Zoals ik zei….

As I was saying before I was so rudely interrupted, it is a powerful hard thing to please all of the people all of the time.” Met deze woorden begon William “Bill” Connor, columnist van de Daily Mirror zijn eerste column na de Tweede Wereldoorlog en ging hij vrolijk verder met datgene waarover hij aan het schrijven was voordat WO II uitbarstte.

Nu is het bij mij niet zo dramatisch. De reden dat ik hier ruim een maand niet heb geschreven, was dat we op vakantie naar Amerika zijn geweest. Het excuus om daar heen te gaan was de totale zonsverduistering van 21 augustus. Zie hier een foto van deze gebeurtenis:

eclipsfoto: Wellcome Library no. 46229i

Ok, dit geen foto van de eclips van 21 augustus maar van een eerdere eclips en wel van eentje uit 1871! Vermoedelijk betreft het  één van de eerste foto’s van een eclips.

Maar goed, we zijn weer terug. Waar hadden we het ook al weer over?

Het gesprek van de dag

Een prinses uit Maleisië gaat trouwen met ene Dennis uit Lisse. Sprookjeshuwelijk. Zie hier de prinses:

Prinses

Voor Omroep West is dit nieuws aanleiding om ‘de vroege verslaggever’ naar Lisse te sturen om eens te peilen hoe dit nieuws daar is ontvangen. Als eerste heeft de verslaggever een interview met ‘de Visspecialist’. Deze vindt het wel leuk voor de jongen uit het dorp zegt hij. Nee, hij kent hem niet persoonlijk. Maar misschien heeft hij hem wel een keer gezien in het dorp. Dat zou kunnen maar zeker weten doet hij dit niet.

Niet echt de antwoorden waar de verslaggever mee kan scoren, maar gelukkig heeft hij nog een inkoppertje: “Het is zeker hier wel het gesprek van de dag of niet?’ vraagt hij.

Eh nee, gisteren waren we dicht” luidt het nuchtere antwoord van de visspecialist.

Michiel de Ruyter

In 1966 zat ik in de eerste klas van de HBS. Aan het einde van het schooljaar bleven opmerkelijk genoeg alle meisjes uit onze klas zitten. Waarschijnlijk te veel afgeleid door mijn aanwezigheid. Toen we na de zomer weer op school kwamen, hadden we tien nieuwe meisjes in onze klas. Het waren alle zittenblijvers van alle tweedenklassen samen – onze school was zo groot dat er meestal vier op vijf parallelklassen waren. Om te zorgen dat onze klas weer meisjes zou tellen, waren ze allemaal bij ons in de klas geplaatst. Twee meisjes in het bijzonder trokken onze aandacht. De ene was Gisela, zij had al echte borsten, de ander was Georgette. Zij had mooie lange blonde haren maar dat was niet de reden dat we haar nieuwsgierig bekeken.

De reden daarvoor was haar achternaam. Ze heette Georgette de Ruyter de Wildt en daarmee was zij een rechtstreekse afstammeling van Michiel de Ruyter zoals onze geschiedenisleraar vertelde. Alleen mensen met de achternaam de Ruyter de Wildt zijn dat, mensen met de achternaam de Ruyter niet. Dus mocht je de Ruyter heten en je afvragen of je afstamt van Michiel de Ruyter, sorry niet dus. De reden dat ik opeens aan Georgette moest denken, was ‘Nieuwsbrief 66’ die ik onlangs per mail van Michiel van Straten ontving en waarin hij aandacht besteedde aan Michiel de Ruyter.

Michiel – van Straten; niet de Ruyter – is een dubbele (oud-) collega van mij. Bij KPN werkte hij net zoals ik bij de Marketing & Sales van KPN Zakelijke Markt en ook schrijft hij net zoals ik non-fictie boeken voor uitgeverij Atlas. Ook schrijft hij regelmatig artikelen voor diverse bladen. Onlangs heeft hij voor het tijdschrift ‘Spiegel der Zeilvaart’ een mooi stuk  geschreven over Michiel de Ruyter en de tocht naar Chatham die 350 jaar geleden plaats vond.

Michiel

De twee Michiels, links de schrijver; rechts de admiraal.

Michiel heeft een fijne pen van schrijven zoals dat zo mooi heeft. Ik kan zijn boeken en artikelen dan ook aanraden. Wie zijn verhaal over Michiel de Ruyter online wil lezen, kan hier terecht. Hij heeft hiervoor onder andere gesproken met Frits de Ruyter de Wildt, de voorzitter van de Stichting Michiel de Ruyter. Eén citaat uit het artikel:

Your family has a tendency of coming here unannounced’ krijgt Frits de Ruyter de Wildt te horen wanneer hij in het najaar van 2015 in Chatham onaangekondigd aanklopt bij Richard Holdsworth, de directeur van The Historic Dockyard. Britse humor

Kijk, van dat soort zinnetjes hou ik wel. Michiel – hij noemt zich ‘ontdekkingsschrijver’ – heeft ook een eigen site: http://www.ontdekkingsschrijver.nl/

p.s. wat betreft die nieuwe meisjes in onze klas, niet één van hen was in ons geïnteresseerd. Ze vonden ons allemaal veel te jong.

