Categorie archief: Jeugdherinneringen

Een sinterklaasverrassing

Afgelopen weekend was Barry Gibb de hoofdattractie van het Glastonbury festival 2017. Barry Gibb vormde vroeger samen met zijn broers, de tweeling Robin en Maurice, de Bee Gees. Ok, er was aanvankelijk ook nog een drummer en een gitarist, maar de Bee Gees, dat waren de gebroeders Gibb.

Barry is de nog enig overgebleven broer Gibb. Maurice stierf in 2003 op 52-jarige leeftijd aan de gevolgen van een darminfarct en Robin overleed op 61-jarige leeftijd in 2012 aan leverkanker. Eerder was al in 1988 hun jongere broer Andy – een nakomertje die als soloartiest een succesvol tieneridool was – op 30-jarige leeftijd, aan een hartkwaal overleden, Kortom, Barry Gibb, heeft wel het nodige te verwerken gekregen.

Barry Gibb – hij is nu 70 jaar oud – treedt af en toe nog op. Soms samen met zijn zoon Steve en nichtje Samantha, de dochter van Maurice. Nu dus op het Glastonbury festival. De recensent van de Engelse krant The Guardian was razend enthousiast over het optreden: “The set never puts a foot wrong – it’s literally wall-to-wall classics, from the late 60s balladry of I’ve Gotta Get A Message To You to relentless disco pulse of You Should Be Dancing, to Islands In The Stream. […] It’s certainly one of the greatest sets that slot on the Pyramid Stage has seen.”

Ach, ‘I’ve Gotta Get A Message To You’ dat brengt oude herinneringen boven. Dat was de tweede single die ik bezat. In het najaar van 1968, ik was dertien, had ik van mijn zakgeld als eerste ‘Hey Jude’ van de Beatles gekocht. Mijn ouders waren niet zo gelukkig met mijn aankoop. ‘Hey Jude’ vonden ze nog wel gaan maar op de achterkant stond ‘Revolution’, één van de meest luidruchtige nummers ooit van de Beatles. En als je maar één plaatje hebt, dan is de keuze vrij beperkt welk nummer je op de pick-up in de huiskamer draait.  Eerlijk gezegd vond ik ‘Revolution’ ook maar een nummer van niks, maar ja, het waren wel de Beatles.

Tegelijkertijd met de Beatles stonden de Bee Gees met ‘I’ve Gotta Get A Message To You in de top 40. Die single wilde ik ook graag hebben, maar mijn zakgeld was op. Ik vroeg hem daarom voor Sinterklaas. Mijn ouders die bang waren voor een tweede Revolution waren niet enthousiast. “Wil je niet liever ‘Ich Bau’ Dir Ein Schloss’ van Heintje hebben?” Heintje was een Limburgs jongetje dat ongeveer even oud was als ik en dat in 1968 liefst tien weken op de eerste plaats van de top 40 stond met dit nummer. “Nee, die wil niet” zei ik. “Ik wil de Bee Gees”. “De Bie Jies?” vroeg mijn moeder. Ik verzekerde haar dat de Bee Gees alleen maar mooie nummers zongen, geen herrie, ook niet op de achterkant van de plaat, en dat zij het ook mooi zou vinden. “Nou zet, het dan maar op je lijstje, dan zullen we wel eens zien” zei ze.

0 bee gees

In de weken voor Sinterklaas suggereerde mijn vader met een sardonisch genoegen regelmatig dat ze misschien wel een plaat voor mij hadden gekocht, maar dat, mocht dit inderdaad het geval zijn, dat het wel eens verrassing kon worden welke dit zou zijn. Ik begon mij zorgen te maken. Ik vreesde dat mijn ouders toch voor Heintje hadden gekozen. Heintje! Daar kon je toch niet mee aan komen op school. Dan werd je keihard uitgelachen.

Het is nu bijna vijftig jaar later. Volgend jaar verjaart mijn misdaad en mijn ouders zijn allebei al lang geleden overleden, dus ik kan het nu wel opbiechten. Twee dagen voor Sinterklaas besloot ik dat ik het zeker moest weten. Ik was de enige die thuis was op dat moment. Ik wist dat mijn ouders altijd de cadeaus in de klerenkast op hun kamer verstopten en zenuwachtig keek ik in de ‘verboden kast’. Er lagen allerlei cadeaus. Tussen de pakjes in zag ik een plastic zakje van de bekendste platenwinkel van Deventer. Ik pakte het en keek nieuwsgierig in het zakje. Er zat inderdaad een singletje in. Alleen kon ik niet zien welke het was. Het was in sinterklaaspapier ingepakt.

Even aarzelde ik, maar toen maakte ik het pakje heel voorzichtig open. Ai, het plakband scheurde met het open maken een stukje van het cadeaupapier mee. Voorzichtig haalde ik het plaatje uit het papier. Het was ‘I’ve Gotta Get A Message To You’. De opluchting was groot. Voorzichtig stopte ik het  terug in het papier en plakte het losgescheurde stukje papier met wat lijm weer op het papier vast. Helemaal 100% goed zat het niet, maar ook weer niet zodanig slordig dat je kon zien dat het pakje open was geweest. Ik zette alles weer netjes terug in de kast en hoopte dat mijn ouders niet zouden zien dat ik stiekem had gekeken.

000000 bee gees 2Mijn eerste twee singletjes. Ik heb ze nog alle twee.

Tijdens het sinterklaasfeest deed ik heel verrast toen I’ve Gotta Get A Message To You’ uit het pakje tevoorschijn kwam.

Een verloren schoentje

Valt u iets op aan deze foto die Marianne ruim twintig geleden maakte toen ik met de oudste dochter terugkeerde van de creche? Ik bedoel niet dat ik er nog zo jeugdig, knap en slank uit zie en ook niet dat de dochter zo lief met haar handje naar haar moeder zwaait.

0000 judith

Nee, het gaat me hier om de voetjes van mijn dochter. Ze draagt geen schoenen of slofjes, alleen maar sokjes! Geen idee waarom. Het is niet zo dat het zo warm is bijvoorbeeld en ze geen schoenen of slofjes hoeft te dragen – we dragen allebei een jas. Het is ook niet zo dat ze nooit slofjes mee kreeg naar de crèche, zoals onderstaande foto overduidelijk laat zien.

0000 sloffenDeze foto zo bekijkend, bedenk ik nu dat we haar misschien iets betere tafelmanieren hadden moeten bijbrengen.

Maar goed, ik heb dus geen idee waarom ze geen schoentjes aan heeft. Ze zal ze niet verloren zijn, want dat zou ik nog wel weten. Dat overkwam haar jongere zusje namelijk. Die had een keer de schoentjes van haar zus aan – de allereerste schoentjes nog wel; maat 21 – en zat in een stoeltje voorop de fiets toen we de landgoederenroute in Wassenaar fietsten. We waren al bijna weer thuis, toen we opeens zagen dat ze nog maar één schoentje aan had. De andere was weg. Shit!

Marianne fietste met de dochter door naar huis. Ik keerde om en fietste de hele route weer terug – door Den Haag, Wassenaar, Voorschoten en Leidschendam – ondertussen op de grond kijkend of ik ergens een schoentje zag liggen. Nergens een schoentje te zien. Nou hielp het ook niet dat het herfst was en er veel bladeren op de grond lagen.

Daardoor hebben we van de allereerste schoentjes van de dochter alleen nog maar het rechterschoentje, het linker exemplaar ontbreekt. Dus mocht iemand een soortgelijk schoentje ergens in Wassenaar of omgeving zien liggen, gaarne contact opnemen.

