden een ring om en die moest je van hun pootje afhalen en dan in een soort klok stoppen; dan stopte de tijd – maar dat ze eerst nog op het dak ging zitten om uit te rusten. Hoe langer ze dit deden, hoe wanhopiger de buurman in de tuin stond te fluiten en te rammelen met een bakje voer. Lekker puh, dachten wij. Moet je de vrouwtjes maar niet van hun nest halen.

Geen postduiven dus. De keuze viel op sierduiven. Wel moesten wij beloven dat wij zelf voor ze zouden zorgen. En dat hield niet alleen het voeren in, maar ook regelmatig het hok schoonmaken. Elk voordeel heeft zijn nadeel zou Johan Cruijff jaren later zeggen.

Mijn vader wist een adresje in Schalkhaar en kocht samen met ons daar twee sierduiven, een mannetje die mijn broer Gerrit noemde en een vrouwtje die ik een naam mocht geven, maar waarvan ik de naam vergeten ben. (Ik word oud; hoe kan ik vijftig jaar later niet meer weten hoe mijn duif heette.) Een handig mannetje bouwde een duivenhok naast de garage. Het was een soort kippenhok met een glazen wand en een deur om in het hok te komen. Het had ook een klep die je open en dicht kon zetten, zodat de duiven het hok in en uit konden vliegen. ’s Morgens deden we de klep open en ‘avonds sloten we hem weer. Na een maand bleek dat mijn broer toch allergisch was voor duiven en moest ik het hok alleen schoon maken. Heel fijn. Waarom was hij wel allergisch voor duiven en niet voor snoepgoed en ijs?

Na een tijdje kregen Gerrit en zijn eega nesteldrang en even later was onze duivenfamilie uitgegroeid tot vijf stuks. Kootje, een drukdoend mannetje die de hele dag zijn krop stond vol te blazen om te laten zien hoe knap hij wel niet was, en twee zusjes waren de nieuwe leden van onze duivenfamilie. Na een maand was er een klein drama. Eén van de zusjes vloog de garage in. Daar stond op een vliering een emmer met teer. De duif ging op de rand zitten en kukelde er in. Hij vloog er nog uit. Dat gaf overal teervlekken in de garage. Het was nog een geluk dat de auto buiten stond. Toen we de duif vonden zat er al weinig leven meer in en de volgende dag hebben wij hem verdrietig in een hoekje van de tuin begraven.

Duifjes 1967Voorjaar 1967; de elfjarige Martin voert de duifjes. De grijze duif achteraan is Gerrit, de duif bij mijn rechterhand met zijn opgeblazen krop Kootje. Op de voorgrond moeder duif en naast Gerrit zit op mijn linkerbeen dochter duif. Ik had tegen mijn vader gezegd dat hij maar snel een foto van mij en de duiven moest maken voordat ze allemaal dood zouden gaan. Alsof ik het drama aanvoelde dat een paar maanden later zou gebeuren.

In de zomer van 1967 vond namelijk nog een tweede duivendrama plaats. We gingen een weekje op vakantie naar een huisje in Friesland. De buurman zou in onze afwezigheid de duiven voeren. Op zijn vraag of hij ’s avonds ook het hok dicht moest doen, zeiden wij dat dat niet nodig was. Dan konden de duiven het hok in- en uitvliegen wanneer ze dat wilden. Toen we terugkwamen van ons weekje vakantie kwam de buurman aanlopen en sprak met een ernstig gezicht met mijn vader. Hij vertelde dat er vermoedelijk een wezel ons hok was binnengedrongen. Op een avond hoorde hij opeens een enorm lawaai in ons hok. Toen hij ging kijken, lag het ene vrouwtje doodgebeten op de grond, de andere was verdwenen. Overal lagen veren op de grond. De twee mannetjes, Gerrit en Kootje, zaten opgewonden luid koerend op het dak van ons huis. Die waren het hok uit gevlucht. De beide vrouwtjes – ze waren allebei aan het broeden – hadden echter vermoedelijk hun nest verdedigd. De buurman had alles opgeruimd en het hok voor ons schoongemaakt. Gerrit en Kootje bleven een week lang op het dak zitten. Toen pas durfden ze het hok weer in.

Ik heb nog lang in de buurt gezocht naar een spoor van mijn duif, maar nooit iets gevonden.

