Categorie archief: Geschiedenis

Een verkeerde bootnaam en een verdwenen horloge

Er zijn dagen bij dat ik de ’Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant’ van 24 juni 1911 niet lees. Maar gisteren toevallig wel. Dat kwam doordat ik op de website www.delpher.nl wat gegevens zocht voor een verhaal waarmee ik bezig was. Op deze site kan je online zoeken in allerlei historische kranten. Deze zijn door de Koninklijke Bibliotheek gescand en digitaal toegankelijk gemaakt. Je typt een zoekterm in en de site geeft aan in welke kranten deze zoekterm voorkomt met een link naar de betreffende pagina. De kranten gaan terug tot de zeventiende eeuw.

Ik typte mijn zoekterm in en belandde aldus op de voorpagina van ’Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant’ van 24 juni 1911. Op de pagina stond inderdaad iets over het onderwerp waarmee ik bezig was, maar het was niet echt interessant. Toch bleef ik even hangen op de voorpagina van deze krant. Dat kwam door twee andere berichten die ik zag staan.

Het eerste bericht dat mijn aandacht trok was was een bericht over de aankomst in New York van de Olympic, “ ’t nieuwste reuzenschip van de White Star Line”.

olympic

De Olympic zegt u waarschijnlijk niets maar dat was het zusterschip van de Titanic.  Dat de “collega van de Olympic” Oceanic zou gaan heten, klopt dan ook niet. De krant heeft de naam fout. De Oceanic was een schip dat al in 1899 door de White Star Line in de vaart was genomen. Het nieuwe schip dat “spoedig in de vaart” genomen zou worden, was de Titanic. Dat spoedige klopte overigens ook niet. Door vertragingen bij de bouw duurde het nog tot april 1912 voordat de boot vertrok. Wat ook niet uitkwam was de verwachting van de White Star Line om “met deze zeekastelen besparingen te kunnen maken.”

Het andere bericht dat ik las was het volgende:

franse rechter

Het zou best wel eens kunnen dat dit bericht niet geheel op waarheid berust. Maar blijkbaar had de ’Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant’ er geen behoefte aan om dit mooie verhaal stuk te checken en ik ook niet.

De moeder van de Denker

Dit is ‘de Denker’ van Rodin.

De denker en rodinLinks de denker, rechts de bedenker van het beeld.

Alleen vraag ik me nu, na ons bezoek aan Rome, af of Rodin het ontwerp wel zelf heeft bedacht of dat hij zich erg heeft laten inspireren door het onderstaande 2000 jaar oude beeld dat ik in Rome in het ‘Palazzo Massimo alle Terme’ zag.

de denkerDe 2000 jaar oude moeder van de Denker.

Maar misschien kende Rodin dit oude beeld helemaal niet. Het gebeurt wel vaker dat sommige beelden en afbeeldingen opnieuw toevallig in de loop van de tijd ontstaan. Zo kan je in het zelfde museum bijvoorbeeld ook de 2000 jaar oude “moeder” van Kuifje zien.

kuifjeKuifje en zijn moeder

En wie weet, wellicht heeft iemand ooit al eens eerder net zo’n blogpost als deze geschreven? Maar dat is echt toeval dan!

 

De Escher van het oude Rome

De afbeelding hieronder is een voorbeeld van een tessellatie van een vlak. Dat staat voor een collectie van gelijke vormen die het vlak in zijn geheel opvullen zonder dat de vormen elkaar overlappen.

tesselatie

Dit soort betegelingen kunnen met drie-, vier-, vijf- en zeshoeken worden gemaakt. Een zeshoek is het maximum. Er zijn geen veelhoeken met meer dan zes hoeken, waarmee dit ook mogelijk is.

De bovenstaande afbeelding zag ik tijdens ons bezoek aan Rome in het ‘Palazzo Massimo alle Terme’. Deze vloermozaïek is zo’n 2000 jaar oud en is ergens in het oude Rome gevonden. Het ‘Palazzo Massimo alle Terme’ is onderdeel van het ’Museo Nazionale Romano’ dat in 1889 is opgericht en in meerdere gebouwen in Rome is gehuisvest.

Voor wie nu denkt: “hé die blokken, die ken ik ergens van”, dat kan kloppen. Escher heeft een aantal houtsneden gemaakt waarin hij ook gebruik maakt van deze vlakverdeling, onder andere in zijn beroemde Metamorphoses. Zie hieronder een deel van zijn Metamorphose I uit 1937.

escher 2Een deel van ‘Metamorphose 1’  van M.C. Escher uit 1937

Wellicht is de tegelvloer een inspiratiebron geweest voor zijn prachtige Metamorphoses. Het zou kunnen. Escher heeft in de jaren twintig van de vorige eeuw een tijdje in  Rome gewoond, dus de kans bestaat dat hij de tegelvloer – als hij toen al ergens tentoongesteld stond; dat weet ik niet – in Rome heeft gezien. (In ieder geval niet in het Palazzo Massimo alle Terme, want dat gebouw maakt pas sinds 1981 deel uit van het Museo Nazionale Romano.)

De vlakverdeling is overigens niet uniek. Ook de Grieken en de Moren maakten gebruik van deze vorm. In het Alhambra paleis in Granada kan je bijvoorbeeld dit soort vlakken ook zien. Het geniale en unieke van Escher was dat hij de vormen liet ‘overvloeien’ in een andere vormen.

Maar wie weet, misschien hebben we slechts een deel van de hele vloer terug gevonden en was het oude Romeinse mozaïek veel groter en vloeide het ook over in een andere vormen en liep er in het oude Rome ook een soort Escher rond.

 

Flipje Tiel en Einstein in Pompeï

Onlangs waren we in Napels waar we ook het ‘Museo Archeologico Nazionale’ bezochten. Dit museum bevat veel mozaïeken en fresco’s die afkomstig zijn uit Pompeï en Herculaneum. Op twee van die dingen zagen we tot onze verrassing bekende ‘hedendaagse’ figuren staan. Zo kan je op onderstaande afbeelding niet alleen de Vesuvius zien zoals hij er uitzag voor de uitbarsting van 79 na Christus, maar ook Flipje Tiel!

Flipje Tiel

Voor wie Flipje Tiel niet kent, dat was een reclamefiguurtje van een Tielse jamfabiek van vroeger. Er verschenen in mijn jeugd ook allerlei boekjes van die je kon kopen met behulp van zegeltjes die op de jampotten zaten. Ik verslond als klein jongetje de boekjes (en de jam).

Flipje Tiel 2

Ook onderstaand tegelplateau was opmerkelijk.

einstein

Wat deed Einstein 2000 jaar geleden in Pompeï?

 

Bernini versus Borromini

In 2012 schreef ik een boek over de Titanic. Voor dit boek checkte ik een hoop verhalen en mythes over het schip en vermeldde ik in het boek of de verhalen waar waren of niet. Maar bij één verhaal heb ik deze controle bewust niet gedaan en het ongecontroleerd in mijn boek opgenomen. Dat was  het verhaal van de hond die de ramp met het schip overleefde (hij kreeg een plekje in een reddingsboot), maar die na aankomst in New York de kade op rende om daar direct door een auto overreden te worden. Overleef je als hond het zinken van de Titanic overkomt je daarna dat. Ik heb sterk het vermoeden dat dit verhaal wel eens niet waar zou kunnen zijn, maar heb het desondanks gewoon (ongecontroleerd) in mijn boek opgenomen. Sommige verhalen moet je namelijk niet stuk checken. Die zijn te mooi om niet waar te zijn.