0000 schoentje

Het schoentje is wel erg afgetrapt. Ik kan me niet herinneren dat mijn dochter nou zo’n voetballertje was, dus waarom dit schoentje zo afgetrapt is? Geen idee.

Maar goed, ze draagt op de foto dus geen schoentjes. Marilyn Monroe zei ooit eens: “Geef een meisje de juiste schoenen, en ze kan de wereld veroveren.”

 

Batman is overleden

Opeens gaat het hard. Onlangs overleed Roger Moore die de rol van Ivanhoe speelde en van de week blies Adam West de laatste adem uit. William West Anderson, zoals Adam West in werkelijkheid heette, is 88 jaar oud geworden. Hij speelde in de zestiger jaren de rol van Batman in de gelijknamige tv-serie. Daarmee is weer een hoofdrolspeler uit één van de series van mijn jeugd overleden.

Batman was een opmerkelijke serie gebaseerd op het bekende stripverhaal. Dat laatste zag je ook heel opvallend terug in de kleurrijke tekstplaatsjes die tijdens de gevechten in beeld verschenen.

000 batman 2

Het is overigens een vreselijk gedateerde serie die je beslist niet terug hoeft te kijken. Dit in tegenstelling tot de derde serie – naast Ivanhoe en Batman – die ik in mijn jeugd altijd keek: Zorro.

Eind jaren negentig herhaalde ‘de Belg’ deze serie regelmatig. Samen met mijn twee dochters bekeek ik de afleveringen weer met groot plezier. “Kom meisjes, we gaan weer Zorro kijken” riep ik dan enthousiast. Ik zal maar eerlijk toegeven dat vooral ik de drijvende kracht was achter het kijken naar Zorro.

0000 zorroMet zijn drietjes kijken naar Zorro op ons kleine tv-tje. Omdat de serie in zwart-wit werd uitgezonden de foto ook maar in zwart-wit afgedrukt.

U als lezer hoeft overigens niet bang te zijn dat er hier binnenkort een blogpost verschijnt naar aanleiding van het overlijden van Guy Williams, de acteur die de rol van Zorro speelde. Hij overleed namelijk al in 1989 op 65-jarige leeftijd aan een hartaanval.

Zorro was met Ivanhoe de ultieme held van mijn jeugd. Toen ik in 2005 het Nutteloze Kennisparadijs voor de Volkskrant schreef, zag ik dan ook mijn kans schoon om een column aan hem te wijden. Ik heb hem hieronder geplaatst – dit onder het motto: ‘herhaling is de kracht van de reclame’.

Zorro

‘Out of the night, when the full moon is bright, comes the horseman known as Zorro. / This bold renegade carves a Z with his blade, a Z that stands for Zorro. / Zorro, the fox so cunning and free. / Zorro, who makes the sign of the Z. / Zorro, Zorro, Zorro.

Wie kent niet de begintune van Zorro. Deze beroemde televisieserie, gemaakt door de Disney-studio’s, werd in Amerika van oktober 1957 tot september 1959 uitgezonden door ABC. Hoewel de serie buitengewoon succesvol was – de show had met 35 miljoen kijkers een kijkdichtheid van bijna 40 procent – liep de serie slechts twee seizoenen. Dit vanwege een juridisch conflict tussen ABC en Disney-studio’s. Ook buiten Amerika werd de serie met veel succes uitgezonden en talloze malen herhaald.

De figuur Zorro – het Spaanse woord voor ‘vos’ – is bedacht door de journalist Johnston McCulley. Hij schreef in 1919 het verhaal ‘The Curse of Capistrano’, dat als wekelijks vervolgverhaal verscheen in het pulpmagazine ‘All-Story Weekly’. Eerst had McCulley geen tweede Zorro-verhaal in gedachten. Aan het einde van het verhaal liet hij Zorro namelijk zijn identiteit onthullen. Toen Zorro populair werd, deed hij net of dit niet was gebeurd en schreef tot aan zijn dood nog circa veertig Zorro-verhalen.

In 2005 verscheen er een boek van Isabel Allende over een jonge Zorro. Ze schreef dit op verzoek van Zorro Productions, het bedrijf dat de eigendomsrechten van Zorro bezit. “Ik mocht helemaal mijn gang gaan, mits ik me aan een paar voorwaarden hield. Zorro moest in het zwart gekleed gaan, een masker dragen, een degen en een zweep hebben en zijn paard moest Tornado heten. Voor het overige had ik alle vrijheid ”

Zorro Productions wil het verhaal verfilmen. Zorro is vaker verfilmd. De eerste Zorro werd in 1920 gespeeld door Douglas Fairbanks sr. Ook Tyronne Powers, Alain Delon en Antonio Banderas hebben Zorro gespeeld. Maar dé ultieme Zorro is toch Guy Williams van de televisieserie.

Guy Williams werd als Armando Catalano op 14 januari 1924 geboren en had, voordat hij de rol van Zorro kreeg, nog niet veel grote rollen gespeeld. Het was Walt Disney zelf die aan Guy Willams de voorkeur gaf boven de belangrijkste andere kandidaat-Zorro, Dennis Weaver, die toen in Gunsmoke speelde en later bekend werd als McCLoud.

De rol van Monestario, de kapitein waar Zorro menig robbertje mee schermde, werd gespeeld door Britt Lomond. In 1952 behoorde hij tot de beste Amerikaanse schermers. Hij had zich geplaatst voor het Amerikaanse kwalificatietoernooi voor de Olympische Spelen, maar toen Hollywood vroeg of hij mee wou spelen in een piratenfilm koos Lomond voor de film en niet voor de sport.

Andere grote rollen in de tv-serie waren er voor Henry Calvin die de sympathieke dikke sergeant Garcia speelde (hij had een speciaal scheermes dat er voor zorgde dat hij altijd stoppelig geschoren op de set verscheen) en Gene Shelton, een ex-pantomimespeler die de Zorro’s knecht Bernado speelde.

Guy Williams had tijdens de opnames twee stand-ins. Niet voor het schermen, dat deed hij zelf, maar wel voor de gevaarlijke stunts en voor het zingen. Williams kon niet zingen. Ene Bill Lee zong de aubades, waarmee Williams de oren van de señorita’s pijnigde, opnieuw in.

Wie ook stand-ins gebruikte, was Diamond Decorator, het paard dat Tornado ‘speelde’. Hij had er liefst drie. Eentje die heel goed kon steigeren, eentje voor de vechtscènes en eentje voor het snelle galopperen. Het enige dat Diamond Decorator zelf op de filmset deed, was het poseren voor de close-ups en kijken hoe zijn stand-ins al het werk deden.

Tot zover mijn column. Voor het geval u zich afvraagt waarom in de column vermeld staat dat de man die de rol van de  kapitein in de serie speelde zich in 1952 had geplaatst  voor het Amerikaanse kwalificatietoernooi voor het onderdeel schermen op de Olympische Spelen, dat komt omdat het thema van de pagina waar mijn column stond in die tijd ‘sport’ was. Daarom moest er altijd, hoe klein dan ook, iets in de column staan dat een link met sport had.

Madurodam

Madurodam wordt groter. Daarmee bedoel ik niet de huisjes maar het terrein. Het Haagse gemeentebestuur heeft groen licht gegeven voor een uitbreiding van het attractiepark. Dit gaat wel ten koste van 0,6 hectare van de Schevenings bosjes. Oorspronkelijk wilde Madurodam er zelfs bijna 4,5 hectare bos bij, maar deze plannen riepen veel verzet op. Madurodam wil er overdekte paviljoens bouwen zodat het park ook met slecht weer bezoekers trekt.

