Een wild assortiment

Herkent u deze man?

00000 van vollenhove

Het is poelier Van der Geest uit ons dorp. Misschien zult u zich afvragen waarom draagt poelier Van de Geest een helm? Dat komt door zijn assortiment. Het is weliswaar heerlijk maar helaas ook erg wild. In een advertentie in ons plaatselijk krantje waarschuwt Van der Geest deze week zijn klanten er dan ook voor dat zijn assortiment wild is. Dus bezoekt u zijn zaak, neem dan voor uw veiligheid een helm mee. Zie hier zijn advertentie.

00000 polier

Ok, geintje, de man met de helm is niet poelier Van der Geest maar Pieter van Vollenhoven. De foto is genomen tijdens zijn militaire dienst bij de luchtmacht in Breda in april 1966; fotograaf Eric Koch; Nationaal Archief.

De echte poelier Van der Geest draagt natuurlijk nooit een militair uniform in zijn zaak. Maar wel een helm!

00000 prins clausDe echte poelier Van der Geest

Niet naar Malta

Ik kreeg een mailtje van het UWV. Over vijf dagen verliep mijn CV. “Is dit niet de bedoeling? Verleng dan uw cv via werk.nl.” Nu heb ik al een tijdje geen WW-uitkering meer, maar je weet maar nooit wat het UWV in haar onmetelijke wijsheid met terugwerkende kracht beslist, dus toch maar voor de zekerheid mijn CV verlengd. En nu ik toch op de site was, keek ik ook even of er misschien een leuke “schrijvers-vacature” was. Ik typte de zoekterm ‘auteur’ in en kreeg de volgende mogelijkheden voorgeschoteld:

00000 auteur

Ach, auteur of monteur wat maakt het uit. We zijn allemaal ‘teurs’. Ik probeerde het daarna met de zoekterm ‘schrijver’. Dat gaf wat meer variatie.

00000 schrijver

Er werd een aantal technische schrijvers gezocht, maar ook een ‘Vlaamstalige Copywriter met relocatie naar Malta’. Een Vlaamstalige copywriter op Malta, dat wekte mijn nieuwsgierigheid. Ik klikte door en belandde op de site van YoungCapital. Gezien de naam van het bedrijf twijfelde ik even of ik wel tot hun doelgroep behoorde, maar dat zag ik fout. “We heten wel YoungCapital, maar iedereen is even welkom. Ook als je al wat meer ervaring hebt”. De contactpersoon voor de vacature – er stond een foto bij – leek mij overigens buitengewoon jong. Waarschijnlijk smeerde zijn moeder nog zijn boterhammen. De opdrachtgever was een bedrijf in de sport/gaming wereld. Er stond niet bij hoe hoog het salaris was, maar wel dat “een goed salaris” was. Gelukkig, geen slecht salaris. De vacaturetekst begon als volgt:

Voor onze opdrachtgever zijn wij op zoek naar een kandidaat die als Vlaamstalige Copywriter aan de slag wil op het zonnige Malta. Binnen dit bedrijf ga je werken in een jong en ambitieus team op een creatieve afdeling. Daarnaast heb je de mogelijkheid om voor een langere tijd in het buitenland aan de slag te gaan en een nieuwe cultuur te ontdekken. Kortom: dé vervolgstap in jouw carriére. “

 (Even letterlijk tussen haakjes: volgens mij hoort dat streepje in het woord carrière naar links te staan en niet naar rechts, maar misschien is het Vlaams.)

 “Als Vlaamstalige copywriter zijn er verschillende zaken waarmee jij je bezig zal houden. Dit loopt uiteen van het creëren en uiten van merkcommunicatie die niet alleen de guidelines van het bedrijf volgt, maar daarnaast ook inspireert, tot het uitvoeren van A/B-testen om content te analyseren en te optimaliseren.”

