Categorie archief: Jeugdherinneringen

De beste manier om Monopoly te spelen

In mijn jeugd speelde ik vaak Monopoly. Voordat we begonnen hadden we soms al ruzie en wel over hoe de vraag hoe je de naam van het spel uitsprak. Ik zei keurig zoals het hoort ‘mo-no-polie’, maar ik had een vriendje die sprak het altijd uit als ‘mon-nop-pelie’, met de klemtoon op ‘nop’.  Helemaal fout natuurlijk. Hij won het spel dan ook haast nooit. Hoe kan je het spel ook winnen als je niet eens weet hoe je de naam moet uitspreken?

0000 monopo;y 3

Monopolie is een kwestie van geluk (de dobbelstenen), tactiek (welke straten probeer je te pakken te krijgen) en onderhandelings-vaardigheid. In dat laatste aspect was bijvoorbeeld het mon-nop-pelie’  vriendje heel slecht. “Als jij mij nou Vreeburg geef, dan krijg je van mij Electriciteitsbedrijf plus 100 gulden. Als je het niet doet, is het spel helemaal dood.” sprak ik met een zielig gezicht, waarop hij dan met een blij gezicht Vreeburg aan mij gaf. Geen idee wat er later van hem geworden is. Hij is vast sociaal werker of zoiets geworden.

De geluksfactor wordt gevormd door de twee dobbelstenen (en de Kans en Algemeen Fonds kaartjes die je trekt) . Met twee dobbelstenen is  de kans het grootst dat je zeven bij elkaar gooit.

0000 monopo;y 4

Van de zesendertig mogelijke uitkomsten geven er immers zes (1-6; 2-5; 3-4; 4-3; 5-2 en 6-1) zeven als uitkomst oftewel de kans dat je een zeven gooit is 6/36 *100% = 17%. Daarna volgen de kansen op een zes of op een acht, die zijn beide 14%. De kans dat je een twee (een dubbele één) of een twaalf (een dubbele zes) gooit is maar 3%.

De kans dat je tien gooit is 8%; altijd handig om te weten als je in de gevangenis zit en je hoopt in één keer op Vrij Parkeren – tien vakjes verderop – uit te komen  (de kans dat dit met dubbel vijf lukt is 3%).  Wij speelden altijd met de niet-officiële regel dat alle boetes in de pot kwamen en de pot was voor degene die op Vrij Parkeren kwam.

Voor wat betreft de tactiek hadden wij al snel door dat Utrecht en Groningen goede steden waren om te hebben en dat Amsterdam weliswaar leuk was om te hebben, maar dat het een dure stad was om huizen en hotels op te zetten en er kwamen ook nog eens weinig mensen op.

Even tussen haakjes, ik gebruik hier de straten- en steden-benamingen van de oer-Hollandse versie.  Je hebt tegenwoordig allerlei versies. Zelf hebben wij twee versies. Een oude Hollandse versie die van Marianne was – op de deksel daarvan heeft ze  tien keer haar naam geschreven, opdat haar jongere zusje niet zou denken dat het spel van haar was – en een ‘National Parks’ versie die we een keer op vakantie in Amerika hebben gekocht.

0000 monopo;y 5

Om je kansen te vergroten, kan je allerlei statische analyses maken. Zo kan je de kans uitrekenen dat je op een bepaalde straat komt. Stel je staat bij voorbeeld op Start en je bent aan de beurt, wat is dan de kans dat je tijdens je beurt op Brink, Ons Dorp belandt? Daarvoor moet je drie groeien. Die kans is 6%. Stel nou dat je niet op Start staat, maar op Dorpsstraat, Ons Dorp, wat is dan de kans dat je op Brink belandt? Dan moet je twee gooien en zoals boven al opgemerkt is die kans maar 3%.

Echter, er is nog een manier om in één beurt van Dorpsstraat naar Brink te komen: dan moet je eerst een dubbele drie gooien, waardoor je op Kans belandt. Dan moet je hopen dat je een goede kaartje trekt, zoals ‘Ga naar de Kalverstraat’ of ‘Ga naar Start’. Omdat je dubbel had gegooid, is je beurt nog niet voorbij en dan heb je nog een kans om dan vanaf de Kalverstraat of Start op Brink te belanden. Hoe groot de kans is dat je zo’n Kans-kaart trekt, hangt af van af welke Kans-kaartjes al getrokken zijn. Ook zijn er nog een paar andere routes mogelijk (bijvoorbeeld  dubbel drie -> Kans -> Ga naar Heerestraat -> dubbele zes -> zeven) om in één beurt vanaf Dorpsstraat op Brink te komen.) Hoe groot die kans is, weet ik niet. Niet zo groot denk ik, maar het is me veel te ingewikkeld om het uit te rekenen.

We gaan weer een vakje verder. Stel nu dat je op het Algemeen Fonds vakje vlak voor Brink staat. Dan is de kans dat je op de Brink belandt nul. Eén kan je niet gooien en de route via Kans verderop is ook uitgesloten, want om daar op te komen moet je vijf gooien en dat is geen dubbele en is je beurt afgelopen. Zo kan je voor elk vakje uitrekenen wat de kans is dat je op een bepaald vakje belandt. Daar kan je dan een groot wiskundig model van maken en met behulp ban lineaire programmering en Markov-ketens kan je uitrekenen hoe vaak mensen procentueel gezien op een bepaald vakje komen. Ik zal u de wiskundige formules achter het model besparen, vooral omdat ik er zelf ook niets van snap.

Twee mensen,  Hannah Fry en Thomas Oléron-Evans van het University College London, snappen die formules wel en hebben uitgerekend welke vakjes van het monopolybord het vaakst worden bezocht. Het vakje wat het vaakst wordt aangedaan (6%) is het vakje van de Gevangenis, of als bezoeker (2%) of als bajesklant (4%). Heel verwonderlijk is dat niet, immers je kan het gewoon bezoeken maar je kan ook op meerdere manieren in de gevangenis terecht komen, zoals via het politieagentvakje, via een Kans- of een Algemeen fonds-kaart of door drie keer dubbel te gooien in één beurt.

0000 monopo;y 1

De straat die het minst wordt aangedaan is de Leidsestraat (2,17%). Ook dat is wel te verklaren, want die straat kan je namelijk niet bereiken door zeven, het meest gegooide getal, te gooien. Immers zeven vakjes terug staat de politieagent die je naar de gevangenis stuurt en je kan dus niet op dat vakje staan.

Al met al is de Heerestraat in Groningen (3,17%) het vakje wat het vaakst wordt aangedaan, gevolgd door Station Noord (3,04%) en Vreeburg, Utrecht met 2,99%.  Als je vervolgens rekening houdt met de prijzen van huizen en een hotel, dan kan je het beste, als je maar met één tegenspeler te maken hebt, gaan voor Arnhem en Utrecht. Heb je  twee of drie tegenspelers probeer dan Utrecht en Groningen te krijgen en zijn het er vier of meer dan Rotterdam.

Ook schijnt het het beste te zijn om maar drie huizen op een straat te zetten. Pas als je al rijk bent, dan kan je dit uitbouwen naar hotels.

In dit YouTubefilmpje uit 2016 legt  Hannah Fry het allemaal uit.

0000 monopo;y 6

Dat Utrecht en Groningen goede steden waren om te hebben, wisten wij als kind zonder modellen ook al. Wij probeerden dan ook altijd zo snel mogelijk deze steden te krijgen en er huizen op te zetten. Een huis op een straat hebben, kan echter ook nadelen hebben. Er zijn namelijk twee Kanskaarten die je een huizenbelasting opleggen. Die moet je dus niet treffen,

0000 monopo;y 0

Nu was het zo dat bij ons vroeger , we die huizen-kaarten konden herkennen. Er zat een plakbandje omheen. Mijn oudste broer was een keer zo kwaad toen hij voor de tweede keer in het spel  een dergelijke kaart trok, dat hij ze allebei door midden scheurde. Mijn moeder was daar niet blij mee. Ze heeft de delen nog aan elkaar geplakt, maar door de plakbandjes kon je precies zien of ze boven op de stapel lagen. Trok je dus de Algemeen Fondskaart “Betaal ƒ 10 boete of neem een Kanskaart’ en op de Kanskaartstapel lag een kaartje met een plakbandje er op, dan was de keuze makkelijk. Tien gulden boete.

De kranten over mijn geboorte

Ik dacht ik zal eens even kijken wat er 65 jaar geleden in de kranten en tijdschriften over mijn geboorte werd geschreven. (Tussen haakjes, ik  ben niet  op 12 oktober maar op 30 juli geboren; ik loop wel vaker wat achter met het nieuws.)