00 madurodam2 juli 1952; Prinses Beatrix met de ambtsketen om  – ze was de eerste burgemeester van Madurodam – opent Madurodam (links naast haar prinses Irene); foto J.D. Noske; Nationaal Archief

Madurodam is een leuk park. Toen onze kinderen klein waren, zijn wij er ook een aantal keer geweest. Het favoriete gebouw van onze dochters was de Marsfabriek. Als je daar een dubbeltje in een soort automaat gooide, dan kwam er een klein vrachtwagentje uitrijden met daarop een mini-Mars of een mini-Bounty. Dat mocht je er dan van afpakken. Als we naar Madurodam gingen, dan was het altijd even eerst in de portemonnee kijken, om te zien of er wel dubbeltjes in zaten.

Als we het rondje gelopen hadden, dan volgde er een bezoek aan het restaurant. Ze hadden er zelfspot. Ik weet niet of deze dichtregel er nog steeds aan de muur hangt, maar in de tijd dat wij Madurodam bezochten in ieder geval wel.

00 madurodam 1

Maar goed, misschien worden de kroketten nu een stukje groter.

De nieuwe school

In de zomer van 1965 – ik was tien jaar oud – kreeg mijn vader een nieuwe baan als leraar op een middelbare school in Deventer. We verhuisden daarom van Apeldoorn naar Diepenveen, een dorp pal onder de rook van Deventer. Ik vond dat niet leuk. Ik was in één klap al mijn vriendjes kwijt.

Diepenveen was een dorp in de overgang. Het was van oudsher een plattelandsgemeente waar nieuwe wijken werden gebouwd voor mensen die in Deventer werkten. Het dorp telde twee lagere scholen, een katholieke en een openbare lagere school, de Dorpsschool, die gehuisvest was in een oud gebouw dat nog uit 1882 stamde. Ik ging naar de Dorpsschool.

diepenveenDiepenveen, boerderijen en een molen aan de Molenweg in 1920

Op maandagmorgen bracht mijn moeder mij naar de school. Deze was al een week bezig, maar omdat we pas op vrijdag waren verhuisd, had ik de eerste schoolweek gemist. Ik kreeg een plekje rechts vooraan in de hoek van de vijfde klas – groep zeven zouden we nu zeggen. De meester stelde me voor aan de klas. “Dit is Martin, een nieuwe leerling. Hij komt uit Apeldoorn. Zorg dat hij zich welkom voelt.” Daarna begon de les. Het eerste onderwerp was lezen. Ene Gait kreeg de beurt. Hij stotterde vreselijk. Het was voor het eerst van mijn leven dat ik iemand hoorde die stotterde. Verbaasd draaide ik me om en keek naar Gait. De meester onderbrak hem. “Martin”, zei hij. “Gait stottert. Wij helpen hem maar dat doen we niet door naar hem te kijken. Wil je je dus niet omdraaien.” Zowel Gait als ik kregen een knalrood hoofd.

Toen het speelkwartier begon, riep de meester twee jongens bij zich: “Laten jullie Martin even de school zien” zei hij. Ik liep met de jongens mee naar buiten. “Jij bent zeker voor Roy hè?” vroeg de ene. “Wie is Roy?” vroeg ik verbaasd. “Je bent of voor Roy of voor Gerrit. Alle nieuwe zijn altijd voor Roy.” sprak de andere. “Ik ben helemaal voor niemand” zei ik. “Nee, dat kan niet. Je bent of voor Roy of voor Gerrit maar niet voor niemand. De nieuwen zijn altijd voor Roy.” “Als dat zo is, dan zal ik ook wel voor Roy zijn denk ik.” antwoordde ik. Ik had werkelijk geen idee wie Roy en Gerrit waren. “Dacht ik wel” sprak de tweede en hij gaf me een duw. Zij waren voor Gerrit.  Deze behoorde tot de oorspronkelijke inwoners van het dorp. Roy was één van de nieuwkomers. De jongens liepen weg en ik stond moederziel alleen op het schoolplein tussen allemaal vreemden. Terwijl ik even later de klas weer binnenliep, hoorde ik één van de twee jongens aan de andere kinderen vertellen dat ik voor Roy was.

martin 1965

1965: de nieuwe leerling op school

Na de pauze moesten we verkeerregels op schrijven – in de vijfde klas moest je verkeersexamen doen. Een deel van de regels moest je met rode inkt schrijven. Op ieders tafeltje stond een potje blauwe en een potje rode inkt. Ook had je twee pennen om mee te schrijven. Op mijn tafeltje lag alleen maar een pen voor de blauwe inkt. Ik stak mijn vinger op. “Meester, ik heb geen rode pen.”Ik heb geen rode pen meer over, maar ga maar even bij meester Hendriks vragen of hij nog een rode pen voor je heeft” antwoordde hij. “Wie is meester Hendriks?” vroeg ik.

Meester Hendriks bleek de meester van vijf-niet-opleiding te zijn. Na de vierde klas werden op de Dorpsschool de leerlingen van de school al gesplitst in twee groepen. In vijf-opleiding – dat was de klas waarin ik zat – zaten de leerlingen die klaar werden gestoomd voor de HBS en de Mulo. In vijf-niet-opleiding kwamen de kinderen terecht waarvan de school dacht dat de ambachtsschool of de huishoudschool hun toekomstig schoolniveau was.

Ik klopte aan en meester Hendriks riep “binnen”. Zo’n twintig kinderen keken me aan. “Ik ben nieuw. Ik moest van meester aan u vragen of u nog een rode pen voor mij heeft.” Meester Hendriks keek de klas aan. “Wie van jullie heeft nog een rode pen? vroeg hij. Twee meisjes staken aarzelend hun vinger op. Meester Hendriks wees één van hen aan en zei: ”Geef jouw rode pen maar aan hem.” Met een verdrietig gezicht gaf het meisje de pen. Toen ik de klas uitliep, hoorde ik iemand “vuile pennendief” zeggen.

inkt1932; een schoolmeisje maakt een inktvlek in haar schrift; foto Nationaal Archief; fotograaf Willem van der Poll

Om twaalf uur stond mijn moeder bij het schoolhek te wachten. Ik was het enige kind uit de vijfde klas waarvan de moeder bij het hek stond. “Hoe was het?” vroeg mijn moeder toen we naar huis liepen. “Wel leuk” antwoordde ik. Ik durfde niet te zeggen hoe vreselijk ik het vond. Bang om mijn moeder verdriet te doen.

Gelukkig ging het ’s middags al beter. We hadden gymnastiek. De jongens gingen voetballen, de meisjes handballen. Ik viel om twee redenen op. Ten eerste was ik de enige die een blauwe broek en een blauw shirtje aan had – de kleuren van mijn oude lagere school; alle andere kinderen droegen een zwarte sportbroek en een wit shirt, de kleuren van de Dorpsschool – en ten tweede, ik was een veel betere voetballer dan alle andere jongens. Dat kwam vooral doordat ik allerlei Apeldoornse voetbaltruckjes kende die zij niet kenden.

Toen om drie uur de school uitging, stonden drie kinderen buiten mij op te wachten. Even vreesde ik het ergste, maar het was Roy met twee van zijn kompanen. Hij vroeg of ik zin had om te komen voetballen. Volgens één van de andere jongens was het een grote eer dat Roy een nieuweling persoonlijk daarvoor vroeg.

Drie maanden later was het Roy-Gerrit gedoe opeens helemaal over. Dat kwam door twee gebeurtenissen. De ene was het tegeltjesincident, de andere de fiets-oriëntatietocht. Bij het tegeltjesincident was ik het middelpunt. De school ging verhuizen naar een nieuw gebouw. De oude dorpsschool werd afgebroken en op die plek werd een Dorpshuis gebouwd. Alle leerlingen van school kregen ter herinnering een tegeltje met een afbeelding van de oude Dorpsschool.

