Gisteren was het mooi weer. Ik besloot om een stukje te wandelen, richting Voorburg. Bij het hockeyveld zag ik aan de overkant van het veld een groepje oudere mensen op een bankje zitten. Een viertal was gekleed in een wit cricketkostuum, alleen stonden er geen cricketspullen op het veld. Wel lagen er een aantal gekleurde driehoekjes op het kunstgras.
Ik was benieuwd wat voor een spel ze speelden, dus ik bleef even staan kijken. Er gebeurde niets. Ze zaten gezellige te keuvelen op het bankje en ik liep dus maar door. Toen ik uit de verte nog een keer omkeek, zaten ze nog steeds op het bankje te praten. Ik verdenk ze er van dat ze gewoon in hun sportkleding naar het sportveld lopen, wat gekleurde driehoekjes op het veld gooien en dan de rest van de tijd op het bankje zitten te kletsen.
Ik kreeg het ondertussen behoorlijk warm en deed mijn jas uit. Stom idee ook om eind februari met een jas aan te gaan lopen. De rest van de wandeling sjouwde ik met mijn jas in mijn handen. In Voorburg aangekomen zag ik op het grasveld voor Brasserie de Koel tussen de bloeiende krokussen twee mannen in de weer met een drone. Het ding maakte een hinderlijk zoemend geluid.
Ik vervolgde mijn weg door de Herenstraat. Er stond een opvallend kunstwerk: een glazen bol die de wereld op zijn kop zette. Misschien stond hij er al jaren, maar hij viel me nu pas op. Ik vond het wel mooi bedacht.
Bij station Voorburg zaten een hoop mensen op een terrasje, lekker in het zonnetje. Ik had het ondertussen zo warm gekregen – ik was op zoek naar een goed excuus; nou ja het hoefde geen goed excuus te zijn; elk excuus was goed – dat ik besloot om in de stationskiosk mijn eerste ijsje van het jaar te kopen. Daarmee werd 25 februari dit jaar ‘ijsjesdag’ zijnde de eerste dag in het jaar dat ik een ijsje kocht. Net zoiets dus als ‘rokjesdag’ maar dan eerder in het jaar en ook voor mannen.
Op de weg terug kwam ik langs de kinderboerderij. Een tweetal ooievaars liep in het gras en een drietal zwarte zwanen zwommen in de sloot. De rest van de wandeling had ik daardoor de hele tijd ‘witte zwanen, zwart zwanen, wie wil er mee naar Engeland varen’ in mijn hoofd.
Let even op het bord ‘Dekker’s Hoeve’. Op de wal staan de letters in een keurig blokschrift. In het water gespiegeld lijkt het een slordig handschrift.
Tot zover een aangename zomerwandeling, in februari dus.