 

Het nieuwe winkelgebeuren

Omroep West heeft een interview met een storemanager van de Canadese winkelketen Hudson’s Bay. Dit bedrijf is druk bezig met het verbouwen van het oude V&D pand aan de Grote Marktstraat in Den Haag. Over de nieuwe winkel zegt de storemanager: “We krijgen hier 18.500 vierkante meter aan fashion, beauty, lifestyle en leisure. “.

Juist ja. “Maah wat kejje dâh nâh kopûh?” zeggen ze in Den Haag.

Ook ons winkelcentrum in Leidschendam wordt momenteel verbouwd. Het wordt omgetoverd tot de ‘Mall of the Netherlands’. Van de site van het nieuwe winkelcentrum:

“Het wordt een uniek, volledig overdekt winkelcentrum van 116.000m² met een viersterren serviceniveau waar een dagje uit centraal staat. Compleet anders dan de andere winkelcentra in Nederland, mede door de komst van flagshipstores waarin retailers de beleving van hun merk centraal stellen, de hoogwaardige architectuur, onderscheidende horecagelegenheden, een designer gallery voor de hipste merken, bijzondere (merk)evenementen, een grote bioscoop en de aanwezigheid van een naastgelegen park met waterpartij. Alles staat in het teken van een duidelijke boodschap: laat je verrassen, vermaken en inspireren.”

Eén van de winkels waar geen plaats meer voor is – waarschijnlijk te weinig beleving – is die van Ad Schilperoort, een winkel in ‘ijzerwaren, gereedschappen en doe het zelf artikelen’. Het was een fantastische winkel. Reuze vriendelijk personeel. Al kwam je maar voor twee schroefjes van 50 cent, je werd geholpen alsof je de belangrijkste klant van de wereld was. Maar per 1  juli zijn ze nu weg. Gelukkig zijn er elders nog wel filialen van Ad Schilperoort waar je terecht kan.

ad

Wel is het jammer dat ze alleen verwijzen naar filialen die dicht zijn.

dicht

Sorry flauw, ik mis Ad Schilperoort nu al. En V&D ook.

In staking

U zult het zich misschien niet realiseren, maar ik ben in staking. “Schrijvers Atlas staken na vertrek uitgever. Uit „liefde voor de literatuur en de uitgeverij” leggen schrijvers van uitgeverij Atlas Contact de pen neer.” Zo begon afgelopen donderdag een stuk in de NRC.

staking

Hoewel het al vijf jaar geleden is dat er bij Atlas Contact een boek van mij verscheen (‘De Titanic’) en zij sindsdien twee keer een briljant idee van mij voor een nieuw boek hebben afgewezen (over sequoia’s en over opmerkelijke vrouwen uit de negentiende eeuw) beschouwt de uitgever mij nog steeds als één van hun auteurs. Ik sta dan ook op hun auteurs-mailinglijst en ontvang ook nog steeds de uitnodigingen voor de zomer- en eindejaarsborrel. Ook krijg ik elk jaar het kerstcadeau – meestal een bijzondere boekuitgave van een ‘collega’-auteur – toegezonden.

De reden dat de auteurs staken is het vertrek van Mizzi van der Pluijm, de directeur-uitgever van Atlas Contact. Ze heeft een conflict met VBK, het moederbedrijf van Atlas Contact. Nu ken ik Mizzi van de Pluijm niet zo goed. In 2011 fuseerden de uitgeverijen Atlas – waar ik zat – en Contact met elkaar. Zij kwam van Contact. Ik ken haar alleen van de borrelbijeenkomsten. Ze komt daar sympathiek over en uit haar toespraken tijdens die bijeenkomsten maak ik op dat ze het beste voor heeft met haar auteurs, dus ik kan me voorstellen dat die niet blij zijn met haar vertrek.

Met haar voorgangster, die afkomstig was uit Atlas, heb ik wel eens een keer een zakelijk gesprek gevoerd. Dat was eind 2011. Het waren de jaren dat het erg slecht ging in de boekenwereld. Mijn begeleidende redacteur was ontslagen – wegbezuinigd – evenals even later zijn opvolgster. Ik kreeg een uitnodiging om met de directrice te komen praten over ‘De Titanic’. Ik dacht dat ik zou worden voorgesteld aan een nieuwe begeleidend redacteur, maar ik bleek voor een heel andere reden uitgenodigd te zijn.

Het kwam er op neer dat ze op het laatste moment hadden besloten om mijn boek over de Titanic toch maar niet uit te geven. Wat??? Ja, het ging heel slecht in de boekenwereld. De boekhandel had slechts voor 250 exemplaren ingetekend en daarmee kwamen ze niet uit de drukkosten. “Daar ben ik niet blij mee. Ik heb er al honderden uren in gestoken” stamelde ik. “Ja, dat speet hun zeer” antwoorde ze. Misschien kon ik het in eigen beheer uitgeven.

