Schaken tegen de Nederlandse kampioen

Ik heb wel eens tegen de Nederlands kampioen schaken gespeeld. Voor wie dat niet gelooft, zie hier.

0000 JT

Het is de voorkant van het maartnummer in 1974 van Schakend Nederland, het blad dat alle leden van de Koninklijke Nederlandse Schaakbond in de jaren zeventig maandelijks kregen toegestuurd. De man met het lange haar, die hier een simultaan geeft, is Jan Timman, meervoudig Nederlands schaakkampioen. Ik zit naast die drie jongetjes. De foto stond eerder in dagblad Tubantia.

De foto is in Enschede gemaakt tijdens één van de zogenaamde V&D schaaksimultaans. In de jaren zeventig organiseerde V&D jaarlijks in verschillende steden van het land schaaksimultaans. In Enschede trad dat jaar Jan Timman op. Voor het geval u nieuwsgierig bent naar de uitslag, ik verloor nipt (1-0). Omstreeks zet 15 dreigde ik een paard kwijt te raken, maar voor dat probleem vond ik een oplossing. Niet zo’n goede oplossing echter want daardoor raakte ik een paar zetten later twee paarden kwijt.

Ik had toen net zo goed kunnen opgeven, maar speelde toch nog een zet of tien door tot er bij zet 30 meer stukken van mij naast het bord stonden dan er op. De reden dat ik niet tien zetten eerder opgaf was tweeledig. Ten eerste had ik op mijn studentenflat gezegd dat ik het wel minstens dertig zetten zou vol houden tegen Timman en ten tweede gold dat als ik doorspeelde en niet direct opgaf, dat dan beter was voor de overige deelnemers aan de simultaan. Dat kwam door de regel dat als de simultaangever bij je bord was, je dan gedwongen was om te zetten. Dus hoe meer deelnemers er nog in de strijd waren, hoe langer het duurde voordat hij weer bij je bord was, hoe meer bedenktijd je voor je zet had.

Van die regel dat je gedwongen moest zetten als de simultaangever bij je bord was, maakte een jaar later Hans Böhm misbruik tegen mij. Hij gaf dat jaar de simultaan. Tegen hem ging het een stuk beter dan tegen Timman en eigenlijk stond ik na een zet of dertig heel goed, misschien wel zelfs gewonnen. Dat beviel Böhm overduidelijk niet. Aangekomen bij mijn bord keek hij sacherijnig naar zijn stelling, pakte een kop koffie en ging uitgebreid nadenken. Opeens zette hij de koffie neer, deed plotseling een zet en ging er vandoor.

Ik keek naar het bord en had direct het gevoel dat zijn zet niet goed was. Echter, het was een heel gecompliceerde stelling en terwijl ik zat te kijken hoe ik de zet van Böhm kon weerleggen, zag ik uit een ooghoek hoe hij zo ongeveer hard hollend langs de overige borden liep. Binnen no-time was hij weer bij mijn bord en brulde: “Zetten!”. Noodgedwongen deed ik een zet waarvan ik hoopte dat hij goed was, maar aan de grijns van Böhm kon ik al zien dat dit niet het geval was – thuisgekomen zag ik later binnen vijf minuten hoe ik de zet van Böhm had kunnen weerleggen.

Na zijn antwoord stond ik verloren. Ik had eigenlijk een paar zetten later wel kunnen opgeven, maar speelde expres door totdat hij me mat had gezet. Daardoor moest hij aan het einde van de avond de hele tijd van mijn bord aan het ene eind van de tafel naar het andere eind van de tafel lopen waar ook nog iemand zat te spelen. Serves him right.