Sterk doen

Afgelopen zaterdag vond in Londen in een ‘zinderend’ en uitverkocht Wembleystadion (90.000 toeschouwers) een gevecht plaats om de wereldtitel boksen in het zwaargewicht tussen een Engelsman en een Oekraïner. In de vijfde ronde sloeg de Engelsman tot groot enthousiasme van het publiek de Oekraïner naar het canvas. De Oekraïner stond echter weer op en sloeg een ronde later, ondanks dat hij inmiddels hevig uit zijn wenkbrauw bloedde, op zijn beurt de Engelsman neer. Dat deed niet alleen de Engelsman zeer maar ook het publiek. Gelukkig voor de toeschouwers stond ook de Engelsman weer op en een paar ronden later sloeg hij de Oekraïner weer neer, waarop de scheidsrechter even later ingreep en de Engelsman tot de winnaar van dit boksgevecht uitriep. De Engelse toeschouwers bejubelden luidkeels hun favoriet. Tot zover mijn verslag van een bokswedstrijd, gebaseerd op het uitgebreide verslag in de Volkskrant van vandaag, waarin de verslaggever het overigens allemaal wat kleurrijker dan ik beschreef. “Met een verwoestende vuistslag met rechts sloeg ‘dr. Steelhammer’ Joshua neer. […] Hij bewees over een sterke kin te beschikken en overleefde.”

Ikzelf heb niks met boksen. Ik vind er helemaal niks aan. Als je nou met alle geweld – een ongelukkige woordkeuze in dit verband; excuses – iemand hersens wilt pijnigen, ga dan schaken zou ik zeggen. Dat vind ik wel een leuke sport, ok denksport. Ook met sporten als judo – altijd dat gesjouw aan die niet goed vast zittende kleding – en worstelen heb ik helemaal niets.

000 anton geesink

Sterk doen, Anton Geesink is de winnaar bij een partijtje vrij worstelen; foto Nationaal Archief

Nou is dat laatste – dat van het worstelen – niet helemaal waar. Vroeger toen de kinderen nog klein waren, wilden zij vaak een partijtje worstelen doen. “Sterk Doen” noemden ze het. Ik moest dan languit op bed liggen, waarop de oudste dochter – “de grote ploffer”, zo noemde zij zich zelf; de jongste dochter was “de kleine ploffer” –  dan bovenop mijn buik ging zitten dan wel liggen, terwijl de jongste dochter hetzelfde deed bij mijn benen. Door mijn armen en benen vervolgens stevig vast te pakken, probeerden ze te voorkomen dat ik kon opstaan – dat is lastig als je geen gebruik kan maken van je armen en benen.  Ik had gewonnen als ik ondanks het verzet van de kinderen was opgestaan en de deur van de kamer had bereikt. Meestal eindigde het spel er in dat ik, na het nodige “geworstel” om op te kunnen staan, met aan elk been een hangend kind de deur bereikte.

Soms als de oudste dochter mijn armen niet meer kon vast houden, riep ze haar jongere zusje te hulp – “Kleine ploffer help mij”, waarop deze mijn benen losliet – dat maakte het alleen maar makkelijker voor mij – en met de aanvalskreet “Hier komt de kleine ploffer!” zich ook bovenop mij stortte.

Maar goed, de grote en kleine ploffer groeiden op, gingen naar de basisschool en mijn worstelcarrière – categorie ‘Sterk Doen’  – beëindigde ik ongeslagen. Maar zoals de Chinese filosoof Lao-Tse zou zeggen: “Wie anderen overwint is sterk; wie zichzelf overwint is machtig.”