Den Haag in verwarring

De kabinetsformatie is weer eens mislukt. ‘Den Haag in verwarring’ las ik ergens op internet. Daar kijk ik niet van op. Den Haag is altijd al in verwarring. Dat komt door de plattegrond van het openbaar vervoer in Den Haag. Van oudsher worden deze plattegronden in Den Haag altijd een slag gedraaid zodat de zee op de kaart netjes bovenaan ligt.

Het is niet iets nieuws. Er zijn plattegronden van Den Haag uit de zeventiende en achttiende eeuw waarbij Scheveningen en de zee ook al boven de stad zijn afgebeeld.

Omdat de HTM-kaarten in alle bus- en tramhokjes in Den Haag hangen, krijgen Hagenaars en Hagenezen van kinds af aan het beeld voorgeschoteld dat Scheveningen boven Den Haag ligt.

000 den haag

Links de kaart zoals deze in alle bus- en tramhokjes hangt en rechts de kaart zoals die eigenlijk zou moeten hangen.

Het gevolg is dat Hagenaars altijd problemen hebben met noord-zuid. Afgelopen zaterdag hadden wij dat ook weer eens. We zaten met een aantal mensen van de fietsersbond op een terrasje in Voorburg, toen er een discussie ontstond over de windrichting. Was het nu westenwind of niet? We konden wel voelen  – natte vinger – waar de wind vandaan kwam, maar kwam die nou wel of niet uit het westen?

Vraag in Den Haag dus niet waar het noorden is (“waah is ut noâhdûh?”) want dan heb je een grote kans dat ze je naar Scheveningen wijzen.

Overigens, dat de mensen in de Haagse regio altijd zeggen dat ze ‘op Scheveningen’ zijn en niet ‘in Scheveningen’ staat los van de kaart. Volgens Onze Taal is het woordje ‘op’ (in plaats van ‘in’) oud regionaal taalgebruik. Het wordt vaak gebruikt bij plaatsen, wijken en streken waarvan het land – zoals bij het dorp Scheveningen – vroeger hoger lag dan het omliggende land.

Prins Claus komt op bezoek

In de jaren zeventig studeerde ik in Enschede aan wat toen nog de TH Twente heette. Eerst toegepaste wiskunde, later bedrijfskunde. Dat ik aanleg had voor bedrijfskunde en het doen van financiële transacties in het bijzonder bewijst wel deze foto. (Voor wie mij niet direct herkent, ik ben degene links met de bolhoed.)

00 calslaan 1

De foto is gemaakt op de campus van de TH. Zelf woonde ik op de campus op Calslaan 1-1. Dat was de onderste verdieping van deze flat.

00 calslaan

Onze studentenflat was één van de oudste studentenflats op de campus. Voordat ik er kwam wonen was het zelfs jarenlang een soort modelflat waar de bestuurders van de TH altijd hun gasten heen brachten als deze een studentenflat wilden zien. Daar deed een mooi verhaal de ronde over.

Eind jaren zestig bracht prins Claus namelijk een werkbezoek aan de regio Twente.

00 prins Claus2Prins Claus bezoekt in het kader van een werkbezoek in Twente een boerderij. Foto Eric Koch; Nationaal Archief.

De prins bezocht ook de TH Twente. Van te voren had hij de wens geuit om een studentenflat te mogen bekijken. De TH koos daar zoals gebruikelijk in die tijd Calslaan 1-1 voor uit. Eén dag voor het bezoek van de prins kwam een grote schoonmaakploeg van de TH onverwachts de flat schoonmaken. De rotzooi, waaronder bierkratten en andere troep die normaliter in de gangen en in de keuken slingerde, werd een verdieping omhoog gesjouwd naar Calslaan 1-2 en daar gedropt. De hele flat werd vervolgens gepoetst en geboend. Prins Claus moest blijkbaar de indruk krijgen dat studentenflats altijd netjes en opgeruimd waren.

De prins had echter een daverende verrassing voor zijn rondleiders in petto. Aangekomen bij Calslaan 1 liep hij namelijk niet de eerste verdieping binnen, maar liep de trap op naar de tweede verdieping en stapte daar naar binnen: regelrecht in de gecombineerde troep van Calslaan 1-1 en Calslaan 1-2. Dit onder luid gejuich van de aanwezige studenten.

Prins Claus was een leuke man.

Madurodam

Madurodam wordt groter. Daarmee bedoel ik niet de huisjes maar het terrein. Het Haagse gemeentebestuur heeft groen licht gegeven voor een uitbreiding van het attractiepark. Dit gaat wel ten koste van 0,6 hectare van de Schevenings bosjes. Oorspronkelijk wilde Madurodam er zelfs bijna 4,5 hectare bos bij, maar deze plannen riepen veel verzet op. Madurodam wil er overdekte paviljoens bouwen zodat het park ook met slecht weer bezoekers trekt.

00 madurodam2 juli 1952; Prinses Beatrix met de ambtsketen om  – ze was de eerste burgemeester van Madurodam – opent Madurodam (links naast haar prinses Irene); foto J.D. Noske; Nationaal Archief

Madurodam is een leuk park. Toen onze kinderen klein waren, zijn wij er ook een aantal keer geweest. Het favoriete gebouw van onze dochters was de Marsfabriek. Als je daar een dubbeltje in een soort automaat gooide, dan kwam er een klein vrachtwagentje uitrijden met daarop een mini-Mars of een mini-Bounty. Dat mocht je er dan van afpakken. Als we naar Madurodam gingen, dan was het altijd even eerst in de portemonnee kijken, om te zien of er wel dubbeltjes in zaten.

Als we het rondje gelopen hadden, dan volgde er een bezoek aan het restaurant. Ze hadden er zelfspot. Ik weet niet of deze dichtregel er nog steeds aan de muur hangt, maar in de tijd dat wij Madurodam bezochten in ieder geval wel.