Maar helaas, als ik op de naam ‘Van Neck” en ‘1955’ zoek in Delpher (dat is een krantenarchiefsite), dan tref ik geen enkel bericht over mijn geboorte aan. Dat is triest. Het enige nieuwsbericht wat ik omstreeks mijn geboortedatum in de kranten zie staan – en waar de naam ‘Van Neck’ in voorkomt – is een bericht uit ‘Waar bevinden de zeeschepen zich?’

De ‘Van Neck’  ligt op dat moment in Bombay in India. (Deze Van Neck lag op dat moment in een wieg in Apeldoorn.)

00000000 van neck

Ook zie ik dat een zekere Van Neck op 25 september 1955 voor Borne een hattrick heeft gemaakt in een voetbalwedstrijd tegen het altijd lastige KHC uit Kampen.

00000000 a borne

Maar ja, ik was toen nog maar twee maanden oud. Dat zal ik dus wel niet zijn geweest.

Het meest opmerkelijke bericht met de naam ‘Van Neck’  rond juli 1955 is een ANP-nieuwsbericht  van 2 juli 1955. Het gaat over de ‘Nationale vijfkamp’

00000000 a apeldoorn

De eerste plaats bij de motorrijders was voor wachtmeester Van Neck van de koninklijke marechaussee uit Apeldoorn, Hij behaalde veertien punten.‘ en  ‘De corpsprijs in de groep motorrijders was evenals vorig jaar voor de equipe opperwachtmeester Edenburg en wachtmeester Van Neck van het depot marechaussee in Apeldoorn.’

Weliswaar is het een bericht van vier weken voor mijn geboorte, maar niet alleen de naam ‘Van Neck’ komt er in voor maar ook de plaatsnaam ‘Apeldoorn’! In die plaats ben ik geboren. Wie is die wachtmeester Van Neck? Niet mijn vader, die was leraar boekhouden op een MULO in Apeldoorn in die tijd.

(Ook een mooie zin in het ANP-bericht: ‘Bij het handgranaatwerpen was de groepsprijs voor de mariniers‘; Ik ben wel nieuwsgierig hoe die wedstrijd ging. Gooiden de deelnemende groepen handgranaten naar elkaar?)

Enfin, niks dus in de kranten over mijn geboorte. U moet dus maar van mij aannemen dat ik echt op 30 juli 1955 in Apeldoorn ben geboren.

00000000 a MArtin

 

Schoolvoetbal

Ik kwam op de site van het Nationaal Archief deze foto tegen van een schoolvoetbaltoernooi in Amsterdam in 1966.

0000-amsterdam

Het is typisch een foto uit de serie ‘Niet laten merken dat je bang voor je tegenstander bent‘. Ik herken het beeld wel. In 1964 woonde ik in Apeldoorn en zat in de vierde klas (groep zes zeggen we nu) van  de Berg en Bosch school.

Met een hoop jongens van onze klas voetbalden we altijd in het speelkwartier en vaak ook nog na afloop van school. We hielden ook een soort stand bij wie de beste voetballer van de klas was. Voor doelpunten kreeg je punten en ook voor mooie acties.

Ik was degene die de stand bij hield, althans dat zei ik altijd. Na één week was ik er al achter gekomen dat dit veel te veel werk was en hield ik het niet meer bij. Als er iemand vroeg hoe de stand was, verzon ik ter plekke een stand, waarbij ik wel elke keer mijzelf in de top drie plaatste. Echter nooit op de eerste plaats. Dat zou ongeloofwaardig zijn, want Evert was veruit de beste voetballer van onze klas.

Wel was het zo dat ik voor mijn leeftijd goed kon voetballen. Samen met Evert mocht ik dan ook mee doen met ons schoolvoetbalteam. Dat bestond naast ons uit een paar vijfdeklassers en verder alleen maar zesdeklassers. De meeste ploeggenoten (en ook veel van de tegenstanders) waren een kop groter dan Evert en ik, net zoals op de foto van het schoolvoetbaltoernooi uit Amsterdam (vandaar dat ik er aan moest denken.)

Lang duurde mijn schoolvoetbalcarrière echter niet. Na de eerste wedstrijd vertelde een hevig geschrokken juffrouw van de eerste klas (die toevallig even kwam kijken) tegen de meester van de zesde klas (onze trainer) dat ik helemaal niet mocht mee mocht voetballen, omdat ik als klein kind een operatie aan een hartklep had gehad. (Zie hier)

Foto’s als dit (eveneens afkomstig van de site van het Nationaal Archief van het zelfde toernooi in Amsterdam) zijn er van mij dan ook niet. Ik was sowieso te klein om te gaan koppen.

0000-amsterdam 3(Schoolvoetbaltoernooi Amsterdam; 6 april 1966; Foto Joop van Bilsen, Nationaal Archief.).

Een sollicitatiegesprek

Aad van der Heuvel, bekend onder andere van Brandpunt, is overleden. Zijn tv-carrière begon min of meer per ongeluk. Ik citeer even een stukje uit de Volkskrant. “Van der Heuvel werkte als freelance verslaggever toen hij in 1959 KRO-directeur Jan Casteleijns kwam interviewen. Deze verkeerde echter in de veronderstelling dat het om een sollicitatie ging, en nam de jonge journalist direct aan.”

Dat herken ik. Ik heb ook een keer iets soortgelijks meegemaakt. Het was in 1985. Ik was afgestudeerd als bedrijfskundig ingenieur aan wat toen nog de Technische Hogeschool Twente heette. In die tijd kregen alle afgestudeerden daar de titel ‘ingenieur’, ook al was je afgestudeerd in een bedrijfseconomische richting en kon je, zoals ik, bij wijze van spreken geen schroevendraaier van een soldeerbout onderscheiden.

Ik had twee mislukte sollicitaties achter de rug – bij Philips en Fokker; hé, je bent ingenieur of niet –  toen mijn moeder suggereerde om het eens bij de PTT te proberen. Dan had je een baan voor het leven, volgens mijn moeder. Ze kon het weten want zelf had ze tijdens de Tweede Wereldoorlog een paar jaar op een postkantoor in Hoofddorp gewerkt.

Het hoofdkantoor van de PTT in Den Haag zocht iemand voor de afdeling ‘Telecom, Kosten en Tarieven’ om “de wereld van techniek en kosten bij elkaar te brengen.” Say no more, dat was mijn baan. Ik stuurde een brief en werd uitgenodigd. Het gesprek zou op een donderdag om 4 uur ’s middags plaats vinden op het hoofdkantoor van de PTT in Den Haag, dat toen nog was gevestigd tegenover de Koninklijke Stallen aan de Kortenaerkade.

pttptt 2De gebouwen van het toenmalige hoofdkantoor van de PTT in 2014; in het witte gebouw links had ik mijn gesprek (Foto Roel Wijnants). Recht tegenover, aan de andere kant van de gracht, staan de Koninklijke Stallen.

Omdat het vanuit Enschede zo’n drie uur per openbaar vervoer naar Den Haag was, en ik niet het risico wilde lopen om te laat komen – ook toen al reden er soms treinen met vertraging – nam ik een trein eerder. De treinen reden op tijd en het gevolg was dat ik veertig minuten te vroeg voor het gebouw stond. Dat leek me wel erg vroeg om me te melden en ik ging daarom maar een half uurtje op een bankje om de hoek bij de Koninklijke Stallen zitten.

Dertig minuten later meldde ik me. Ik werd gebracht naar een kamer waar twee mannen zaten. Ze waren ‘galgje’ aan het spelen. Op een whiteboard was een half opgehangen mannetje getekend, waaronder het woord . O L L I . I T A N T  stond. Die laatste twee letters leken me niet zo moeilijk te raden. De eerste vraag die ik kreeg was, waarom ik zo laat was? Huh? Ik was toch ruim op tijd?

Het bleek dat zij mij om half vier hadden verwacht. Het zweet brak me uit. Snel wierp ik een blik op de uitnodiging die ik nog in mijn hand had. Gelukkig, daar stond vier uur op. Ik liet ze het zien en de ene mompelde iets wat ik niet goed verstond. Maar zijn blik suggereerde dat het mijn schuld was, dat het verkeerde tijdstip op de uitnodiging stond. Dat was geen lekker begin en het maakte mij dan ook behoorlijk zenuwachtig. Heel goed liep het gesprek dan ook niet en eerlijk gezegd was ik een beetje verbaasd dat een dag later een secretaresse van de PTT belde om te zeggen dat de PTT met mij verder wilde.

