Kies met zorg een boek uit de bibliotheek

Sinds 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Bij de overheveling bezuinigde het Rijk flink (zo’n 15%). De aanname, die vooral gebaseerd was op een wens en niet zo zeer op wetenschappelijk onderzoek, was dat de gemeenten het goedkoper zouden kunnen doen. Zo zouden gemeenten dankzij hun wijkteams de jongeren met problemen eerder opmerken en dan zou met lichtere en dus goedkopere zorg kunnen worden volstaan. Ik citeer even een stukje uit de NRC van 10 oktober 2018:

Die gedachte vindt nog steeds brede steun. Ook onder gemeenten. Maar ‘meer preventie’ en ‘minder specialistische hulp’ vergen een verbouwing van de sector. En verbouwen kost geld. Jeugdzorg-expert Tom van Yperen van het Nederlands Jeugdinstituut: „Gemeenten moeten fors investeren in behandelingen voor beginnende problemen en het voorkomen ervan. In methodes om in gezinnen intensieve hulp te bieden, in plaats van een kind maanden in een jeugdzorginstelling te laten verblijven.” Maar de bezuinigingen van de afgelopen jaren maken het voor veel gemeenten „onmogelijk te investeren in nieuwe taken”, aldus de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) onlangs. En: „Het tempo waarin de besparingen zijn doorgevoerd, is te hoog geweest.”

Het blijkt in de praktijk dus nog niet te werken, terwijl de bezuinigingen al wel zijn doorgevoerd. Wat wel werkte, was dat de gemeenten jongeren met problemen opspoorden die vroeger niet opgemerkt werden. Het aantal jongeren dat jeugdzorg nodig heeft, is vanaf 2015 met 12% gestegen: van 380 duizend per jaar naar 428 duizend in 2018.

00000 cbs

Je hoeft geen groot econoom te zijn om te zien dat dit alles bij elkaar voor veel financiële problemen bij gemeenten zorgt. Bij elkaar komen de gemeenten nu zo’n 600 miljoen euro te kort. Minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid ziet het probleem. Hij zegt op zoek te gaan naar meer geld, maar zolang dat er nog niet is, moeten de gemeenten zelf op zoek naar geld. Dat doen gemeenten op verschillende manieren. Ik citeer nu even een stukje uit de Volkskrant van 3 mei 2019:

Sommige gemeenten bezuinigen op de jeugdzorg zelf door de tarieven voor de jeugdzorgaanbieders te verlagen. Hierdoor raken jeugdzorginstellingen in de problemen. Hun personeel raakt overbelast en faillissementen dreigen. [..]

 Andere gemeenten verhogen de belastingen, zoals Midden-Groningen, dat de ozb verhoogt met 10 procent. Goirle overweegt afbouw van de subsidie van 3 ton aan de muziekschool. Hellendoorn heeft een uitgebreid pakket aan besparingen gepresenteerd, met onder meer een versobering van de bijzondere bijstand, minder onderhoud van bruggen, tunnels en speelplaatsen en een bezuiniging op het leerlingenvervoer. De gemeente Utrechtse Heuvelrug is zelfs bereid de burgemeesterswoning te verkopen. De gemeente Midden-Delfland schrapt budget voor evenementen, waardoor er onder meer geen tribune meer gebouwd kan worden voor het varende bloemencorso. ‘We bezuinigen ook op jeugdzorg’, zegt een gemeentewoordvoerder. ‘Maar de tekorten zijn zo groot dat al onze uitgaven nu ter discussie staan, behalve onderwijs en veiligheid, en onze wettelijk verplichte taken.’

De gemeente Utrechtse Heuvelrug (die een tekort op de jeugdzorg heeft van 4 miljoen euro) overweegt naast het verkopen van de burgemeesterswoning en het verhogen van de OZB-belasting ook het sluiten van twee bibliotheekfilialen, in Amerongen en in Maarn. Dat laatste is “als een bom ingeslagen in die twee dorpen”, aldus de Volkskrant.

Ok, niet bij iedereen in het dorp. In het verhaal komen ook moeder Cathelijne (48) en haar zoon Thijmen (16) aan het woord. Moeder zegt verstandige dingen “Bibliotheken zijn belangrijk, kinderen moeten meer lezen.” Maar zoon Thijmen heeft het daarentegen wel een beetje gehad met de bibliotheek. “Ik ben niet zo dol op de bibliotheek. Ik had laatst een boete toen ik mijn boeken te laat had ingeleverd, en toen was ik er wel klaar mee.”

Maar goed, ik ben net zoals moeder Cathelijne tegen bezuinigingen op de bibliotheek. Niet alleen omdat het goed is om te lezen, maar je komt ook nog eens aan mijn portemonnee! In zo’n 75 bibliotheken in Nederland bevinden zich namelijk boeken van mij, vooral exemplaren van de Titanic – voor het geval u ze zoekt, ze zijn veelal te vinden bij de categorie ‘Transport en Vervoer’ – en daarnaast nog een enkel exemplaar van ‘Het Nutteloze Kennisparadijs’ en ‘Een kleine geschiedenis van het voetballen’. Nu is het zo dat elke keer als een bibliotheek een boek uitleent, de auteur een kleine vergoeding krijgt. Dit ter compensatie van gemiste verkopen.

De vergoeding hangt van de verkoopprijs van het boek af. Zo krijg ik elke keer dat de Titanic wordt uitgeleend 15,5 cent. De vergoedingen worden één keer per jaar door de LIRA, dat staat voor de stichting literaire rechten auteurs, uitbetaald. In 2018 is er 143 keer, bijna drie keer per week dus, een boek van mij geleend. Dat leverde mij in totaal € 22,18 op. Dat is overigens bruto, hier moet nog belasting van af. Maar hoe minder bibliotheken er zijn, hoe minder vaak mijn boeken worden uitgeleend. Dat moet ik dus niet hebben.

00000 boek

Overigens als u goed naar bovenstaande nota-specificatie kijkt, dan ziet bij de kolom ‘Aandeel’ een percentage van 99% staan. Sommige boeken hebben meerdere auteurs (of vertalers; die krijgen ook geld). In mijn geval betreft het Bert Wagendorp, een auteur en journalist van de Volkskrant. Hij heeft bij al mijn boeken het voorwoord geschreven en volgens de regels van de LIRA heeft hij daardoor recht op 1% van de vergoeding. Over 2018 leverde het uitlenen van mijn boeken hem het mooie sommetje van 22 cent op. Ik hoop wel dat hij weet dat hier nog belasting van af moet en dat hij het niet in één keer heeft uitgegeven.

Maar goed, als u zich zorgen maakt over de zorg, verzet dan die zorgen even en leen een boek uit de bibliotheek. Bij voorkeur die van mij. En o ja, de vergoeding hangt niet af van hoe lang u het boek in huis heeft maar van het aantal uitleningen. Dus hoe sneller u het boek terug brengt – lees je even mee Thijmen –  hoe groter de kans is dat het opnieuw wordt uitgeleend.