Gisteren bezocht ik een tentoonstelling in het Mauritshuis in Den Haag. “Is dat wel verstandig in deze coronatijd?” zult u misschien vragen, waarop het antwoord luidt: Jazeker, het was namelijk een behoorlijk coronaveilige tentoonstelling. Het betrof hier een tentoonstelling, in een aparte zaal met een aparte opgang, van maar één schilderij die door maar één persoon tegelijk bekeken mocht worden. Is dat corona-proof of niet. (Oké, als je wou mocht je maximaal vier anderen meenemen.) ‘Alleen met Vermeer’ heette de tentoonstelling.
“Deze tentoonstelling bestaat enkel en alleen uit het Gezicht op Delft. In de tentoonstellingszaal kunnen bezoekers tijdens een vooraf geboekt tijdslot alleen (of in zeer klein gezelschap) in stilte ervaren wat dit bijzondere kunstwerk met hen doet.” aldus de site van het museum.
Zo is het schilderij in de tentoonstellingszaal te zien. (Maar dan als schilderij en niet als filmpje uiteraard; dus zonder dat pijltje op het doek.)
Johannes Vermeer schilderde ‘Het gezicht op Delft’ in de jaren 1660-1661. Al in 1822 konden mensen het schilderij bewonderen in het Mauritshuis. Eén van die mensen die het schilderij in de loop van de tijd heeft gezien is de Franse schrijver Marcel Proust. Ik citeer even de Wikipedia: “De Franse schrijver Marcel Proust zag Gezicht op Delft in 1902 en was dermate onder de indruk dat hij het doek een plaats gaf in zijn magnum opus, À la recherche du temps perdu. In deel vier van de reeks sterft het personage Bergotte voor het schilderij met als laatste woorden: ‘Zo zou ik hebben moeten schrijven'”
Zelf heb ik – zie hier – op mijn site ook een keertje over ‘Het Gezicht op Delft’ geschreven. Eigenlijk – dat woord wordt tegenwoordig te pas (door mij) en te onpas (door anderen) steeds vaker gebruikt – ging dat stukje vooral over de achterkant van het schilderij. (Zeg eens eerlijk, daar kijkt u bij een schilderij nooit naar.)
Ook de voorkant van het schilderij heb ik wel eens bestudeerd – zie hier – maar dat geschiedde vooral aan de hand van een afbeelding van het schilderij op internet. In het Mauritshuis heb ik ‘Het gezicht op Delft’ wel eens op zaal gezien, maar uitgebreid bestuderen lukt daar niet zo goed.
Enfin, nu had ik dus tien minuten om het schilderij helemaal in mijn eentje in een verder lege zaal te bekijken. Mijn tijdslot van tien minuten begon om drie uur. Je werd verzocht om tien minuten van te voren aanwezig te zijn. Onderweg naar het museum fietste ik langs het Plein in Den Haag. Er was een hoop politie op de been. Ik zag liefst drie politiebusjes.
Eigenlijk – daar heb je dat woord weer- was hun aanwezigheid, ondanks een demonstratie op het Plein, een beetje overbodig. De demonstratie bestond namelijk maar uit drie man met borden. Hun demonstratie had iets te maken met de oorlog tussen Armenië en Azerbeidzjan, maar het was mij niet duidelijk voor welk land ze demonstreerden. Misschien demonstreerden ze gewoon tegen deze oorlog en voor vrede.
Enfin, de drie busjes reden rondjes om het plein, de drie demonstranten zetten hun borden even op de grond en dronken een slokje water, en ik parkeerde mijn fiets in de corona-proof gemaakte fietsenstalling op de hoek van het Plein – het aantal plaatsen was gehalveerd. Terwijl ik mijn fiets op slot zette, stopte één van de politiebusjes naast mij. De chauffeur, hij droeg een blauwe wegwerpmondkapje, keek me onderzoekend aan, besloot toen blijkbaar dat ik goed volk was en reed weer langzaam door. Even verderop bij het Binnenhof stonden ook een aantal agenten. Deze droegen geen wegwerpkapjes maar modieuze katoenen mondkapjes met het logo van de politie er op.