Ik belde mijn moeder. Hé, ik ben aangenomen zei ik, ik moet volgende week nog een keer naar Den Haag, want de hoogste baas van de afdeling wil kennis met mij maken – dat had de secretaresse zo gezegd. Ik nam aan dat we dan de arbeidsvoorwaarden zouden bespreken.

De maandag er op meldde ik me weer in Den Haag. Ik was deze keer totaal niet zenuwachtig, ik was immers al aangenomen. De baas van de afdeling stelde een paar vragen, die ik braaf beantwoordde. Het was wel een beetje gek, want het leken net sollicitatievragen. Ik vroeg me af wanneer hij de arbeidsvoorwaarden van mijn dienstverband ging bespreken. Druk maakte ik me er echter niet om.

Na een half uurtje waren de arbeidsvoorwaarden nog steeds niet ter sprake gekomen en toen de man vroeg of ik nog vragen had vroeg ik er daarom naar. Oh, zei de man. Dat is standaard. Een beginnend academicus begint bij de PTT op schaal 10 en bij goed functioneren kom je na twee jaren in vaste dienst en ga je naar schaal 11. Hij bood me de baan aan, zei hij.

Een aantal maanden later kwam ik er pas achter, dat ook dit gesprek een sollicitatiegesprek was geweest. Eén van de mannen van het eerste gesprek vertelde mij toen toevallig dat ze vonden dat ik tijdens het sollicitatiegesprek behoorlijk zenuwachtig was geweest en dat ze tegen de baas hadden gezegd dat hij er op moest letten of ik ook tijdens het tweede gesprek zenuwachtig was, want in mijn toekomstige functie – je moest constant overleggen met allerlei andere afdelingen bij de PTT  – moest je geen zenuwachtig type hebben. De baas had mij echter totaal niet zenuwachtig gevonden.

Maar ja, ik wist dan ook niet dat het een sollicitatiegesprek was. Ik dacht dat ik al aangenomen was. Maar goed ook, anders was ik vast wel zenuwachtig geweest. Uiteindelijk zou ik bijna dertig jaar bij de PTT / KPN blijven werken.

Opvoeden doe je zo (3)

Wederom een bijdrage uit de cursus ‘opvoeden doe je zo’.

Les 11: Leer ze zo vroeg mogelijk zelfstandig zijn. Laat ze hun eigen kamers schoonmaken.

0000000 kinderen10

Les 12: Als u twee kinderen heeft, dan moet u er nooit eentje voortrekken.  Laat ze elkaar voorttrekken.

0000000 kinderen17

Les 13: Geeft ze niet te veel zakgeld. Laat ze al vroeg een bijbaantje nemen.

0000000 kinderen15

Les 14: Luisteren ze niet, praat dan met ze.

0000000 kinderen9

Les 15: Denk niet zwart-wit. Tenzij ze samen met u Zorro op tv kijken.

0000000 kinderen11

 

Opvoeden doe je zo (2)

Het vervolg van de cursus ‘opvoeden doe je zo”.

Les 6: Breng ze tafelmanieren bij.

0000000 kinderen8

Les 7: Leer ze netjes eten.

0000000 kinderen16

Les 8: Laat ze een plantje verzorgen.

0000000 kinderen12

Les 9: Breng ze in contact met dieren.

0000000 kinderen13

En tot slot les 10: Als de ene de andere niet kan vinden met verstoppertje, help haar dan met zoeken.

0000000 kinderen7

Opvoeden doe je zo

Uit de serie opvoeden doe je zo:

Les 1: Geef je kinderen alle aandacht.

0000000 kinderen1

Les 2: Vervoer je kinderen op een veilige en comfortabele wijze.

0000000 kinderen2

Les 3. Als je kleren “op de groei” koopt, overdrijf hierbij niet.

0000000 kinderen5

Les 4: Hou ze actief.

0000000 kinderen6

En tot slot les 5: beschouw jezelf als een groot blij kind.

0000000 kinderen3

 

De Club

Het zijn warrige tijden voor mij met het coronavirus en geen voetbal. Ik begin dan te mijmeren over vroeger en moet dan denken aan de eerste keer dat ik samen met vader mee ging naar een voetbal-wedstrijd.

Ik heb dat gevoel trachten beschreven in ‘De Club’, gebaseerd op ‘Het Dorp’.  (Op het plaatje hieronder klikken voor de versie van Wim Sonneveld.) 

0000000 het dorp

‘Het Dorp’ is overigens een Nederlandse versie van ‘La Montagne’ van Jean Ferrat. Dezelfde sfeer maar met een totaal andere tekst. Dat geldt ook voor mijn ‘De Club’. Behalve leentjebuur heb ik het ook totaal vervormd. Excuses daarvoor.

Hierbij ‘De Club’. De muziek van ‘Het Dorp’ moet u er dus zelf maar even bij denken.

De Club

Thuis heb ik nog de toegangskaart
van toen, ik heb hem bewaard
het kaartje waarmee het begon.
Samen met vader op de fiets
het lijkt een gebeurtenis van niets
maar we gingen naar het stadion.

De eerste keer mee naar de club
moeder zei roep maar hard hup.
We stonden samen voor het loket.
Vader zei doe er maar twee
de zoon gaat nu ook mee
de suppoost met zijn grote pet.

En hoog, boven de tribunes uit
zag ik de lichtmasten al staan.
Ik was een kind en wist niet beter
dan dat nooit voorbij zou gaan.

We stonden dicht op de lijn
ik voorop ik was klein
de bal, de spelers en het gras.
Een man riep scheids waar is je bril
bij het doelpunt gaf ik een gil
oh hoe gelukkig ik was

We wonnen met twee één
ik keek stralend om me heen.
op de tribune was het groot feest.
Blij fietsten we terug naar huis
moeder had thee gezet thuis
en vroeg hoe het was geweest.

En hoog, boven de tribunes uit
zag ik de lichtmasten al staan.
Ik was een kind en wist niet beter
dan dat nooit voorbij zou gaan.

Er staat een modern stadion
een groot gebouw van beton
met skyboxen en businesseats.
De commercie die volop flirt
elk seizoen een nieuw shirt
maar ik vind het maar niets

Mijn vader is al jaren dood
het voetbal waarvan hij zo genoot
is niet meer zoals het was.
Ik weet, het is de nieuwe tijd,
dat is nu eenmaal een feit
maar ik mis de geur van het gras.

En hoog, boven de tribunes uit
zag ik de lichtmasten al staan.
Ik was een kind, hoe kon ik weten
dat dat voorgoed voorbij zou gaan.

Nu moet u de tekst voor wat mij betreft niet helemaal letterlijk nemen. Het gaat om het gevoel wat die tekst probeert uit  te dragen. Toen ik een kleine jongen was, woonden wij in Apeldoorn. Mijn vader bezocht de ene week de thuiswedstrijden van Robur et Velocitas, dat was de grootste en oudste amateurvereniging van Apeldoorn.

De andere week ging hij naar AGOVV, dat betaald voetbal speelde. Beide clubs speelden nooit tegelijkertijd thuis  – dat hadden de clubs aan de KNVB gevraagd – waardoor hij elke week naar een wedstrijd toe kon.

0000 agovv27 april 1947: AGOVV – Go Ahead; foto Harry Sagers, Anefo; Nationaal Archief

Naar welke club ik voor het eerst mee ben geweest, weet ik niet, Wel is het zo dat  ze allebei geen lichtmasten hadden.  Die zag ik pas een paar jaar later voor het eerst bij Go Ahead. Dat was de club waar we heen gingen toen we in 1965 naar Diepenveen (dat ligt tegen Deventer aan) waren verhuisd.

Ik herinner me nog wel, vooral als bij een avondwedstrijd op zaterdagavond de lampen al brandden, wat een mooi gevoel het was als je van verre de lichtmasten zag.

Dromen (2)

Gisteren schreef ik over een droom die ik had toen ik vijf jaar oud was. Vandaag wil ik het met u hebben over een andere droom en wel eentje die ik droomde tijdens mijn studententijd.

Ik liet u gisteren als een soort cliffhanger twee afbeeldingen zien, waarvan er eentje betrekking had op die droom.

000000 droom

000000 droom 1

Nu zult u ongetwijfeld denken, hé een student, dat zal wel een droom zijn zoals uitgebeeld op het eerste plaatje – en ik zal vast ook wel een keer zo gedroomd hebben –  maar helaas (‘a dirty mind is a joy forever’) – geen smeuïg verhaal, de droom uit mijn studententijd waar ik het me u over willen hebben, had te maken met die verspringer.