Hier moest ik aan denken toen ik gisteren even wat op internet opzocht over de vete tussen Bernini en Borromini. Dit zijn twee Italiaanse beeldhouwers en architecten uit het begin van de zeventiende eeuw. Ze waren grote concurrenten, die elkaar niet konden uitstaan. Zo vond Bernini Borromini eigenlijk maar een prutser. Nu is er een mooi verhaal over deze ruzie. In Rome heb je een plein, de Piazza Navona. Daar staat één van de beroemdste beeldhouwenwerken van Bernini: een fontein met een kleine kopie van een Egyptische obelisk met daarom heen vier beelden die de vier bekende grote rivieren uit die tijd representeren, één voor elk continent: de Donau (voor Europa), de Nijl (voor Afrika), de Ganges (voor Azië) en de Rio de la Plata (voor het Amerikaanse continent). Het beeld staat pal voor de St Agnes kerk die is ontworpen door Borromini.

beeld 1

Het beeld van Bernini met op de achtergrond de kerk van Borromini

Nu wil het verhaal dat Bernini twee van zijn fonteinbeelden een afkeurend gebaar richting deze kerk laat maken om aan te geven dat hij het ontwerp van deze kerk maar niks vond. Zo heft het beeld van de Rio de la Plata afwerend een hand op en bij de Nijl gaat hij zelfs nog een stapje verder. Die heeft een doek over zijn hoofd opdat hij maar niet de kerk van Borromini hoeft te zien. Op zijn beurt heeft Borromini op de kerk een beeld geplaats dat bewust de andere kant opkijkt zodat dit beeld niet naar de fontein hoeft te kijken. Heerlijk zo’n kinderachtige ruzie en een mooi verhaal.

beeld 3De Nijl met een doek over zijn hoofd. Op de achtergrond kijkt het beeld van Borromini  bewust niet naar de fontein.

Twee weken geleden waren Marianne en ik voor een korte vakantie in Rome en zijn we ook even op de Piazza Navona geweest om de fontein van Bernini te bekijken. En inderdaad de Nijl heeft een doek over zijn hoofd opdat hij de kerk niet hoeft te zien en het beeld van Borromini kijkt de andere kant op.

Waarschuwing; wie dit net zoals ik ook een mooi verhaal vindt, wordt aangeraden de rest van deze blogpost niet te lezen.

Maar wat lees ik nu opeens op internet? De fontein van Bernini stond al drie jaar op het plein voordat de St Agnes kerk werd gebouwd! En de reden dat de Nijl een doek over zijn hoofd heeft, is niet dat hij de kerk niet hoeft te zien, maar om te symboliseren dat de bron van de Nijl onbekend was (die was in die tijd nog niet gevonden.)

Het verhaal is dus helemaal niet waar. Maar dat wou ik helemaal niet weten! Dit is typisch een verhaal uit de categorie ‘Dat moet je niet stuk checken”. Gelukkig kan het bewust wegkijken van de fontein door het beeld van Borromini nog steeds waar zijn, maar daar ga ik nu ook al aan twijfelen. Ach, had ik maar niet gelezen dat de fontein er al stond voordat de kerk werd gebouwd.

Bill Gates en George Clooney

Bill Gates en George Clooney waren gisteren allebei in ons land. De een (Bill Gates) om geld namens één van zijn goeddoelstichtingen te schenken, de andere (George Clooney) om geld voor een goeddoelstichting van hem op te halen (zijn stichting kreeg het geld van de Nationale Postcodeloterij). ‘s Avonds was George Clooney te gast in het tv-programma van Humberto Tan dat vanwege de grote belangstelling voor George Clooney was verplaatst naar Carré.

Ik ken Bill Gates en George Clooney alle twee. Althans volgens ‘de keten van vier’. Volgens deze regel kent iedereen op de wereld elkaar door middel van een keten van slechts vier mensen. Daarbij moet je het begrip ‘kennen’ wel ruim opvatten. Een voorbeeldje: Ik ben een keer gast aan tafel geweest bij een uitzending van Pauw en Witteman. Ik “ken” daardoor Jeroen Pauw. Deze kent op zijn beurt Mark Rutte, die weer op zijn beurt op bezoek is geweest bij Barack Obama. Zie hier: in drie ‘stappen’ ben ik bij Obama. En omdat er nog ruimte is voor een vierde stap, kent iedereen die mij kent in vier stappen ook Obama. (Soms is er wel eens een kringetje nodig van vijf of zes mensen)

Ik moet beschaamd toegeven dat Marianne Willem Holleeder kent. Dat is de schuld van Twan Huis die hem in 2012 te gast had in het televisieprogramma College Tour. De kring luidt in dit geval: Marianne -> Martin -> Jeroen Pauw -> Twan Huis -> Willem Holleeder. Foei Marianne!

Daadwerkelijk in levende lijve heb ik niet veel beroemdheden gezien. George Bush Sr. heeft een keer enthousiast naar mij zitten zwaaien (zie hier) en ooit ben ik eens een keer in de jaren negentig met de oudste dochter achterop de fiets en de jongste dochter in het zitje voorop naar het Malieveld in Den Haag gefietst om te kijken hoe president Clinton en zijn vrouw Hillary daar per helikopter vertrokken. Dan konden de kinderen later zeggen dat ze een Amerikaanse president in hun prilste jeugd hadden gezien.

Het dichtste bij een ontmoeting met echt bekende mensen was ik die keer toen Koningin Beatrix en Prins Claus een mislukte poging deden om mij te overrijden. Dat was begin jaren negentig. Met een stel andere fietsers stond ik in Den Haag voor een stoplicht bij het Malieveld te wachten om een drukke verkeersweg over te steken. Vlak voordat ons licht op groen sprong reden er twee motoragenten met zwaailichten voorbij. Waarom ze die lichten voerden was onduidelijk want ze hadden niet echt haast. Even later sprong ons licht op groen en alle fietsers trokken op. Net toen wij de weg wilden oprijden, reed er echter nog een auto door het donkerrode stoplicht. Alle fietsers konden nog net een noodstop maken en de auto werd onder begeleiding van taalgebruik dat ik hier niet zal herhalen nageroepen. Toen we goed keken zagen we dat het een AA-auto was waarin Beatrix en Claus zaten. Prins Claus keek geschrokken achterom maar koningin Beatrix bleef stoïcijns voor zich uitkijken. Die motoragenten hoorden natuurlijk bij het vervoer van Beatrix maar om de een of andere wijze waren ze te ver voor de auto van de koningin geraakt – zeker zo’n 200 meter – waardoor het niet meer duidelijk was dat er nog een auto bij hun hoorde.

Ik dacht ik schrijf even een leuk briefje naar onze koningin dat we weliswaar onderdanen waren maar dat dat toch niet inhield dat ze daar dan over heen mocht rijden en nog wat van die ‘woordgrappen’. Nou, ik kan u verzekeren dat het geen lachebekjes bij het paleis zijn. Ik kreeg een strikt formeel schrijven terug van een soort kolonel-lakei dat de koningin daar onder politiebegeleiding reed en de chauffeur geheel overeenkomstig de verkeersregels had gehandeld en dat ik voor verdere vragen bij de politie moest zijn.

