Afgelopen dinsdag bezochten wij de Biesbosch. Deze is ontstaan na de St. Elisabethsvloed van 1421. Al bijna 600 jaar oud dus en gedurende al die tijd was ik er nog nooit geweest. Wel door de woestijn van Death Valley in Amerika gelopen maar nog nooit de Biesbosch bekeken. Dat kan natuurlijk niet. Dus op naar de Biesbosch. We bekeken als eerste het museum op het Biesbosch Museumeiland in Werkendam.
De Biesbosch; linksboven Dordrecht; rechtsboven Werkendam; het sterretje geeft de plek aan waar het museum staat. Kaartje afkomstig van de Wikipedia; Samengesteld door Jan-Willem van Aalst.
Het Biesbosch-museum; de ingang en het dak.
Na het bezoek aan het museum maakten we een ‘fluistertocht’ aan boord van een elektrisch aangedreven rondvaartboot door een deel van het gebied. “Door de geringe diepgang kunnen de boten onder meer door de sloot van Beneden Petrus, een kreek waar andere rondvaartboten niet kunnen komen. Het grote voordeel is dat de boten geruisloos door het water varen, waardoor u naast een prachtig uitzicht ook de geluiden van De Biesbosch ervaart. Beide boten varen op milieuvriendelijke groene stroom.”
Het water stond zo laag dat de kapitein adviseerde dat mocht je overboord vallen, je dan niet “Help!” moest gaan roepen, maar dat je dan moest gaan staan.
Na het museum en de rondvaartocht hebben we nog wat rondgelopen in de omgeving. Daar zagen we ook een eendenkooi met aan het einde van de kooi ‘de pijp’.
Uit de Wikipedia: “Een eendenkooi (soms kortweg kooi genoemd) is van oorsprong een plek waar diverse soorten in het wild levende eenden werden gevangen voor consumptie. De eendenkooi bestaat uit een flinke vijver waar enkele smalle sloten op uitkomen, de zogenaamde vangpijpen. Eenden die uit een ander kouder wordend gebied getrokken zijn om in een warmer gebied te overwinteren, zoeken vaak plekken uit waar ze kunnen uitrusten van de reis. Om overvliegende eenden te lokken heeft de kooiker, de beheerder van de kooi, op de kooiplas een groot aantal staleenden die hij dagelijks voert. Zij zijn gewend aan de kooiker en zijn hond.
Als het jachtseizoen geopend is laat de kooiker zijn hond, het kooikerhondje, langs de pijp lopen om de rustende vreemde eenden te lokken. De pijp is aan weerszijden voorzien van rietschermen zodat de eenden de kooiker niet zien. Het hondje laat hij voor en achter langs de schermen lopen. De eenden, nieuwsgierig geworden door het verstopgedrag van het kooikerhondje met zijn opvallende, grote witte pluimstaart, die steeds weer verdwijnt en een eindje verder weer tevoorschijn komt, zwemmen achter het hondje aan de steeds nauwer wordende pijp in.
De rietschermen met de gaten waar de kooikerhond door heen kan lopen.
Dan komt de kooiker achter de schermen vandaan en jaagt de eenden op. De eenden vliegen dan verder de pijp in het licht tegemoet. Het kooibos rond de kooiplas wordt namelijk aan het eind van elke pijp opengehouden. De eenden vliegen uiteindelijk tegen de zogenaamde spiegel, een schuin gespannen net aan het einde van de pijp. Ze vallen dan naar beneden en kruipen naar de enige schijnbare uitweg aan het einde van de pijp, het vanghokje. De kooiker laat het vanghokje dichtvallen zodat de eenden gevangenzitten en niet meer terug kunnen.”
Als de eenden gevangen zitten in de pijp, worden “de nekjes van de eenden” door de kooiker omgedraaid. Dat hier “nekjes” staat en niet “nekken” is in navolging van de uitleg in het museum van de werking van de eendenkooi. Vermoedelijk houdt het museum er rekening mee dat er ook jeugdige bezoekertjes komen.
Volgens het museum komt hier de uitdrukking “de pijp uitgaan” vandaan. Andere bronnen beweren echter dat de pijp uit ‘de pijp uitgaan’ een pijp (een gang) is van een konijnenhol van een konijn dat tijdens de jacht wordt neergeschoten. Hij gaat wel de pijp uit maar komt er niet meer in. Ik vind die pijp van de eendenkooi een betere verklaring dan de pijp van het konijnenhol.
Het was overigens niet het enige gezegde waarvan we die dag de oorsprong te weten kwamen. De stuurman van de rondvaartboot vertelde namelijk dat in de Biesbosch – what’s in a name – biezen groeiden. Van die biezen werden allerlei voorwerpen gemaakt, onder andere stoelen, matten en rieten koffertjes. Als vroeger iemand rondreisde en hij vertrok dan pakte hij zijn spullen in een biezen koffertje en zie hier de oorsprong van de uitdrukking “je biezen pakken”.
(Volgens ‘Het Groot Uitdrukkingenwoordenboek’ van Van Dale uit 2006 houdt de uitdrukking misschien echter verband met rondtrekkende kunstenaars die in het verleden biezen matten gebruikten om er hun kunsten op te vertonen. Als ze verder trokken, pakten ze hun biezen. Koffers of matten, het zou beide kunnen.)
Maar voordat ik nu hier eindeloos gezegdes ga verklaren, geef ik de pijp aan Maarten. Ok, die was te voor de hand liggend. (Wie die Maarten is, moet ik overigens ook nog eens een keer uitzoeken.)