In die droom won ik namelijk bij de Olympische Spelen zowel een gouden medaille bij het verspringen als bij het hoogspringen. Oké, niet echt een droom waarvoor Sigmund Freud (als hij nog zou leven) terug van vakantie zou komen (als hij op vakantie was). Maar goed, ik won in mijn droom dus wel mooi twee gouden medailles op de Olympische Spelen.

“Heel, knap”, zult u misschien zeggen. ”Veel getraind natuurlijk”. Ja, ja in your dreams. Ik had helemaal niet getraind. Ik won omdat ik door de lucht kon lopen. Dat had ik bij toeval ontdekt  – nogmaals, om misverstanden te voorkomen, in mijn droom dus.

Ik ontdekte het toen ik al dromend aan het hardlopen was. Ik liep op een achterafweggetje in een vast tempo, helemaal in gedachten verzonken; volkomen afgesloten van de buitenwereld, alsof ik een soort trance liep, en opeens liep ik zo de lucht in. Zeker een meter of tien zweefde ik ruim een meter boven de grond. Alsof er sprake was een soort zelf-telekinese.

000000 0jcb

Toen ik weer landde, keek ik verbaasd om heen. Hoe kon dit? Ik probeerde het opnieuw. Ik concentreerde me weer, sloot me weer helemaal af van de buitenwereld, liep een stukje in hetzelfde tempo zoals ik eerder had gedaan, en hoppa, daar zweefde ik de lucht weer in. Een stuk verder en hoger dan de eerste keer. Ik probeerde het nog een paar keer en het ging steeds beter en gemakkelijker. Ik kon opeens door de lucht lopen. Ik kon zelfs zo hoog als ik wou door de lucht lopen. Ik had geen last meer van de zwaartekracht. Ik was een nieuwe schakel in de menselijke evolutie.

Terug op mijn studentenkamer vroeg ik me af wat voor nuttigs ik voor de mensheid met deze nieuw verworven vaardigheid kon doen. Opeens wist ik het. Meedoen aan de Olympische Spelen met het verspringen en het hoogspringen! Beide onderdelen zou ik fluitend kunnen winnen.

Ik reisde af naar Den Haag waar de voorzitter van het Nederlands Olympisch Comité woonde. In de krant had een interview met de man gestaan, waarin stond  dat hij toch zo hoopte op een nieuw Nederlands talent opdat Nederland eindelijk weer eens een gouden medaille met atletiek zou winnen.

Ik belde aan en nam hem mee naar een achteraf atletiekbaantje. Daar liet ik hem zien dat ik even ver en even hoog als de bestaande wereldrecords kon springen. Ik zei dat ik graag voor Nederland mee wilde doen aan de Olympische Spelen, maar dat hij aan niemand mocht zeggen hoe goed ik was. Het moest tot op de Spelen geheim blijven. Hij ging akkoord.

000000 0springen

Op een achteraf atletiekbaantje liet ik de voorzitter (rechts in beeld) zien dat ik hoger dan het wereldrecord kon springen.

Op de dag van de wedstrijden – ’s morgens stond het verspringen op het programma, ’s middags het hoogspringen – was ik de grote onbekende Nederlandse deelnemer. “Wie is die man?” riep de Nederlandse pers, maar ik hield me afzijdig. Toen ik bij het verspringen aan de beurt was, concentreerde ik me, sloot me helemaal af van de buitenwereld, nam een aanloop, liep in mijn specifieke tempo, en kwam een meter los van de grond. Na tien meter door de lucht lopen besloot ik te landen, ruim een meter verder dan het bestaande wereldrecord. Even was het doodstil in het stadion. Toen barstte het gejuich los en snelden de fotografen massaal toe. De andere atleten keken me verbijsterd aan.

000000 0springenbbGrote opwinding in het stadion na mijn wereldrecord.

Even later stond ik samen met een Rus en een Amerikaan op het podium naar het Wilhelmus te luisteren en zag ik hoe de voorzitter van het Nederlands Olympisch Comité, die veel kritiek had gekregen op de inschrijving van die onbekende Nederlander, een traantje wegpinkte.

’s Middags was het hoogspringen. Ik liet aanvankelijk iedereen zijn gang gaan en sprong niet één keer mee. Pas toen de laatste deelnemer – een Pool die over 2,25 meter sprong  – was uitgesprongen, meldde ik mij. Ik liet tot verbijstering van de officials de lat op 2,50 leggen, bijna 20 cm hoger dan het wereldrecord. Ik deed mijn trucje, nam een aanloop, kwam los van de grond en vloog ruim over de 2,50 meter heen. Het stadion barstte uit in gejuich.

En toen ging het mis. In plaats dat ik op het springkussen landde, liep ik in een vlaag van verstandsverbijstering steeds hoger de lucht in. Tot aan de nok van het stadion toe zelfs. Ik liep een rondje om de Olympische vlam heen en keek naar beneden. Ik zag 50.000 mensen met de mond open van verbazing en realiseerde me opeens wat ik had gedaan. Ik had mijn trucje verraden. Snel “liep” ik terug naar het springkussen, landde en holde vervolgens de catacomben van het stadion in.

Net toen ik de kleedkamer binnen wilde gaan, werd ik gegrepen door twee Amerikanen met grijze regenjassen. De geheime dienst. Ze hadden door dat ik iets bijzonders kon en wilden weten hoe ik dat deed. Ik werd in een busje gezet en afgevoerd richting hun hoofdkantoor. Maar zover kwamen we niet. Onderweg werd het busje aangereden door een zwart busje met daarin Russen die allemaal een borstelsnor hadden – althans zo herinner ik het mij – en die mij uit het Amerikaanse busje sleurden. Ook zij wilden weten hoe ik dat lopen door de lucht deed. Ik hoorde iemand praten over een leger met soldaten die door de lucht liepen.

Enfin, wat daarna volgde was één groot avontuur met allerlei geheime diensten (Amerikanen, Russen, Engelsen, Fransen, Chinezen – ik geloof dat er ook allerlei schurken achter mij aan zaten) die mij steeds om de beurt ontvoerden. Ik belandde op allerlei exotische plaatsen op de wereld – als een soort James Bond. Ik zal u hiermee niet lastig meevallen, maar het eindigde met een ontsnapping – door de lucht uiteraard.

000000 0jb0

3 juli 1971; Opnamen in Amsterdam voor de James Bond film “Diamonds are Forever” , Sean Connery bij de Amstel.

Oké, zult u zeggen, interessant die droom, maar hoe kan het dat ik me details van die droom na ruim veertig jaar nog steeds herinner? Dat komt mede, omdat ik de dag erna weer exact hetzelfde droomde. En de dag daarop ook. En de dag daarna weer. Sterker nog, ik droomde die zelfde droom vijf dagen achter elkaar. Dat was niet alleen een beetje vermoeiend, maar op het laatst wist ik al tijdens mijn droom wat er ging gebeuren. Je zou zeggen, doe je voordeel in je droom met die voorkennis, maar dat deed ik in mijn droom niet. Ik bleef even dom om de Olympische vlam heen lopen.

Ik begon het na vijf dagen wel een beetje raar te vinden. Waarom droomde ik toch telkens diezelfde droom?  Ik wist dat het complete onzin was, maar ik begon toch een beetje te twijfelen. Het zou toch niet zo zijn dat die telkens terugkerende droom “bedoeld was” om mij te leren hoe ik door de lucht kon lopen?

Ik wist dat het compleet belachelijk was, maar ik besloot na vijf keer dezelfde droom om het toch stilletjes uit te proberen.  Ik ging een rondje lopen. Ik concentreerde me, sloot me volledig van de buitenwereld af, liep in mijn droomtempo en deed toen een stap de lucht in. En toen?

Niks natuurlijk, de zwaartekracht deed gewoon zijn werk en uiteraard kwam ik geen meter van de grond. Maar toch goed om even te testen.

Enfin, nadat ik had uitgeprobeerd of ik echt door de lucht kon lopen, was het ook gebeurd met die droom. Ik heb hem daarna  nooit meer gedroomd. Maar de droom herinner ik me nog wel heel goed, althans het gedeelte tot en met het om de vlam heen lopen. De details van de rest, met al die James Bond-achtige avonturen, ben ik vergeten. Vermoedelijk te veel films gezien sindsdien.

000000 0jb

3 juli 1971. Opnamen in Amsterdam van de James Bond film “Diamonds are for ever” De twee schurken mr. Wint en mr. Kidd (gespeeld door resp. Bruce Glover (links) en Putter Smith) zitten achter een student aan die door de lucht kan lopen.

Tot slot: een gouden medaille op de Olympische Spelen heb ik nooit gewonnen. Maar dat vermoedde u waarschijnlijk al.