00 madurodam 1

Maar goed, misschien worden de kroketten nu een stukje groter.

Een klein gebaar

Donderdagmorgen liep ik langs de Hoogvliet in Voorburg. Buiten bij de deur stond iemand ‘Straatnieuws’, de daklozenkrant, te verkopen. Er kwam een wat oudere man van Marokkaanse afkomst de winkel uitlopen. In zijn hand had hij een plastic zakje met daarin drie verse croissants. Hij gaf het aan de krantenverkoper. Deze keek verrast op en bedankte hem. Ik vond het een mooi gebaar.

Al is het voor de krantenverkoper te hopen dat niet heel veel meer mensen dit ook doen. Want daar valt niet tegen aan te eten.

Verkeerd spatie gebruik

Gisteren schreef ik in mijn blogpost: “Even een flauw grapje tussendoor. Wat is het verschil tussen Trump en een eendagsvlieg? Een eendagsvlieg heeft een langere termijnvisie.” Eén van mijn vaste lezeressen, waarvan ik de naam hier niet zal noemen omdat het mijn eigen vrouw is, meende te moeten opmerken dat dit taalkundig gezien niet juist was. Het woord ’termijnvisie’ bestond als zelfstandig naamwoord niet, wel het woord ‘langetermijnvisie’. Langere termijnvisie was dus onzin. Tja, maak je een taalgrapje, krijg je dit weer.

Lange termijnvisie is overigens een typisch voorbeeld van verkeerd spatiegebruik. Je ziet vaak spatiefouten. Zo fietsten wij onlangs naar Den Haag (met een spatie). In het Bezuidenhout zagen we een viskraam, waar de eigenaar zich aanprees als ‘gebakken vis specialist’. Dat zijn dus twee spaties te veel. Gelukkig prees hij zichzelf niet aan als ‘gebakken visspecialist’, want dan zou hij zelf in de pan hebben gelegen.

Het verkeerde gebruik van spaties geeft overigens vaak grappige misverstanden.

spatie

Zie hier een zoete witte professor die in 2013 in het MAX-programma ‘Wijn aan Gort’ omschreven wordt als een ‘zoete witte wijnprofessor’. Het voorbeeld is afkomstig van het platform Signalering Onjuist Spatiegebruik (SOS). Zij organiseren ook jaarlijks de verkiezing ‘de onjuiste spatie van het jaar’. Enkele winnaars:

2007: Top Tours in Amsterdam. Bij hen kon je de workshop ‘Naakt Model Tekenen’ volgen. Had niet veel om het lijf.

2008: Het Jeugdjournaal. Gezien de kop ‘scheidsrechters te kort’ waren de scheidsrechters dat jaar aan de kleine kant. Het RDW (nummer 3) had een heel ander probleem. Zij zaten met een: ‘gestolen bromfietsregister‘.’

2009: Het Amsterdamse vervoersbedrijf GVB. Volgens het GVB zou er door de invoering van OV-chipkaart een einde komen aan het gedoe met “losgeld“.

2010: V&D was dat jaar de winnaar met hun aanbieding om voor 5 euro Nijntje te mogen zoenen: “Nijntje kussen 5 euro

2011: De Surinaamse nieuwssite GFC Nieuws won dat jaar. Zij plaatste boven een nieuwsbericht de kop: “Veel diarree gevallen in Nickerie“. Een paraplu mee dus als je daar op bezoek gaat. Een slager uit Bunnik eindigde dat jaar als tweede met zijn aanbieding voor een ‘Wild triootje’ en de stad Rotterdam werd eervol derde met de volgende aanwijzing bij de deur van het stadhuis: “De bezoekers passen in de paal links van u“.

2012: In dat jaar was het Rijksmuseum de winnaar met hun logo ‘Rijks museum’. Dat deze spatiefout won – de spatie was bewust zo door het Rijksmuseum geplaatst – kwam echter meer door ergernis bij de deelnemers dan dat zij het leuk vonden. Veel leuker was bijvoorbeeld de nummer drie van dat jaar: een menukaart in een restaurant waarop stond: ‘Oude kaaskroketten’. Daarvan zullen ze er niet veel van verkocht hebben.

2013: De winnaar dat jaar was de site Bruno.nl. Volgens hen moest koningin Maxima dat jaar zich voor de rechter verantwoorden en daarna flink aan het werk, althans volgens hun kop boven een nieuwsbericht: “Haagse rechters laten Maxima portretten verwijderen”. (De NRC eindigde dat jaar eervol als tweede met de omschrijving van een natuurliefhebber als een ‘bronstige hertenimitator’.) Ook mooi een kop boven een petitie: “Geen homo haat meer”.

Tot slot, de kop van deze blogpost luidt: Verkeerd spatie gebruik. Een spatiefout? Nee, het is bedoeld als humor.

Klimaatverandering

Je kan veel van Trump zeggen maar niet dat hij geen uitvoering geeft aan zijn visie op het klimaat. Nog geen week nadat hij het klimaatverdrag opzegde, daalt de temperatuur hier al met tien graden. Wat nou opwarming van de aarde? Even een flauw grapje tussendoor. Wat is het verschil tussen Trump en een eendagsvlieg? Een eendagsvlieg heeft een langere termijnvisie.

Het vervelende is dat Trump niet de enige is in Amerika die er zo over denkt. In februari 2015 nam  bijvoorbeeld James Inhofe, de republikeinse senator van Oklahoma, een sneeuwbal mee in de senaat om aan te tonen dat er geen sprake was van opwarming van de aarde.

sneeuwbal

Daarmee aantonend dat hij het verschil tussen ‘weer’ en ‘klimaat’ niet goed snapte.