 Dat ‘volgen van de guidelines van het bedrijf’ lijkt mij op Malta wel verstandig. Laatst werd daar een kritische journaliste met een autobom opgeblazen.  Maar helaas, ik kwam niet in aanmerking, want bij de functie-eisen stond: ”Je bent Vlaamstalig, dit is een harde eis!”. Awel, dat dat wordt  geen vervolgstap in mijn carrière, geen Vlaamstalig auteur op Malta dus. Voorlopig blijf ik maar op dit blog schrijven. Dat is ook plezant.

Oom Klaas

Ruim dertig jaar geleden kwam ik in het leven van Marianne. Op een gegeven moment was de familie nieuwsgierig wie toch die Martin was. Marianne vond dat het er maar eens van moest komen en toen haar zus jarig was, reisden wij af naar Groningen, de stad waar haar zus en zwager woonden. De trein had vertraging en toen wij de overvolle huiskamer binnen liepen, zat deze al helemaal vol met familie en vrienden.

Niet direct kijken, maar daar is Marianne met haar vriend.” Iedereen keek.

Ik gaf iedereen een stevige hand – Marianne had mij op het hart gedrukt geen slappe handjes te geven; ik had blijkbaar toen ik aan haar werd voorgesteld een slap handje gegeven – en kreeg daarna een kop koffie in handen gedrukt. Haar vader vertelde een leuk verhaal over iets wat Marianne had gedaan toen ze klein was – ik geloof niet dat Marianne op dat verhaal zat te wachten – en haar moeder keek ondertussen of ik er wel om lachte. Ik antwoordde dat je met Friese kinderen – haar ouders woonden in Harlingen – niet moest spotten. Marianne is in Uithuizen geboren zei haar vader. “Dat ligt niet in Friesland?” vroeg ik. Nee, dat lag in Groningen. Ik kreeg opeens de dringende behoefte om de wc op te zoeken. Ik vroeg waar het toilet was. Dat bleek buiten te zijn, in een houten hokje pal achter het huis – het was een oud klein arbeidershuisje. Terwijl ik buiten naar het hokje liep, keek ik even door het raam naar binnen. Recht in het gezicht van zo’n twintig mensen die allemaal naar buiten keken.

Wie er niet bij waren die dag, waren haar oom Klaas en tante Rinnie, een zus van haar moeder. Toen we een andere keer weer in Groningen waren, besloot Marianne om een bezoek aan haar oom en tante te brengen. Dan konden die mij ook leren kennen. Haar oom en tante woonden in Winsum. We leenden een stel fietsen van haar zus en zwager en vertrokken richting Winsum. Een combinatie van tegenwind (mijn verklaring; het waait veel in Groningen) en mijn conditie (Marianne haar verklaring) zorgde er voor dat we over die afstand van ongeveer 15 km een uur deden. Oom Klaas deed open en keek naar mijn bezwete voorhoofd. “Geen fietser” zag ik hem denken.

Tante Rinnie had een taart gebakken met appels uit eigen tuin. “Lekker” zei ik even later met de mond vol. Marianne keek mij afkeurend aan. Niet met volle mond praten, leek ze te fluisteren. Ik wilde nog een hap nemen maar toen ik die met mijn vorkje van mijn taartpunt probeerde af te ‘snijden’, viel het stuk met een groot boog op de grond. Op het nieuwe kleed. Tante Rinnie zei dat het niet gaf. Oom Klaas stond stoïcijns op en haalde een stoffer en blik. “Wil je nog een stukje” vroeg tante Rinnie. Aan het gezicht van oom Klaas kon ik zien, dat hij dat geen goed idee vond. Wat hij wel een goed idee vond, was het voorstel van tante Rinnie dat hij mij maar even de boerderij moest laten zien. Oom Klaas en tante Rinnie woonden nu in het dorp maar hadden vroeger een boerderij gepacht waar Marianne vaak had gelogeerd.