Dromen

Tijdens een interviewreeks met de Franse filmmaker François Truffaut vertelde Alfred Hitchcock een keer het verhaal van een scenarioschrijver die regelmatig midden in de nacht wakker werd met in zijn hoofd een idee voor een fantastische scenario. Het probleem was echter dat hij zich de volgende ochtend die droomverhalen niet meer kon herinneren.

De man legde daarom een schrijfblokje met een pen naast zijn bed met het idee dat, als hij weer eens een keertje midden in de nacht wakker werd met zo’n briljant droomscenario in zijn hoofd, dat hij het verhaal dan direct kon opschrijven. Zo gezegd zo gedaan. Op een ochtend werd de man wakker met het gevoel dat hij ’s nachts weer iets briljants had bedacht. Snel pakte hij zijn schrijfblokje. Hij had er inderdaad iets opgeschreven. ‘Boy meets girl’ stond er.

000000 poster

‘Don’t spoil a good dream’. Uit een kalender met reclame voor een malarianet.

Tja, dromen. De meeste dromen zijn bij het wakker worden vervlogen. Heel soms weet ik de volgende ochtend nog wat ik ’s nacht heb gedroomd – zie hier –  maar meestal niet. Toch zijn er twee dromen van lang geleden die ik mij vandaag de dag nog altijd zo voor de geest kan halen, eentje van toen ik slechts vijf jaar oud was en eentje uit mijn studententijd.

Allereerst die droom van toen ik vijf jaar oud was. Oké, het klinkt heel ongeloofwaardig dat ik bijna zestig jaar later nog steeds weet wat ik toen droomde, maar het is echt zo. Maar alvorens ik die droom vertel, moet ik eerst mijn alleroudste jeugdherinnering die ik mij nog kan herinneren beschrijven, want die speelt een rol in die droom.

Ik moet een jaar of drie, vier geweest toen ik een keer samen met een meisje – ik speelde wel eens vaker met haar –  en haar ouders ging wandelen op de bloeiende Asselse heide tussen Hoog Soeren en Assel vlakbij Apeldoorn. We liepen op een breed zandpad bovenop een talud dat langs het spoor van de spoorlijn Apeldoorn – Amersfoort ligt.

000000 taludHet talud bij de Asselse heide. (Het beeld is niet afkomstig uit mijn droom maar vanaf internet.)

Nu heb ik vandaag de dag nauwelijks herinneringen meer aan die wandeling met haar ouders en het meisje – geen idee bijvoorbeeld hoe ze heette – alleen weet ik nog dat ze die dag een geel jurkje droeg en dat we die dag  heel veel vlinders zagen. Ik had in mijn nog jonge leventje nog nooit zoveel vlinders gezien als die dag. Dat is het, mijn oudste jeugdherinnering.

000000 vlinders

Nu de droom dus. Toen ik vijf jaar oud was, werd ik in het St Antoniusziekenhuis in Utrecht aan mijn hart geopereerd. Er was iets met mijn hartkleppen die niet altijd goed sloten. Ik heb over die periode in het ziekenhuis best nog veel herinneringen (zie hier en hier). Het zal wel veel indruk hebben gemaakt op de kleine Martin. En ook – en dat is het rare – weet ik nog precies wat ik droomde op de dag van mijn operatie. Geen idee of ik het droomde op het moment dat ik onder narcose werd gebracht, tijdens de operatie of na de operatie, maar ik droomde in ieder geval dat ik op de hei liep bij de plek waar ik en het meisje de vlinders hadden gezien.

Ik liep boven op het talud. Opeens viel ik op de grond en begon ik van het talud af te rollen, ik rolde en rolde telkens sneller omlaag. Er kwam een trein aan, maar ik kon niet stoppen met rollen. Ik bleef maar rollen. Vlak voordat ik voor de aanstormende trein op de rails zou rollen, werd opeens alles zwart – en nee, ik zag geen tunnel met aan het einde daarvan een wit licht – en toen eindigde mijn droom.

Volgens mijn moeder was het eerste wat ik zei, toen ik na de operatie weer wakker werd, dat ik heel raar had gedroomd en vertelde ik haar deze droom. Nou, maar goed dat dit niet echt gebeurd is, zei mijn moeder.

Enfin, nu bijna zestig jaar later weet ik nog steeds wat ik toen droomde, althans ik denk dat ik het weet. Misschien heb ik dit toen helemaal niet gedroomd en is het een  valse droomherinnering die in mijn hersens zit opgeslagen.

Anyway,  ik neem aan dat u nu ongetwijfeld in slaap bent gevallen. Ik vertel het verhaal over die andere droom, die uit mijn studententijd daarom morgen wel. Heeft u nog een dagje de tijd om  na te denken waar ik als student over droomde. Was dat – spoiler alert – dit?

000000 droom

Of was het – spoiler alert – dit? 000000 droom 1

Slaapt u er maar een nachtje over. Leg in ieder geval een schrijfblokje naast u bed, dit voor het geval u wat slims droomt.

Abbey Road – 3

Rondom kerst 1986 bezochten Marianne en ik Londen. We wilden een keertje de sfeer rond kerst in Londen meemaken. Londen was in feeststemming. De winkels waren allemaal feestelijk versierd. Met een dubbeldekker reden we ’s avonds door het centrum van Londen en waren als kinderen zo blij toen bleek dat bovenin de bus de voorste rij vrij was. We zaten met onze neusjes tegen het raam gedrukt om alle verlichte etalages van de winkels goed te kunnen bekijken.

harrods

In Londen bekeken we niet alleen de kerstwinkels, we beklommen ook de Tower Bridge en bezochten een tentoonstelling in de Tower waar je de kroonjuwelen kon zien – we stonden er in een ellenlange rij; en hoewel een el maar zo’n 69 cm lang is, mag u van mij aannemen dat de rij veel langer dan dat was. Toen we eindelijk dachten dat we er waren, bleek er om de hoek nog zo’n rij te zijn.

rij

Ook reisden we met een bus heen en weer naar Portsmouth, waar op dat moment een Japanse correspondentievriendin van mij woonde – ik begon in mijn studententijd met haar te schrijven toen ze nog in Osaka woonde. Ze was een half jaar eerder met een Engelsman getrouwd. Toen we bij hen thuis waren, vroeg ik bij een kopje thee in mijn beste Engels “How was your marriage?”, waarop  hij haar een heel venijnige blik gaf (“wat heb je ze geschreven?”)

Ik bedoelde slechts te vragen hoe hun huwelijksdag was geweest, maar ja, mijn Engels – later bleek dat ze op dat moment al zo ongeveer in scheiding lagen. Niet veel later gingen ze dan ook uit elkaar. Een aantal jaar na haar scheiding ontmoette ze een Amerikaan en trouwde met hem. Ze verhuisde naar Seattle aan de westkust van Amerika. Ook daar hebben we haar tijdens een rondreis door Amerika een keertje opgezocht, maar bij die gelegenheid heb ik maar niet gevraagd hoe het met haar huwelijk ging. Ik neem aan goed, want ze wonen na twintig jaar nog steeds samen.

Het geplande culturele hoogtepunt van ons Londen-tripje moest een bezoek aan de zebra van Abbey Road worden. Dat had ik althans bedacht. Nu moet ik eerlijk zeggen dat dit niet bovenaan op het lijstje van Marianne stond, tenzij je haar lijstje zou omdraaien. Maar ze moest er wel aan geloven.

Op een druilerige morgen namen we de metro die ons in de buurt van Abbey Road zou brengen. Toen we uit het metrostation stapten, bleek het te regenen. Goed voor de plantjes, maar niet voor Marianne haar humeur. Helemaal niet toen het hard ging regenen. Aangekomen bij de zebra bleken we de enige aanwezigen te zijn. “Only mad dogs and Englishmen go out in the midday sun, only Dutch in the rain”. We konden dus niemand vragen om een foto van ons tweeën op de zebra te maken.

“Ik loop dan wel alleen over het zebrapad en dan moet jij een foto van mij maken. Dan doe ik dat daarna bij jou” stelde ik voor. “Ja, ik ben niet gek, ik kijk wel uit” antwoordde ze “Met die regen gaat mijn toestel naar z’n mallemoer. Dat doe ik niet hoor.“ Marianne sprak op een toon waaruit op viel te maken dat hier geen discussie over mogelijk was. Ik mocht nog wel een keertje – “Snel!” – van haar heen en weer over de zebra lopen – “Goed gedaan.” riep ze toen ik klaar was –  en toen liepen we met gezwinde pas weer door de regen terug naar de metrohalte. “Nou, dat was leuk.” zei ze toen we de ondergrondse weer binnen stapten.