Opeens schoot de redding van het boek me door het hoofd. “Bert zal hier ook niet blij mee zijn.” zei ik koeltjes. “Bert?” vroeg ze verbaasd. “Ja, Bert Wagendorp. Die heeft er al een voorwoord voor geschreven.” Bert Wagendorp, auteur en journalist bij de Volkskrant, was één van hun beter verkopende schrijvers. Ik kende hem van de Volkskrant. Hij had voor al mijn vier voorgaande boeken een voorwoord geschreven. Alleen had ik hem bij het vierde boek ‘toegezegd’ dat als hij ook voor dat boek een voorwoord zou schrijven, ik hem beslist nooit meer lastig zou vallen met een verzoek voor nog een voorwoord. Hoewel ik het uiteraard wel overwoog – tradities moeten er zijn – had ik het voor de Titanic nog niet aan hem gevraagd. Dus mijn opmerking dat Bert al een voorwoord had geschreven, was wat slordig geformuleerd.

Ik zag haar denken. Het was voor de uitgeverij niet zo handig om één van hun beter verkopende auteurs tegen zich in het harnas te jagen. “Eh, misschien kunnen we het uitgeven in een print-on-demand versie” zei ze na een tijdje. Bij een print-on-demand versie wordt een exemplaar van het boek pas gedrukt als er een bestelling voor is. Binnen één of twee dagen is het dan gedrukt en verstuurd. Ik ging akkoord met het voorstel en we namen afscheid. Voordat ik naar huis vertrok, ging ik nog even naar het toilet. Toen ik daar vandaan kwam, hoorde ik haar kwaad op de kamer waar de redacteuren zaten roepen: “Waarom wist ik niet dat Bert Wagendorp er een voorwoord voor zou schrijven?” Sorry, redacteuren.

Thuis gekomen mailde ik direct naar Bert. “. …Nu weet ik dat ik vorige keer beloofd had dit niet meer te vragen aan jou, maar ik weet dat je in Engeland hebt gewoond en dus het fenomeen traditie kent. Bovendien is dit het vijfde boek en gezien de verkoopcijfers van de vorige boeken kan dit ook wel eens het laatste boek zijn. Of zoals junior marconist Harold Bride zei toen hij hoorde dat senior-marconist Jack Philips de oude noodcode CQD uitzond: “Probeer eens SOS. Dat is die nieuwe code. Het is misschien je laatste kans om die uit te zenden. […] De ijsberg (lees deadline) nadert, dus als het enigszins op korte termijn kan, dan zou dat fijn zijn….”

Bert zegde toe en schreef een prachtig voorwoord. Het boek werd in een print-on-demand versie uitgegeven. Het kreeg allemaal goede recensies en tot nu toe – het is nog steeds via print-on-demand te koop – zijn er zo’n 1.100 exemplaren van verkocht.

Maar goed, nu staken wij schrijvers dus.  Nu moet ik eerlijk zeggen dat ik niet wist dat ik in staking was. Ik was niet benaderd om de petitie ook te ondertekenen. Maar ik had het zeker gedaan. Staakt, makkers, staakt! Actie, actie! De hoogste baas van VBK stuurt ons auteurs al mailtjes met zijn verontschuldigingen: “Geachte schrijver, Hierbij bied ik u mijn oprechte verontschuldigingen aan voor de manier waarop met u is gecommuniceerd en de onrust die is ontstaan rondom het vertrek van Mizzi van der Pluijm […] .”, aldus een mailtje dat ik vrijdag ontving. Nou mooi, dat ik mijn staking nog niet beëindig.

staking 2De massaal toegestroomde stakende auteurs worden voor het gebouw van Atlas Contact toegesproken door stakingsleiders Geert Mak en Adriaan van Dis. Foto Koen Suyk, Anefo

Oh, wacht eens even, ik ben nu toch aan het schrijven. Oeps, straks word ik door mijn collega-auteurs nog gezien als een stakingsbreker! Ik zie zo’n Nico Dijkshoorn al een inktpot naar mijn hoofd gooien terwijl hij mij uitmaakt voor onderkruipsel en andere lelijke zaken. Sorry, collega’s. Ik beëindig direct mijn schrijven. En als er een tijdje geen nieuwe blogpost verschijnt, dan weet u het: ik ben in staking!

 

Schoenen kopen

De jongste dochter vraagt of ik met haar schoenen wil kopen. Ze heeft sneakers nodig. Als ze denkt dat ik verstand heb van sneakers, dan is er sprake van een groot misverstand. Maar het is mooi weer, dus vooruit. Ik ga op de fiets. De dochter die door moet naar Rotterdam gaat met de tram de stad in. We spreken af bij de fietsenstalling bij het stadhuis.

Ik heb een goede conditie – anderen beschrijven deze status als wind mee –  en ben er eerder dan zij. Na vijf minuten – “ik sta al een kwartier te wachten” – arriveert zij en lopen we de Spuistraat in. Als eerste gunt ze Perry Sport de kans op haar klandizie. Niet omdat het zo’n goede winkel is, maar omdat hij op de hoek zit. De Perry Sport heeft twee keer zoveel heren- als damesschoenen in de aanbieding. De dochter vraagt zich af of dat marktwerking is of discriminatie. De Perry Sport heeft haar smaak schoenen niet, net zoals de volgende vijf zaken. Ik heb al snel door dat het kopen van sneakers een zaak van lange adem gaat worden.