Maar goed, het regent en stormt nu dus. Dat we vaker najaarsstormen in het voorjaar zullen zien, is niet iets waardoor fietsers in Leiden verrast zullen worden. Gezien dit bord worden zij al gewaarschuwd voor regen en storm

fietsen

Gewoon een paraplu mee.

De nieuwe school

In de zomer van 1965 – ik was tien jaar oud – kreeg mijn vader een nieuwe baan als leraar op een middelbare school in Deventer. We verhuisden daarom van Apeldoorn naar Diepenveen, een dorp pal onder de rook van Deventer. Ik vond dat niet leuk. Ik was in één klap al mijn vriendjes kwijt.

Diepenveen was een dorp in de overgang. Het was van oudsher een plattelandsgemeente waar nieuwe wijken werden gebouwd voor mensen die in Deventer werkten. Het dorp telde twee lagere scholen, een katholieke en een openbare lagere school, de Dorpsschool, die gehuisvest was in een oud gebouw dat nog uit 1882 stamde. Ik ging naar de Dorpsschool.

diepenveenDiepenveen, boerderijen en een molen aan de Molenweg in 1920

Op maandagmorgen bracht mijn moeder mij naar de school. Deze was al een week bezig, maar omdat we pas op vrijdag waren verhuisd, had ik de eerste schoolweek gemist. Ik kreeg een plekje rechts vooraan in de hoek van de vijfde klas – groep zeven zouden we nu zeggen. De meester stelde me voor aan de klas. “Dit is Martin, een nieuwe leerling. Hij komt uit Apeldoorn. Zorg dat hij zich welkom voelt.” Daarna begon de les. Het eerste onderwerp was lezen. Ene Gait kreeg de beurt. Hij stotterde vreselijk. Het was voor het eerst van mijn leven dat ik iemand hoorde die stotterde. Verbaasd draaide ik me om en keek naar Gait. De meester onderbrak hem. “Martin”, zei hij. “Gait stottert. Wij helpen hem maar dat doen we niet door naar hem te kijken. Wil je je dus niet omdraaien.” Zowel Gait als ik kregen een knalrood hoofd.

Toen het speelkwartier begon, riep de meester twee jongens bij zich: “Laten jullie Martin even de school zien” zei hij. Ik liep met de jongens mee naar buiten. “Jij bent zeker voor Roy hè?” vroeg de ene. “Wie is Roy?” vroeg ik verbaasd. “Je bent of voor Roy of voor Gerrit. Alle nieuwe zijn altijd voor Roy.” sprak de andere. “Ik ben helemaal voor niemand” zei ik. “Nee, dat kan niet. Je bent of voor Roy of voor Gerrit maar niet voor niemand. De nieuwen zijn altijd voor Roy.” “Als dat zo is, dan zal ik ook wel voor Roy zijn denk ik.” antwoordde ik. Ik had werkelijk geen idee wie Roy en Gerrit waren. “Dacht ik wel” sprak de tweede en hij gaf me een duw. Zij waren voor Gerrit.  Deze behoorde tot de oorspronkelijke inwoners van het dorp. Roy was één van de nieuwkomers. De jongens liepen weg en ik stond moederziel alleen op het schoolplein tussen allemaal vreemden. Terwijl ik even later de klas weer binnenliep, hoorde ik één van de twee jongens aan de andere kinderen vertellen dat ik voor Roy was.

martin 1965

1965: de nieuwe leerling op school

Na de pauze moesten we verkeerregels op schrijven – in de vijfde klas moest je verkeersexamen doen. Een deel van de regels moest je met rode inkt schrijven. Op ieders tafeltje stond een potje blauwe en een potje rode inkt. Ook had je twee pennen om mee te schrijven. Op mijn tafeltje lag alleen maar een pen voor de blauwe inkt. Ik stak mijn vinger op. “Meester, ik heb geen rode pen.”Ik heb geen rode pen meer over, maar ga maar even bij meester Hendriks vragen of hij nog een rode pen voor je heeft” antwoordde hij. “Wie is meester Hendriks?” vroeg ik.

Meester Hendriks bleek de meester van vijf-niet-opleiding te zijn. Na de vierde klas werden op de Dorpsschool de leerlingen van de school al gesplitst in twee groepen. In vijf-opleiding – dat was de klas waarin ik zat – zaten de leerlingen die klaar werden gestoomd voor de HBS en de Mulo. In vijf-niet-opleiding kwamen de kinderen terecht waarvan de school dacht dat de ambachtsschool of de huishoudschool hun toekomstig schoolniveau was.

Ik klopte aan en meester Hendriks riep “binnen”. Zo’n twintig kinderen keken me aan. “Ik ben nieuw. Ik moest van meester aan u vragen of u nog een rode pen voor mij heeft.” Meester Hendriks keek de klas aan. “Wie van jullie heeft nog een rode pen? vroeg hij. Twee meisjes staken aarzelend hun vinger op. Meester Hendriks wees één van hen aan en zei: ”Geef jouw rode pen maar aan hem.” Met een verdrietig gezicht gaf het meisje de pen. Toen ik de klas uitliep, hoorde ik iemand “vuile pennendief” zeggen.

inkt1932; een schoolmeisje maakt een inktvlek in haar schrift; foto Nationaal Archief; fotograaf Willem van der Poll

Om twaalf uur stond mijn moeder bij het schoolhek te wachten. Ik was het enige kind uit de vijfde klas waarvan de moeder bij het hek stond. “Hoe was het?” vroeg mijn moeder toen we naar huis liepen. “Wel leuk” antwoordde ik. Ik durfde niet te zeggen hoe vreselijk ik het vond. Bang om mijn moeder verdriet te doen.