Tot zover mijn ontmoetingen met beroemdheden. Oh, wacht eens even: ik heb president Lincoln ook een keer ontmoet. Zie deze foto uit 2004 van president Lincoln met mijn jongste dochter en ik.

lincoln

De foto is gemaakt bij Mount Rushmore. Waarschijnlijk was de president daar om zijn in de rotswand uitgehakte portret te bekijken.

Mount rushmore

Lincoln is het rechterhoofd van de vier hoofden.

Bobby Solo

Als je op YouTube een videoclip afspeelt, dan geeft YouTube direct naast de clip die wordt afgespeeld een lijst met videoclips die je misschien ook interessant vindt. Zo ook gisteren toen ik op YouTube de videoclip afspeelde van Gigliola Cinquetti toen ze ‘Non Ho L’età’ zong tijdens het San Remo Songfestival van 1964. Bovenaan de lijst met suggesties van YouTube stond een clip van het optreden van Bobby Solo tijdens datzelfde festival. Deze Italiaan zong toen ‘Una lacrima sul viso.  (Klik op de onderstaande screenshot om de bijbehorende YouTube videoclip te openen; dat geldt voor alle screenshots in deze blogpost)

bobby solo screenshot

Ik had nog nooit van Bobby Solo gehoord maar wat een prachtige artiestennaam: Bobby Solo! Het is dan ook niet zijn echte naam. In werkelijkheid heet hij Roberto Satti. Hij is geboren in 1945 en gold als de Italiaanse Elvis Presley. In tegenstelling tot de echte Elvis leeft hij nog. Hij is inmiddels 70 jaar oud (net zo oud dus als de ABBA-leden van gisteren; die vandaag ten opzichte van gisteren ook weer een dagje ouder zijn geworden).

Ten tijde van het songfestival van San Remo van 1964 was Bobby Solo 19 jaar oud en een populaire artiest. In de halve finale zong hij met veel succes zijn ‘Una lacrima sul viso’. Hij was de topfavoriet van het publiek. Echter tussen de halve finale en de finale in liep hij een keelontsteking op, waardoor hij niet in staat was om tijdens de finale het nummer live te zingen. Hij playbackte het nummer daarom, maar dit was niet toegestaan en het leverde hem een diskwalificatie op. Hierdoor won Gigliola Cinquetti niet alleen het San Remo festival maar even later ook het Eurovisie Songfestival. Zo zie je maar weer eens dat toeval en verkoudheid een grote rol in het leven spelen.

‘Una Lacrima Sul Viso’ (‘een traan op je gezicht’) werd door Bobby Solo wel als single uitgebracht. Het nummer stond liefst negen weken op de eerste plaats van de Italiaanse hitparade. Het was de eerste plaat in Italië die meer dan 1 miljoen exemplaren verkocht. Wereldwijd werden er zelfs drie miljoen exemplaren van verkocht.  Ook in Nederland werd het nummer uitgebracht maar hier was het niet zo’n groot succes. Het stond weliswaar in de allereerste top 40 van Radio Veronica, die dit radiostation op 2 januari 1965 uitzond, en wel op plaats 34, maar een week later was het nummer al weer uit de top 40 gevallen.

Er staan meerdere versies van Bobby Solo van dit lied op YouTube. Wie bijvoorbeeld zijn Italiaans wil oefenen kan er hier eentje uit 1964 zien met Italiaanse ondertitels. Als je heel goed oplet, dan kan je op 1 min 57 Gigliola Cinquetti tussen het publiek zien zitten. (Voor wie niet zo goed oplet: op het onderstaande screenshot is Gigliola Cinquetti de middelste persoon.)

cinquetti publiek

Maar veel mooier dan dit optreden is de onderstaande videoclip afkomstig uit de film ‘Una lacrima sul viso’. Zie hier een screenshot uit de film.

bobby solo clip

Het liedje was namelijk zo populair dat er in 1964 rondom het liedje een hele speelfilm werd bedacht met als hoogtepunt Bobby Solo die in zijn rol als Bobby Tonner – ook een mooie naam – het liedje zingt om het hart van de jongedame op de bovenstaande foto te veroveren.

(Een korte samenvatting van de film: Bobby Solo speelt Bobby Tonner, een Amerikaanse rock and roll ster en zoon van een Italiaanse immigrant, die tijdens een bezoek aan Napels een oude vriend van zijn vader opzoekt. De man blijkt een professor op een muziekacademie te zijn die Rock and roll muziek haat. Natuurlijk heeft de professor een prachtige dochter waar Bobby smoorverliefd op wordt. Er zijn nog wel wat complicaties te overwinnen, zoals de weerstand van de professor tegen de muziek van Bobby, de hinderlijke groupies van Bobby die om het huis van de professor rond hangen om een glimp van Bobby op te vangen, en ook is er nog een concurrent die ook in de dochter is geïnteresseerd. Deze liefdesrivaal neemt zijn toevlucht tot slinkse maatregelen maar als aan het einde  – zie de clip; – Bobby ‘Una lacrima sul viso’ zingt dan komt alles goed: de professor ziet in dat Bobby mooie liedjes kan zingen en de dochter realiseert zich dat Bobby de ware is. Even later is het eind goed, al goed.

In 1965 nam Bobby Solo wederom deel aan het songfestival van San Remo. Deze keer won hij wel en nam later dat jaar ook deel aan het Eurovisie Songfestival, waar hij als vijfde zou eindigen. Vandaag de dag treedt hij nog steeds op. Zie hier bijvoorbeeld hoe hij in 2014, wat ouder en grijzer geworden, in de prachtige arena van Verona nog een keertje ‘Una lacrima sul viso’ zingt.

Overigens in die tijd, halverwege de jaren zestig, had je veel meer Italiaanse films met populaire artiesten die liedjes in de film zongen. Het verhaal was altijd boy meets girl,  misverstand  en dan happy end. Zie hieronder bijvoorbeeld het  zingende eind van een film met Gianni Morandi.morandi

Of zie hieronder Gigliola Cinquetti  in een film uit 1966 waar zij via de luidspreker van een vliegveld haar geliefde in een vliegtuig toezingt. (Het misverstand in deze film was dat zij tegen hem had gezegd dat zij van goede komaf was terwijl ze in werkelijkheid een eenvoudig dienstmeisje was. Gelukkig komt ook hier alles goed en op het einde van de film hollen ze alsnog naar elkaar toe. Dat hollen is typisch een eind wat je in veel van die Italiaanse films uit die tijd ziet.

cinq film

Voor wie het begin van deze film ook wil zien, zie hier de openingsscène van de film met de filmtitels met een zingende Gigliola Cinqetti. Veel meer dan deze twee scenes (de begin en slotscene)  van de film hoef je niet te zien.

ci 3

 

Fanny Blankers-Koen

Op Radio West is ‘1948’, een plaatje waarmee Gerard Cox in 1972 een kleine hit had, te horen:

Buiten huilt de wind om ’t huis / Maar de kachel staat te snorren op vier / Er hangt een lampje voor de brievenbus / En in de tochtigste kieren zit papier / We waren heel erg arm / En niemand hield van ons / Maar we hadden thee en nog geen tv / Maar wel radio en lange vingers / We gingen nog in bad / Haartjes nat, nog even op / Totdat vader zei: Vooruit naar bed” / Dan kregen we een kruik mee / Gezichten op ’t behang / Maar niet echt van binnen bang / Toen was geluk heel gewoon……”

De tekst is van Kees van Kooten en Wim de Bie, geschreven op de melodie van Alone again (naturally) van Gilbert O’Sullivan. Ze zongen het in Hadimassa. Gerard Cox zette het daarna op de plaat. Het is een nostalgisch lied over het jaar 1948. Uiteraard komt in een lied over dat jaar ook Fanny Blankers-Koen voorbij lopen. “Fanny Blankers-Koen, die won vier maal goud in Londen”.