Er zijn dan ook een hoop schoenen in de aanbieding. De meest opmerkelijke vond ik deze.

schoenEen ideale schoen lijkt me als je dronken bent en je moet een schoenveter rijgen; moet altijd wel lukken.

 Af en toe vraagt mijn dochter wat ik van een bepaalde schoen vind. Ik, praktische vader, pak dan de schoen, draai hem om en kijk naar de zool en zeg dan wel of niet “daar glij je mee uit”. Tot zover mijn inbreng. O ja, soms stel ik ook nog de vraag of de schoen wel lekker zit. Goed dat ik mee ben, want aan dat criterium had zij helemaal niet gedacht. Uiteindelijk slagen we, nou ja zij dus, bij de Actie Sport. De verkoper is overigens zeer jong. We schatten hem hoogstens op veertien jaar, maar misschien vergissen we ons en is hij nog maar dertien.

Als ik nu denk dat we klaar zijn, dan heb ik dat fout. De dochter loopt na de aankoop namelijk nog eens drie schoenenzaken binnen. “Misschien hebben ze daar een mooiere en dan breng ik deze weer terug.” Maar ze blijft gelukkig bij haar keuze en even later lopen we naar het station. Ik vind dat ik wel een beloning heb verdiend en bij de Starbucks kopen we een frappuccino.

We nemen plaats op het terrasje van de Starbucks en kijken naar de passanten die het station in en uit lopen. Twee jongens met een rood t-shirt van de NRC bieden mensen een gratis krant aan. Als iemand stopt om de krant aan te pakken, beginnen ze een gesprek in de hoop dat ze een abonnement kunnen verkopen. Ze zijn niet echt succesvol. De ene jongen spreekt vooral mensen aan die het station in lopen. Dat is geen goed plan. Grote kans dat die de trein moeten halen en geen tijd hebben. Slechts één op de dertig neemt zijn krant dan ook maar aan. De andere jongen, die de uitgaande mensen aanspreekt, is succesvoller. Bij hem neemt één op de vijftien de krant aan – ja, ja, ik heb zittende op het terrasje even een nuttig onderzoekje gedaan –  maar een abonnement afsluiten lukt ze niet. Na een tijdje geven ze het op en lopen weg.

Op een gegeven moment ben ik blijkbaar als bekende blogschrijver door het personeel van de Starbucks herkend en krijgen we een gratis minicitroentaartje aangeboden. Ze hopen natuurlijk dat ik dan positief over hun schrijf. Voor de vorm krijgt de rest van het terras het taartje ook aangeboden, maar het ging natuurlijk om mij. Lekker taartje, ik kan de Starbucks op het station van Den Haag aanbevelen!

Even later zet ik de dochter op de metro naar Rotterdam en loop ik via de Turfmarkt terug naar de fietsenstalling bij het stadhuis. De jongens van de NRC blijken nu daar te staan. “Krantje meneer? Nee, dank je”. Bij het stadhuis loop ik even naar binnen om er naar het toilet te gaan. De wc-hokjes blijken met blauw-violet licht verlicht te worden. Kunnen drugsgebruikers hun aderen niet zien.

In het stadhuis blijkt een tentoonstelling over hedendaagse Haagse armoedezorg te zijn. Ik kijk even naar de informatieborden.

borden

Het is al een eeuwenoud probleem. Volgens één van de informatieborden zorgden leden van de Haagse Heilige Geest groep al vanaf 1345 voor de opvang van armen in de stad. Maar ook vandaag de dag zijn er nog veel mensen en stichtingen met het probleem bezig. Zo blijken er volgens de stichting Jarige Job in Nederland 61.000 kinderen te zijn die hun verjaardag niet kunnen vieren omdat er thuis geen geld is. De stichting probeert daar iets aan te doen.

Nadat ik de borden heb bekeken, loop ik het stadhuis uit, haal mijn fiets op en fiets even later naar huis terug. Het gaat wat moeizamer dan op de heenweg.

Surprise

Surprise

Uit de serie huisdieren: Dynamite, de  flatpoes van onze studentenflat op de campus van de TH Twente in Enschede, steekt haar kopje uit het kattenluik en ziet daar onze flathond Candy, met zijn Dracula-tanden, staan; foto stamt ergens uit de zeventiger jaren. 

 

Moderne drop

In Albert Heijn zagen Marianne en ik dit zakje drop liggen.

pinpas

Pinpassen-drop! Tja, het zijn moderne tijden. In mijn jeugd vond je muntdrop al heel bijzonder.

Toen ik nog jong was, had je niet zoveel verschillende soorten drop. Je had het gewone rolletje zoute drop – o wee als je je rolletje in de gracht liet vallen.

drop 195624 augustus 1956; Reclame voor Venco zoute drop in de Keizersgracht in Amsterdam; foto Harry Pot; Anefo; Nationaal Archief.

En verder had je onder andere muntdrop, Engelse drop, dropveters –  in de film The Gold Rush at Charlie Chaplin zijn schoenveters op; gelukkig voor hem waren het geen echte veters maar dropveters –  salmiakdrop en laurierdrop.

