Het zijn warrige tijden voor mij met het coronavirus en geen voetbal. Ik begin dan te mijmeren over vroeger en moet dan denken aan de eerste keer dat ik samen met vader mee ging naar een voetbal-wedstrijd.
Ik heb dat gevoel trachten beschreven in ‘De Club’, gebaseerd op ‘Het Dorp’. (Op het plaatje hieronder klikken voor de versie van Wim Sonneveld.)
‘Het Dorp’ is overigens een Nederlandse versie van ‘La Montagne’ van Jean Ferrat. Dezelfde sfeer maar met een totaal andere tekst. Dat geldt ook voor mijn ‘De Club’. Behalve leentjebuur heb ik het ook totaal vervormd. Excuses daarvoor.
Hierbij ‘De Club’. De muziek van ‘Het Dorp’ moet u er dus zelf maar even bij denken.
De Club
Thuis heb ik nog de toegangskaart
van toen, ik heb hem bewaard
het kaartje waarmee het begon.
Samen met vader op de fiets
het lijkt een gebeurtenis van niets
maar we gingen naar het stadion.
De eerste keer mee naar de club
moeder zei roep maar hard hup.
We stonden samen voor het loket.
Vader zei doe er maar twee
de zoon gaat nu ook mee
de suppoost met zijn grote pet.
En hoog, boven de tribunes uit
zag ik de lichtmasten al staan.
Ik was een kind en wist niet beter
dan dat nooit voorbij zou gaan.
We stonden dicht op de lijn
ik voorop ik was klein
de bal, de spelers en het gras.
Een man riep scheids waar is je bril
bij het doelpunt gaf ik een gil
oh hoe gelukkig ik was
We wonnen met twee één
ik keek stralend om me heen.
op de tribune was het groot feest.
Blij fietsten we terug naar huis
moeder had thee gezet thuis
en vroeg hoe het was geweest.
En hoog, boven de tribunes uit
zag ik de lichtmasten al staan.
Ik was een kind en wist niet beter
dan dat nooit voorbij zou gaan.
Er staat een modern stadion
een groot gebouw van beton
met skyboxen en businesseats.
De commercie die volop flirt
elk seizoen een nieuw shirt
maar ik vind het maar niets
Mijn vader is al jaren dood
het voetbal waarvan hij zo genoot
is niet meer zoals het was.
Ik weet, het is de nieuwe tijd,
dat is nu eenmaal een feit
maar ik mis de geur van het gras.
En hoog, boven de tribunes uit
zag ik de lichtmasten al staan.
Ik was een kind, hoe kon ik weten
dat dat voorgoed voorbij zou gaan.
Nu moet u de tekst voor wat mij betreft niet helemaal letterlijk nemen. Het gaat om het gevoel wat die tekst probeert uit te dragen. Toen ik een kleine jongen was, woonden wij in Apeldoorn. Mijn vader bezocht de ene week de thuiswedstrijden van Robur et Velocitas, dat was de grootste en oudste amateurvereniging van Apeldoorn.
De andere week ging hij naar AGOVV, dat betaald voetbal speelde. Beide clubs speelden nooit tegelijkertijd thuis – dat hadden de clubs aan de KNVB gevraagd – waardoor hij elke week naar een wedstrijd toe kon.
27 april 1947: AGOVV – Go Ahead; foto Harry Sagers, Anefo; Nationaal Archief
Naar welke club ik voor het eerst mee ben geweest, weet ik niet, Wel is het zo dat ze allebei geen lichtmasten hadden. Die zag ik pas een paar jaar later voor het eerst bij Go Ahead. Dat was de club waar we heen gingen toen we in 1965 naar Diepenveen (dat ligt tegen Deventer aan) waren verhuisd.
Ik herinner me nog wel, vooral als bij een avondwedstrijd op zaterdagavond de lampen al brandden, wat een mooi gevoel het was als je van verre de lichtmasten zag.