De meester had echter een tegeltje te weinig en zei toen. “Martin, jij hebt maar zo kort in dit schoolgebouw gezeten. Ik heb er eentje te kort, dus jij krijgt er geen.” De kinderen van de klas keken naar mij. Ik hield mij groot en keek alsof me dat niets konden schelen. Opeens sprak Viola: “Dat is niet eerlijk meester. Geeft u anders maar mijn tegeltje aan Martin.” Er viel een doodse stilte in de klas. Niet alleen vanwege haar aanbod, maar ook omdat Viola het belangrijkste meisje van het Gerrit-kamp was en ik in het Roy-kamp zat. Dat Viola heimelijk verliefd op mij was – ik had uiteraard niets in de gaten – hoorde ik pas later.

De meester wou iets zeggen, maar aarzelde toen. Mijn vader legde later uit dat Viola de dochter was van de belangrijkste notabele van het dorp en dat haar vader elk jaar een ruime financiële bijdrage aan de school gaf. Misschien vond meester het niet zo’n goed idee dat zij zonder tegeltje thuis zou komen. Hij liep de klas uit en kwam even later terug met een extra tegeltje. Even was ik bang dat er nu in vijf-niet-opleiding een kind zonder tegeltje zat, maar dat bleek gelukkig niet het geval te zijn. Toen ik mijn tegeltje kreeg, gaf ik Viola een dankbare blik. Ze bloosde.

tegeltjeHet bewuste tegeltje, ik heb het ruim vijftig jaar later nog steeds. Tussen Kunst en Kitsch: “Mag ik vragen, hoe komt u aan dit tegeltje?”

De volgende dag was er een fiets-oriëntatietocht. De tocht begon bij de oude school en zou bij het nieuwe gebouw eindigen. Voor de route kreeg je een blaadje met aanwijzingen. “Bij de dorpspomp rechtsaf” dat soort zaken. Belangrijk was in ieder geval dat je de controlepost bij Café Oranje niet miste. Daar kreeg je een ijsje. Je fietste met zijn tweeën. Je mocht zelf een maatje kiezen. Voor het vertrek vroeg meester wie er nog geen partner had. Twee jongens staken hun vinger op: Roy en Gerrit. Niemand had hen gevraagd. “Dan fietsen jullie met zijn tweeën” zei de meester. Even later fietsten Roy en Gerrit samen weg. Hoe zou dat aflopen? Anders dan dat wij gedacht hadden. Vanaf dat moment bleken Roy en Gerrit namelijk opeens de beste vrienden te zijn en van de ene op de andere dag was de strijd tussen het Roy en het Gerrit kamp voorbij.

Dick van Dyke

Vanwege het overlijden van Ivanhoe (Roger Moore) heb ik even gekeken hoe het met Dick van Dyke gaat. Dick van Dyke was één van de hoofdpersonen in Mary Poppins. Hij speelde hierin een schoorsteenveger. Mary Poppins was de allereerste film die ik in een bioscoop zag – dat was tijdens een verjaardagsfeestje van een vriendje. Kortom, jeugdherinnering. (Ook herinner ik me hem van de Dick van Dyke show, een televisieserie die mijn ouders in de jaren zestig keken.)

Dick van Dyke is inmiddels 91 jaar oud, maar blijkt nog steeds “alive and kicking” te zijn. Hij treed voor zijn plezier zelfs nog af en toe op met The Vantastix, een a capella groep uit Los Angeles. Zie hieronder een youtube filmpje uit augustus 2016, waarin bezoekers van de Denny’s in Santa Monica tijdens het ontbijt worden verrast met een uitvoering van Chitty Chitty Bang Bang, de titelsong uit de gelijknamige musicalfilm uit 1968  (nutteloos feitje: het script van die film is gebaseerd op een boek van Ian Fleming, de schrijver van de James Bond Boeken, en is geschreven door Roald Dahl). Dick van Dyke en zijn vrienden hadden eerder die ochtend opgetreden tijdens een vroege ontbijtshow op televisie.

Volgens dit bericht uit het AD van december gaat hij zelfs nog een rol spelen in een soort vervolgfilm van Mary Poppins. Andere rollen in deze film die in 2018 moet uitkomen, zijn voor Colin Firth en Meryl Streep. Ik neem aan dat Dick van Dyke gezien zijn leeftijd dan echter niet meer als een op de daken dansende schoorsteenveger te zien zal zijn, maar een andere, wat rustigere, rol krijgt.

 

Clingendael

Afgelopen vrijdag, de dag na Hemelvaartsdag, bezocht ik het landgoed Clingendael in Den Haag. Dat ligt op zo’n 25 minuten fietsen van ons huis. Het landgoed stamt uit de Gouden Eeuw – voor degenen die niet zo goed bij geschiedenis hebben opgelet, dat is de zeventiende eeuw. Aanvankelijk stonden er hier alleen wat boerderijen maar een zekere Philips Doublet III  – drie keer blijven zitten op de lagere school maar toch de hoogste belastingambtenaar van Nederland in die tijd – brak de boerderijen af en bouwde er een landhuis. Zo zag het landgoed er in 1682 uit.

clingendael 1682

En zo ziet het er vandaag de dag op Google Earth uit, bekeken vanuit de lucht.

clingendael 4

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het landhuis het onderkomen van Seyss-Inquart, de hoogste Duitser tijdens de bezetting van Nederland. In 1953 werd het verkocht aan de stad Den Haag. Sindsdien is het open gesteld voor het publiek.

In het landhuis is thans het Instituut Clingendael, het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael, gevestigd. Dat is een onderzoeksinstituut dat allerlei ontwikkelingen op internationaal gebied onderzoekt. Zeg maar oneerbiedig een instituut vol met dr. Clavan’s. (Dr. Clavan was een tv-typetje van Kees van Kooten uit begin jaren negentig; een Oost-Europa deskundige wiens antwoorden op vragen niet veel meer waren dan de letterlijke herhalingen van de vraag.)

Het gebouw was feestelijk ingepakt.

clingendael 2Quizvraagje: de paarse versiering is dat a) een inpakproject van Christo, b) een feestversiering opgehangen door de Italië-deskundige van het Instituut ter ere van de Giro-overwinning van Tom Dumolin of c) omdat er een verbouwing aan de gang is?

Het was best druk op het landgoed. Er liepen opvallend veel buitenlanders rond. Mei is dan ook een mooie maand om het landgoed te bezoeken. Je hebt er veel grote rododendrons die dan staan te bloeien.

clingendael 5

Ook was de Japanse tuin open. (Een Japanse tuin is volgens de Japan-deskundige van het instituut een tuin in traditioneel Japanse stijl.) De tuin is slechts acht weken per jaar open. In het theehuisje van de Japanse Tuin stond een piano en iemand was bezig hem te stemmen, althans dat dacht ik. Het bleek echter al het concert te zijn. Een jongetje met een collectebus vroeg of ik het mooi vond. Ik antwoordde nee maar gaf hem toch vijftig cent.

clingendael 1Geboeid – ik bedoel dit natuurlijk figuurlijk, niet letterlijk – luisterde een aantal mensen naar het concert.