Gelukkig ging het ’s middags al beter. We hadden gymnastiek. De jongens gingen voetballen, de meisjes handballen. Ik viel om twee redenen op. Ten eerste was ik de enige die een blauwe broek en een blauw shirtje aan had – de kleuren van mijn oude lagere school; alle andere kinderen droegen een zwarte sportbroek en een wit shirt, de kleuren van de Dorpsschool – en ten tweede, ik was een veel betere voetballer dan alle andere jongens. Dat kwam vooral doordat ik allerlei Apeldoornse voetbaltruckjes kende die zij niet kenden.

Toen om drie uur de school uitging, stonden drie kinderen buiten mij op te wachten. Even vreesde ik het ergste, maar het was Roy met twee van zijn kompanen. Hij vroeg of ik zin had om te komen voetballen. Volgens één van de andere jongens was het een grote eer dat Roy een nieuweling persoonlijk daarvoor vroeg.

Drie maanden later was het Roy-Gerrit gedoe opeens helemaal over. Dat kwam door twee gebeurtenissen. De ene was het tegeltjesincident, de andere de fiets-oriëntatietocht. Bij het tegeltjesincident was ik het middelpunt. De school ging verhuizen naar een nieuw gebouw. De oude dorpsschool werd afgebroken en op die plek werd een Dorpshuis gebouwd. Alle leerlingen van school kregen ter herinnering een tegeltje met een afbeelding van de oude Dorpsschool.

De meester had echter een tegeltje te weinig en zei toen. “Martin, jij hebt maar zo kort in dit schoolgebouw gezeten. Ik heb er eentje te kort, dus jij krijgt er geen.” De kinderen van de klas keken naar mij. Ik hield mij groot en keek alsof me dat niets konden schelen. Opeens sprak Viola: “Dat is niet eerlijk meester. Geeft u anders maar mijn tegeltje aan Martin.” Er viel een doodse stilte in de klas. Niet alleen vanwege haar aanbod, maar ook omdat Viola het belangrijkste meisje van het Gerrit-kamp was en ik in het Roy-kamp zat. Dat Viola heimelijk verliefd op mij was – ik had uiteraard niets in de gaten – hoorde ik pas later.

De meester wou iets zeggen, maar aarzelde toen. Mijn vader legde later uit dat Viola de dochter was van de belangrijkste notabele van het dorp en dat haar vader elk jaar een ruime financiële bijdrage aan de school gaf. Misschien vond meester het niet zo’n goed idee dat zij zonder tegeltje thuis zou komen. Hij liep de klas uit en kwam even later terug met een extra tegeltje. Even was ik bang dat er nu in vijf-niet-opleiding een kind zonder tegeltje zat, maar dat bleek gelukkig niet het geval te zijn. Toen ik mijn tegeltje kreeg, gaf ik Viola een dankbare blik. Ze bloosde.

tegeltjeHet bewuste tegeltje, ik heb het ruim vijftig jaar later nog steeds. Tussen Kunst en Kitsch: “Mag ik vragen, hoe komt u aan dit tegeltje?”

De volgende dag was er een fiets-oriëntatietocht. De tocht begon bij de oude school en zou bij het nieuwe gebouw eindigen. Voor de route kreeg je een blaadje met aanwijzingen. “Bij de dorpspomp rechtsaf” dat soort zaken. Belangrijk was in ieder geval dat je de controlepost bij Café Oranje niet miste. Daar kreeg je een ijsje. Je fietste met zijn tweeën. Je mocht zelf een maatje kiezen. Voor het vertrek vroeg meester wie er nog geen partner had. Twee jongens staken hun vinger op: Roy en Gerrit. Niemand had hen gevraagd. “Dan fietsen jullie met zijn tweeën” zei de meester. Even later fietsten Roy en Gerrit samen weg. Hoe zou dat aflopen? Anders dan dat wij gedacht hadden. Vanaf dat moment bleken Roy en Gerrit namelijk opeens de beste vrienden te zijn en van de ene op de andere dag was de strijd tussen het Roy en het Gerrit kamp voorbij.

Hyperrealisme

Dit is een schilderij.

kunsthal 1

“Nee”, zult u misschien zeggen: “dat is een foto”. U heeft gelijk. Het is een foto, maar het is een foto van een schilderij. In de Kunsthal in Rotterdam is momenteel de tentoonstelling’ Hyperrealisme. 50 jaar schilderkunst, een uniek overzicht van fotorealistische schilderkunst.’ te zien. Ik citeer even van de site van de Kunsthal:
Drie generaties Amerikaanse en Europese kunstenaars laten de geschiedenis van een fascinerende, figuratieve kunststroming zien. De overzichtstentoonstelling in de Kunsthal brengt – met meer dan zeventig werken van ruim dertig kunstenaars – een ongeëvenaarde verzameling hyperrealistische topstukken naar Nederland. Het werk van deze kunstenaars onder wie Chuck Close, Robert Bechtle, Richard Estes, John Salt en Franz Gertsch is zo geschilderd dat ze de indruk wekken foto’s te zijn. Het resultaat is echter meer dan een virtuoze kopie en creëert een eigen werkelijkheid. […]’

 Gisteren bezochten wij samen met onze kinderen en Marianne haar zus en zwager deze tentoonstelling in de Kunsthal in Rotterdam. De onderwerpen varieerden van paprika’s tot stadsgezichten, van kinderspeelgoed tot landschappen, van auto’s tot Amerikaanse ‘diners’.  Zie hier nog een aantal voorbeelden. Het lijken foto’s, maar het zijn dus echte schilderijen. (Ok, het zijn dus foto’s van schilderijen die op de tentoonstelling hangen, dit om helemaal correct te zijn; “If you can’t convince them, confuse them“)

kunsthal 3c

kunsthal 6

kunsthal 3b

Het is heel speciaal om ze te zien. Bij veel van de werken twijfel je echt of het schilderij of een foto is. Kunt u bijvoorbeeld uit de volgende twee afbeeldingen de foto halen? (Het is dus een foto van een schilderij dat op de tentoonstelling te zien is en een echte foto. Om het wat moeilijker te maken, heb ik bij het schilderij de lijst weggelaten.)