Ik liep naar het museum toe en deed mijn eigen katoenen mondkapje om. Nadat mijn toegangsbiljet zowel buiten als binnen op het juiste bezoekerstijdstip was gecontroleerd mocht ik doorlopen naar de tentoonstellingsruimte. Ik was iets te vroeg en moest van de twee suppoosten even wachten totdat de tien minuten van de vorige bezoeker voorbij waren.
De ene suppoost keek op zijn mobiel en zei tegen de andere dat er al weer meer tienduizend waren. Ik nam aan dat hij doelde op het aantal dagelijkse coronabesmettingen en niet op het aantal bezoekers van de tentoonstelling. Bij de deur van de zaal hing een monitor waarop een aantal beelden vanuit de zaal te zien was. Je kon zien dat er één persoon op een bankje naar het schilderij zat te kijken.
Even later stapte deze persoon op en liep naar buiten. Zonder iets te zeggen liep hij weg. “Nou, die zegt ook geen boe of bah” mopperde de ene suppoost en ik nam me direct voor om bij mijn vertrek uitgebreid afscheid te nemen. Ik moest nog even wachten voordat ik de zaal in mocht. De suppoost legde me uit dat er een soort tijdschakelaar was die het schilderij tien minuten lang verlichtte en ik moest even wachten totdat hij die weer kon instellen. Even later mocht ik naar binnen en de suppoost sloot de deur achter mij. De zaal was vrij donker. Alleen het schilderij was verlicht. Voor het kunstwerk stond een bankje waar je op kon zitten.
(Afbeelding afkomstig van een filmpje op de site van het museum.)
Ik ging op het bankje zitten en keek naar het schilderij. Op zoek naar die ‘ideale kijkervaring: subtiele vormgeving, perfecte belichting en geen geluiden of afleiding van buitenaf. Alleen met Vermeer.’ zoals de site van het museum het omschreef. “Voor velen biedt deze presentatie de kans om hun geliefde schilderij, waarmee soms al een hechte band is opgebouwd, onder bijzondere omstandigheden (opnieuw) te ontdekken.’
Heel eerlijk gezegd had ik deze belevenis niet, maar toch had het wel iets. Vooral toen ik het schilderij staande van een afstandje ging bekijken – normaal gesproken kan je dat in het museum beter niet doen, want dan er is altijd wel iemand die er voor gaat staan.
“Vermeer niet alleen”. (Van een filmpje op de site van het Museum.)
Zo van een meter of vijf ziet het schilderij er toch anders uit dan dat je het van dichtbij bekijkt. En opeens zag ik helemaal rechts op het schilderij een trapgeveltje wat ik nog nooit eerder had gezien! Was dat soms de gevel van het ‘Tweede Straatje van Vermeer‘ waar ik naar op zoek ben?
Enfin, dat moeten we nog maar eens onderzoeken.
Toen mijn tien minuten voorbij waren, dempte het licht wat en deed één van de twee suppoosten de deur open. Ik bedankte ze hartelijk en uitgebreid – van mij zullen ze niet zeggen dat ik zonder iets te zeggen vertrek. Een ouder echtpaar – van mijn leeftijd dus – zat te wachten totdat zij naar binnen mochten.
Heel even keek ik nog bij de winkel van het museum. Je kon er mondkapjes kopen met een afbeelding van het Gezicht op Delft er op, van het Meisje met de Parel (ook van Vermeer) en eentje met een bloemenmotief wat ongetwijfeld een bekend schilderij was, maar wat ik niet herkende. De mondkapjes zijn een hele business geworden. Deze kostten 8.50 euro per stuk, maar ik liet ze liggen.
Buiten gekomen zag ik dat twee arrestantenbusjes de drie politiebusje gezelschap waren komen houden, maar op de drie demonstranten tegen de oorlog tussen Armenië en Azerbeidzjan na was het Plein verlaten. Maar wie weet, ’s avond zou er weer een persconferentie van Rutte zijn en bereidde de politie zich wellicht al voor op een mogelijke demonstratie.
Onderweg naar huis zag ik twee ziekenauto’s met loeiende sirenes voorbij komen rijden. Eentje werd begeleid door een viertal motoragenten die even de kruising afzetten opdat de ziekenauto door kon rijden. De coronacrisis is nog niet voorbij.