 

Opmerkelijke borden (12)

Als kind vond ik pop-up boeken altijd prachtig. Dan sloeg je een bladzijde om en dan kwam er opeens een kasteel uit het boek tevoorschijn. De mooiste pop-up boeken waren die waar je ook nog eens mensen of dingen kon laten bewegen door een stuk karton met een pijltje heen en weer te bewegen. Zie hieronder een voorbeeldje.

00000 boek

In Deventer zag ik dit weekend de overtreffende trap van het pop-up boek: het pop-up terras. Als je op de plek van het pop-up terras je auto parkeerde, dan werd je weggesleept. Terecht, anders kan het terras niet uppoppen – Is dat overigens een bestaand werkwoord of ben ik nu de taal aan het vernieuwen?

Zie hier het waarschuwingsbord. Er staat ook nog eens een pijltje op, net zoals bij de pop-up boeken. Als je er aan trekt, dan bewegen de mensen op het terras heen en weer.

00000 pop up

Wilhelm Schickard

Naast het levensverhaal van John Napier – zie de blog van gisteren –  is het tweede verhaal dat ik recent heb geschreven in de serie van de mensen achter de computer het portret van de Duitser Wilhelm Schickard. Dit verhaal begint als volgt:

Wilhelm Schickard, 1592 – 1635; ontwierp op papier de eerste mechanische rekenmachine

Schikckard

In 1973 verscheen er in Duitsland een postzegel met daarop afgebeeld een tekening van een oude rekenmachine met daaronder de tekst ‘350 jahre rechenmaschine’. Het was een postzegel ter ere van Wilhelm Schickard. In Duitsland wordt hij namelijk gezien als de eerste persoon ter wereld die een mechanische rekenmachine bedacht. In de rest van de wereld krijgt de Fransman Blaisse Pascal – die twintig jaar na Schickard met een werkende mechanische rekenmachine op de proppen kwam – veelal deze eer.

Schikckard postzegel

De reden dat Schickard buiten Duitsland meestal niet als de ontwerper van de eerste mechanische rekenmachine wordt gezien, is dat de buitenwereld in zijn tijd nooit een werkend exemplaar heeft gezien. Zijn machine is alleen bekend vanuit brieven die hij schreef aan Johannes Kepler, de bekende Duitse astronoom uit de zeventiende eeuw. In deze brieven uit 1623 en 1624, teruggevonden in de jaren dertig van de vorige eeuw, beschreef Schickard het technisch ontwerp van een dergelijke rekenmachine. Met de machine kon je naar eigen zeggen niet alleen getallen van zes cijfers of minder optellen en aftrekken, maar kon je ook vermenigvuldigen met getallen onder de honderd – iets wat de machine van Pascal niet kon.

Een Duitse universiteit bouwde in 1960 aan de hand van de ontwerptekeningen en de beschrijving van Schickard de machine na. Het apparaat bleek na het maken van enkele kleine – maar wel noodzakelijke – aanpassingen te kunnen optellen en aftrekken. In Duitsland wordt daarom Schickard gezien als de ontwerper van de eerste mechanische rekenmachine. Dat is wat te veel eer. Er zijn geen historische verslagen, buiten zijn eigen brieven om, van mensen die de machine van Schickard in werking hebben gezien. In de rest van de wereld houdt men daarom vast aan Blaisse Pascal als de uitvinder van de rekenmachine. Van zijn machine zijn enkele historische exemplaren bewaard gebleven.

Wie het hele verhaal wil lezen, kan hier terecht.

John Napier

In mijn serie over de mensen achter de computer heb ik eindelijk weer eens twee nieuwe afleveringen geschreven. De eerste gaat over John Napier. Hij is niet alleen de ‘bedenker’ van de logaritme, maar kwam ook met een doos met ivoren staafjes op de proppen, die je als hulpmiddel kan gebruiken bij vermenigvuldigen en delen. Het portret begint zo:

John Napier, 1550 – 1617; bedacht een rekensysteem met ivoren staafjes als hulpmiddel

John Napier

Het is voor de mensheid maar goed dat niet alle berekeningen van de Schotse wiskundige John Napier klopten. Was dat wel het geval geweest, dan hadden we niet meer bestaan, want volgens berekeningen van Napier, gemaakt in 1593 en gebaseerd op theologische geschriften, zou de wereld in 1688 vergaan, en als het niet in dat jaar gebeurde dan zou de dag des oordeels in 1700 plaats vinden – het kan natuurlijk ook zijn dat zijn berekeningen wel klopten maar dat zijn uitgangspunten onjuist waren.