Van die laatste soort kon je goed dropwater maken. Je stopte water en laurierdrop samen  in een klein flesje. Vervolgens moest je flink schudden. Daarna zette je het flesje een dag weg in een donkere kast. Ik kan overigens geen enkele reden bedenken waarom dat in een donkere kast moest. Als je het er daarna weer uithaalde en de fles nog even flink schudde, dan loste de drop op en had je een soort kleverige vloeistof: het dropwater. Het smaakte een beetje naar hoestsiroop (wat ik overigens altijd lekker vind smaken). Ach, wie maakt er tegenwoordig nog dropwater.

Vandaag de dag schijnen Nederlanders bij elkaar volgens dropfabrikant Klene zo’n 34 miljoen kilo drop per jaar te eten, of te wel gemiddeld zo’n 2 kg drop per persoon. Driekwart van de Nederlanders eet wel eens drop. Bij elkaar volgens Klene zo’n 8 miljard dropjes!

Drop is al een eeuwenoude lekkernij. Toen in 1922 de graftombe van de jonge farao Toet-Ankh-Amon werd gevonden – hij regeerde van 1333 tot 1323 voor Christus – werden in zijn graftombe ook grote hoeveelheden zoethoutwortel aangetroffen, zijnde het hoofdingrediënt van drop. Blijkbaar vond de oude Egyptenaren ‘drop’ zo lekker dat het ook in het hiernamaals aanwezig moest zijn.

Voor wie zich afvraagt, waar haalt hij deze laatste wijsheid nu weer vandaan, nou van deze site dus. Het is een blog van een zekere ANZJ. Tussen 2008 en 2016 heeft hij of zij meer dan 750 blogposts geschreven over drop. Of zoals het op de site staat: ‘Dit is mijn dappere poging om de veelheid aan (NL) drop in kaart te brengen. Met veel achtergrond- informatie en een kritische test van élk geblogd dropje.” Als ex-voorzitter van de VIENO (de Vereniging voor Interessante Edoch Nutteloze Onderzoeken) kan ik een dergelijke site uiteraard waarderen.

Ik heb even wat van die blogs bekeken – jammer dat op de site geen drop-down menu staat; sorry die woordspeling kon ik niet laten – maar er staan een hoop leuke dingen op de site. Wat dacht u bijvoorbeeld van het volgende krantenbericht uit 1997 over de ‘de gestrande verstappertjes’, die dropfabrikant Van Slooten dat jaar uitgaf naar aanleiding van het herhaaldelijk utvallen van Jos Verstappen, de vader van Max. Jos Verstappen kon die dropjes niet zo waarderen.

verstappen drop

Gezien het feit dat Max Verstappen dit seizoen tijdens de helft van de races is uitgevallen, kan die drop zo weer op de markt worden gebracht.

 

De sequoia-bomen: een update

Mijn sequoia-boompjes zijn nu ruim tien jaar oud. Ze groeien nog steeds als kool. Ok, niet echt als kool natuurlijk maar figuurlijk. Zie hier de eerste tien levensjaren van de twee boompjes.

Een bekende sequoiaboom-expert, die anoniem wenst te blijven, heeft de boompjes onlangs onderzocht.

0000000 sequoia

De anonieme expert staande voor de sequoia.

Met behulp van allerlei wetenschappelijke instrumenten, waaronder een natte vinger en het blote oog, kwam hij tot de conclusie dat de grootste boom de vier metergrens inmiddels heeft gepasseerd. Kortom het gaat hard. Op naar de 100 meter. The sky is the limit!

 

Vermeer over Vermeer

Het vlot niet zo met mijn speurtocht naar het Tweede Straatje van Vermeer. Sterker nog, het zou best wel eens kunnen dat we nog eerder een nieuw kabinet hebben dan dat ik het Tweede Straatje heb terug gevonden.

Maar goed, even iets tussendoor. Twee jaar geleden verscheen er een publicatie van professor Frans Grijzenhout waarin hij – naar mijn mening vrij overtuigend – aantoonde dat de huizen die op het (eerste) Straatje zijn afgebeeld op de Vlamingstraat 40-42 in Delft hebben gestaan. Ik heb daar hier overgeschreven.

Een Engelse emeritus-professor, een zekere Philip Steadman, was het met de conclusie van Grijzenhout niet eens. Hij publiceerde daarover op de site van EssentialVermeer. Ik heb toen uitgebreid naar de argumenten van Steadman gekeken. Die leken mij geen hout te snijden. Mijn conclusie luidde: “Ik denk dan ook dat Grijzenhout het bij het juiste eind heeft en dat Steadman het verkeerd ziet.” Zie hier voor een onderbouwing van die conclusie.

Een jaar later verscheen er in Het Parool een stuk van een zekere dr. Gerrit Vermeer, net zoals Grijzenhout werkzaam op de Universiteit van Amsterdam.  Grijzenhout zat fout vond hij – altijd leuk zo’n onderlinge universiteitstwist. Hij was het met Steadman eens. “…volkomen op losse schroeven”; “domweg niet het geval” en “boerenbedrog…” waren onder andere termen die hij gebruikte. Inhoudelijk nieuwe argumenten ten opzichte van het verhaal van Steadman had hij echter niet en daarom heb ik er hier niet over geschreven. Al moet ik toegeven dat de verleiding groot was. Niet door zijn verhaal – ik vond en vind het onzin –  maar door zijn achternaam: Vermeer die over Vermeer schrijft.