Omdat ik geen foto had van mij lopende over het zebrapad, moest ik natuurlijk nog een keertje terug naar Abbey Road. Al snel, nou ja snel, 23 jaar later, deed die mogelijkheid zich voor. In 2009 bezochten we Londen weer. Deze keer samen met onze toen 16 en 14 jaar oude dochters. Voor het bezoek aan Londen had ik om goed voorbereid te zijn een speciale reisgids gekocht, ‘Het Londen van the Beatles’, geschreven door Piet Schreuders, Mark Lewisohn en Adam Smith. In deze mooie gids, althans dat vind ik, staan liefst 467 Beatleslocaties aangegeven die je in en om Londen kan bekijken.

londen van de beatles. 4

De eerste locatie, 57 Green St, Mayfair, London, die we bezochten was een flat waar de Beatles met zijn vieren hadden gewoond, toen ze net vanuit Liverpool naar Londen waren verhuisd. (Marianne en de dochters hadden alleen met een bezoek aan dit huis ingestemd, omdat het op maar vijf minuten lopen van het warenhuis Selfridges in Oxford Street lag.)

Ter plekke aangekomen, bestudeerde ik mijn boekje, keek omhoog, wees naar het dak en sprak toen de magische woorden: “Kijk daar helemaal bovenin, het is niet zo goed te zien vanaf beneden af, maar daar bovenin dus hebben de Beatles  in een appartement gewoond!” We staarden allemaal omhoog. Er was niks te zien.

green streetGreen Street 57 zoals te zien is op Google Street View

“Boeiend hoor, gaan we nu naar Selfridges?” sprak de oudste dochter. “Heel mooi pap” zei de jongste. “Hoeveel van die locaties staan er nog in dat boekje van jou?” vroeg Marianne. “Nog 466” zei ik. Ik voelde aankomen dat we ze niet allemaal zouden gaan bezoeken.

Ik mocht er nog één kiezen. Dat werd uiteraard de zebra bij Abbey Road. Toen we er aankwamen, regende het net, zoals 23 jaar eerder. Had ik weer, maar geloof of het niet, deze keer wilde Marianne wel wat foto’s nemen terwijl we over het zebrapad liepen. Voor degene die dit echt niet wil geloven, zie hier.

abbey road 0

De hoes van Abbey Road heeft uiteraard ook een achterkant. Hierop is een stenen straatnaambordje van Abbey Road te zien. Veel toeristen willen dan ook  graag ook met dit bordje op de foto, maar dat kan helaas niet meer. Het bordje was bevestigd aan een muur die stond op de hoek van Abbey Road en Alexandra Road. Die straat en de omliggende gebouwen bestaan niet meer. Ze zijn begin jaren zeventig gesloopt om plaats te maken voor een groot appartementencomplex. Ook is het zo dat de stenen Abbey Road straatnaambordjes zijn vervangen door onbreekbare metalen bordjes, mede omdat souvenirjagers steeds de stenen letters mee namen.

bordDe metalen bordjes in de omgeving staan helemaal vol gekliederd.

Wat de meeste toeristen echter niet weten – en ik dankzij mijn boekje wel –  is dat er toch nog één stenen Abbey Road straatnaambordje is (situatie 2009). Daarvoor moest je 800 meter richting Kilbur lopen. Op de hoek van een parkje bij de kruising van Abbey Road en Boundary Road bevond zich volgens mijn boekje het laatste  stenen Abbey Road bordje. Daar moest ik dus heen. De dames volgden mij en sjokten braaf bijna een kilometer achter mij aan. Het bordje bleek er inderdaad nog te zijn. Direct op de foto dus gezet voordat het weg gehaald zou worden. Zie hier het resultaat.

abbey road bordMarianne – linksonder niet te zien – hoefde niet zo nodig met het bordje op de foto.

Enthousiast zei ik na deze fotoshoot: “Ik weet nog veel meer leuke Beatles-locaties” en hield mijn boekje omhoog, maar de dames – allen fans van de Harry Potter boeken –  hadden andere plannen. Met gezwinde spoed begaven we ons daarom naar King’s Cross Station om daar een foto te maken van een karretje dat je zogenaamd door een muur kon duwen. Echt? Ja, echt. Ach, iedere generatie zijn eigen iconen. Zie hier hoe wij alle vier genoten van deze fotomogelijkheid.

treinstation

Enfin, ik moet maar weer eens naar Londen. Nog 465 Beatles locaties te gaan.

Abbey Road

Gisterenavond zijn we samen met de oudste dochter en haar vriend naar een concert geweest van The Analogues in Luxor Rotterdam. (Om misverstanden te voorkomen de groep heet ‘The Analogues’ en niet  ‘The Analogues in Luxor Rotterdam.’ Ze traden op in het Luxor theater in Rotterdam.)

Het is een groep die zo goed mogelijk de Beatles studioalbums na speelt. Momenteel zijn ze bezig met een tournee in Nederland, waar ze voor de pauze het volledige Abbey Road album spelen. Na de pauze spelen ze nummers van andere Beatles-studioalbums.

De dochter had de kaartjes gekocht nadat ze een optreden van hen in de DWDD had gezien. Ze dacht dat ik dat wel leuk zou vinden. Dat had ze goed gezien.

dwdd analoguesThe Analogues in de DWDD in september 2019

Ik ben van kinds af aan al fan van de Beatles. In 1968 kocht ik als dertienjarig jongetje mijn allereerste singletje. Dat was ‘Hey Jude’ van de Beatles. Ik betaalde daar 4,25 gulden voor. Ik weet niet meer hoeveel zakgeld ik per week van mijn ouders kreeg, maar ik weet nog wel dat ik dat die 4 gulden en een kwartje best veel geld vond. Geen wonder dat de Beatles rijk waren. (Voor een lp betaalde je in die tijd 19,95 gulden.)

Ik heb het singeltje nog steeds, al zijn de tekenen des tijds na meer dan 50 jaar wel te zien. (Zowel bij mij als bij het hoesje.)

beatles

Links bovenaan had ik voor de zekerheid mijn naam op de hoes gezet. Op een gegeven moment scheurde de hoes en om te voorkomen dat het singeltje uit de hoes kapot op de grond zou vallen, plakte ik een plakbandje aan de onderkant. De plak is er in 2020 wel vanaf, dus moet ik opnieuw uitkijken dat het singeltje er niet uit glijdt.

 

beatles 3

Voor de jeugdige lezertjes, dit is dus een singeltje. Je zet er een naald op; geen gewone naald maar een muzieknaald – en laat vervolgens de platenspeler met een snelheid van 45 omwentelingen per minuut ronddraaien. (LP’s draai je met een snelheid van 33 rpm. Doe je dat toch met 45 rpm, dan krijg je heel hoge stemmen te horen. Tegenwoordig zou je dat discomuziek noemen.)

beatles 2De achterkant van het hoesje. Er bestaat nog steeds een Beatles fanclub, maar die is niet meer gevestigd aan de Telderskade 8 in Leiden – dat is volgens Google Maps overigens een gewoon rijtjeshuis, geen kantoorpand van een muziekuigeverij.

Op de achterkant van ‘Hey Jude’ stond ‘Revolution. Dat was een tamelijk luidruchtig nummer. Ik draaide het een paar keer – ik had immers ook voor de achterkant betaald – maar dat was niet tot ieders genoegen in ons huis. “Wat een herrie. Kan dat niet wat zachter” zei mijn moeder. Ach ja, oudere mensen, een andere generatie.

Maar goed, terug naar het concert van gisteren. Het mooiste nummer vond ik een nummer dat ze na de pauze speelden,  Eleanor Rigby, afkomstig van de lp Revolver. De zang werd hierbij alleen begeleid door violen. Dat was overeenkomstig de Beatles die tijdens de opname van het lied zelf ook geen enkel instrument bespeelden – ze konden veel maar geen viool spelen. (Paul McCartney die het nummer schreef, componeerde het nummer aan de piano. )

Eleanor RigbeuZie hier een YouTube filmpje van een uitvoering van het nummer door the Analugues tijdens een eerder concert in de Ziggo Dome in Amsterdam in oktober 2019.

