Het leven van een driejarige

Bij het opruimen van wat oudere papieren kom ik opeens wat aantekeningen van twintig jaren geleden tegen. De oudste dochter was toen drie jaar oud en ik schreef in die tijd wat dingen over haar op om niet te vergeten. Tevens dienden die aantekeningen als een opzetje voor wat verhaaltjes over onze kinderen, die ik echter nooit heb geschreven. Maar goed, bij deze dus die kladaantekeningen; heb ik toch er nog wat aan gehad. Het eerste stukje ging over wat de dochter later wilde worden. Het tweede stukje ging over het taalgebruik van een driejarige.

Beroepskeuze

‘Papa, er loopt een mier! Hevig verontwaardigd wijst Judith op een mier die het heeft gewaagd om over de drempel van de open tuindeur naar binnen te klimmen. “Mier, buiten spelen!” gebiedt Judith. Maar behalve kwaad naar de mier brullen doet ze niets. Ik moet de mier naar buiten brengen. Een niet al te heldhaftige houding voor iemand die al een tijdje verkondigt dat ze later ridder gaat worden en met draken gaat vechten. Hopelijk kiest ze straks voor een ander beroep want veel toekomst zit er volgens de ouders niet in de drakenbestrijding.

De allereerste keer dat Judith antwoordde op de vraag “Wat wil je later worden als je groot bent? was ze ruim twee jaar oud. Ze dacht een tijdje na en antwoordde toen, heel zeker van haar zaak zijnde, “Klein!” Dat leek haar leuker dan groot zijn. Twee maanden later gaf ze als antwoord op dezelfde vraag: “Niets”. Ook geen antwoord dat veel ambitie uitstraalde.

Zelf zag ze dit gelukkig ook snel in want toen ze drie was geworden, wilde ze brandweerman worden. Dit nadat ze een aflevering van Samson en Gert op tv had gezien waarin een brandweerman in voorkwam. Rond Sinterklaastijd veranderde haar keuze weer. Ze wilde nu Sinterklaas worden. Haar jongere zusje kon dan Zwarte Piet worden. Voor haar vader had ze de rol van paard in gedachten. Niet dat ze op dat moment niet geloofde in de echte Sinterklaas maar zij wou ook Sinterklaas worden. Maar goed, nu wil ze dus ridder worden. Maar de mierenbestrijding laat ze vooralsnog aan haar vader over.

judith aan strand

1995: De drakenbestrijdster op het strand. De zeedraken houden zich koest.

Taalgebruik

Kinderen van drie hebben hun eigen logische taalgebruik. Zo construeert Judith alle voltooide deelwoorden door er ‘ge-‘ voor te zetten en er een ‘t’ achter te plakken. “Ik heb mijn melk gedrinkt”, “Ik heb mama een zoen gegeeft.” Simpel en consequent. Ook maakt zij haar eigen logische woorden. Toen er laatst een brommer met veel lawaai voorbij reed, zei ze “Mijn oren zijn geluidig”. Ook haar nichtje Anneloes kan rake observaties doen. Toen die een sportauto met een open dak zag, zei ze: “Die auto heeft geen deksel”.

De grootste moeite heeft Judith momenteel met begrippen die betrekking hebben op de toekomst of op het verleden. Het woordje ‘gisteren’ kan bij haar één dag geleden betekenen maar het kan ook slaan op iets dat veel langer geleden is gebeurd. Zo zei ze laatst toen we het ziekenhuis passeerden dat ze daar gisteren was geboren. Dat was toch echt drie jaar geleden. Toch krijgt ze het tijdsaspect al een beetje in de gaten, want toen ze van de week niet in slaap kon komen, beloofde ik dat als ze zoet ging slapen, mama straks ook even zou komen kijken. “Maar straks is zo ver weg” zei ze met een zielig gezicht.