John Napier is in de wiskunde een beroemde naam. Hij geldt als de bedenker van de logaritme. In 1614 verscheen zijn boek ‘Mirifici Logarithmorum Canonis Descriptio’, waarin hij het concept van logaritmes beschreef. Dit is echter niet de reden dat hij is opgenomen in het overzicht van de mensen achter de computer. Dat heeft hij te danken aan zijn zogenaamde ‘Napier’s Bones’ (in het Nederlands wel de ‘beenderen van Napier genoemd’). Dat waren ivoren staafjes met getallen er op, die men als hulpmiddel kon gebruiken bij het maken van vermenigvuldigen en delingen. Wie denkt dat dit hulpmiddel gebruik maakte van de logaritmes waarmee hij eerder op de proppen kwam, heeft het mis. Het staat daar helemaal los van. Het was gebaseerd op een “idee” dat al in het oude India en Egypte bekend was.

napier bones 3Setje van Napier’s bones uit de zeventiende eeuw; Landesmuseum Baden-Württemberg, Stuttgart; foto Dr. Bernd Gross; Wikipedia.

Ten aanzien van Napier’s betekenis voor de wiskunde is er nog een puntje de moeite waard om hier te vermelden en wel de decimale punt. Het was John Napier die in 1617 voor het symbool “.” pleitte om de “getallen achter de komma” te scheiden van “de getallen voor de komma”.

Wie de rest van het verhaal wil lezen, kan hier terecht.

 

Een superscherpe foto

Ter gelegenheid van zijn 50ste verjaardag organiseerde Koning Willem-Alexander vorige week vrijdag een etentje voor 150 gasten die net zoals hij ook op 27 april waren geboren. Hoe oud je was, deed er niet zo veel toe, mits je maar op 27 april was geboren en je dit jaar een kroonjaar bereikte. Je kon je er voor opgeven en uit de duizenden aanmelders werden er 150 uitgekozen. De oudste was 100 jaar oud.

Na afloop van het diner in het Koninklijk Paleis op de Dam, begaf het gezelschap zich naar buiten om een groepsfoto te maken. Een ‘usfie’ geen selfie, zo noemde Willem- Alexander de foto. De gigapixel-foto werd genomen met een speciale camera waardoor niet alleen de koning, zijn vrouw en hun gasten, maar ook iedereen op de Dam haarscherp zichtbaar was. Het maken van de foto was van te voren aangekondigd, waardoor er best veel mensen naar de Dam waren gekomen. Zie hier het resultaat van deze foto.

000 overzicht

Op deze link: https://gigapixel.nl/wa50/ kan je de foto tot in detail bekijken. De gigapixel foto is 100x zo scherp als een gewone foto. Door met je muis over de foto te bewegen en in- en uit te zoomen kan je inderdaad allerlei details zien. Ik heb dat ook gedaan en voor u er de volgende tien scenes uitgehaald. De locatie van die ‘scenes’ staan op onderstaande afbeelding aangegeven.

000 overzicht dam met nummers 2

Nummer 1: Uiteraard stonden Willem-Alexander en Maxima op de foto. Ze staan tussen de 5 en de 0 van de 50. Je kan wel zien dat ze de nodige ervaringen met poseren hebben.

000 kon paar

Nummer 2:  Willem-Alexander en Maxima staan niet één keer maar twee keer op de foto. Als je inzoomt op het bovenste ronde raam van het gebouw van Madame Tussaud, rechts op de grote foto, dan zie je ze daar nog een keer staan. Een mevrouw met een rode blouse is brutaal voor onze koning gaan staan om te zien wat er allemaal beneden op de Dam gebeurt.

000 kon paar 2

Nummer 3: De gasten van Willem-Alexander staan apart in een met hekken afgesloten vak. Ze hebben allemaal feestelijke kleding aan. Het zijn er 148. Twee gasten hadden op het allerlaatste moment bedankt. Wellicht tragische omstandigheden, wellicht ziekte, maar misschien gaven ze bij nader inzien toch de voorkeur aan een eigen verjaardagspartijtje. Het kan ook zijn dat er voetbal op tv was of nog erger een voetbalpraatprogramma. – dat laatste zou kunnen. De foto is op vrijdagavond genomen. Dan zendt RTL 7 Voetbal Inside uit met Johan Derksen en René van der Gijp. De enige die eigenlijk ten onrechte in het vak staat is Maxima. Zij is niet op 27 april geboren maar op 17 mei.