(Dat zie je wel vaker mensen die een beroep hebben, of vertellen over iets, dat met hun achternaam te maken heeft. Bij de Waterschapsverkiezingen kies ik daarom ook altijd voor iemand die bijvoorbeeld Van Dijk heet. Zo’n naam geeft mij meer vertrouwen dan een Van der Lek. Maar om iets over zijn achternaam te schrijven – Vermeer over Vermeer – leek mij een beetje flauw en dat heb ik dus toen dan ook niet gedaan. En nu dus wel; sorry).

De reden dat ik er nu wel over schrijf, is dat er in het ‘Tijdschrift voor historische geografie, jaargang 2017, nummer 2’ – er zijn dagen bij dat ik het blad niet lees –  nu een stuk van Vermeer (Gerrit, geen familie van Johan volgens Trouw) is verschenen, waarin hij wederom stelt dat Grijzenhout het fout ziet. (Hij schreef dit stuk overigens samen met een zekere Gert Eijkelboom.) Nu staat dit verhaal niet online, dus ik kan er niet echt inhoudelijk over schrijven, maar uit stukken uit het Parool, Trouw en de Volkskrant begrijp ik dat hij geen nieuwe argumenten heeft.

Ik vermoed dan ook dat Grijzenhout het nog steeds bij het rechte eind heeft. Dat denkt de professor zelf overigens ook. Hij is “op geen enkele manier onder de indruk van de kritiek” aldus een stuk in Trouw. Maar helemaal zeker is hij uiteraard niet. “Honderd procent zekerheid zullen we nooit hebben. Vermeer schreef helaas geen ansichtkaart met ‘Groeten uit de Vlamingstraat. Ik ben hier heerlijk aan het schilderen’.

0000000 vermeerMorgenavond is er bij omroep Max om 20.25 uur op NPO2 een uitzending uit de reeks ‘Kunstraadsels’ te zien. In deze aflevering is te zien hoe Frans Grijzenhout tot zijn conclusie is gekomen dat het Straatje van Vermeer waarschijnlijk een weergave van de huizen in de Vlamingstraat is. Kijken dus zou ik zeggen.

Een sinterklaasverrassing

Afgelopen weekend was Barry Gibb de hoofdattractie van het Glastonbury festival 2017. Barry Gibb vormde vroeger samen met zijn broers, de tweeling Robin en Maurice, de Bee Gees. Ok, er was aanvankelijk ook nog een drummer en een gitarist, maar de Bee Gees, dat waren de gebroeders Gibb.

Barry is de nog enig overgebleven broer Gibb. Maurice stierf in 2003 op 52-jarige leeftijd aan de gevolgen van een darminfarct en Robin overleed op 61-jarige leeftijd in 2012 aan leverkanker. Eerder was al in 1988 hun jongere broer Andy – een nakomertje die als soloartiest een succesvol tieneridool was – op 30-jarige leeftijd, aan een hartkwaal overleden, Kortom, Barry Gibb, heeft wel het nodige te verwerken gekregen.

Barry Gibb – hij is nu 70 jaar oud – treedt af en toe nog op. Soms samen met zijn zoon Steve en nichtje Samantha, de dochter van Maurice. Nu dus op het Glastonbury festival. De recensent van de Engelse krant The Guardian was razend enthousiast over het optreden: “The set never puts a foot wrong – it’s literally wall-to-wall classics, from the late 60s balladry of I’ve Gotta Get A Message To You to relentless disco pulse of You Should Be Dancing, to Islands In The Stream. […] It’s certainly one of the greatest sets that slot on the Pyramid Stage has seen.”

Ach, ‘I’ve Gotta Get A Message To You’ dat brengt oude herinneringen boven. Dat was de tweede single die ik bezat. In het najaar van 1968, ik was dertien, had ik van mijn zakgeld als eerste ‘Hey Jude’ van de Beatles gekocht. Mijn ouders waren niet zo gelukkig met mijn aankoop. ‘Hey Jude’ vonden ze nog wel gaan maar op de achterkant stond ‘Revolution’, één van de meest luidruchtige nummers ooit van de Beatles. En als je maar één plaatje hebt, dan is de keuze vrij beperkt welk nummer je op de pick-up in de huiskamer draait.  Eerlijk gezegd vond ik ‘Revolution’ ook maar een nummer van niks, maar ja, het waren wel de Beatles.

Tegelijkertijd met de Beatles stonden de Bee Gees met ‘I’ve Gotta Get A Message To You in de top 40. Die single wilde ik ook graag hebben, maar mijn zakgeld was op. Ik vroeg hem daarom voor Sinterklaas. Mijn ouders die bang waren voor een tweede Revolution waren niet enthousiast. “Wil je niet liever ‘Ich Bau’ Dir Ein Schloss’ van Heintje hebben?” Heintje was een Limburgs jongetje dat ongeveer even oud was als ik en dat in 1968 liefst tien weken op de eerste plaats van de top 40 stond met dit nummer. “Nee, die wil niet” zei ik. “Ik wil de Bee Gees”. “De Bie Jies?” vroeg mijn moeder. Ik verzekerde haar dat de Bee Gees alleen maar mooie nummers zongen, geen herrie, ook niet op de achterkant van de plaat, en dat zij het ook mooi zou vinden. “Nou zet, het dan maar op je lijstje, dan zullen we wel eens zien” zei ze.