00000 winsumUit de ‘Fotocollectie Nederlandse Heidemaatschappij’: ‘boerenerf-beplantingen bij Winsum’; mei 1957; foto Nationaal Archief; (dit is overigens vermoedelijk niet de boerderij van oom Klaas en tante Rinnie).

Even later reden we in de auto van oom Klaas. Ik zat voorin naast oom Klaas, Marianne zat achterin. We reden langs de boerderij en daarna ook nog even een stukje door het mooie Groninger landschap. Op een gegeven moment kwamen we een auto tegen. De bestuurder zwaaide, maar oom Klaas groette niet terug. Even later herhaalde zich dit met een fietser. Ook deze zwaaide maar oom Klaas zwaaide wederom niet terug. Vreemd vond ik. Pas bij de derde tegenligger zag ik dat oom Klaas wel degelijk groette. Terwijl hij beide handen aan het stuur hield, tilde hij even zijn wijsvinger van zijn rechterhand omhoog ten teken van groet. Ik ging er op letten. Oom Klaas begroette alle tegenliggers – iedereen in Winsum scheen elkaar te kennen – op die manier. Ik vond dat mooi, zo’n klein gebaar. Ik mocht oom Klaas wel.

Vele jaren later woonden Marianne en ik de crematie van oom Klaas bij. Het was een drukke bijeenkomst. Een aantal sprekers sprak met veel eerbied over oom Klaas en toen de laatste zijn woordje had gedaan, vroeg degene die de crematie leidde of er nog iemand was die iets wilde zeggen. In een flits zag ik opeens het vingertje van oom Klaas weer voor me. Heel even overwoog ik om me te melden en het verhaal van het vingertje te vertellen en dan te eindigen met net zo’n vingertjesgebaar richting de kist, dit als een soort afscheid. Ik besloot echter om te blijven zitten. Ik was voor het overgrote gedeelte van de aanwezigen een volkomen onbekende – aanhang van een nichtje – en ik wist niet of de directe familie het wel zo zou waarderen als ik opeens als laatste spreker “ins blaue hinein” met mijn vingertjesverhaal zou komen. Dus zag ik er maar vanaf.

Daarom, voor oom Klaas, nu alsnog van achter mijn toetsenbord een vingertje als postume goet. (Dat hier “goet” staat en niet “groet” komt omdat ik bij de ‘r’ even mijn vinger omhoog had.)

Uit de rubriek “correcties en aanvullingen:

Marianne wees mij er vandaag op dat oom Klaas en tante Rinnie niet in Winsum maar in Eenrum woonden en dat de boerderij in Mensingeweer stond. (Mijn geheugen functioneert gelukkig nog goed, wel ben ik slecht in het onthouden van allerlei zaken.) Maar anyway,  Eenrum is nog verder fietsen van Groningen dan Winsum. Geen wonder dus dat ik zo vermoeid aan kwam.

00000 mensingerweerEveneens uit de ‘Fotocollectie Nederlandse Heidemaatschappij’: ‘Beplanting van een boerenerf bij Mensingeweer; ongedateerde foto Nationaal Archief; (ook dit zal vermoedelijk niet de boerderij van oom Klaas en tante Rinnie zijn).

Drie Dagelijkse Dingen

Het rijmen is weer in. Gisteren zag ik bij de slager in ons winkelcentrum een bordje staan met een aanbieding voor “Blije Kippendijen” en hoorde ik Rutte in de tweede kamer praten over “Rakkers en Stakkers”. (Het betrof hier een indeling van mensen met schulden). Rijmen is niet zo moeilijk. Herman Finkers zong ooit eens: “Op alles rijmt wel iets. Behalve dan op waterfiets, op waterfiets rijmt niets.