Mijn moeder heeft Fanny Blankers-Koen gekend. Ze woonden allebei in Hoofddorp en zaten er tegelijkertijd op turnen en atletiek. Mijn moeder kon beter turnen, Fanny Blankers-Koen harder lopen. Was het andersom geweest dan had mijn moeder vier maal goud gewonnen in Londen.

blankers koen1948

Fanny Blankers Koen, geheel rechts, tijdens de finale van de 80 meter horden tijdens de Olympische Spelen van Londen van 1948; Collectie Nationaal Archief.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte mijn moeder – ze was 22 jaar toen de oorlog uitbrak – op een postkantoor in Hoofddorp. Mijn moeder sprak wel eens over die periode. Zo vertelde ze dat er op het postkantoor tijdens de oorlog wel eens stiekem brieven werden open gestoomd en gelezen. Een overduidelijke overtreding van de Postwet, maar niet alleen zal het verjaard zijn, er waren ook omstandigheden die dit rechtvaardigden. Het handelde om brieven die meestal anoniem aan de Sicherheitsdienst,  of hoe die Duitse organisatie ook mocht heten, werden gezonden. Vaak ging het in deze brieven over Joodse onderduikers. Als dat het geval was, dan werd de brief één of twee dagen opgehouden en werden de mensen eerst gewaarschuwd dat de onderduikplek was verraden voordat de brief werd doorgestuurd.

In een ander verhaal vertelde mijn moeder over een bezoek dat Fanny Blankers-Koen in 1941, vlak na de geboorte van haar zoon Jan, aan het postkantoor bracht. Mijn moeder zat achter het loket toen Fanny Blankers Koen met de kinderwagen binnenkwam.

Kijk Corrie” – zo heette mijn moeder –  “Dit is nu Jan. Wil je hem even vasthouden?” Toen mijn moeder daarop bevestigend antwoordde, pakte Fanny het kind op en legde het tot verrassing van mijn moeder in het luikje waarmee poststukken naar binnen werden geschoven. Mijn moeder schoof daarop kleine Jan naar binnen, waarop deze vervolgens uitgebreid door alle dames van het postkantoor werd bekeken en geknuffeld. Even later werd de kleine Jan weer door het luikje naar buiten geschoven.

Zeven jaar later zou de vliegende huismoeder vier gouden medailles in Londen winnen.

blankers koen1948 2

Augustus 1948; Fanny Blankers-Koen met haar kinderen. Zoon Jan draagt de vier gouden medailles; foto J.D. Noske / Anefo, Nationaal Archief

Fanny Blankers-Koen overleed in 2004 op 85-jarige leeftijd. Mijn moeder overleed twee jaar later op 88-jarige leeftijd.

 

Drees en het Mariakaakje

Ik woon nu al een jaar of dertig in de Haagse regio, maar ik was nog nooit naar het Haags Historisch museum geweest. Dat kan natuurlijk niet en daarom toch maar eens een keer, samen met de oudste dochter, een bezoek aan dit museum gebracht. Het begon helemaal verkeerd toen bij de kassa bleek dat alleen Haagse studenten korting kregen en niet Rotterdamse studenten. Maar goed, binnen bleek het wel een aardig museum te zijn – je bent er in een uurtje of twee door heen – dat, verrassing, verrassing, over de Haagse geschiedenis gaat.

Zo is een soort video-animatie te zien waarin je kan zien hoe de stad Den Haag zich in de loop van de eeuwen heeft ontwikkeld, hangen er – uiteraard Haagse – schilderijen en voor de liefhebbers van Crime Scene Investigation The Hague is er de (versteende) tong van Johan de Wit en de teen van zijn broer Cornelis te zien. In een ander zaaltje wordt aandacht besteed aan Haagse helden zoals Willem Drees sr.

Op een informatiepaneel werd het leven uit de doeken gedaan van de man aan wie wij onder andere de AOW te danken hebben. Toen Drees deze invoerde wist hij overigens vast al dat hij zelf 101 jaar oud zou worden. Er hingen ook foto’s van Drees, onder andere eentje van hem voor zijn huurwoning in de Beeklaan – hij ging meestal lopend naar zijn werk, ook toen hij minister-president was – en Drees keurig in de rij bij het stemmen.

drees

Drees in de rij bij het stemmen voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1956; foto Harry Pot; Anefo; Nationaal Archief.

“Wat een schattig mannetje” zei de oudste dochter die eigenlijk nog nooit van Drees had gehoord. Terwijl wij het informatiebord over Drees lazen, zagen we echter opeens dat het Haags Historisch Museum gigantisch de mist in ging. Op het bord stond namelijk ook vermeld dat de beroemde anekdote dat Nederland de Marshall-hulp te danken had aan een Mariakaakje – dat mevrouw Drees bij de thee serveerde  tijdens het bezoek van twee hoge Amerikaanse ambtenaren die kwamen praten over de toekenning van de Marshallhulp –  niet waar zou zijn. Zo zou de Marshall-hulp al zijn toegekend voordat Drees premier werd. Ai, ai, ai, Haags Historisch museum toch! Sommige verhalen zijn te mooi om niet waar te zijn. Die ga je gewoon niet stuk checken. Dat is not-done.

In 2012 publiceerde ik een boek over de Titanic die honderd jaar daarvoor was gezonken. Voor dat boek onderzocht ik welke verhalen en mythes over de Titanic nu wel en welke niet waar waren. Eén verhaal controleerde ik echter niet, namelijk het verhaal van de honden die waren gered. Twee van die honden aan boord van de Titanic vonden ook een plekje in één van de reddingsboten. Nu wil het verhaal dat bij aankomst in New York één van die honden de loopplank afrende en prompt op de kade door een auto werd overreden. Overleef je als hond het zinken van de Titanic, overkomt je dit. Dit verhaal is natuurlijk te mooi om niet waar te zijn en ik heb het dan ook zonder te checken in mijn boek opgenomen. Zo hoort het.

En nu gaat het Haags Historisch Museum dus zeggen dat het verhaal over het Mariakaakje en Drees niet waar is! Maar, gelukkig is het verhaal wel waar. Er is zelfs fotografisch bewijs van.

Het verhaal speelt zich namelijk niet in 1947 of 1948 af, maar pas in 1949 nadat de Marhall-hulp al was toegekend. De Amerikanen wilden echter weten of de hulp wel overal goed gebruikt werd en stuurden twee hoge ambtenaren, de heren Harriman en Hoffman op rondreis door Europa. Omdat het bezoek aan Italië waar de heren met veel pracht en praal werden ontvangen uitliep, kwamen ze pas op zondag in Nederland aan. Omdat het ministerie zoals gewoonlijk dicht was op die dag – en Drees het zonde vond om het speciaal voor dit bezoek te openen en het te verwarmen, nodigde Drees de delegatie bij hem thuis in zijn rijtjeswoning aan de Beeklaan uit. Toen de heren arriveerden, ontstond er eerst een misverstand. Hoffman en Harriman dachten namelijk dat de man die deur open deed een butler was, maar het was Drees zelf. Even later presenteerde mevrouw Drees de thee met de befaamde Mariakaakjes. Harriman, die dacht dat ze dit alles thuis in Washington nooit zouden geloven, pakte daarop zijn fototoestel en maakte er onderstaande foto van. Deze foto bevindt zich thans in het archief van de Library of Congress in Washington DC.

drees koffie

Mrs. Drees, the wife of Prime Minister of the Netherlands, presents Mr. Drees, the Prime Minister of the Netherlands, a cup of tea. Photo: W. Averell Harriman; Collection Library of Congress, Washington DC.