kunsthal 7b

kunsthal 4

Nu zou ik kunnen zeggen, dat degene die het antwoord wil weten, maar naar de tentoonstelling in Rotterdam moet gaan – zeer aan te raden –  maar deze loopt vandaag al af. (Het was dan ook een tip van de jongste dochter die altijd alles ruim van te voren plant. Zij is ook degene die altijd braaf van te voren opzoekt hoe laat haar tram gaat  – oh, over tien minuten pas – en dan twee minuten voor vertrektijd hard naar de tram moet hollen om hem nog te halen.) Daarom hier maar het antwoord. De afbeelding die geen schilderij is, is die van de rode auto. Die zagen we staan toen we in Rotterdam naar de oude haven liepen.

Mevrouw Einstein (2)

Zoals aangekondigd in de vorige blogpost  hier het verhaal over de eerste mevrouw Einstein.

einsteinAlbert Einstein en Mileva Marić in 1912; foto: ETH-Bibliothek Zürich, Bildarchiv / Fotograaf: Unbekannt / Portr_03106 / Public Domain Mark 

Het tragische leven van de eerste mevrouw Einstein

Albert Einstein wordt vaak geciteerd. ‘Twee dingen zijn oneindig, het universum en de menselijke domheid, maar van het universum weet ik het nog niet helemaal zeker’ is bijvoorbeeld een bekende uitspraak van hem. Een wat minder bekende uitspraak van hem luidt: ‘Waar liefde is, wordt niets geëist of opgelegd’. Dit in gedachten houdend leest men met andere ogen de brief die Albert Einstein op 18 juli 1914 aan zijn eerste vrouw Mileva Maric stuurde met daarin het volgende lijstje met eisen waaraan zij moest gehoorzamen:

A) Je zorgt ervoor dat er altijd schone kleren voor mij klaar liggen, ik elke dag drie fatsoenlijke maaltijden op mijn kamer krijg voorgezet, mijn slaap- en studeerkamer er netjes en opgeruimd uit zien. Daarbij mag niemand aan de spullen op mijn bureau komen.

B) Je ziet af van een persoonlijk samenzijn van ons, tenzij dit vanwege sociale redenen strikt noodzakelijk is. Je zult van mij niet verlangen dat:  Ik bij jou in de kamer ga zitten; ik met jou uitga,  ik samen met jou op reis ga.

C) In het bijzonder dien je je in de omgang met mij uitdrukkelijk aan het volgende te houden:

  1. Je mag niet op tederheden mijnerzijds rekenen, ook mag je mij daarover geen verwijten maken.
  2. Als je tegen mij praat en ik verzoek je te zwijgen, dan dien je mij te gehoorzamen.
  3. Als ik je vraag om mijn slaapkamer dan wel mijn studeerkamer te verlaten, dan dien je dit direct te doen.

D) Je mag mij tegenover mijn kinderen noch door woord noch door gebaar kleineren.

Vergelijk dit eens met de brief die Einstein veertien jaar eerder, op 14 augustus 1900, aan haar stuurde: “Hoe heb ik vroeger alleen kunnen leven, jij bent mij kleine alles. Zonder jou heb ik geen gevoel voor eigenwaarde, geen zin om te werken, geen levensvreugde, kortom zonder jou is mijn leven geen leven.” Er is in veertien jaar die tussen deze twee brieven in ligt duidelijk iets mis gegaan.

De gehele correspondentie tussen Albert Einstein en zijn eerste vrouw Mileva Maric werd in 1987 vrijgegeven, 32 jaar na zijn dood en 39 jaar na haar overlijden. De brieven onthulden dat er naast de twee bekende kinderen van het echtpaar – de jongetjes Hans Albert en Eduard – het echtpaar ook nog een derde kind had, een dochtertje met de naam Lieserl. Ook lieten de brieven zien dat Einstein bepaald niet altijd even aardig was voor zijn vrouw en zijn kinderen.

Mileva Maric werd op 18 december 1875 geboren in Titel, Servië. Ze had een aangeboren heupafwijking, waardoor ze haar hele leven lang enigszins mank zou lopen. Ze kwam uit een redelijk welgestelde familie. Haar vader was na een carrière in het leger in de magistratuur gegaan en bezat daarnaast nog wat landbouwgrond.

Als kind blijkt ze hoogbegaafd te zijn. Ze heeft een aanleg voor talen en wiskunde en is muzikaal onderlegd. Ze zit op een meisjesschool, waar ze met kop en schouders boven de rest uitsteekt. Als ze vijftien is, krijgt ze – bij uitzondering – toestemming van de overheid om haar schoolopleiding op een jongensschool te vervolgen. Ook daar is ze de beste van de klas.

Omdat meisjes in het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk niet mogen studeren, vertrekt ze in de zomer van 1896 naar Zwitserland om daar aan de Universiteit van Zürich medicijnen te studeren. Na één semester stopt ze met deze studie. Haar hartstocht ligt bij de wis- en natuurkunde. Ze meldt zich aan bij het prestigieuze Polytechnische instituut, doet toelatingsexamen en wordt aangenomen. Ze komt als de enige vrouwelijk student in een klas met vijf medeleerlingen. Eén van hen is de dan zeventienjarige Albert Einstein. Mileva Maric is op dat moment twintig jaar oud.

Het eerste jaar studeert Maric hard en haalt mooie cijfers. Voor de drie jaar jongere Albert toont ze weinig interesse, maar dat verandert als deze haar het hof gaat maken. Voor het eerst heeft hij een jonge vrouw ontmoet waarmee hij over zijn wetenschappelijke denkbeelden kan praten.

