Elk bedrijf is volgens de ARBO-wet verplicht om een goede bedrijfshulpverlening te organiseren en in dit kader één of meer BHV’ers aan te wijzen. BHV staat voor bedrijfshulpverlener. De BHV’er dient in geval van nood de werknemers en klanten in veiligheid te brengen.
Zo behoort een BHV’er te weten hoe hij mensen uit een brandend gebouw moet krijgen en hoe hij bij een ongeval eerste hulp moet verlenen. Het aantal bedrijfshulpverleners binnen een bedrijf hangt af van de bedrijfsgrootte en de risico’s binnen de organisatie. Het is allemaal in hoofdstuk 3 van de ARBO-wet geregeld.
Ook bij KPN, waar ik vroeger werkte, waren er uiteraard de nodige BHV’ers. Je zag ze vooral in actie bij ontruimingsoefeningen. Begin jaren negentig was het hoofdkantoor van KPN Telecom gevestigd in Den Haag en wel in een grote groene kantoortoren van negentien verdiepingen hoog naast de Utrechtse Baan.
De groene toren van KPN. Nu zit er Post.nl in; foto Google Earth
Op een dag was er een ontruimingsoefening. Bij een dergelijke oefening mocht je niet gebruik maken van de liften maar moest je het gebouw via het trappenhuis ontruimen. Onze afdeling zat op de tweede verdieping. Dat was dus niet zo’n probleem, maar er waren ook mensen die alle negentien verdiepingen omlaag moesten lopen.
Na afloop ontving iedereen op het hoofdkantoor via de interne bedrijfsmail een verslag van de ontruimingsoefening. Dat zorgde voor het nodige gegniffel. Er was namelijk een alinea gewijd aan de mensen, die niet in het bezit waren van een ontheffing – als je gehandicapt was hoefde je niet aan de algemene oefening mee te doen maar waren er maatwerkoefeningen – maar die toch geweigerd hadden het gebouw te ontruimen. Het waren er vijf, allemaal gehuisvest op de zeventiende verdieping. Ze stonden met naam en toenaam genoemd: ze maakten stuk voor stuk deel uit van de directie van KPN Telecom.
Het enige directielid dat niet te kijk werd gezet als ontruimings–weigeraar was de Controller Telecom. Maar hij en zijn afdeling zaten dan ook niet op de zeventiende verdieping maar op de vijfde verdieping. Ik kende toevallig de controller, een aardige en slimme man, en had hem een keer gevraagd waarom hij eigenlijk op de vijfde verdieping zat en niet net zoals de rest van de directie op de zeventiende verdieping. Dat had een heel eenvoudige verklaring zei hij. Hij had een keer aan de brandweer gevraagd tot hoe hoog hun ladderwagens reikten. Dat was niet hoger dan de vijfde.
Later verhuisde KPN naar een nieuw gebouwencomplex vlakbij station Voorburg.
Het hoofdkantoor van KPN aan het Maanplein, vlakbij station Voorburg.; Foto Google Earth
Ook daar werden er de nodige ontruimingsoefeningen gehouden. Op onze afdeling (op de eerste verdieping) zat een vrouw, Roos, die een probleem had met haar heup. Ze liep moeizaam met een stok en hoefde daarom niet aan de algemene oefening mee te doen. Wel moest ze in het geval van een echte ramp natuurlijk ook gered worden en daartoe was voor haar een speciale evacuatiestoel aangeschaft.
Het was een ingewikkeld apparaat waaraan wieltjes zaten, waarmee je niet alleen door de gangen kon rijden, maar waarmee je ook de trap af kon “rijden”. Het stond in opgevouwen toestand op onze afdaling. Peter, de BHV’er van onze afdeling, had aan mij en aan twee andere collega’s gevraagd of wij samen met hem tot het ‘Red Roos’ team wilden horen. Daartoe moesten we wel een keer oefenen met de stoel. Zo gezegd zo gedaan.
De eerste stap was het bestuderen van de gebruiksaanwijzing van de stoel. Je moest bijna een raketgeleerde zijn om deze te snappen. Het was een erg onduidelijke handleiding. Waarschijnlijk drie keer vertaald met hulp van een computerprogramma. Eindelijk hadden we door hoe we de stoel konden open klappen en de wieltjes konden zekeren. We zetten Roos in de stoel en reden haar met een rotvaart naar het trappenhuis. Bij de koffiemachine reden we bijna nog onze manager van de sokken. “Opzij, opzij, we moeten Roos redden” riepen we.
Aangekomen bij het trappenhuis keken we naar de trap, daarna naar de stoel en toen naar elkaar. Hoe werkte dit in Godsnaam? Roos keek naar ons en zei: “Dat doe ik niet. Jullie gaan eerst maar eens zelf met iemand van jullie in de stoel oefenen.” Peter offerde zich op als eerste vrijwilliger en nam plaats in de stoel. We probeerden de stoel voorzichtig de trap af te laten gaan, maar hij stuiterde met zo’n vaart naar beneden dat we bijna een tweede evacuatiestoel voor Peter hadden moeten bestellen.
De tweede en de derde keer ging het iets beter en we stelden Roos voor om plaats in de stoel te nemen en met haar de trap af te rijden. Die weigerde. ”Ik kijk wel uit. Mocht er daadwerkelijk een keer brand zijn, dan rijden jullie mij maar hierheen en dan zijn er vast wel mensen die mij even omlaag kunnen tillen. Het is maar één verdieping.” Eigenlijk had Roos gelijk. We zetten haar daarom weer in de stoel en scheurden weer terug naar de afdeling.
Gelukkig hebben we haar nooit daadwerkelijk hoeven te evacueren.