Bij het vertrek zei Harriman tegen zijn collega Hoffman de historische woorden: “Aan een land waarvan de minister-president zo woont en leeft, is ons geld goed besteed.” Nederland behield zijn Marshall-hulp. Het werd zelfs verhoogd en uiteindelijk zou Nederland over de periode 1948-1952 een steunbedrag van 1 miljard dollar van de Amerikanen krijgen voor de wederopbouw. En dat dus mede dankzij het Mariakaakje bij de thee van mevrouw Drees.

Een carrièrepad

De functie van minister-president in Nederland is geen startersfunctie. Het is zelfs geen functie voor iemand die toe is aan een tweede stap in zijn carrière. Dat blijkt wel als we naar onderstaande foto uit juli 2011 kijken met daarop de nog levende (ex-) minister-presidenten van Nederland.

Minister-president

Van links naar rechts Wim Kok, Dries van Agt, Piet de Jong, Mark Rutte, Ruud Lubbers en Jan Peter Balkenende

Alle premiers hadden eerst al een jaar of twintig gewerkt en waren de veertig al gepasseerd voordat ze aan het ambt begonnen. Mark Rutte en Ruud Lubbers waren beide 43 jaar oud toen ze minister-president werden, Dries van Agt en Jan Peter Balkenende 46 jaar, Piet de Jong 51 jaar en Wim Kok was zelfs al 55 jaar toen hij in 1994 minister-president werd.

Voordat genoemde heren het hoogste ambt bekleedden, hadden ze allemaal eerst een baan buiten de politiek. Degene met het meest opwindende baantje was Piet de Jong. Die was in een niet-grijs verleden duikbootkapitein. Mark Rutte was tien jaar lang in dienst van Unilever, onder meer als personeelsmanager. Wim Kok werkte eerst twee jaar als commercieel medewerker op een handelskantoor en trad daarna in dienst van de vakbond. Dries van Agt begon zijn werkzame leven als advocaat, Ruud Lubbers was ondernemer in het familiebedrijf Hollandia, een constructiewerkplaats en machinefabriek, en Jan Peter Balkenende tot slot had het saaiste startersbaantje. Hij begon in 1982 als beleidsmedewerker juridische zaken bij het bureau van de Academische Raad (al combineerde hij die functie met het gemeenteraadslidmaatschap van Amstelveen (waar hij in 1993 zijn ‘krokettenmotie’ indiende: de (nog steeds geldende) bepaling dat de gemeenteraadsleden recht hebben op een kroket als de raadsvergadering tot na 23:00 uur duurt.)

Ook In Amerika zie je vaak dat de president in zijn jonge jaren een functie buiten de politiek heeft bekleed. Zo zaten bijvoorbeeld vader en zoon Bush beide in de olie-business en was Jimmy Carter een pindaboer. De drie naoorlogse presidenten met de meest opmerkelijke banen in hun jeugd waren Gerald Ford, Ronald Reagan en Harry Truman. Gerald Ford was parkranger in Yellowstone National Park. Dat Reagan behalve sportverslaggever – hij kreeg 5 dollar voor elk verslag – acteur is geweest is algemeen bekend, maar dat hij in zijn jeugd in de zomer ook een aantal jaren badmeester was, is wat minder bekend. Naar eigen zeggen en tellen redde Reagan – hij werd in die tijd ‘Dutch’ genoemd omdat hij er zo Nederlands uitzag; geen idee wat ik mij daarbij moet voorstellen – liefst 77 mensen het leven (waarbij je je kan afvragen of de gemeente niet het zwemmen in dat blijkbaar zeer onveilige water al lang had moeten verbieden).

ford reagan 1

Gerald Ford als parkranger en Ronald Reagan als strandwacht.

Harry Truman tenslotte was de pianobegeleider van de nog zeer prille actrice Lauren Bacall.

truman 1

Ok, dit is niet helemaal waar. Tijdens het maken van deze foto op 10 februari 1945 in de ‘National Press Club’ in Washington DC was Truman al vicepresident. Tijden deze bijeenkomst om 800 militairen te eren speelde Truman een stukje op de piano. Lauren Bacall, één van de aanwezige Hollywoodsterren, klom bij die gelegenheid op de piano. Truman zelf was wel ingenomen met dit optreden en deze foto, dit in tegenstelling tot zijn vrouw Bess (die thuis de bijnaam ‘the Boss’ had). Zij vond het maar helemaal niks. Een paar maanden na deze foto trouwde Lauren Bacall met Humphrey Bogart en was Truman na de dood van Franklin Roosevelt de president van Amerika geworden.

Maar dat de man, die later de moeilijke beslissing moest nemen om de atoombommen op Japan te gooien, in zijn jonge jaren een heel ander beroep als politicus had, is wel waar. Truman had in 1920 in Kansas City namelijk samen met een partner een winkel in kleding en naaigerei.

Truman 2

Truman, links op de foto, in zijn winkel. Een jaar na het maken van deze foto sloot de winkel wegens een gebrek aan succes zijn deuren.

Uit de Amerikaanse archieven (3)

Op 6 november 1940 stuurde een veertienjarige Cubaanse jongen een brief naar de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt om hem te feliciteren met zijn herverkiezing. Tevens vroeg hij de president of hij hem een biljet van tien dollar kon sturen, dit omdat hij er nog nooit eentje gezien had. Voor het geval de president behoefte had aan ijzer, bood de jongen hem ten slotte nog aan om de ijzermijnen van Cuba te laten zien.

De brief van de jong Cubaan bevindt zich thans in het Nationale Archief in Washington D.C.

fidel castro

fidel castro 2

De letterlijke tekst van de brief  gericht aan ‘Mr. Franklin Roosevelt, President of the United States’ luidt:

“My good friend Roosevelt:

I don’t know very English, but I know as much as write to you. I like to hear the radio, and I am very happy, because I heard in it, that you will be President for a new (periodo). I am twelve years old. I am a boy but I think very much, but I do not think that I am writing to the President of the United States. If you like, give me a ten dollars bill green american in the letter, because never, I have not seen a ten dollars bill green american and I would like to have one of them.

My address is: Sr. Fidel Castro, Colegio de Dolores, Santiago de Cuba; Oriente Cuba

I don’t know very English but I know very much Spanish and I suppose you don’t know very Spanish but you know very English because you are American but I am not American.

Thank you very much, Good by. Your friend, Fidel Castro

If you want iron to make your ships I will show to you the bigest (minas) of iron in the land. They are in Mayorí, Oriente, Cuba.”

De Fidel Castro uit deze brief is inderdaad de Fidel Castro van Cuba, al was hij op het moment van schrijven al veertien jaar oud en niet twaalf zoals hij in zijn brief vermeldde.

fidel castro. foto

In 1955 vertelde de Cubaanse revolutionaire leider in een interview dat hij inderdaad de brief had geschreven. Hij had zelfs namens de president een antwoord van een Amerikaanse overheids-functionaris gekregen die hem bedankt voor zijn brief en de felicitatie, maar er zat geen tien dollar biljet bijgesloten.