In 1897 vertrekt Mileva voor de duur van een semester naar Heidelberg, Duitsland. Einstein blijft in Zürich. Hij stuurt haar brieven die zij beantwoordt. De jonge Einstein is een charmeur. Met zijn vilten hoed ziet hij er als een dandy uit. Na haar terugkomst uit Heidelberg speelt hij viool voor haar, vraagt haar vaak mee uit en ze krijgen een relatie.

Aanvankelijk heeft hun relatie positieve gevolgen voor hun beider studie. Bij het tussentijdse examen haalt Albert een 5,7 (bij een maximum van een 6,0). Mileva die vanwege haar verblijf in Heidelberg een semester achter is geraakt, scoort een paar maanden later bij haar examen een 5,1.

Dan ontstaan er familiespanningen. De joodse familie van Einstein is niet enthousiast over hun relatie. Zij is drie jaar ouder dan Albert, ze loopt mank, ze studeert, ze is te onafhankelijk, ze komt uit Servië en het belangrijkste: ze is niet joods. De familie van Mileva daarentegen geeft de jonge Albert een hartelijk welkom. De familiespanningen en de intensiteit van hun relatie gaan vooral ten koste van de studie van Mileva, maar ook de cijfers van Albert gaan achteruit. Weliswaar slaagt hij voor zijn eindexamen, maar zijn cijfer is gedaald naar een 4,9. Hij is daarmee slechts de vierde van de vijf examenkandidaten. Mileva haalt een paar maanden later tijdens haar eindexamen een gemiddelde van 4,0. Dat is niet voldoende en ze moet haar examen over doen.

Omdat Albert niet bij de beste drie studenten van zijn klas is geëindigd – en omdat de professoren de jonge Albert met zijn afwijkende ideeën over de natuurkunde als een eigenwijze student ervaren – krijgt hij na zijn studie geen baan van het instituut aangeboden. Ook sollicitaties naar een wetenschappelijke baan bij universiteiten in Duitsland, Italië en Nederland (bij Kamerlingh Onnes in Leiden) leveren niets op. Hij geeft privéonderwijs en probeert ondertussen werk te vinden.

In 1901 vertrekt Albert naar zijn familie in Italië. Mileva blijft in Zürich om te studeren. In mei brengen ze samen een paar dagen door bij het Comomeer. Ze raakt zwanger. Ze kan zich niet meer op de studie concentreren en in de zomer zakt ze weer voor haar examen. Ze besluit om met de studie te stoppen.

Het te verwachten kind is een probleem. Niet alleen zijn Albert en Mileva bang, dat als bekend wordt dat hij een buitenechtelijk kind heeft, hij geen baan zal vinden, maar ook hebben ze niet genoeg geld om het te onderhouden. Albert en Mileva besluiten dat zij naar haar ouders in Servië zal gaan om daar te bevallen. Albert blijft in Zürich en probeert ondertussen werk te vinden.

Als Mileva bij haar ouders is, stuurt Albert haar een brief, waarin hij er bij haar op aan dringt om na de geboorte van het kind, het kind niet mee terug naar Zürich te nemen. In januari 1902 bevalt zij in Novi-Sad van een dochtertje. Waarschijnlijk – in de archieven van Novi-sad is geen geboortecertificaat te vinden – krijgt het de naam Lieserl, want in een brief van 4 februari 1902 schrijft Einstein: “Het is inderdaad een Lieserl geworden, zoals je zo graag wou. Is het gezond en huilt ze veel?” Ook schrijft hij: “Hoewel ik haar helemaal niet ken, heb ik haar toch zo lief”. Hij neemt echter niet de moeite om naar Novi-Sad af te reizen en zal zijn dochter nooit zien.

Wat er vervolgens met Lieserl gebeurt, is niet duidelijk. Aanvankelijk hadden Mileva en Albert bedacht om het kind voor adoptie af te staan, maar in een brief van 12 december 1901, een maand voor haar geboorte, schrijft hij: “Ik wil niet dat we het kind afstaan. Spreek er eens over met je vader. Hij is een ervaren man die de wereld veel beter kent dan jouw ambitieuze onpraktische Johonzel” – Johonzel was de koosnaam die Mileva aan Albert had gegeven.

Of Lieserl voor adoptie is afgestaan, of dat de ouders van Mileva haar in huis hebben opgenomen, is niet bekend. In ieder geval keert Mileva in september 1902 zonder Lieserl terug naar Zürich. Na haar terugkomst trouwen Albert en Mileva in januari 1903.

Als Mileva in september 1903 weer enige tijd bij haar ouders door brengt, stuurt Einstein haar een tweetal brieven. Het zijn de laatste brieven waarin Lieserl ter sprake komt. Op 15 september 1903 schrijft hij: “Ik vind het heel erg wat er met Lieserl is gebeurd. Roodvonkkoorts kan soms heel vervelende sporen na laten.” Sommige onderzoekers denken vanwege deze brief dat Lieserl aan de gevolgen van roodvonk is overleden maar honderd procent zeker is dit niet.

De jaren 1904 en 1905 zijn de gelukkigste jaren uit het huwelijk van Albert en Mileva. Naast zijn werk op het patentbureau – hij heeft eindelijk werk gevonden als octrooideskundige derde klasse – is hij bezig met het opstellen van zijn natuurkundige theorieën. Zij runt het huishouden. In 1904 bevalt zij van een zoon, genaamd Hans Albert.