Ze speelden ook wat luidruchtiger nummers met als hoogtepunt – of als dieptepunt; het is maar hoe je het bekijkt –  Helter Skelter. Ik citeer hiervoor even de Wikipedia. “Het nummer is een product van McCartneys inspanning om een zo luid en lelijk mogelijk klinkend geluid te creëren en wordt door muziekhistorici gezien als een belangrijke invloed in de ontwikkeling van heavy metal.” Voor mij had dat niet gehoeven. Maar gelukkig speelden ze ook nummers als ‘A day in the life’, het slotnummer van Sergeant Pepper.

a day

De gehele avond overzien was het een geslaagde avond. Vooral hun uitvoering voor de pauze van het complete Abbey Road album vond ik mooi. Tot slot – zowel van deze blogpost als van het concert –  het allerlaatste nummer dat ze speelden was ‘Revolution’, zoals gezegd de achterkant van Hey Jude. Liefst twee drummers speelden er bij het nummer mee. (Vraagje aan John Lennon tijdens een persconferentie in 1966: “Is Ringo Starr de beste drummer van de wereld?” Antwoord: “Nee, zelfs niet van de Beatles.“)

Ik moet zeggen dat het nummer veel harder klonk dan vijftig jaar eerder. Heel eventjes dacht ik: “Wat een herrie. Kan dat niet wat zachter?”

 

 

 

 

Aart Staartjes

Aart Staartjes is overleden. Hij bezweek gisteren aan de gevolgen van een verkeersongeluk in Leeuwarden. Het gebeurde op zo’n 100 meter afstand van het huis van mijn schoonzus en zwager, maar ze hadden van het ongeluk niks meegekregen.

Er zijn van die mensen die je al heel lang ‘kent’ van de televisie. Aart Staartjes was zo’n iemand. In mijn geval al meer dan vijftig jaar. De eerste keer dat ik hem op de televisie zag, was in de jaren zestig. We waren net van Apeldoorn naar Diepenveen verhuisd. In Apeldoorn had ik een paar jaar op zondagsschool gezeten, maar in Diepenveen hoefde dat niet meer. Mijn ouders lieten mij toen zelf de keuze of ik nog naar de zondagsschool wilde of niet. Dat was een makkelijke keuze. Ik had al genoeg verhalen uit de bijbel gehoord. Ik ging liever tv kijken en voetballen met vriendjes.

De allereerste zondag dat ik niet naar de zondagsschool hoefde, zette ik de televisie aan. Daar verscheen Aart Staartjes in beeld. ’Woord voor woord’ heette het programma. Hij vertelde verhalen uit de bijbel. Had ik weer. Dan maar naar buiten om te voetballen.

00000000 aart staartjesAart Staartjes ten tijde van ‘Woord voor Woord’

Daarna scheidden onze wegen zich gedurende lange tijd. Ik werd ouder en Aart Staartjes ging vooral kinderprogramma’s maken zoals de Stratemakeropzeeshow, De film van Ome Willem, J.J. de Bom voorheen de Kindervriend en het Klokhuis, allemaal kinder-programma’s die ik dus niet keek. Vanaf 1984 was hij te zien als meneer Aart in Sesamstraat. Ook regisseerde en presenteerde hij de intocht van Sint Nicolaas. Hij zou dat laatste meer dan twintig jaar doen.

00000000 aart staartjes 2Aart Staartjes achter op de fiets bij Joost Prinssen en Wieteke van Dort in De Stratemakeropzeeshow in 1973; foto Beeld en Geluid.

In de jaren negentig kregen Marianne en ik twee dochters en daar kwam meneer Aart weer in mijn leven. Dit dankzij Sesamstraat en de Sinterklaasintochten die ik samen met de dochters keek. Heel vaak zagen we hem mopperend op een bankje zitten.

00000000 aart staartjes 3Meneer Aart in Sesamstraat. Beeld afkomstig uit een filmpje op YouTube.

Maar nu is hij dus overleden. Allerlei nieuwsmedia, en ik dus ook, herdenken hem op hun eigen manier. Zo plaatste de site van de Volkskrant opnieuw een interview dat ze met hem in 2017 hadden. In dat interview vertelt hij onder andere dat hij met zijn dochter al meer dan dertig jaar geen contact had en dat hij haar twee kinderen nog nooit heeft gezien. Dat had onder andere te maken met een ruzie die hij met zijn schoonzoon had. Uit het interview:

‘Dat heeft met haar man te maken, een man die ooit Pino speelde in Sesamstraat, toen ik daar redacteur was. Bij een filmproductie van mij had hij Saskia, mijn dochter, ontmoet en ze kregen verkering. Een paar jaar later werd hij ontslagen, omdat hij weigerde de aanwijzingen van de regisseur op te volgen. Hij speelde een scène met Piet Hendriks, toen de opa van Sesamstraat. Het was net in de periode dat ik als redacteur Sesamstraat wilde moderniseren – de regisseur was de baas, niet de acteurs. Maar toen de regisseur zei dat Piet en Pino van plaats moesten ruilen, weigerden ze dat. Ze waren allebei hun baan kwijt. Via mij probeerde die man in Pino zijn baan terug te krijgen, maar ik heb hem niet geholpen. Dat heeft hem erg gekwetst, denk ik. Door mijn dochter tegen mij op te zetten, heeft hij me dat betaald gezet. Hij zei: als je niet meewerkt, krijg je je kleinkinderen nooit te zien. En ik heb ze inderdaad nooit mogen zien.’

Dit is natuurlijk maar één kant van het verhaal, maar het is triest. Niet alleen voor Aart Staartjes maar ook voor die kleinkinderen. Ik vraag me bijvoorbeeld af of die kinderen bij het kijken naar Sesamstraat of de Sinterklaasintocht wisten dat meneer Aart hun opa was.

Ik heb gisteren ook twee keer moeten lachen. De eerste keer was tijdens een tv-interview dat de EO gisterenavond naar aanleiding van het overlijden van Aart Staartjes herhaalde. Tijs van den Brink interviewde hem in een aflevering uit de reeks ‘Adieu God’ over zijn relatie met religie. In het programma vroeg hij hoe Aart Staartjes zijn toenmalige huwelijksproblemen met zijn vrouw had aangepakt. Hij keek bij het stellen van die vraag met een gezicht waarop af viel te lezen dat hij verwachtte dat God hierbij een grote rol had gespeeld, maar Aart Staartjes antwoordde broodnuchter: “We zijn gaan scheiden.”

De tweede keer dat ik moest lachten was toen ik op de Wikipedia opzocht wie de stem van Tommy was in Sesamstraat. In het interview van Aart Staartjes met de Volkskrant kwam namelijk dit stukje over de liedjes in Sesamstraat voor: “Zo’n Sesamstraat-liedje van Tommie: Dood zijn duurt zo lang. Die titel alleen al. En dan met dat stemmetje van ‘m. Och. Dat-ie zingt dat hij het zal missen als hij niet meer hoog op de schommel kan zitten. Dat ontróért je

De Wikipedia bevat een aparte pagina over Tommy uit Sesamstraat. Daar staat niet alleen dat Bert Plagman al sinds 1979 de rol en de stem (“Poehee”) van Tommy voor zijn rekening neemt, maar daar valt ook het volgende te lezen:

Aangezien de acteur zijn rechterhand gebruikt om Tommies hoofd en mond te bewegen, en zijn andere hand voor de linkerhand van de pop, is er een tweede persoon nodig die Tommies rechterhand speelt. Voorheen werd de rechterhand bewogen door Catherine van Woerden, Renée Menschaar en later door Judith Broersen. Deze drie spelen inmiddels respectievelijk Ieniemienie, Pino en Purk. Tegenwoordig wordt Tommies rechterhand bespeeld door Daphne Zandberg.”

Om die laatste zin moest ik vreselijk  lachen. Ik heb nog nooit gehoord van Daphe Zandberg en ik hoop oprecht dat ze nog heel lang onder ons mag zijn, maar ik zag het ‘in memoriam’ bij haar overlijden al voor me. “Ze bespeelde langere tijd de rechterhand van Tommy.”  

Enfin, Aart Staatjes is overleden. Als eerbetoon voor hem het liedje ‘Dood zijn duurt zo lang’. De muziek is van Harry Bannink, de tekst met de schitterende regels:“Het is niet fijn om dood te zijn. Soms maakt me dat een beetje bang. Het doet geen pijn om dood te zijn, maar dood zijn duurt zo lang” van Willem Wilmink.

00000000 aart staartjes 4(Op het plaatje klikken om naar het filmpje op YouTube te gaan.)

Johan Derksen

Gisteren had ik het met u over Mart Smeets. Vandaag wil ik het met u hebben over een andere bekende tv-persoonlijkheid: Johan Derksen. In tegenstelling tot Mart Smeets heb ik die wel vaker in levende lijve gezien. Echter niet in zijn rol als analist bij praatprogramma’s over voetbal maar als voetballer. Kunt u nagaan hoe oud ik ben.