Ai! Had die Amerikaanse overheidsfunctionaris dat nu maar wel gedaan. Misschien was Fidel Castro dan wel kapitalist geworden in plaats van communist en hadden we in oktober 1962 nooit de Cuba-crisis gehad.

 

Uit de Amerikaanse archieven (2)

In juni 1972 werkte de 24-jarige Frank Wills als nachtwaker in één van de vele kantoren in Washington DC. Hij verdiende er weliswaar niet veel mee, zo’n 80 dollar per week, maar hij was al lang blij dat hij een baantje had. Eerder had hij gewerkt in de auto-industrie in Detroit maar was naar Washington vertrokken in de hoop op een beter leven.

Als hij zijn ronde door het gebouw had gelopen, moest Wills in een soort logboek de belangrijkste gebeurtenissen opschrijven. Zo ook op 17 juni 1972. Op 12.05 uur ’s nachts schreef hij bij aanvang van zijn dienst, ‘6-7-72 Wills on Duty 12.00 ’. Zie hieronder de betreffende pagina uit het boek van die dag:

watergate 1

Dat we vandaag de dag dit logboek nog kunnen bekijken, komt omdat het bewaard is gebleven. En niet op zo maar een plek in een of andere kantoorarchief maar in de Nationale Archieven van Amerika, net zoals bijvoorbeeld de onafhankelijkheidsverklaring uit 1776.

watergate 3

De reden dat dit schrift zich in het Nationaal Archief bevindt, is namelijk de historische betekenis voor Amerika van hetgeen Wills om 1.47 uur schreef: “Call police found tape on Doore“. Als gevolg van dit historische telefoontje zou uiteindelijk twee jaar later Richard Nixon, de president van de Verenigde Staten, moeten aftreden.

Frank Wills was de nachtwaker van het Watergate gebouw. Nadat hij op 17 juni 1972 zijn eerste controle-ronde door het gebouw had gemaakt, liep hij via de garage naar het tegenoverliggende Howard Johnson motel om daar wat sinaasappelsap te kopen. In de garage zag hij dat een slot van een van de deuren was afgeplakt met Duck Tape. Dit gebeurde wel vaker. Aannemers of verhuizers die in het gebouw aan het werk waren, plakten soms de sloten even met Duck Tape vast – of zetten een stoel of zoiets in de deuropening – om te voorkomen dat de deur telkens in het slot zou vallen en ze dan ieder keer er iemand bij moesten roepen om de deur weer open te maken. Wills dacht dat iemand vergeten was om de Duck tape weg te halen. Hij zag er niks ernstig in en trok het los.

Nadat hij zijn sinaasappelsap had gehaald, keerde Wills terug naar zijn werkplek, maar om de een of andere reden besloot hij om toch nog even naar de deur van de tape te kijken. Tot zijn verbazing zag hij dat de tape weer over het slot heen was bevestigd. Hij belde daarop de politie die met drie man arriveerde. Alle deuren van het gebouw werden afgesloten, de liften buiten werking gesteld en verdieping voor verdieping doorzocht de politie het gebouw. Op de zesde verdieping van het elf verdiepingen tellende gebouw, in de kantoren van het ‘Democratic National Committee’, trof de politie vijf mannen aan die daar bezig waren met het plaatsen van afluisterapparatuur en de rest is geschiedenis.

Hoe het verder met Frank Wills is gegaan, is echter niet zo bekend. Het antwoord op deze vraag luidt: niet zo best. Zes maanden na de inbraak nam hij ontslag en trad in dienst bij een ander bedrijf waar hij iets beter werd betaald. Daar werd hij echter na enige tijd ontslagen omdat hij tegen de zin van het bedrijf twee dagen vrij nam voor een familiebezoek. Sindsdien was het voor hem een wisselend bestaan van werkloosheid afgewisseld met slecht betaalde tijdelijke baantjes.

Ten tijde van het aftreden van Nixon werd hij een aantal keer geïnterviewd over zijn rol. Hij vroeg hiervoor 300 dollar en soms kreeg hij het ook. In 1976 speelde hij zichzelf in ‘All the president’s men’, de speelfilm met Robert Redford en Dustin Hofman als Bob Woodward en Carl Bernstein, het journalisten-duo van de Washington Post die het Watergate-schandaal ontrafelden. Wills was heel even als nachtwaker in de openingsscene van de film te zien. Het waren overigens eerder fifteen seconds of fame dan fifteen minutes of fame. Hij kreeg 1000 dollar voor zijn rol.

all the presidents man

Youtube: Screenshot uit de film met Frank Wills, die in de openingsscène zich zelf speelt.

Eind jaren zeventig vertrok hij uit Washington en woonde een tijdje bij zijn moeder in South Carolina. In 1979 kreeg hij vanwege de diefstal van een pen van 99 cent een boete van $20. In 1983 werd hij wederom aangeklaagd voor winkeldiefstal. Deze keer betrof het een paar gymschoenen ter waarde van 12 dollar. Vanwege zijn eerdere veroordeling kreeg hij automatisch een jaar gevangenisstraf, waarvan hij er minstens drie maanden van moest uitzitten. Volgens Wills was hij onschuldig. Hij had, zo zei hij, in de winkel in zijn rugzak een stel schoenen gestopt die bestemd waren voor de verjaardag van een kind uit een eerdere relatie. Omdat hij niet wilde dat het kind het cadeau kon zien, had hij de schoenen al in de winkel in zijn tas gestopt en werd hij, voordat hij ze überhaupt bij de kassa kon afrekenen, al aangehouden en beschuldigd van diefstal.

Veel mensen voerden actie voor hem. Vooral het feit dat hij vanwege de diefstal van een pen van 99 cent en een paar schoenen van 12 dollar langer in de gevangenis moest zitten dan een aantal mensen die direct betrokken waren bij het Watergate-schandaal vond men onrechtvaardig. Hij kreeg financiële steun, kwam op borgtocht vrij en er werden rechtszaken tot op het hoogste staatsniveau gevoerd. Het hooggerechtshof van de staat oordeelde dat het nu eenmaal de staatswet was dat bij een tweede veroordeling wegens winkeldiefstal automatisch een veroordeling van één jaar gevangenisstraf volgde en hield het vonnis overeind.

Op het moment dat het staatshooggerechtshof deze uitspraak deed, woonde Wills niet meer in Amerika maar op de Bahama’s, waar hij in dienst van de activist en komiek Dick Gregory – die zich zijn lot aantrok – een voedingssupplement promootte. Onduidelijk is of Wills de straf daadwerkelijk ooit heeft moeten uitzitten; Wills zei later in interviews van niet, maar andere bronnen vermelden dat hij uiteindelijk drie weken in de gevangenis heeft gezeten.

Toen zijn moeder eind jaren tachtig een hersenbloeding kreeg, keerde hij terug naar Amerika en ging haar verzorgen. Ze leefden samen van haar maandelijkse uitkering van $450. Toen zijn moeder in 1993 overleed, had hij geen geld voor haar begrafenis en stelde haar lichaam ter beschikking aan de medische wetenschap. Zonder financiële steun van zijn moeder ging het steeds slechter met Wills. De laatste jaren van zijn leven woonde hij in Georgia in een soort schuur zonder telefoon en elektriciteit. Van de plaatselijke dominee kreeg hij er voedsel. De meeste tijd bracht hij door in de plaatselijke bibliotheek. Hij was een fanatiek boekenlezer. In september 2000 kreeg hij net als zijn moeder een hersenbloeding en stierf in bittere armoede op 52-jarige leeftijd.

