Een leuk voetballertje

Ik was vroeger een leuk mannetje. Ik was ook een leuk voetballertje zoals dat heet. Dag en nacht, nou ja dat laatste bij wijze van spreken dan, was ik aan het voetballen. Op veel foto’s van vroeger kan je mij dan ook met een bal zien staan.

voetbal

Ik voetbalde op straat en op veldjes. Gewoon wat voetballen, dat mag wel had de dokter gezegd, maar lid worden van een voetbalvereniging, fanatiek trainen en wedstrijden spelen, dat kon ik vanwege mijn operatie aan mijn hart maar beter niet doen. Ik mocht van mijn ouders daarom geen lid worden van Robur et Velociatas, de roemruchte voetbalvereniging in Apeldoorn waar onze buurjongen de grote ster van het hoogste jeugdelftal was. Mijn broers mochten wel lid worden maar die hadden daar geen belangstelling voor. Voetbal is maar een stom spel zei mijn oudste broer.

Maar goed, op straat voetballen mocht ik wel en dat deed ik samen met Evert, een vriendje, vaak. Onze buurjongen vond het leuk om ons allerlei voebaltrucjes te leren. We waren mede daardoor de beste voetballers van onze klas. Toen er op school selectie-wedstrijden werden gehouden voor het schoolelftal voor het jaarlijkse Apeldoornse scholenvoetbalkampioenschap waren Evert en ik de enige vierdeklassers die mee mochten doen. Alle andere spelers kwamen uit de vijfde en zesde klas.

Tijdens de selectiewedstrijd bedacht ik dat ik iets moest doen om op te vallen. Ik besloot om een bal te koppen. Niemand van ons deed dat. Koppen deed zeer. Op een gegeven moment zag ik mijn kans schoon. Onze keeper trapte uit en de bal vloog mijn richting uit. Ik schatte in waar de bal zou komen, deed een stapje naar voren, kneep mijn ogen dicht en wachtte vervolgens angstig op het moment dat de bal mijn hoofd zou raken. Als het maar niet al te zeer deed. Opeens hoorde ik allerlei bewonderende kreten. Zelfs de meester van de zesde klas riep ‘Wow’. Ik snapte er niks van. Ik had de bal zelfs helemaal niet gevoeld. Ik deed mijn ogen open en keek om mij heen. De bal lag onder mijn voet. Ik had mis gekopt maar geheel per ongeluk had ik de uittrap van de keeper in één keer gestopt door mijn voet op de bal te zetten. Het moet gebeurd zijn toen ik nog een stapje zette. Ik kan u verzekeren: een hoge uittrap met de voet in één keer dood leggen, dat is lastig. Daar zou zelfs Messi problemen mee hebben. Ik had het, geheel onbewust, met mijn ogen dicht gedaan. Ik haalde dan ook het schoolelftal.

De eerste wedstrijd op het toernooi wonnen we met 4-1 van een school uit Apeldoorn-Noord. Ik scoorde twee keer. Na afloop liepen we naar de kant. Terwijl de meesters van de vijfde en zesde klas, onze trainers, zeiden dat we het goed hadden gedaan – ik kreeg een extra schouderklopje –  kwam juffrouw Annet, ze was mijn juffrouw uit de eerste klas, met een bleek gezicht aanlopen. Ze was samen met wat andere meesters en juffen van school gekomen om ons aan te moedigen. “Dat is Martin” zei ze tegen de meester van de zesde klas. “Die mag helemaal niet voetballen. Die heeft vroeger een hartoperatie gehad.” De meester schrok. “Dat wist ik niet’ stamelde hij. De rest van het toernooi zat ik aan de kant. Onze school haalde de finale. We verloren met 3-0. Als ik mee had mogen doen, hadden we vast gewonnen.