Nog even terugkomend op Andy Warhol. Gisteren vergeten te vermelden maar wist u dat zijn echte naam niet Warhol was maar Warhola. Andy Warhola, dat klinkt toch heel anders dan Andy Warhol. Maar goed, nu over naar de schaakwereld in Nederland in de jaren zeventig.
Tijdens mijn studententijd was ik lid van de Enschedese studentenschaakvereniging Drienerlo. Als lid van een schaakvereniging was je ook automatisch lid van de KNSB – om misverstanden te voorkomen het betreft hier de Koninklijke Nederlandse Schaakbond, niet de schaatsbond. Als lid van de bond ontving je een maandelijks blad genaamd ‘Schakend Nederland’.
(Ik heb – zie hierboven; ik ben die figuur die naast die drie jongetjes zit – zelfs een keer op de voorpagina van het blad gestaan. Zie hier voor de achtergronden van deze foto.)
Maar behalve ‘Schakend Nederland’ kende Nederland in die tijd nog een schaakblad: ‘Schaakbulletin’, opgericht door de in 2017 overleden Wim Andriessen. Dit was een blad van schakers voor schakers. Ik had bij een prijsvraag van het blad een keer een abonnement op ‘Schaakbulletin’ gewonnen, waarbij ik de zeer deskundige en objectieve jury van het blad wellicht enigszins had beïnvloed door bij mijn inzending op te merken dat mocht ik een prijs winnen, dat het bedrag dan – het blad was een noodlijdend blad met slechts een paar duizend abonnees – ook uitgekeerd mocht worden in de vorm van een abonnement. Prompt won ik de tweede prijs, een bedrag ter grootte van een jaarabonnement
Het blad verscheen van 1968 tot 1984. Dit was de voorkant van het laatste nummer.
Veelvoudig Nederlands kampioen Jan Timman was volgens mij een tijd lang de hoofdredacteur van het blad. Hij schreef er ook zelf in. Tot de andere auteurs behoorden Jan Hein Donner en Tim Krabbé. De laatste schreef over schaakcuriosa, iets wat mij zeer aansprak.
Jan Timman behoorde in die tijd tot de wereldtop in het schaken en één van de partijen die hij voor het blad analyseerde was een partij van hemzelf tegen Anatoli Karpov, in die tijd de wereldkampioen schaken. Timman ging in de analyse van zijn partij uitgebreid in op een specifieke variant waarover hij tijdens de partij had nagedacht. Voor de niet-schakers onder ons, een variant is een mogelijke partijontwikkeling die kan optreden als je een bepaalde zet zou spelen. Een wat-als analyse zeg maar.
(Vergelijk het bijvoorbeeld maar met mijn schrijverscarrière. Zo’n twintig jaar geleden koos ik er voor om non-fiction verhalen te schrijven. Had ik er toen echter voor gekozen – ik ben nu dus bezig met een variant, een wat-als analyse – om fictieverhalen te schrijven over een jongen die naar een tovenaarsschool ging en daar zwerkbal op een bezemsteel zou spelen, dan zou ik nu misschien wel een wereldwijde bestsellerauteur zijn geweest. Het leek me in die tijd echter geen goed idee. )
Enfin, Timman concludeerde in zijn stuk dat het alternatief waarover hij in de partij had nagedacht niet tot een winststelling voor hem zou hebben geleid en dat hij dus de goede zet had gespeeld. Ik keek naar de slotstelling van zijn analyse van de variant en dacht ‘Maar als hij de koning nu nog één stapje opzij zet, dan wint hij toch? Of zoals Neil Amstrong zou zeggen: “That’s one small step for a man, one giant leap for mankind”.
24 juli 1969; Schaker Neil Amstrong, hier links aan boord van de Mobile Quarantine Facility, wordt na terugkeer van de maan toe gesproken door de bekende Amerikaanse schaakgrootmeester Richard Nixon; Foto NASA
Ik zag niet wat er mis was met die koningszet en stuurde een brief naar het blad. “Geachte heer Timman, ik zal me ongetwijfeld vergissen, en u zult het ongetwijfeld beter zien, maar wint wit niet gewoon als hij zijn koning een stapje op zij zet?”, iets in die stijl. Even tussendoor, zo ging dat nog in die tijd, je stuurde brieven, geen mails. Overigens hoorde ik laatst al iemand verbaasd zeggen, stuurt hij nog mails? Enfin, een brief dus.
In het volgende nummer van Schaakbulletin kwam Timman terug op de partij. Twee lezers, B. Stam en M. van Neck hadden hem in afzonderlijke schrijvens gewezen op de “onvoorstelbare stille zet Kh1!!” – dat staat voor koning naar veld h1 – en die zet won volgens Timman inderdaad. Vol trots liet ik enige tijd later het blad zien aan Rini K., een topschaker die wel eens bij een vriend van hem op onze studentenflat op bezoek kwam. Rini was niet onder de indruk van mijn vondst. Timman was maar een grote prutser vond hij. Iedereen zag die zet toch.
De vermelding van mijn naam in het blad was overigens maar een deel van mijn ‘fifteen minutes of fame’ en daarmee bedoel ik niet dat ook lezer B. Stam de zet had gevonden en ik dus eigenlijk maar recht had op de helft van de fifteen minutes oftewel ‘7,5 minutes of fame’, nee, ik bedoel daarmee dat er een paar maanden later een boek van Jan Timman uit kwam, getiteld ‘Schaakwerk 1’.
Ook in dit boek kwam de partij voor en ook hier vermeldde Timman de namen van lezers B. Stam en M. van Neck als degenen die hem op de ‘onvoorstelbare stille zet Kh1’ hadden gewezen.
Voila, nog een keer ‘7.5 minutes of fame’ erbij en nu zat ik in totaal daadwerkelijk op de ‘fifteen minutes of fame’ in de schaakwereld.
Bijna was het zelfs nog verder gegaan. Een paar jaar later verscheen er een Engelse vertaling van het boek van Timman. Ik zag het toevallig ergens in een boekhandel staan en nieuwsgierig bladerde ik er in. Ook in de Engelse uitgave stond de variant uit de partij en ook hier werd Kh1 als de winnende zet vermeld. Maar helaas, in de Engelse uitgave waren de namen van de lezers B. Stam en M. van Neck weg gelaten. Dus geen extra fifteen minutes of fame er bij.
Mijn beroemdheid in de schaakwereld bleef aldus beperkt tot de Nederlandse uitgave. Eigenlijk dus geen ‘fifteen minutes of fame’ maar ‘vijftien minuten beroemdheid.’
Ik neem aan dat u nu wel onder de indruk bent van mijn schaakkwaliteiten, maar zoals Godfried Bomans ooit eens zei “Schakers, die plotseling iets zien, behoren gewoonlijk niet tot de topklasse. ”
Hoogovens-toernooi 1962; Schaker Godfried Bomans ziet plotseling een goede zet (voor de tegenstander); foto Jac de Nijs; Anefo; Nationaal Archief