Uit de Amerikaanse archieven (1)

In juli 1969 ondernamen de Amerikanen een poging om een man op de maan te zetten. Spoiler alert! / leeswaarschuwing!  Onderstaande tekst bevat details over de afloop van het verhaal.

De poging lukte. Het ging allemaal goed. Op 20 juli 1969 zette Neil Armstrong als eerste voet op de maan – “That’s one small step for a man, one giant leap for mankind” -, een kwartiertje later gevolgd door Buzz Aldrin. Amstrong en Aldrin verbleven in totaal ruim 21 uur op de maan waarvan zo’n 2,5 uur lopende op het maanoppervlak. Daarna stegen ze weer met hun maanlander op, maakten contact met het moederschip met daarin de derde astronaut Michael Collins, vlogen vervolgens in vier dagen tijd terug naar aarde, waarna ze veilig neer plonsden in de Stille Oceaan. Hier werden ze aan boord genomen van de USS Hornet. Aan boord van dit schip bevond zich ook de Amerikaanse president Richard Nixon die hen hartelijk verwelkomde.

maanlanding met nixon

Armstrong, Collins en Aldrin (voor een periode van achttien dagen in quarantaine na hun terugkeer) worden toegesproken door president Nixon; foto NASA.

 Zoals op bovenstaande foto te zien is, was de ontvangst door Nixon een olijke boel. Maar het had ook anders kunnen aflopen. Voor het geval dat het op de maan was misgegaan en Amstrong en Aldrin er niet meer vandaan konden komen – ‘In event of Moon Disaster’ – , had de staf van Nixon alvast een plan de campagne opgesteld hoe de Amerikaanse regering hier mee moest omgaan.

Allereerst zou de president de weduwen in spé opbellen. Daarna zou hij het volk toespreken. Dan, als de NASA de verbinding met de mannen op de maan verbrak, zou een geestelijke een soortgelijke procedure houden als bij een begrafenis op zee.

De speech was al voor Nixon uitgeschreven, zoals bleek toen onderstaand document in de jaren negentig uit de Amerikaanse archieven opdook. Het document was opgesteld door één van de speechschrijver van het Witte Huis, Bill Safire, en was gericht aan Bob Halderman, in die tijd stafchef van het Witte Huis.

maanlanding

Vrij vertaald had Nixon, in het geval Amstrong en Aldrin niet van de maan af konden komen, het Amerikaanse volk als volgt toegesproken:

“Het lot heeft bepaald dat de mannen die in vrede naar de maan gingen om deze te verkennen daar zullen blijven om er in vrede te sterven. Deze dappere mannen, Neil Armstrong en Edwin Aldrin, weten dat er geen hoop is op redding. Maar ze weten ook dat er hoop voor de mensheid ligt in hun offer. Deze twee mannen geven hun leven voor het meest nobele doel van de mensheid: de zoektocht naar de waarheid en kennis.

Er zal om hen worden gerouwd door hun familie en vrienden; Er zal om hen worden gerouwd door hun land; Er zal om hen worden gerouwd door de wereld; Er zal om hen worden gerouwd door Moeder Aarde die het aandurfde om twee van haar zonen naar het onbekende te sturen.

 Tijdens hun ontdekkingstocht riepen zij iedereen in de wereld op om zich te verenigen; in hun offer, verbinden ze de broederschap van de mens nog strakker. In het verleden keken mensen naar de sterren en zagen er hun helden in de sterrenbeelden. In moderne tijden doen wij hetzelfde, maar onze helden zijn epische mensen van vlees en bloed.

 Anderen zullen volgen, en zullen zeker hun weg naar huis vinden. De zoektocht van de mens zal worden voortgezet. Maar deze mannen waren de eersten, en zij zullen de belangrijkste in ons hart blijven. Want een ieder die in de nachten die nog zullen komen omhoog kijkt naar de maan, weet dat er een deel is van die andere wereld die altijd van de mensheid zal zijn.”

Gelukkig voor Amstrong en Aldrin hoefde Nixon deze woorden niet uit te spreken en verdween het memo in het archief.

Neil Amstrong zou na zijn maanavontuur nog twee jaar voor de NASA blijven werken, daarna werd hij hoogleraar luchtvaart- en ruimtevaarttechniek aan de Universiteit van Cincinnati. Ook reisde hij de hele wereld over. Later verbond hij zijn naam aan diverse grote Amerikaanse bedrijven zoals Chrysler waarvoor hij als boegbeeld c.q. spreekbuis fungeerde. Hij overleed in augustus 2012 op 82-jarige leeftijd.

Ook Buzz Aldrin verliet na twee jaar de NASA. Hij keerde terug naar het Amerikaanse leger en werd benoemd tot commandant van de Test Pilots School op de Edwards Air Force Base in Californië. Het viel hem echter moeilijk om het leven op aarde weer op te pakken. Hij kreeg last van depressies en had een tijd lang een alcoholverslaving. Hij kwam daar weer overheen. Hij leeft nog steeds. Hij hoopt op 20 januari 86 jaar te worden.

De derde astronaut van deze vlucht, Michael Collins, leeft ook nog. Hij is momenteel 85 jaar oud. Na zijn terugkeer was hij onder andere staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (in de regering van Nixon), directeur van het National Air and Space Museum in Washington D.C en vicepresident bij LTV Aerospace, een bedrijf dat vliegtuigen en raketten produceert.

Voor wat betreft de andere hoofdrolspelers van dit verhaal: Richard Nixon bleek in tegenstelling tot wat hij zelf dacht (I’m not a crook!”) wel een schurk te zijn en moest in augustus 1974 als gevolg van het Watergate-schandaal noodgedwongen aftreden als president. Hij stierf in 1994 op 81-jarige leeftijd. Bob Halderman, de stafchef van het Witte Huis die het memo liet opstellen, verdween als gevolg van dat zelfde Watergate-schandaal zelfs voor 18 maanden in de gevangenis. Hij stierf in 1993 op 67-jarige leeftijd. William Safire, degene die de speech schreef, ging in 1973 als journalist voor de New York Times werken waar hij ook jarenlang een column over juist taalgebruik had. Hij stierf in 2009 op 79-jarige leeftijd.

In totaal hebben, inclusief Amstrong en Aldrin, twaalf mannen op de maan gelopen. Allen keerden veilig naar de aarde terug. Of er voor de andere tien astronauten ook al speeches klaar lagen voor het geval het mis zou gaan, is niet bekend. Ik gok van wel.