Na het bezoek aan de Japanse tuin liep ik nog even een rondje door een deel van het park. Bij het parkje met de buxushaagjes – “een oud-Hollandse tuin aangelegd met buxushagen en bloemperken” zat op de leuning van de trap een reiger op zijn gemak in het zonnetje de mensen te bekijken.

clingendael 3

Even verderop was een fotografe bezig trouwfoto’s te maken van een pas getrouwd stelletje. De bruidegom vatte het huwelijk erg serieus op, want hij keek met een zeer ernstig gezicht zijn bruid aan. Hij keek zelfs zo ernstig, dat een voorbijlopende Amerikaan riep: “Smile, It is your weddingday!” Maar misschien was dat wel het probleem.

Ik kon wel een beetje begrip opbrengen voor de bruidegom. Bijna dertig jaar geleden – de dader keert altijd terug naar de plaats van het misdrijf – liepen Marianne en ik hier ook rond voor onze trouwfoto’s. En na elke aanmoediging van onze fotograaf om te “lachen!” veranderde mijn glimlach steeds meer in een grimas. De laatste foto die hij nam, was bij een vijver. Ik moest op het randje gaan staan en Marianne naar me toe trekken. “Kijk wel even uit dat je er niet in valt” riep de fotograaf. Hij drukte een keer af en riep: “Trek haar even wat dichter naar je toe.”  En toen …..

trouwen

nam hij bovenstaande foto en vertrokken we weer. U dacht toch niet echt dat ik op mijn huwelijksdag mijn vrouw in het water trok?

Kinderen groeien op

Ruim 24 jaar geleden stond ik met dit in mijn handen.

judith

Dat “dit” is mijn oudste dochter, enige minuten na haar geboorte. Kijk eens naar die schattige handjes en dat voetje wat er uitsteekt. Het was een pijnlijke bevalling, althans voor mij. Marianne kneep tijdens de weeën zo hard in mijn hand dat mijn trouwring pijnlijk knelde tussen mijn vingers. Bij de bevalling van de tweede dochter heb ik dan ook wijselijk mijn trouwring afgedaan.

We zijn nu ruim 24 jaar verder. De tijd schrijdt voort. De oudste dochter is in die tijd naar de crèche gegaan, heeft de lagere en de middelbare school gedaan, heeft een jaar in de buurt van Los Angeles gestudeerd, ging studeren in Rotterdam, ging een half jaar studeren in Singapore, deed gedurende drie maanden een stage in New York, ging vijf maanden werken in Berlijn, ging studeren in Leiden en is nu klaar met haar studie. Afscheid van haar studententijd.

Afgelopen weekend vierde ze dat laatste samen met haar vrienden in een café in Rotterdam. Vooraf gingen we met de kinderen en hun aanhang eten in een tapas-restaurant in Rotterdam. Bij het tafeltje naast ons, waar zo te zien een hoop studenten zaten, werd op een gegeven moment het dessert geserveerd. Eén van de aanwezigen was blijkbaar jarig en in haar toetje stond een soort vuurspuwend kaarsje waar vlammetjes uitkwamen. Helaas zat de jarige net even op het toilet. Daarom bracht de bediening even later een nieuw toetje met een vuurspuwend kaarsje.

Ik moest gelijk denken aan een gebeurtenis rondom de eeuwwisseling. Wij waren toen met de kinderen – ze waren nog klein – in Den Haag uit eten in een restaurant waarvan ik de naam (de Resident) niet zal noemen. Op een gegeven moment werd het toetje voor de kinderen gebracht: een ijsje met daarin een brandend sterretje. Echter, de oudste dochter was net naar het toilet gegaan. “Ik haal haar wel” riep de jongste en voor we iets konden zeggen holde ze er vandoor. Daar zaten we dan, Marianne en ik, met zijn tweeën te kijken naar de ijsjes met brandende sterretjes. Even later kwamen de kinderen terug, maar toen waren de sterretjes al uit. De bediening kwam niet met nieuwe sterretjes aan. Waarom eigenlijk niet? En waarom hebben we dat toen eigenlijk niet gevraagd? Ik word weer kwaad op mezelf. Sorry kinderen.

Ivanhoe is overleden

Enig idee wie hier in 1970 in een Amsterdamse tram stapt?

roger moore 1Foto Eric Koch, Anefo, Nationaal Archief

Inderdaad, het is Roger Moore. In 1970 bezocht hij in verband met de Engelse tv-serie ‘The Saint’ Amsterdam. Op deze foto is hij wat meer herkenbaar in actie.

roger moore 2

Later zou hij ook, samen met Tony Curtis, in de tv-serie The Pesuaders (de Versierders) spelen. Maar het meest bekend is hij van zijn rol als James Bond. Zeven keer vervulde hij deze rol. Voor het eerst in 1973, voor het laatst in 1985. Op een vraag van een journalist wanneer hij met deze rol ging stoppen, antwoordde hij ooit een keer gevat: “Als ze een stand-in gaan gebruiken bij de liefdesscènes.” En over het personage James Bond zei hij (bron nu.nl): “Hij is een geheime Britse spion, maar iedereen kent hem. Dan doe je je werk volgens mij toch niet goed.” Na zijn filmcarrière zette hij zich vooral in voor Unicef.

Gisteren overleed Roger Moore op 89-jarige leeftijd en daarmee is één van mijn helden uit mijn jeugd overleden. Nee, niet de Roger Moore als de Saint, niet de Roger Moore als Brett Sinclair in de Versierders en niet de Roger Moore als James Bond, maar Roger Moore als Ivanhoe. In 1957 en 1958 speelde hij namelijk in 39 afleveringen van Ivanhoe de rol van de koene ridder. In Nederland werd de serie voor het eerst uitgezonden van 1961 tot 1964. De zesjarige Martin zat ingespannen voor onze zwart-wit televisie te kijken hoe Ivanhoe het onrecht bestreed.

De serie begon altijd met een jongetje dat heel hard “Ivanhoe” riep (zie hier op YouTube het intro-filmpje). De volgende dag liepen wij dan buiten ook altijd “Ivanhoe” te brullen. (“Onvervaard gaan wij te paard met Ivanhoe”) En zelfs nu, ruim 55 jaar later, heb ik nog steeds de neiging om als we ergens op een top in de duinen staan keihard “Ivanhoe” te roepen. Marianne is daar niet zo enthousiast over.

Maar nu is dus Ivanhoe overleden. Ach, daar gaat weer een stukje van mijn jeugd.

 

Per Willy Guttormsen

Vorig weekend liepen wij de NS-wandeling van Zutphen naar Olst. In Deventer kwamen wij langs de plek waar vroeger het IJsselstadion lag. Het stadion bestaat niet meer. Het is nu een braakliggend terrein. De ijsbaan ligt tegenwoordig aan de andere kant van de stad. Maar in 1968 lag de ijsbaan er nog zo bij.

00000 schaatsen 3Foto: Collectie Spaarnestad; Nationaal Archief; fotograaf onbekend

Nostalgisch keek ik naar de plek. Ooit zag ik hier als kleine jongen – wij woonden vroeger op een paar kilometer afstand van het stadion –  hoe de Noor Fred Anton Maier er tijdens een schaatsinterland tussen Nederland en Noorwegen (dat soort wedstrijden had je toen nog) een wereldrecord op de 5000 meter reed. Hij reed een tijd van 7.26,2. Dat was toen ongelooflijk snel. Het huidige wereldrecord van Sven Kramer staat overigens op 6.03,32.

Ik heb ook nog andere herinneringen aan die dag. Daarover schreef ik in 2005 in de Volkskrant – in die tijd schreef ik voor die krant de wekelijkse rubriek ‘Het Nutteloze Kennisparadijs’ – onder de titel ‘Per Willy Guttormsen’ de volgende column – de foto’s, afkomstig uit het Nationaal Archief, stonden er toen niet bij; die heb ik er nu bij gezocht.