0 bee gees

In de weken voor Sinterklaas suggereerde mijn vader met een sardonisch genoegen regelmatig dat ze misschien wel een plaat voor mij hadden gekocht, maar dat, mocht dit inderdaad het geval zijn, dat het wel eens verrassing kon worden welke dit zou zijn. Ik begon mij zorgen te maken. Ik vreesde dat mijn ouders toch voor Heintje hadden gekozen. Heintje! Daar kon je toch niet mee aan komen op school. Dan werd je keihard uitgelachen.

Het is nu bijna vijftig jaar later. Volgend jaar verjaart mijn misdaad en mijn ouders zijn allebei al lang geleden overleden, dus ik kan het nu wel opbiechten. Twee dagen voor Sinterklaas besloot ik dat ik het zeker moest weten. Ik was de enige die thuis was op dat moment. Ik wist dat mijn ouders altijd de cadeaus in de klerenkast op hun kamer verstopten en zenuwachtig keek ik in de ‘verboden kast’. Er lagen allerlei cadeaus. Tussen de pakjes in zag ik een plastic zakje van de bekendste platenwinkel van Deventer. Ik pakte het en keek nieuwsgierig in het zakje. Er zat inderdaad een singletje in. Alleen kon ik niet zien welke het was. Het was in sinterklaaspapier ingepakt.

Even aarzelde ik, maar toen maakte ik het pakje heel voorzichtig open. Ai, het plakband scheurde met het open maken een stukje van het cadeaupapier mee. Voorzichtig haalde ik het plaatje uit het papier. Het was ‘I’ve Gotta Get A Message To You’. De opluchting was groot. Voorzichtig stopte ik het  terug in het papier en plakte het losgescheurde stukje papier met wat lijm weer op het papier vast. Helemaal 100% goed zat het niet, maar ook weer niet zodanig slordig dat je kon zien dat het pakje open was geweest. Ik zette alles weer netjes terug in de kast en hoopte dat mijn ouders niet zouden zien dat ik stiekem had gekeken.

000000 bee gees 2Mijn eerste twee singletjes. Ik heb ze nog alle twee.

Tijdens het sinterklaasfeest deed ik heel verrast toen I’ve Gotta Get A Message To You’ uit het pakje tevoorschijn kwam.

Eendagsvliegen

Ik las op NU.nl een interview met de oud-wielrenner Eric Breukink. De kop van het artikel luidde: ‘Breukink vindt Giro-winnaar Dumoulin absoluut geen eendagsvlieg’. Zo, zo, dat is best een gewaagde uitspraak. Nu heeft Dumoulin weliswaar al etappes gewonnen in alle drie de grote rondes (Italië, Frankrijk en Spanje), een zilveren medaille gehaald bij het tijdrijden op de Olympische Spelen en nu dus de ronde van Italië gewonnen – er zijn dus aanwijzingen dat hij misschien geen eendagsvlieg zal zijn –  maar toch, het blijft afwachten. Die Breukink durft!

Topsporters zijn vaak bang dat ze worden aangezien voor eendagsvliegen. ‘Handbalster Polman: ‘Bewijzen dat we geen eendagsvlieg zijn’.; ‘De twijfel is weg, hij is geen eendagsvlieg meer, jubelde de manager van Christijan Albers dinsdagochtend.”; ‘Martin van den Brink dolblij na magistrale zege in achtste etappe. We laten zien geen eendagsvlieg te zijn”; ‘Finnbogason: ik ben geen eendagsvlieg’.” om maar eens enkele krantenkoppen te citeren. Blijkbaar is er een grote angst om als eendagsvlieg betiteld te worden.

Nu zijn er twee soorten eendagsvliegen: het beestje en de mens/ploeg/groep die een kortstondig succes kent. Voor wat betreft het beestje: de naam geeft een onjuist beeld. Bij een eendagsvlieg denken mensen namelijk vaak dat het om een vlieg gaat die maar één dag leeft en als de klok bij het ingaan van de zomertijd een uurtje wordt vooruitgezet zelfs maar 23 uur. Dat beeld klopt niet. Neem deze eendagsvlieg, die is zelfs al 108 miljoen jaar oud!

000000 vliegFoto Dr. Günter Bechly; Wikipedis

Ok, het is een fossiel maar in het echt leven de beestjes ook veel langer dan één dag, meestal wel een jaar of langer. Alleen niet in hun gedaante als vlieg. Haften, zoals eendagsvliegen, in het Nederlands ook wel heten, leven namelijk eerst ongeveer een jaar of langer als een nymf in het water. Na ongeveer een jaar krijgen ze de behoefte om zich voor te planten, stijgen dan naar de oppervlakte van het water en vervellen daar tot ‘vliegen’.