In 1905 publiceert Albert een viertal artikelen die de wetenschappelijke wereld op zijn kop zetten. Hij was hier al vijf jaar mee bezig. Dit blijkt uit een brief die Mileva in december 1900 aan vriendin schreef: “Albert heeft een natuurkundige verhandeling geschreven die waarschijnlijk  binnenkort – dat zou dus nog bijna vijf jaar duren –  in de Physikalischen Annalen gepubliceerd gaat worden. Kun je je voorstellen hoe trots ik wel niet ben op mijn lieve schatje.”

In 1909 krijgt Einstein een baan aangeboden als professor bij de Universiteit van Zürich. In 1910 wordt hun tweede zoon, Eduard, geboren. In 1911 vertrekt het gezin naar Praag. Vanaf dat moment gaat het mis. Beiden ervaren de periode in Praag als vreselijk. Wat er precies is voorgevallen, blijft onduidelijk. Ze keren in ieder geval in 1912 terug naar Zürich en er ontstaan spanningen tussen hun twee.

In 1914 accepteert Einstein een baan aan de universiteit van Berlijn en vertrekt naar Duitsland. Daar begint hij een relatie met zijn nicht Elsa Löwenthal. Het huwelijk met Mileva is dan zo goed als voorbij. Als zij zich met de kinderen bij hem in Berlijn wil voegen, stuurt hij haar het genoemde lijstje met eisen. Desondanks vertrekt ze naar Berlijn maar een paar maanden later keert ze met de kinderen terug naar Zürich. Ze zal er haar leven blijven wonen. Albert Einstein blijft in Berlijn waar hij een appartement betrekt dat naast dat van Elsa ligt.

In 1916 verzoekt hij Mileva om een scheiding. Ze weigert en wordt ziek. Haar zuster Zorka komt uit Servië over om voor de kinderen te zorgen. Onderweg van Servië naar Zwitserland wordt Zorka in Kroatië door een aantal soldaten verkracht, die op weg zijn naar het front van de Eerste Wereldoorlog. Aangekomen in Zürich krijgt Zorka een zenuwinzinking –  waarschijnlijk een reactie op het gebeuren. In plaats dat Zorka Mileva kan helpen, heeft de ziekelijke Mileva naast de zorg voor de kinderen nu ook nog de zorg voor haar zuster. Zorka zal twee jaar lang in een psychiatrische inrichting in Zürich verblijven en de rest van haar leven last blijven houden van psychische stoornissen.

In 1919 gaat Mileva alsnog akkoord met een scheiding. Volgens de scheidingsakte moet Einstein de kinderen financieel onderhouden en wordt hij verplicht 40.000 Duitse Mark op een Zwitserse bankrekening te storten. Zeer opmerkelijk is dat in de scheidingsakte al wordt vastgelegd, dat in het geval dat Albert de Nobelprijs mocht winnen, Mileva het geld krijgt.

Mileva moet voor de opvoeding van de kinderen zorgdragen, Albert krijgt het recht om ze tijdens de schoolvakantie te bezoeken. Hij maakt hier weinig gebruik van en de kinderen klagen veelvuldig dat ze hun vader niet zien. Vooral de jong ziekelijke Eduard mist zijn vader erg. Zo schrijft Mileva een keer aan Albert over Eduard: ‘Je hebt hier een lief maar ernstig ziek kind. Hij vraagt vaak wanneer zijn vader hem komt opzoeken en bij elk uitstel wordt hij verdrietiger en verdrietiger.’

Albert Einstein zal zijn hele leven lang weinig waarde hechten aan familierelaties. Dat merkt ook zijn tweede vrouw, zijn nicht Elsa, waarmee hij in 1919 trouwt. Ook haar blijft hij niet trouw. Regelmatig begint hij buitenechtelijke relaties, één van deze vrouwen neemt hij zelfs een tijdje in dienst als secretaresse.

In 1921 krijgt Albert Einstein de Nobelprijs voor natuurkunde en conform de scheidingsakte maakt hij het geld naar Mileva over. Deze koopt drie huizen. Eén huis dient als woning voor haar en de kinderen, de twee andere huizen verhuurt zij. Ze leeft van de huuropbrengsten en van het geld dat zij verdient met het geven van bijlessen wis- en natuurkunde en pianoles.

De kinderen blijken slimme jongens te zijn. Hans Albert heeft het intellect van zijn ouders geërfd. Hij gaat in Zürich naar dezelfde technische school als zijn ouders. In 1937 zal hij, net als zijn vader vier jaar eerder heeft gedaan, met zijn vrouw en kinderen naar Amerika emigreren, waar hij uiteindelijk hoogleraar aan de University of California in Berkeley bij San Francisco zal worden.

De jongste zoon, Eduard, gaat na de middelbare school psychologie studeren, maar al vrij snel stopt hij hiermee. Hij is somber en depressief en heeft zelfmoordneigingen. Hij blijkt schizofreen te zijn. Zijn hele leven lang zal hij verzorging nodig hebben. Van tijd tot tijd wordt hij in inrichtingen opgenomen. Om dit te kunnen bekostigen is Mileva begin jaren dertig gedwongen om de twee verhuurde huizen te verkopen.

De jaren dertig zijn niet de beste jaren voor Mileva. Haar beide ouders evenals haar zuster Zorka overlijden. Haar oudste zoon zit in Amerika. Ze zal hem, zijn vrouw en haar kleinkinderen, waarvan er eentje kort na aankomst in Amerika overlijdt, jarenlang niet meer zien. Haar jongste zoon is geestesziek en heeft continu aandacht nodig. Ook financieel gaat het niet goed.

Eind jaren dertig is haar financiële situatie zodanig verslechterd dat ze Albert vraagt bij te springen in de opvang van Eduard. Albert koopt het eigendom van het huis waarin Mileva en Eduard wonen en met dit geld kunnen ze weer een tijdje vooruit.

Na de Tweede Wereldoorlog verkoopt Albert in 1947 het huis. Weliswaar laat hij in de verkoopakte opnemen, dat Mileva en Eduard in het huis mogen blijven wonen, maar ondanks deze bepaling vraagt de koper hen te vertrekken.