Omdat het koninklijk paar in het vak staat, zijn er ook veiligheids-mensen op de foto te zien. Linksonder zie je bijvoorbeeld iemand staan met de rug naar de fotograaf toe. Ongetwijfeld iemand van de beveiliging. Rechtsonder staat iemand met precies dezelfde kleding aan. Vermoedelijk dus ook een veiligheidsman. Maar in tegenstelling tot zijn collega aan de andere kant spiedt hij niet de mensenmenigte af, maar kijkt ook lachend omhoog naar de fotograaf. Zijn baas zal hem na het zien van de foto hierover ongetwijfeld hebben aangesproken.

000vak

x                                                                                                                         x

De twee beveiligers heb ik op bovenstaande foto met een kruisje aangegeven.

Nummer 4: Tussen de honderden mensen was precies één zoenend paartje te zien. Het zijn deze twee mensen. Ergens anders stond nog een man die een poging deed een vrouw te zoenen, maar die zoende niet terug. Zij wou liever lachend op de foto. Hieronder is wel de ware romantiek te zien

00 zoenend stelletje

Nummer vijf: Er zijn ook diverse mensen aan het werk tijdens zo’n avond. Niet alleen tel ik zo’n dertig politieagenten maar er zijn ook mensen die apparatuur moeten bedienen. De meest opvallende is deze man. Hij staat bij een hoogwerker tussen de hekken in . Hij zal dus wel bij deze machine horen, maar hij draagt wel een smoking. Welke hoogwerker-bediende draagt nu een smoking tijdens zijn werk? Er staat een nummer op de machine E600JP. Ik heb er even op gegoogeld. Het is een ‘elektrisch aangedreven knikhoogwerker’. Je kan ze huren. Maar voor de bediening heb je echt geen smoking nodig.

000 smoking

Nummer zes: Ook mensen van radio en tv zijn aan het werk. Rechts op een podiumpje is Radio Veronica bezig met het uitzenden van alle nummer 1 hits van de laatste 50 jaar. Tussen het publiek kan je deze mensen van de plaatselijke tv-zender AT5 zien rondlopen, te herkennen aan de microfoon.

000 camera

Nummer zeven: Tussen het publiek was ook één man te ontwaren die een bordje omhoog stak. Het was echter geen demonstrant maar iemand die zijn moeder groette.

000 groet

Nummer acht: Iemand die niet blij met het gebeuren geweest zal zijn, is de eigenaar van de broodjeszaak ‘Dam Good Coffee’, helemaal links op de foto. De zaak is helemaal leeg. Iedereen is naar het plein gegaan om op de foto te komen. Je ziet de eigenaar een beetje mistroostig door zijn etalageruit naar buiten kijken.

000 koffie

Nummer negen. Om te laten zien, hoe ver je wel niet kan inzoomen. Helemaal achteraan staat het hotel Krasnapolsky. Zoomen we helemaal in tot in één van de hotelkamers, dan kunnen we achter het raam links, een hoofd ontwaren waarop wat licht valt. Als dit een aflevering van NCIS zou zijn, dan kregen McGee en Abby nu van Gibbs de opdracht om te achterhalen wie deze man is. Is hij de dader?

000 hotel

Tot slot nummer 10: Zo ziet de feestelijke avond er uit weerspiegeld in de bol bovenop het gebouw rechtsachter in de achtergrond.

000 bol

 

Ontwerpfoutje

Vandaag wordt er een begin gemaakt met de vervanging van zo’n 1100 bankjes bij de tram- en bushaltes in de gemeentes Midden-Delfland, Delft, Westland en Den Haag. Het was inderdaad hoog tijd dat deze bankjes vervangen werden. Er was behoorlijk wat achterstallig onderhoud.

0000 bankje 1

Nee, dat is niet helemaal waar. Bovenstaand bankje is geen bankje bij een tram- of bushalte, maar een bankje uit mijn nog te verschijnen serie ‘bankjes die niet helemaal lekker meer zitten’. Zie hier nog twee voorbeelden daarvan:

0000 bankje 2

0000 bankje 4

De bankjes bij de tram- en bushaltes zijn daarentegen nog gloednieuw. Toch worden ze vervangen. De reden daartoe zijn de gaatjes in de bankjes.

0000 bankje

De gaten zitten er in om het regenwater af te voeren, maar ze oefenen ook een grote aantrekkingskracht uit op kinderen die er hun vingertjes in stoppen. Dat is op zich geen probleem, ware het niet dat ze daarna hun vingertjes er niet meer uit krijgen. Al vijf keer heeft de brandweer inmiddels moeten uitrukken om kinderen te bevrijden. De gemeente heeft daarom besloten om de bankjes te vervangen.