Deze ‘volwassen-fase’ van hun leven duurt maar kort, hooguit enkele dagen – vandaar de naam eendagsvlieg – en is bedoeld om te paren. Vaak vliegen de beestjes dan in grote zwermen boven water. Dat zijn dan haast allemaal mannetjes, waarop de vrouwtjes de zwerm invliegen en zich door de snelste eendagsvlieg laten bevruchten. Het mannetje gaat daarna de pijp uit en het vrouwtje, nadat het haar eieren heeft gelegd, ook.

Voor wat betreft de mens als eendagsvlieg, daarmee wordt meestal iemand (of een groep van  mensen) bedoeld die maar één keer ergens succes in heeft gehaald. Behalve in de sport is het ook een vaak gebruikte term in de muziekwereld. Een artiest of groep die slechts één hit heeft gehad in de hitparade wordt vaak betiteld als een eendagsvlieg. Een one-hit-wonder heet dat op zijn Engels. Daar zijn vele voorbeelden van: Peter Sarstedt – Where do you go to my lovely; Lynsey de Paul – Sugar me; Los Bravos- Black is black; Billy Swan- I can help; Carl Douglas -Kung Fu fighting; Keith West – Excerpt from a teenage opera; DC Lewis – Mijn gebed; Nena – 99 Luftballons; Los Del Rio – La Macarena en Lou Bega – Mambo No.5 om er maar eens een paar te noemen.

Als koning van de one-hit-wonders geldt de Engelsman Tony Burrows. Die had er liefst vijf en als je ruim rekent zelfs zes! Ok, dit klinkt mischien een beetje vreemd en vraagt om enige toelichting. Het zit zo. In 1967 maakte Tony Burrows deel uit van de The Flowerpot Men. Zij hadden dat jaar veel succes met ‘Let’s go to San Francisco’.

Het zou echter de enige hit van de groep blijven. The Flowerpot Men gelden daarmee als een typisch voorbeeld van een one-hit-wonder. Tony Burrows ging na de The Flowerpot Men aan het werk als studiomuzikant. Hij zong vaak de leadpartij in op plaatopnames die door de platenmaatschappij in een hoog tempo werden uitgebracht. Wanneer één van die nummers onverhoopt een hit werd, werd er meestal halsoverkop een groep bij elkaar gezocht die dan in programma’s als ‘Top of the Pops’ het nummer te gehore bracht. In het kader daarvan gebeurde er begin 1970 iets opmerkelijks. Liefst vier nummers waarop Tony Burrows de leadpartij had ingezongen werden een hit.

De eerste was Edison Lighthouse – Love Grows (Where My Rosemary Goes)

Gevolgd door White Plains met ‘My Baby Loves Lovin’.

Deze twee liedjes stonden tegelijkertijd in de hitparade en waren daardoor dan ook in dezelfde aflevering van Top of the Pops te zien. Tony Burrows zong bij beide groepen mee. Tussen de opnames door verkleedde hij zich snel. Door andere kleren aan te doen, hoopte de maatschappij dat het niet zo zou opvallen dat hij in allebei de groepen zong. En voor de zekerheid playbackte bij het optreden van de White Plains iemand anders de leadzang, terwijl Tony Burrows (links) in het achtergrondkoortje staat te zingen.

Maar het zou niet bij deze twee hits blijven. Ook zong hij dat voorjaar mee met de Brotherhood of Man bij hun eerste hit ‘United we stand’ en met de Pipkins-hit ‘Gimme dat ding’.

Er gaan verhalen de ronde dat hij met liefst drie liedjes tegelijkertijd in Top of the Pops optrad, maar dat is niet waar. Wel trad hij in totaal vier keer met twee groepen tegelijkertijd op.

In 1974 had Tony Burrows nog een keer succes als studiomuzikant. Deze keer zong hij de hit ‘Beach Baby’ van First Class in.

In Top of the Pops zong Tony Burrows het nummer echter niet. Daar werd het geplaybackt door de zanger die met de groep door het land toerde.

The Flowerpot Men, Edison Lighthouse, White Plains, The Pipkins en First Class hadden alle vijf maar één hit en gelden dan ook als one-hit-wonders. Daarmee kunnen we Tony Burrows bestempelen als een vijfvoudige one-hit-wonder.

(Hoewel Burrows alleen maar mee zong in de eerste hit van de Brotherwood of Man beschouwen we deze groep, streng als we nu eenmaal zijn, niet als een one-hit-wonder. In 1976 wonnen ze bijvoorbeeld in een geheel andere samenstelling het Eurovisie-songfestival met ‘Save your kisses for me’. Maar met een beetje goede wil kan je zelfs ook zeggen dat Tony Burrows – omdat hij alleen maar tijdens hun eerste hit meezong – een zesvoudige one-hit-wonder is.)

Kortom, Tony Burrows is de koning van de one-hit-wonders.

Voor wat betreft mijzelf: ik heb nog nooit een sportwedstrijd gewonnen en ondanks mijn zangkwaliteiten – de meningen verschillen hierover; zelf vind ik het briljant; de rest van de wereld vindt het niet om aan te horen – heb ik nog nooit een hit gehad. Dus ik kan met recht zeggen dat ik in elk geval geen eendagsvlieg ben! Lees verder Eendagsvliegen

My WordPress Blog