‘Per Willy Guttormsen’

‘Aan het eind van de jaren zestig van de vorige eeuw was het schaatsen ongekend populair in Nederland. Het waren de tijden van Ard en Keessie, van Peter Nottet, Jan Bols en Eddy Verheijen. Toen op 6 en 7 januari 1968 in Deventer een schaatsinterland tussen Nederland en Noorwegen werd gehouden, trok deze wedstrijd duizenden toeschouwers. Na afloop verzamelde de jeugd, waaronder schrijver dezes en een vriendje, zich bij het stadion om handtekeningen te bemachtigen. Nadat wij de handtekening van Kees Verkerk hadden gekregen, sloten we achteraan aan bij de rij voor Ard Schenk. Het was een lange rij. Hij was populair.

Op een gegeven moment was Ard Schenk nog de enige schaatser die handtekeningen aan het uitdelen was. De overige schaatsers waren klaar en zaten al in de bus. Wij stonden geduldig te wachten, maar net toen wij aan de beurt waren, hield hij er opeens mee op en liep naar de bus. Niet dat dat enige haast had – de chauffeur van de bus was nog in geen velden of wegen te zien.

Verbijsterd keken wij, de enige twee jongetjes in Deventer zonder de handtekening van Ard Schenk,  hoe hij in de bus ging zitten. Een jongeman die voor hem in de bus zat en het tafereel had gezien, draaide zich naar hem om. Hij wees naar ons en zei iets. Ard Schenk schudde van nee, zei wat en ging nors naar buiten zitten kijken. Daarop stapte de jongeman uit de bus en liep naar ons toe. Vriendelijk vroeg hij: “He is tired. Do you want my autograph instead?” Hoewel we geen idee hadden wie hij was, knikten we bedeesd en zeiden: “Yes sir”. Hij zette met zorg zijn naam in onze schriftjes, aaide ons over de bol en ging weer in de bus zitten.  We keken naar het blaadje. Met zwierige letters stond er geschreven: ‘Per Willy Guttormsen’.

00000 schaatsen 27 januari 1968; Schaatsen Nederland tegen Noorwegen. Ard Schenk (links) in duel met Per Willy Guttormsen op de 500m. Fotograaf: Ron Kroon, Anefo; Nationaal Archief

Mijn vriendje kende de naam. “Da’s een Noorse stayer, die is heel goed op de tienduizend kilometer” zei hij. Vanaf die dag was Per Willy onze held.  Groot was dan ook ons verdriet toen hij een maandje later tijdens de Olympische Spelen van Grenoble op zowel de vijf als op de tien kilometer net buiten de medailles viel. Op beide afstanden werd hij vierde.

00000 schaatsen 4

15 februari 1968; Olympische Winterspelen te Grenoble. Per Willy Guttormsen (Noorwegen) in actie op de 5000 meter. Fotograaf: Ron Kroon, Anefo; Nationaal Archief

Toch zou Per Willy dat seizoen geschiedenis schrijven. Tijdens de recordraces in Inzell in maart 1968 verbeterde hij met vier seconden het oude wereldrecord van Fred Anton Maier op de tien kilometer. Zijn tijd van 15 minuten en 16,1 seconden zou een klein jaar blijven staan. Toen verpulverde Kees Verkerk met zijn befaamde 15.03,6 het record.

Over het record van Per Willy wist de inmiddels overleden radio-  en televisiepresentator Henk Terlingen altijd een fraai verhaal te vertellen.

00000 henk terlingenHenk Terlingen in 1973; Foto:  Hans Peters, Anefo; Nationaal Archief

Terlingen was door de televisie naar Inzell uitgezonden om verslag te doen van de wedstrijden. Hij had er niet veel zin in en vatte zijn taak niet al te serieus op. Op de avond voor de wedstrijd belandde hij in een plaatselijke bar en raakte daar in gesprek met een sympathieke Noor. Ze zakten samen door en toen de bar sloot, stond Terlingen niet al te vast meer op zijn benen. De volgende morgen versliep Terlingen zich grandioos en toen hij eindelijk met een kater in het stadion arriveerde, had Per Willy al zijn wereldrecord gereden. Bij de huldiging herkende Terlingen hem. Het was zijn drinkmaatje van de avond ervoor. Het zou het enige wereldrecord blijven dat Per Willy Guttormsen ooit reed.”

Duifjes (2)

Een paar weken nadat in de zomer van 1967 een wezel in ons duivenhok had huisgehouden  – zie hier –  kwam een vriendje van mij opgewonden vertellen dat hij met zijn ouders op bezoek was geweest bij een boswachter. Het was een kennis van zijn ouders. Hij had daar verteld over het drama wat ons was overkomen en toen had de man – hij had zelf heel veel duiven –  gezegd dat ik wel gratis een nieuw setje jonge duiven bij hem mocht komen ophalen.

De volgende dag gingen we naar de boswachter. Het was een aardige man. Hij had allemaal meeuwduiven. Dat was een andere soort dan dat wij hadden, maar ik vond ze mooi. We kozen twee jonge duiven uit, een mannetje en een vrouwtje, en gingen blij met onze nieuwe aanwinsten naar huis.

Er was één mogelijk probleempje had de boswachter gezegd. De afstand tussen zijn huis – hij woonde aan de rand van een bos; je bent boswachter of niet –  en ons huis was hemelsbreed, ‘as the crow flies’ zoals de Engelsen zo mooi zeggen (vrij vertaald: zoals de duif vliegt), ongeveer één kilometer. Er was daarom een kans dat de duiven weer terug zouden vliegen naar zijn huis. We konden ze daarom maar beter een paar dagen in ons hok opgesloten laten zitten. Dan zouden ze aan het hok wennen en dan was de kans groter dat ze bleven.

duifjes

Een meeuwduif; foto wikipedia

Toen we de nieuwe duiven in het hok zetten, werden ze uitbreid bekeken door Gerrit en Kootje, de twee overgebleven mannetjes in ons hok – de vrouwtjes waren bij het wezeldrama omgekomen. Gerrit en Kootje hadden daartoe ook uitgebreid de tijd, want we lieten het hok drie dagen dicht. De vierde dag deden we ’s morgens het hok open. Gerrit en Kootje vlogen er direct uit, even later gevolgd door het nieuwe koppeltje. Ze vlogen nieuwsgierig een rondje om het huis, gingen even op het dak zitten en vlogen vervolgens linea recta terug naar het huis van de boswachter.

’s Middags haalden we ze weer op. We moesten ze maar iets langer in het hok laten zitten, een weekje of zo, zei de boswachter. Zo gezegd zo gedaan Tot groot ongenoegen van Gerrit en Kootje lieten we het hok nu een week dicht. Het hielp niet. Zo gauw we het hok open zetten, vlogen de meeuwduiven weer terug naar het huis van de boswachter.

We besloten nog één nieuwe poging te ondernemen. Het hok bleef nu liefst drie weken dicht. Wel werd het hok af en toe voor Gerrit en Kootje open gezet – de meeuwduiven zaten dan even in mandje zodat Gerrit en Kootje konden uit- en invliegen. In de derde week gebeurde er iets onverwachts. Het vrouwtje legde een ei. We zetten het hok open en deze keer vlogen de duiven niet weg. Ze gingen een nest maken. De eieren – er werd nog een tweede ei gelegd – kwamen uit en vader en moeder duif gingen de jongen verzorgen. Het was een vrolijke familie duif en het leek er nu op alsof ze helemaal genesteld waren. Dat hadden we fout gezien.

