Vliegende vogels, die titel had korter gekund, zult u misschien zeggen, immer alle vogels kunnen vliegen. Mooi niet, hét kenmerk om te behoren tot de familie van de vogels is dat de dieren vleugels en veren hebben. Er zijn echter een aantal vogelsoorten die wel vleugels en veren hebben, maar die niet kunnen vliegen, zoals struisvogels, dodo’s, emoes, pinguïns en kiwi’s om er maar een paar te noemen. Helaas voor hen, ze kunnen hun vleugels uitslaan zoveel ze willen, maar vliegen ho maar. Het zijn wel allemaal vogels, veelal loopvogels.
Uit de Wikipedia: ‘Vogels (Latijn: Aves) zijn een klasse van de chordadieren (Chordata) met 10.507 wetenschappelijk beschreven nog levende soorten, in 2284 geslachten, 232 families en 40 orden, die allemaal twee zeer kenmerkende eigenschappen gemeen hebben: ze hebben vleugels en veren.‘
De reden dat er vogels zijn met vleugels die niet kunnen vliegen is evolutionair. Ooit konden ze wel vliegen, maar om bepaalde redenen was het hebben van korte vleugels soms handiger dan het hebben van grotere vleugels, bij voorbeeld bij het duiken in water. De vogels met de kortste vleugels bleven daardoor het langste leven, legden vervolgens vaker eieren en daarmee kwamen er telkens meer vogels met korte vleugels totdat deze vleugels te kort werden om voldoende draagkracht te krijgen om te kunnen vliegen. Dat was echter niet meer nodig – het hebben van korte vleugels gaf zoveel voordelen dat ze niet meer hoefden te vliegen.
In een enkel geval werd het niet meer kunnen vliegen fataal voor een soort, namelijk in het geval dat er plotseling zeer grote veranderingen in de leefomstandigheden optraden. Neem de dodo – dit is overigens geen loopvogel maar behoort tot de familie van de duiven. (Zo, nu kijkt u wel even anders aan tegen die dikke houtduif in uw boom; het is een neefje van de dodo).
Een tekening van een dodo uit 1625.
De dodo had in zijn leefgebied (Mauritius) geen natuurlijke vijanden en verloor als gevolg hiervan geleidelijk zijn vermogen tot vliegen. Dat was ook niet meer nodig, totdat er in de zeventiende eeuw, via de komst van schepen, opeens ratten in hun levensomgeving kwamen die hun eieren opaten. Ze konden niet meer de bomen invliegen om daar hun nesten te bouwen. Binnen honderd jaar waren ze uitgestorven
De aanwezigheid van vleugels kan nog wel nut hebben. Zo gebruikt de pinguïn zijn vleugels om door het water “te vliegen”, net zoals andere vogels door de lucht vliegen. Hij kan daarmee onder water een snelheid halen van 30 km per uur.
Maar goed, de meeste vogels kunnen dus wel vliegen, al doen ze dat niet altijd. Ik kwam op twitter dit filmpje tegen van een meeuw die, staande op de rug, meelift met een andere meeuw.
Op het plaatje klikken om de meeuw op de rug van de andere meeuw te zien “vliegen”. Pas op het einde krijgt de onderste meeuw door dat iemand mee lift en pikt naar hem.
Over een paar eeuwen heb je denk ik twee soorten meeuwen, één soort die heel sterk is en goed kan vliegen en een soort die niet kan vliegen maar heel goed zijn evenwicht kan bewaren. Iemand reageerde trouwens op de tweet met deze foto.
En over vliegende vogels gesproken, gisteren fietsten wij door de wijk Mariahoeve in Den Haag en zagen daar dit waarschuwingsbord.
Zo’n waarschuwingsbord voor ‘Laagvliegende Ooievaars’ kan je natuurlijk alleen maar in Den Haag aantreffen.