Vooruitlopend op deze vervanging is er op alle bankjes een sticker geplakt.

0000 bankje 3Opmerkelijk genoeg in het Engels. Waarom niet in het Haags? “Voâhzichtag, kèk ùit voâh je vingâhs!”

Vorige week zaten Marianne en ik als echte oudjes op zo’n bankje. Marianne had erg de neiging om uit te proberen of je vinger inderdaad klem bleef zitten. Ik zei “Moet je vooral even uitproberen”. Ik zag het nieuwsbericht al voor me: ‘Na vijf keer voor een kind uitgerukt te zijn, moest de brandweer vandaag de eerste volwassene bevrijden.’

Half juli moeten alle bankjes zijn vervangen. De kosten voor de vervanging bedragen 550.000 euro. Een duur ontwerpfoutje.

Sterk doen

Afgelopen zaterdag vond in Londen in een ‘zinderend’ en uitverkocht Wembleystadion (90.000 toeschouwers) een gevecht plaats om de wereldtitel boksen in het zwaargewicht tussen een Engelsman en een Oekraïner. In de vijfde ronde sloeg de Engelsman tot groot enthousiasme van het publiek de Oekraïner naar het canvas. De Oekraïner stond echter weer op en sloeg een ronde later, ondanks dat hij inmiddels hevig uit zijn wenkbrauw bloedde, op zijn beurt de Engelsman neer. Dat deed niet alleen de Engelsman zeer maar ook het publiek. Gelukkig voor de toeschouwers stond ook de Engelsman weer op en een paar ronden later sloeg hij de Oekraïner weer neer, waarop de scheidsrechter even later ingreep en de Engelsman tot de winnaar van dit boksgevecht uitriep. De Engelse toeschouwers bejubelden luidkeels hun favoriet. Tot zover mijn verslag van een bokswedstrijd, gebaseerd op het uitgebreide verslag in de Volkskrant van vandaag, waarin de verslaggever het overigens allemaal wat kleurrijker dan ik beschreef. “Met een verwoestende vuistslag met rechts sloeg ‘dr. Steelhammer’ Joshua neer. […] Hij bewees over een sterke kin te beschikken en overleefde.”

Ikzelf heb niks met boksen. Ik vind er helemaal niks aan. Als je nou met alle geweld – een ongelukkige woordkeuze in dit verband; excuses – iemand hersens wilt pijnigen, ga dan schaken zou ik zeggen. Dat vind ik wel een leuke sport, ok denksport. Ook met sporten als judo – altijd dat gesjouw aan die niet goed vast zittende kleding – en worstelen heb ik helemaal niets.

000 anton geesink

Sterk doen, Anton Geesink is de winnaar bij een partijtje vrij worstelen; foto Nationaal Archief

Nou is dat laatste – dat van het worstelen – niet helemaal waar. Vroeger toen de kinderen nog klein waren, wilden zij vaak een partijtje worstelen doen. “Sterk Doen” noemden ze het. Ik moest dan languit op bed liggen, waarop de oudste dochter – “de grote ploffer”, zo noemde zij zich zelf; de jongste dochter was “de kleine ploffer” –  dan bovenop mijn buik ging zitten dan wel liggen, terwijl de jongste dochter hetzelfde deed bij mijn benen. Door mijn armen en benen vervolgens stevig vast te pakken, probeerden ze te voorkomen dat ik kon opstaan – dat is lastig als je geen gebruik kan maken van je armen en benen.  Ik had gewonnen als ik ondanks het verzet van de kinderen was opgestaan en de deur van de kamer had bereikt. Meestal eindigde het spel er in dat ik, na het nodige “geworstel” om op te kunnen staan, met aan elk been een hangend kind de deur bereikte.

Soms als de oudste dochter mijn armen niet meer kon vast houden, riep ze haar jongere zusje te hulp – “Kleine ploffer help mij”, waarop deze mijn benen losliet – dat maakte het alleen maar makkelijker voor mij – en met de aanvalskreet “Hier komt de kleine ploffer!” zich ook bovenop mij stortte.

Maar goed, de grote en kleine ploffer groeiden op, gingen naar de basisschool en mijn worstelcarrière – categorie ‘Sterk Doen’  – beëindigde ik ongeslagen. Maar zoals de Chinese filosoof Lao-Tse zou zeggen: “Wie anderen overwint is sterk; wie zichzelf overwint is machtig.”