Nadat de jongen zelfstandig genoeg waren, vlogen pa en ma duif namelijk weer terug naar het huis van de boswachter. We zagen het voor onze ogen gebeuren. We zaten in de tuin. Alle duiven zaten op het dak. Vader en moeder duif koerden opeens luidkeels en vlogen toen richting het huis van de boswachter. De jonge duiven bleven op het dak zitten en vlogen aan het eind van de dag het hok weer in. De volgende dag kwamen de ouders weer terug. We hoorden ze opeens op het dak zitten koeren. We liepen naar buiten en zagen nog net hoe ze weer weg vlogen. En deze keer vlogen de jongen mee, richting het huis van de boswachter.

We gaven het op. We besloten om ook geen nieuwe duiven meer te kopen. Een paar maanden later viel Gerrit opeens dood van zijn stokje. Kootje bleef alleen achter. Hij ondernam telkens grote tochten. Waarschijnlijk op zoek naar soortgenoten. Soms bleef hij wel een eens dagje weg, later wel eens twee of drie dagen. Op een dag kwam hij helemaal niet meer terug.

Het duivenhok werd later een rommelhok.

 

Duifjes

Vijftig jaar geleden woonden wij in Diepenveen, een dorp gelegen vlakbij Deventer. Mijn oudste broer had een huisdier, een goudvis. Hij heette Bob en zwom in een kom met drie plantjes en een kasteeltje zijn rondjes. Bob was volgens mijn broer een heel slimme goudvis. Hij kon zijn naam zeggen. Als je op het glas van de kom tikte en vroeg: “Bob, hoe heet je?” dan antwoordde hij “Bob”. Je kon hem weliswaar niet horen – omdat hij onder water zwom zei mijn broer – maar als je goed naar zijn mondbewegingen keek, dan kon je zien dat hij Bob zei, althans dat beweerde mijn broer. Zo te zien riep Bob overigens de hele dag door zijn eigen naam.

Bob was ook heel atletisch. Op een dag vergiste mijn broer zich bij het verschonen van de vissenkom – mijn broer moest Bob zelf verzorgen. In plaats van koud water, vulde mijn broer de kom met warm water. Toen hij daarna Bob terug in de kom zette, sprong deze met een enorme krachtinspanning uit de kom en belandde in de la met bestek. Bob overleefde het. Later toen hij weer in zijn kom met koud water zwom, en je vroeg aan Bob hoe dat voelde, dat hete water, dan antwoordde hij “Au”.

Mijn andere broer en ik wilden op een gegeven moment ook een huisdier. Een hond of kat was uitgesloten – mijn broer was daar allergisch voor – maar duiven dat kon wel. Onze buurman had postduiven en deed mee aan wedstrijden. Postduiven wilden wij niet. De buurman had namelijk een keer verteld dat je bij wedstrijden de beste kansen had als je een broedend vrouwtje van het nest pakte. Die wilde dan zo snel mogelijk terug naar haar eieren en zou daarom sneller naar huis vliegen. Dat vonden wij zielig en gemeen. Stiekem vonden wij het dan ook wel mooi dat sommige van zijn duiven bij terugkomst van een wedstrijdvlucht niet direct het hok in wilden vliegen – ze hadden een ring om en die moest je van hun pootje afhalen en dan in een soort klok stoppen; dan stopte de tijd – maar dat ze eerst nog op het dak ging zitten om uit te rusten. Hoe langer ze dit deden, hoe wanhopiger de buurman in de tuin stond te fluiten en te rammelen met een bakje voer. Lekker puh, dachten wij. Moet je de vrouwtjes maar niet van hun nest halen.

Geen postduiven dus. De keuze viel op sierduiven. Wel moesten wij beloven dat wij zelf voor ze zouden zorgen. En dat hield niet alleen het voeren in, maar ook regelmatig het hok schoonmaken. Elk voordeel heeft zijn nadeel zou Johan Cruijff jaren later zeggen.

Mijn vader wist een adresje in Schalkhaar en kocht samen met ons daar twee sierduiven, een mannetje die mijn broer Gerrit noemde en een vrouwtje die ik een naam mocht geven, maar waarvan ik de naam vergeten ben. (Ik word oud; hoe kan ik vijftig jaar later niet meer weten hoe mijn duif heette.) Een handig mannetje bouwde een duivenhok naast de garage. Het was een soort kippenhok met een glazen wand en een deur om in het hok te komen. Het had ook een klep die je open en dicht kon zetten, zodat de duiven het hok in en uit konden vliegen. ’s Morgens deden we de klep open en ‘avonds sloten we hem weer. Na een maand bleek dat mijn broer toch allergisch was voor duiven en moest ik het hok alleen schoon maken. Heel fijn. Waarom was hij wel allergisch voor duiven en niet voor snoepgoed en ijs?

Na een tijdje kregen Gerrit en zijn eega nesteldrang en even later was onze duivenfamilie uitgegroeid tot vijf stuks. Kootje, een drukdoend mannetje die de hele dag zijn krop stond vol te blazen om te laten zien hoe knap hij wel niet was, en twee zusjes waren de nieuwe leden van onze duivenfamilie. Na een maand was er een klein drama. Eén van de zusjes vloog de garage in. Daar stond op een vliering een emmer met teer. De duif ging op de rand zitten en kukelde er in. Hij vloog er nog uit. Dat gaf overal teervlekken in de garage. Het was nog een geluk dat de auto buiten stond. Toen we de duif vonden zat er al weinig leven meer in en de volgende dag hebben wij hem verdrietig in een hoekje van de tuin begraven.

Duifjes 1967Voorjaar 1967; de elfjarige Martin voert de duifjes. De grijze duif achteraan is Gerrit, de duif bij mijn rechterhand met zijn opgeblazen krop Kootje. Op de voorgrond moeder duif en naast Gerrit zit op mijn linkerbeen dochter duif. Ik had tegen mijn vader gezegd dat hij maar snel een foto van mij en de duiven moest maken voordat ze allemaal dood zouden gaan. Alsof ik het drama aanvoelde dat een paar maanden later zou gebeuren.

In de zomer van 1967 vond namelijk nog een tweede duivendrama plaats. We gingen een weekje op vakantie naar een huisje in Friesland. De buurman zou in onze afwezigheid de duiven voeren. Op zijn vraag of hij ’s avonds ook het hok dicht moest doen, zeiden wij dat dat niet nodig was. Dan konden de duiven het hok in- en uitvliegen wanneer ze dat wilden. Toen we terugkwamen van ons weekje vakantie kwam de buurman aanlopen en sprak met een ernstig gezicht met mijn vader. Hij vertelde dat er vermoedelijk een wezel ons hok was binnengedrongen. Op een avond hoorde hij opeens een enorm lawaai in ons hok. Toen hij ging kijken, lag het ene vrouwtje doodgebeten op de grond, de andere was verdwenen. Overal lagen veren op de grond. De twee mannetjes, Gerrit en Kootje, zaten opgewonden luid koerend op het dak van ons huis. Die waren het hok uit gevlucht. De beide vrouwtjes – ze waren allebei aan het broeden – hadden echter vermoedelijk hun nest verdedigd. De buurman had alles opgeruimd en het hok voor ons schoongemaakt. Gerrit en Kootje bleven een week lang op het dak zitten. Toen pas durfden ze het hok weer in.

Ik heb nog lang in de buurt gezocht naar een spoor van mijn duif, maar nooit iets gevonden.

 

Opmerkelijke borden (12)

Als kind vond ik pop-up boeken altijd prachtig. Dan sloeg je een bladzijde om en dan kwam er opeens een kasteel uit het boek tevoorschijn. De mooiste pop-up boeken waren die waar je ook nog eens mensen of dingen kon laten bewegen door een stuk karton met een pijltje heen en weer te bewegen. Zie hieronder een voorbeeldje.