Meer dan vijftig jaar geleden maakte Johan Derksen twee jaar lang deel uit van het jeugdteam van Go Ahead. Die speelden leuk voetbal en de jeugdploeg van Go Ahead behoorde in die tijd tot de beste teams van Nederland. Dat kwam mede omdat allerlei talentvolle jeugdspelers, afkomstig uit het hele land, naar Deventer werden gehaald waar ze een plaatsje kregen in het fameuze jeugdinternaat. Go Ahead was daarmee in die tijd uniek in Nederland. Ook Johan Derksen heeft hier twee jaar in gewoond.

Omdat wij fan van Go Ahead waren, bezochten mijn vader, mijn broertje en ik in de tweede helft van de jaren zestig niet alleen alle thuiswedstrijden van het eerste van Go Ahead maar ook die op zaterdagmiddag van de jeugdploeg. Wij zagen daardoor ook regelmatig Johan Derksen als voetballer in actie. Hij speelde aanvankelijk als linksbuiten maar toen Bert van Marwijk in de ploeg kwam werd Johan Derksen linksback. Hij was niet echt een topper maar een nuttige kracht zoals dat tegenwoordig zo heet.

Zie hier hoe hij op een foto van de jeugdploeg van Go Ahead staat. De foto is genomen vlak voor een beslissingswedstrijd tegen Feyenoord om het kampioenschap van Nederland. (De foto is afkomstig van de site van de Stichting Niet te kraken, een stichting die zich bezig houdt met het verleden van Go Ahead Eagles)

0000000 jeugd2

Johan Derksen staat in bovenste rij. Hij is de derde persoon van rechts . De knielende speler helemaal rechtsonder is Bert van Marwijk, de latere eenmalige international en bondscoach. De speler met de bal, tweede van links, is Hans Bleijenberg. Tegen hem heb ik nog een keer gevoetbald in het kader van het Apeldoorns kampioenschap voor lagere scholen. We waren toen allebei de grote ster van onze schoolteams. Alleen scoorde hij in die wedstrijd vijf keer en ik nul keer, maar dat is een detail.

Op de site van de stichting Niet te Kraken staat een column van Johan Derksen uit 1989 over zijn tijd  in het jeugdhuis. Ik citeer even een stukje uit die column. (Voor wie de hele column van Johan Derksen wil lezen, zie hier.)

“Ik weet het allemaal zo goed, omdat ik zelf ooit twee jaar in het jeugdinternaat verbleef destijds, in de jaren zestig, gebeurden er al dingen waar de meute nu nog gechoqueerd op zou reageren. Ik deed mijn best niet op school en omdat mijn vader doodsangsten uitstond dat ik ooit als drummer van Cuby and the Blizzards zou eindigen, was hij dolblij dat er clubs in mijn inderdaad niet geringe voetbalcapaciteiten geïnteresseerd waren. Heerenveen, Veendam, GVAV, SC Drenthe en FC Twente vingen bot, want Go Ahead had een jeugdinternaat, daar zou het allemaal wel in orde komen.

Ik arriveerde op de Brinkgreverweg met Oeki Hoekema, Jan van Eijck en Ger Veerman. Op dat moment, ik heb het over 1966, was Pleun Strik al uit het jeugdinternaat geschopt, omdat hij met een meisje op zijn kamer was betrapt. Mevrouw van Putten, zij runde het jeugdinternaat, was een schat van een mens, maar zij maakte de fout om ter gelegenheid van haar verjaardag een glas wijn en een pilsje te serveren.

De van NOAD afkomstige Tiny Broers kon een kratje bier aan, maar Oeki Hoekema kotste alles onder en Hermans Tiesselink, een begenadigde rechtsbuiten uit Almelo, toonde na zijn zoveelste pils aan alle toevallige passanten zijn geslachtsdeel. Toen mevrouw van Putten eindelijk de situatie weer onder controle had was Johnny Weyland zoek. De robuuste centrale verdediger, hij speelde later nog bij Vitesse, stond spiernaakt vastgebonden in de kast op de overloop. Ik zie mevrouw van Putten nog aan de touwen sjorren, want werkelijk alle lichaamsdelen waren vastgebonden.” 

Nu lijkt het of Johan Derksen in die tijd een wildebras was, maar dat is niet zo. Hij kon ook een keurige jongen zijn. Tijdens het zoeken naar informatie voor een verhaal voor Hard Gras over het  jeugdhuis van Go Ahead omstreeks 1970 kwam ik een seizoensgidsje voor het seizoen 1967- 1968 tegen.  In deze gids stond ook een klein portret van Johan Derksen

0000000 seizoensgidsEen keurige jongen toch? Verkoper in een heren / damesmodezaak!

In 1968 verkocht Go Ahead Johan Derksen aan Cambuur. Go Ahead ontving voor hem 30.000 gulden.

Peter Fonda

Peter Fonda is overleden. De acteur, vooral bekend van de film Easy Rider uit 1969, is 79 jaar oud geworden. Hij was niet de enige acteur in de familie Fonda.

Zo speelde zijn vader Henry Fonda onder andere  in ’12 Angry Men’, ‘Once Upon a Time in the West’ en in ‘On Golden Pond’.  Voor zijn rol in On Golden Pond won hij in 1981 een Oscar. Ook zijn zus Jane (o.a. Klute, Cat Ballou en Barefoot in the Park) en zijn dochter Bridget (The Godfather 3) zijn bekende en succesvolle actrices.

0000000000000 fondaPeter Fonda samen met zijn vader en zus Jane in 1950.

Peter Fonda had geen gemakkelijke jeugd. Zijn vader bekommerde zich nauwelijks om zijn kinderen en zijn moeder was vaak depressief. Toen Henry Fonda in 1950 aankondigde dat hij wilde scheiden en daarbij verklaarde dat hij gedurende zijn dertienjarige huwelijk nooit gelukkig was geweest, pleegde zijn moeder even later zelfmoord. Enkele maanden later schoot Peter zichzelf per ongeluk met een pistool in de buik. Hij verloor daarbij zoveel bloed dat hij tijdens de operatie in het ziekenhuis tot drie keer toe een hartstilstand kreeg, maar hij overleefde het.

In 1969 maakte hij de film Easy Rider die hem wereldroem opleverde. In de film reed hij samen met Dennis Hopper op twee grote motoren door Amerika.

0000000000000 fonda motorVeertig jaar later (2009); Peter Fonda rijdt op ‘Captain America’, een replica van de motor uit de film van 1969; foto Brian Snelson op Flickr.

Vergelijk deze motor eens met de familie-brommer van de familie van Neck uit 1969.

0000000000000 brommerfoto: ‘oudebomfiets’ op oudebrommers.nl

Eerst reed mijn vader er op, daarna mijn oudste broer, gevolgd door mijn andere broer. Later heb ik er ook nog even op gereden. Als je de IJssel-brug in Deventer op reed, moest je mee trappen, anders haalde je het niet. Dat de merknaam van de brommer ‘Sparta mb50 verpleegster brommer’ was, zegt wel genoeg.

Ik heb Easy Rider in 1969 in een bioscoop in Deventer gezien. Dat was dankzij school. De vijfjarige-HBS in Deventer waar ik toen op zat, had een heel oude directeur, zo oud zelfs dat ik vermoedde dat de man grote delen van het vak geschiedenis nog zelf had meegemaakt. Maar hij had heel moderne gedachten. Zo vond hij een goed idee dat de leerlingen van de klassen 3, 4 en 5 de film ‘Easy Rider’ gingen zien.

Op een zaterdagochtend werd de toenmalige bioscoop Luxor op de Markt in Deventer afgehuurd en de bovenste drie klassen van de school konden daar gratis de film zien. Ik was net veertien jaar oud en ik keek met open ogen naar de film. Een wereld vol sex, drugs en rock and roll, dat had de jonge Martin nog niet gezien.  De meest spannende film die ik tot dan toe in de bioscoop had gezien was Mary Poppins.

0000000000000 mary poppins

Een jaar later gingen de vierdeklassers met school naar Parijs. Behalve naar een toneelstuk van Eugène Ionesco gingen we ook naar de musical Hair. Daar zag ik voor het eerst blote mensen op het podium staan. Weer iets nieuws in de ontwikkeling van de jonge Martin en dat wederom dankzij school.

In 1970 ging de directeur met pensioen. Voor de leerlingen was er bij zijn afscheid een openluchtconcert van Cuby and the blizzards. Gossamme, wat speelden die hard. Dat kon je tot ver buiten Deventer horen.

Maar goed, Peter Fonda uit Easy Rider is dus nu overleden. Weer iemand uit mijn jeugd. Ik word oud.