In de verwarring die dan ontstaat, maakt de koper het geld voor het huis per ongeluk aan Mileva over en niet aan Albert. Mileva weigert vervolgens om het geld naar Albert over te maken. Dit wil ze pas doen als Albert geregeld heeft, dat zij en Eduard in het huis kunnen blijven wonen. Albert is hier zo boos over, dat hij Eduard dreigt te onterven. Dan krijgt Mileva een lichte beroerte, even later gevolgd door een tweede. Ze raakt deels verlamd en ligt maandenlang in een ziekenhuis. Op 4 augustus 1948 overlijdt ze.

Ze wordt in Zürich begraven. Omdat niemand de grafrechten wil betalen, wordt het graf al spoedig geruimd. Haar zoon Eduard zal de rest van zijn leven – hij sterft in 1965 –  in een inrichting doorbrengen.

Hans Albert krijgt na het overlijden van Mileva haar persoonlijke archief met daarin alle brieven van Albert. Dankzij deze brieven leert hij van het bestaan van zijn zuster Lieserl maar hij onderneemt geen pogingen om te achterhalen of ze nog leeft. Hans Albert overlijdt in 1973.

Na het verschijnen van de brieven in 1987 ontstaat er een discussie of Mileva misschien gezien moet worden als de medebedenkster van de relativiteitstheorie. Dit omdat Albert in één van de brieven schrijft over ‘onze theorie’. Nader onderzoek van de brieven leert dat Mileva waarschijnlijk niet heeft bijgedragen aan de theorie. Zo heeft Einstein het in zes andere brieven over ‘mijn theorie’ en ook heeft Mileva nooit geclaimd dat ze een bijdrage heeft geleverd aan de relativiteitstheorie.

Tot slot nog een vrij onbekend citaat van Einstein: ‘De enige verstandige manier van opvoeden bestaat er uit een voorbeeld te zijn, desnoods een waarschuwend voorbeeld.’

Mileva Maric zal het met hem eens zijn geweest. Albert Einstein was een geniale wetenschapper maar een beroerde familieman.

Mevrouw Einstein (1)

National Geographic – ze geven niet alleen een blad uit maar hebben ook een televisiezender – zendt momenteel de tiendelige serie ‘Genius’ uit over het leven van Albert Einstein. Het gaat niet alleen over zijn wetenschappelijke ontdekkingen maar ook over zijn privéleven, vooral over zijn huwelijk met zijn eerste vrouw Mileva Marić.

Nu weet ik toevallig veel van dit huwelijk af. Ja, ja, wat ik al niet weet. Dat komt door de rubriek ‘Het Nutteloze Kennisparadijs’ die ik in 2004 en 2005 voor de Volkskrant schreef. De eerste mevrouw Einstein stond namelijk genoteerd op mijn lijstje met mogelijke onderwerpen voor de rubriek. Ik had ooit eens ergens een stukje over haar gelezen en haar tragische levensverhaal leek me een mooi onderwerp. Echter, de afleveringen van de rubriek mochten niet langer dan 600 woorden zijn en dat was veel te weinig om haar trieste leven te kunnen beschrijven. De eerste versie die ik schreef telde namelijk zo’n 2500 woorden. Nu geldt weliswaar ‘schrijven is schrappen’ maar om een verhaal van 2500 woorden terug te brengen tot 600 woorden, dat is iets te veel van het goede. De krant heeft haar levensverhaal dus niet gehaald.

In 2005 verscheen het ‘Nutteloze Kennisparadijs’-boek met een bundeling van de columns. Ik heb toen een aantal extra verhalen speciaal voor het boek geschreven en zag toen ook mijn kans schoon om het verhaal over mevrouw Einstein in het boek op te nemen. (Ik zat voor het boek niet vast aan een lengte van 600 woorden per verhaal.)

einsteinAlbert Einstein en Mileva Marić in 1912; foto: ETH-Bibliothek Zürich, Bildarchiv / Fotograaf: Unbekannt / Portr_03106 / Public Domain Mark 

Ik volg nu dan ook met belangstelling de tv-serie. Ik moet zeggen dat ze mijn verhaal goed volgen. Weliswaar hebben ze zijn wetenschappelijke prestaties toegevoegd aan de serie – die stonden niet in mijn verhaal –  maar de persoonlijke relaties tussen Einstein en zijn vrouw laten ze zien overeenkomstig de wijze dat ik deze heb opgeschreven. Het kan natuurlijk ook zijn dat we ons op dezelfde bronnen hebben gebaseerd, maar ik was ze dus ruim tien jaar in de tijd voor. Albert Einstein zou echter zeggen: “Tijd bestaat alleen maar omdat anders alles tegelijk zou gebeuren

Ik zal even in een aparte blogpost mijn verhaal over de eerste mevrouw Einstein plaatsen. Gezien de verkoopcijfers van het boek zullen immers niet veel mensen – op een enkel familielid na – het verhaal gelezen hebben. Voor de enkeling die mijn verhaal al wel heeft gelezen, citeer ik even de Tsjechische schrijver Milan Kundera: “Geluk is het verlangen naar herhaling”.

Voor wat betreft de tv-serie, ik kan hem aanraden. National Geographic herhaalt heel vaak haar programma’s – ook zij kennen de uitspraak van Kundera – dus er is nog alle kans om afleveringen terug te kijken.

Tot slot, helemaal los van het bovenstaande, Albert Einstein overleed in 1955. Voor mensen die in reïncarnatie geloven – en ook voor degenen die dat niet doen –  dat is hetzelfde jaar als waar ik in ben geboren. Ok, het is ook het jaar waarin Steve Jobs en Bill Gates zijn geboren.