Grenscorrecties

Al lezende op de site van The Guardian valt mijn oog opeens op een bericht over een voorgenomen grenscorrectie in 2016 tussen België en Nederland. Huh? Daar weet ik helemaal niets van. Volgens het artikel ruilen België en Nederland ergens dit jaar op de grens van Limburg en Belgisch Limburg stukken land met elkaar. Zo te zien krijgen we volgens het kaartje van The Guardian  overigens meer land terug dan dat we weggeven.

grenscorrectie

Tekening van de voorgestelde landruil zoals weergegeven op de site van the Guardian

 De achtergrond van deze landruil is dat de Maas die deels de oorspronkelijke landgrens vormde in de loop van de tijd op sommige plaatsen recht getrokken is, waardoor een deel van het oorspronkelijk Belgisch grondgebied  – ter grootte van zo’n 15 voetbalvelden – nu een soort schiereiland van Nederland is geworden. De Belgen kunnen er alleen nog maar bij door middel van bootjes. Dit zou niet zo erg geweest zijn, ware het niet dat de misdaad dit gebied heeft ontdekt, onder andere voor de drugshandel. In 2012 werd er zelfs een lijk zonder hoofd gevonden. Omdat het Belgisch grondgebied was, viel dit misdrijf onder de Belgisch politie maar deze had grote problemen om het gebied te bereiken, want officieel mochten ze niet over Nederlands grondgebied rijden.

Mede om dit soort criminele problemen te voorkomen zijn Nederland en België nu overeengekomen om de grenzen wat aan te passen. The Guardian verwondert er zich over dat zo’n landuitruil tussen twee landen zo probleemloos verloopt. ”And all with a smile on everyone’s face [..]”. Dit komt natuurlijk omdat Wilders het waarschijnlijk nog niet weet. “Deze flutregering verkwanselt goede stukken Nederlands grondgebied aan België en wat krijgen we er voor terug: boeventuigland!” dat soort werk.

Ik heb er even op gegoogeld maar vroeger ging de vaststelling van de grens met België heel wat moeilijker. Denk alleen maar eens aan Baarle-Nassau en Baarle-Hertog waar enkele enclaves zijn. De oorzaak hiervan lig in het feit dat bepaalde stukken grond daar vroeger eigendom waren van de heer van Nassau en andere stukken van de hertog van Brabant.

De voorgenomen grenswijziging met België is niet de grootste in de ‘recente’ geschiedenis van Nederland. Dat waren de grenswijzigingen met Duitsland na de Tweede Wereldoorlog. In het najaar van 1945 eiste de Nederlandse staat van Duitsland een schadevergoeding van 25 miljard gulden. Eerder dat jaar was echter al op de Conferentie van Jalta bepaald dat herstelbetalingen uitsluitend werden gegeven in natura en niet in de vorm van liquide middelen. De Nederlandse regering zette daarop diverse commissies aan het werk, waaronder eentje die onder leiding stond van een zekere Frits Bakker Schut.  Zijn eerste plan A omvatte een annexatie van grote delen van Duitsland met onder meer de annexatie van de steden Aken, Keulen en Mönchengladbach Hij maakte ook nog twee andere plannen – de plannen B en C waarbij het te annexeren gebied wat kleiner zou zijn. Zie hieronder een kaartje van deze plannen (zoals vermeld op de Wikipedia; auteur ‘Tubantia’.)

grensplan

In totaal zou Nederland in plan A er zo ruim twee miljoen inwoners bij krijgen. De Nederlandse politiek was verdeeld. Eelco van Kleffens, de minister van Buitenlandse Zaken was voorstander van het plan, maar Willem Drees, in die tijd de minister van Sociale Zaken, was fel tegen. Toenmalig minister-president Wim Schermerhorn was ook niet zo’n voorstander van annexatie van grote delen van Duitsland, maar koningin Wilhelmina daarentegen was juist weer een fervent voorstander. Zij drong er ook sterk bij Schemerhorn op aan om over te gaan tot onderhandeling met de geallieerden over de annexatie van grote stukken Duitsland. Uiteindelijk “eiste” Schemerhorn in 1946 een stuk Duits grondgebied op van een kleine 5000 km2. Dit was veel minder dan het oorspronkelijke plan van Bakker Schut, maar omvatte nog steeds een gebied waar meer dan 500.000 Duitsers woonden. In 1947 bracht men de eis terug tot 1840 km2 (met daarin zo’n 160.000 Duitsers). Uiteindelijk kreeg Nederland  op 23 april 1949 in de slotverklaring van de Londense Duitslandconferentie een gebied toegewezen van 69 km2. Elten was daarbij met 3600 inwoners de grootste plaats die Nederlands werd. In totaal “verhuisden” in 1949 bij deze “grenscorrectie” circa 10.000 Duitsers van Duitsland naar Nederland.

In 1963 gaf Nederland het gebied in ruil voor 280 miljoen mark schadevergoeding weer terug aan Duitsland. Dit leverde overigens één van de meest geniale smokkeloperaties aller tijden op. In de nacht voor de teruggave werden er enkele grote vrachtauto’s vol met boter Elten in gereden. De volgende dag bevonden deze vrachtauto’s zich in Duitsland, waar de boter veel meer waard was. In dit geval was de boter niet de grens over gesmokkeld maar de grens over de boter gegaan.

Om nog even terug te komen op het oorspronkelijke annexatieplan van Bakker Schut. Ach, had Nederland daar maar aan vastgehouden. Dan zouden we voor de bekende kerstmarkten helemaal niet naar Duitsland hoeven af te reizen, maar zouden we gewoon naar de Nederlandse steden Aken en Keulen kunnen gaan. Maar nog veel belangrijker zou zijn geweest dat als de steden Keulen en Mönchengladbach Nederlands zouden zijn geweest, dat we dan we ongetwijfeld in 1972 Europees kampioen voetballen zouden zijn geworden en in 1974 wereldkampioen. Dit omdat dan de grote spelmakers van Duitsland uit die tijd (Günther Netzer van Borussia Mönchengladbach en Wolfgang Overath van 1FC Köln) Nederlander zouden zijn geweest.

Berlijn onder de grond

Toen wij vorig weekend bij onze oudste dochter in Berlijn waren, hebben wij op zaterdag een rondleiding gedaan bij de ‘Berliner Unterwelten’. (zie  http://berliner-unterwelten.de/ ) Je kan daar allerlei rondleidingen doen waarbij je ‘ondergronds’ gaat.

Zo hebben ze rondleidingen waarbij je de schuilkelders uit de Koude Oorlog kan bekijken en ook een rondleiding met als onderwerp de vele tunnels die onder de Muur zijn gegraven. Wij deden deze laatste: tour M. Weliswaar zie je tijdens deze tour niet de originele tunnels meer – die zijn er niet meer – maar wel ga je door schuilkelders en zie je een ondergrondse reconstructie van het begin van een tunnel. Allemaal hoogst interessant.

 

Tijdens deze rondleiding verlieten wij op een gegeven moment de schuilkelders door een deur die normaliter op slot zat. De gids had de sleutels en we kwamen uit in een gang van een metrostation. Dat lijkt me een vreemd gezicht als je op de metro staat te wachten en je ziet opeens een deur – die altijd gesloten is  – open gaan, waar vervolgens een grote groep mensen uit komt. Waar komen die vandaan?

De gids vertelde dat hij een keer een rondleiding  gaf aan een aantal kinderen, toen hij terug moest omdat een groepje kinderen was achtergebleven – er was per ongeluk een deur in het slot gevallen en hij had de sleutels. Hij liet de overige kinderen daarom op het perron bij de deur wachten. Toen hij terug kwam, stonden er allemaal politieagenten bij de kinderen. De politie was toevallig bezig met een actie op het metrostation en had opeens een aantal kinderen uit een deur die altijd dicht was het perron op zien komen. Ze hadden gevraagd waar ze vandaan kwamen, waarop de kinderen hadden geantwoord: ”Wir kommen von der Unterwelt und warten auf unser Führer”. Sindsdien liet de gids zich geen Führer meer noemen.