‘t Hogelaand

De vorige blogpost over de bibliotheek deed me denken aan een geval van kinderleed in het hoge noorden. We verplaatsen ons daartoe naar de jaren zestig en zien daar in Uithuizen in de bibliotheek een jong bedroefd meisje staan.

Het is Marianne – later zou ze trouwen met de bekende schrijver Martin van Neck – die twee boeken wil lenen. Eerder die dag heeft ze ook al twee boeken geleend –  het maximum aantal wat je kon lenen – en heeft die thuisgekomen direct uitgelezen. Snel weer terug naar de bibliotheek om twee nieuwe boeken te halen zodat ze het weekend ook nog wat te lezen heeft. Maar de bibliothecaresse kijkt haar streng aan en zegt dat ze eerder die dag ook al twee boeken heeft geleend. Twee is het maximum, meer mag niet. Dat ze die twee andere boeken al weer heeft terug gebracht doet er niet toe. Ze krijgt de nieuwe boeken niet mee. Nu vijftig jaar later kan Marianne er nog kwaad over worden.

En nu we toch in het hoge noorden zijn, gaan we nog eens vijfendertig jaar verder terug in de tijd en zien daar begin jaren dertig ergens tussen het gehucht Schilligeham en Winsum een klein meisje lopen op weg naar school. Even verderop staat een fiets langs de kant van de weg. Ze pakt de fiets, rijdt er een stuk op, passeert onderweg een ander klein meisje, zet even verderop de fiets aan de kant van de weg en loopt weer verder. De twee meisjes zijn de latere moeder van Marianne en haar zusje (de toekomstige tante van Marianne). Ze woonden op een boerderij in Schilligeham en gingen in Winsum op school. Samen hadden ze één fiets. Als ze naar school gingen, deelden ze die fiets, door afwisselend te lopen en te fietsen.

Ik heb er als ex-wiskundige eens over nagedacht of er een optimale strategie is en hoe lang je er dan over doet. De afstand tussen de boerderij in Schilligeham en de school in Winsum bedroeg ongeveer vijf kilometer. Stel dat je vijf kilometer per uur loopt en dat je fietsend een snelheid haalt van vijftien kilometer per uur. Als je de hele afstand loopt, dan doe je daar dus een uur over, met de fiets twintig minuten. Aannemende dat beide zussen evenveel willen lopen en fietsen – loop je dus de helft van de afstand en fiets je de andere helft. Dan fiets je dus tien minuten en loop je een half uur. Maak het nu uit hoe vaak je wisselt? Ja, want het afstappen en de fiets aan de kant van de weg zetten, kost ook wat tijd. Dus eigenlijk is het beste dat de ene zus eerst de helft van de afstand fietst en daarna de rest loopt. Maar het is natuurlijk wat gezelliger als je elkaar onderweg een paar keer inhaalt en zoveel tijd verlies je nu ook weer niet met het wegzetten van de fiets – ik denk niet dat ze hem telkens op slot hebben gezet. Ik denk trouwens dat ze onderweg best wel eens ruzie hebben gehad  – “Jij bent veel te ver doorgefietst!”

Maar goed Schilligeham, Winsum en Uithuizen:  Ede Staal zou zeggen:

“’t Is de lucht achter Oethoezen / ’t Is ’t torentje van Spiek / ’t Is de weg van Lains noar Klooster / En deur Westpolder langs de diek.

’t Binnen de meulens en de moaren / ’t Binnen de kerken en de Börgen / ’t Is ’t laand woar ik as kind / Nog niks begreep van pien of zörgen / Dat is mien laand, mien Hogelaand.”

00000-ede-staal

2 gedachten over “‘t Hogelaand”

  1. Die anekdote over het delen van de fiets kenden wij nog niet. Mijn moeder (familie uit het zuiden) moest ook een fiets delen met haar zus maar zij zaten er samen op en lieten de bestuurster met allerlei smoesjes zo lang mogelijk trappen.
    Mooie muzikale afsluiting.

    1. Dat is wel een snellere oplossing. Stel dat je met iemand achterop geen vijftien maar tien kilometer per uur rijdt, dan doe je er in het totaal 30 minuten over. Dat is tien minuten sneller. Maar het kost je wel meer krachtinspanning.

Reacties zijn gesloten.