00000 boek

In Deventer zag ik dit weekend de overtreffende trap van het pop-up boek: het pop-up terras. Als je op de plek van het pop-up terras je auto parkeerde, dan werd je weggesleept. Terecht, anders kan het terras niet uppoppen – Is dat overigens een bestaand werkwoord of ben ik nu de taal aan het vernieuwen?

Zie hier het waarschuwingsbord. Er staat ook nog eens een pijltje op, net zoals bij de pop-up boeken. Als je er aan trekt, dan bewegen de mensen op het terras heen en weer.

00000 pop up

Sterk doen

Afgelopen zaterdag vond in Londen in een ‘zinderend’ en uitverkocht Wembleystadion (90.000 toeschouwers) een gevecht plaats om de wereldtitel boksen in het zwaargewicht tussen een Engelsman en een Oekraïner. In de vijfde ronde sloeg de Engelsman tot groot enthousiasme van het publiek de Oekraïner naar het canvas. De Oekraïner stond echter weer op en sloeg een ronde later, ondanks dat hij inmiddels hevig uit zijn wenkbrauw bloedde, op zijn beurt de Engelsman neer. Dat deed niet alleen de Engelsman zeer maar ook het publiek. Gelukkig voor de toeschouwers stond ook de Engelsman weer op en een paar ronden later sloeg hij de Oekraïner weer neer, waarop de scheidsrechter even later ingreep en de Engelsman tot de winnaar van dit boksgevecht uitriep. De Engelse toeschouwers bejubelden luidkeels hun favoriet. Tot zover mijn verslag van een bokswedstrijd, gebaseerd op het uitgebreide verslag in de Volkskrant van vandaag, waarin de verslaggever het overigens allemaal wat kleurrijker dan ik beschreef. “Met een verwoestende vuistslag met rechts sloeg ‘dr. Steelhammer’ Joshua neer. […] Hij bewees over een sterke kin te beschikken en overleefde.”

Ikzelf heb niks met boksen. Ik vind er helemaal niks aan. Als je nou met alle geweld – een ongelukkige woordkeuze in dit verband; excuses – iemand hersens wilt pijnigen, ga dan schaken zou ik zeggen. Dat vind ik wel een leuke sport, ok denksport. Ook met sporten als judo – altijd dat gesjouw aan die niet goed vast zittende kleding – en worstelen heb ik helemaal niets.

000 anton geesink

Sterk doen, Anton Geesink is de winnaar bij een partijtje vrij worstelen; foto Nationaal Archief

Nou is dat laatste – dat van het worstelen – niet helemaal waar. Vroeger toen de kinderen nog klein waren, wilden zij vaak een partijtje worstelen doen. “Sterk Doen” noemden ze het. Ik moest dan languit op bed liggen, waarop de oudste dochter – “de grote ploffer”, zo noemde zij zich zelf; de jongste dochter was “de kleine ploffer” –  dan bovenop mijn buik ging zitten dan wel liggen, terwijl de jongste dochter hetzelfde deed bij mijn benen. Door mijn armen en benen vervolgens stevig vast te pakken, probeerden ze te voorkomen dat ik kon opstaan – dat is lastig als je geen gebruik kan maken van je armen en benen.  Ik had gewonnen als ik ondanks het verzet van de kinderen was opgestaan en de deur van de kamer had bereikt. Meestal eindigde het spel er in dat ik, na het nodige “geworstel” om op te kunnen staan, met aan elk been een hangend kind de deur bereikte.

Soms als de oudste dochter mijn armen niet meer kon vast houden, riep ze haar jongere zusje te hulp – “Kleine ploffer help mij”, waarop deze mijn benen losliet – dat maakte het alleen maar makkelijker voor mij – en met de aanvalskreet “Hier komt de kleine ploffer!” zich ook bovenop mij stortte.

Maar goed, de grote en kleine ploffer groeiden op, gingen naar de basisschool en mijn worstelcarrière – categorie ‘Sterk Doen’  – beëindigde ik ongeslagen. Maar zoals de Chinese filosoof Lao-Tse zou zeggen: “Wie anderen overwint is sterk; wie zichzelf overwint is machtig.”

KPN en het Disney-icoontje

In 2000 werkten Marianne en ik allebei bij KPN. De oudste dochter zat al op de basisschool maar de jongste van vijf zat nog op de crèche. Op een dag was de crèche gesloten – de leidsters hadden hun jaarlijkse teamdag – en omdat zowel Marianne als ik ‘s morgens iets heel belangrijks hadden op kantoor nam ik de jongste dochter mee naar kantoor.

Vergezeld van een tas met haar eigen broodtrommeltje, kleurpotloden en spelletjes meldden we ons op kantoor. “Oh, wat een schattig kind” zeiden de secretaresses. “Nemen we ze tegenwoordig al zo jong aan?” mopperde een collega. Mijn kamergenoot verruilde zijn bureau voor een ander bureau zodat de dochter bij mij kon zitten en de dochter installeerde er zich alsof ze er al jaren werkte. Ze pakte haar kleurpotloden en ging aan de slag.

Marijke 2Zie hier hoe je een  mislukte computeruitdraai kan om toveren tot een echt kunstwerk

 Na een tijdje wilde ze graag een computerspelletje doen. We hadden een Disney cd-rom met allerlei spelletjes meegenomen en ik stopte die in mijn desktop. Er klonk wat geratel en het programma opende zich, waarop de dochter plaats nam aan mijn bureau en druk aan de slag ging. Ik deed ondertussen de heel belangrijke dingen die ik moest doen en na een warme chocomelk uit de automaat – reuze interessant vond de dochter – gingen we aan het einde van de ochtend weer naar huis.

De volgende dag gebeurde er iets vreemds. Ik startte mijn pc op en tussen alle programma’s op mijn beeldscherm stond opeens ook het icoontje van Disney. Dat zou eigenlijk niet moeten kunnen. We hadden bij KPN een werkpleksysteem voor de pc’s, waarbij alle programma’s centraal op servers ergens in het netwerk stonden. Je kon zelf geen programma’s installeren en je zag alleen die programma’s waarvoor je geautoriseerd was. Ik was niet geautoriseerd voor een Disney-programmaatje. Toch stond er nu opeens een Disney-icoontje tussen mijn programma’s. Als je het icoontje aan klikte, dan vroeg het programma om een cd-rom. Die had ik niet bij mij, die lag thuis. Vreemd, heel vreemd, maar ik nam aan dat het iets tijdelijks was. Wellicht zat er nog iets in het werkgeheugen van mijn pc.

De volgende dag gebeurde echter weer precies hetzelfde. Huh? Ik opende daarom als test mijn werkplekaccount op de pc van mijn collega en tot onze stomme verbazing verscheen daar ook het icoontje. Dat kon alleen maar als het programma zich genesteld had op de server, maar dat kon helemaal niet. Daar moest je een hoge autorisatie voor hebben en die had ik beslist niet. Een geraadpleegde IT-expert van de helpdesk zei dat a) het helemaal niet kon en b) dat het icoontje wel weer van zelf weg zou gaan.

Nou mooi niet. Het ging niet meer weg. Het bleef jarenlang op mijn werkplekaccount verschijnen. Er kwamen talloze updates van het systeem. Programma’s kwamen en gingen, maar mijn icoontje bleef bestaan. Er kwam op een gegeven moment zelfs een heel nieuwe werkplekomgeving. Mijn icoontje vond dat geen probleem en vond ook een mooi plekje in de nieuwe omgeving. Pas na twaalf jaar in 2012 gaf mijn icoontje het op en verdween. De jongste dochter was inmiddels zeventien jaar oud.