De scholen zijn weer begonnen

– 1 –

Toen Marianne dinsdagmorgen naar kantoor fietste, zag ze vlak voor Zoetermeer een huilend jongetje. Hij had de leeftijd van een brugklasser. Hij had zijn fiets aan de kant van de weg gezet en zat op zijn mobiel te kijken. Ze stopte en vroeg wat er aan de hand was. Hij kon zijn school niet vinden zei hij. Ai, dan is de wereld opeens groot.

– 2 –

Aan het einde van de dag bracht Marianne haar fiets naar de fietsenmaker. Er was iets met haar zadel dat zelfs de razendknappe handyman in huis – ik dus – niet kon oplossen. De zaak stond vol met kapotte fietsen. Typisch iets voor de tijd van het jaar. De scholen waren weer begonnen en opeens kwamen ouders en kinderen er achter dat de fiets nog moest worden gemaakt.

FietsDe fietsenmaker had het er maar behoorlijk druk mee.

Overmorgen is hij klaar” sprak de fietsenmaker tegen een jongen in de zaak. “Dat kan niet, ik moet er morgen mee naar school” antwoordde deze.  “Nee, hij is pas overmorgen klaar.” “Ja, maar ik moet er morgen mee naar school.” Nee, dat lukt niet, we hebben het razend druk”Ja, maar ik moet er morgen mee naar school.” herhaalde de jongen. “Ja, dat kan je nog wel tien keer zeggen, maar dat helpt niet. Overmorgen.

Toen was Marianne aan de beurt. Ze legde het probleem met het zadel uit en wilde eigenlijk vragen of de fietsenmaker het misschien ter plekke kon maken. Maar omdat de jongen nog steeds met een beteuterd gezicht in de winkel stond, deed ze dat niet. “Overmorgen is hij klaar” zei de fietsenmaker.

Een dag later kregen we een sms’je van de fietsenmaker. De fiets was klaar. We konden hem komen ophalen.

– 3 –

Toen onze oudste dochter voor het eerst naar de middelbare school ging, fietste ze de  eerste dag probleemloos naar haar nieuwe school. Haar ouders mochten beslist niet mee fietsen. Maar de tweede dag was het anders. Het regende en niet zo klein beetje ook. Ze wilde daarom met de bus, maar ze wist niet goed waar ze dan uit moest stappen. Of niet een van ons mee wilde? Omdat de bus door reed richting mijn kantoor ging ik wel mee.

Toen de bus kwam, was hij al razend vol. We moesten staan en omdat alle ramen beslagen waren, konden we niet goed zien waar we waren. Toen de bus vlak voor haar school stopte, zei ik: “Hier moeten we er uit.”  We worstelden ons door de drukte naar buiten. Eenmaal buiten gekomen, zag ik dat we een halte te vroeg waren uitgestapt.  Voordat we weer konden instappen, reed de bus weg.  “Dank je wel pap” sprak de dochter.

We legden het laatste stuk lopend af. Toen we bij school aan kwamen, waren we allebei helemaal nat geregend. De volgende keer hoefde ik niet meer mee. Ze wist nu wel waar ze niet moest uitstappen.