Hij had niet helemaal gelijk. Behalve waterfiets zijn er meer woorden, waarmee het lastig rijmen is. Zo moet je als dichter uitkijken met het gebruik van woorden als ‘herfst, wulps, vijftig, zilver, stolp, slordig, nieuws, ordner, turbo, zesde, wereld en twaalf’. Volgens de Wikipedia zijn dit namelijk woorden, waarvan wordt gezegd dat deze op geen enkel ander Nederlands woord rijmen. Al zijn er voor het woord ‘herfst’ wel enkele verdienstelijke pogingen ondernomen. Zo dichtte Drs.  P:

De buren waren grimmig, zijn ouders diep gegriefd / En onder zijn collega’s was hij ook al niet geliefd. / De oude juffrouw Zomer, baas Voorjaar, meester Herfst. / Ze riepen driewerf schande, juffrouw Zomer het driewerfst.”

En van Marcel Verreck zijn de dichtregels “In de winter en de herfst / zijn bejaarden op hun sterfst

En dat laatste brengt me weer op het volgende. De levens-verwachting is afgenomen. Ik citeer even een berichtje van Nu.nl:

Nederlanders die in 2023 de 65-jarige leeftijd hebben, blijven naar verwachting nog 20,48 jaar leven. De levensverwachting van deze groep stijgt daarmee minder hard dan eerder werd gedacht. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vrijdag. Vorig jaar stelde het statistiekbureau de levensverwachting voor 65-jarigen in 2023 nog op 20,74 jaar. De levensverwachting is nu naar beneden bijgesteld, omdat de nieuwe prognose op recentere sterftecijfers is gebaseerd dan die van 2016. In de laatste vier maanden van 2016 en de eerste acht maanden van 2017 zijn meer mensen gestorven dan eerder werd verwacht.”

Dit lijkt geen goed nieuws maar om met Cruijff te spreken “Elk nadeel heeft zijn voordeel”. Marianne en ik kunnen hierdoor allebei drie maanden eerder met pensioen omdat de  ingangsdatum van de AOW gekoppeld is aan de levensverwachting.

En nog meer goed nieuws. Gisteren was gedurende elf minuten de wereld een stukje veiliger. Gedurende die tijd was het twitter-account van Donald Trump offline. Op zijn laatste dag bij het bedrijf had een medewerker van Twitter het account van de ‘realdonaldtrump’  gedeactiveerd. Hij heeft mijn stem voor mijn ‘medewerker van de maand’.

0000 twitter

Helaas, Trump is weer online.

Anekdotes

Ik lees af en toe wel eens de Ikjes in de NRC. ‘Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden.’ aldus de NRC. Maandag las ik dit ikje opgestuurde door ene Theo Boer. Te leuk om hier niet te citeren

“Wij hadden de juwelier opdracht gegeven om in onze trouwringen de verwijzing „I Joh. 4:19” op te nemen. Een Bijbeltekst waar staat: „Wij hebben lief, want God heeft ons eerst liefgehad.” Bij het ophalen bleek de juwelier ervan te hebben gemaakt: „Joh. 4:18”. Wij zochten de tekst op. Jezus in gesprek met de Samaritaanse vrouw: „Terecht zegt gij: ik heb geen man. Want gij hebt vijf mannen gehad en die gij nu hebt, is uw man niet.”

Ik neem aan dat ze die 18 toch maar in een 19 hebben laten veranderen.

Ik heb lang geleden ook wel eens een ikje ingestuurd, over mijn inmiddels overleden schoonvader die met een kennis mee reed naar een crematie. Twee oude mannetjes in een auto. Het was in de begintijd van de Tom Tom. Aangekomen bij het crematorium ‘sprak’ het navigatiesysteem: “U heeft uw bestemming bereikt”.  Mijn schoonvader vertelde het verhaal altijd met veel plezier.

Ik vond de anekdote leuk, maar de NRC plaatste hem niet. Dat ze dat niet deden was terecht. Het woord anekdote stamt namelijk uit het Grieks (‘anekdoton’) en betekent letterlijk ‘niet uitgegeven’.

Desalniettemin mag ik anekdotes altijd graag lezen. Ze geven meestal aanleiding tot vrolijkheid en dat kan nooit geen kwaad. Ik eindig deze blogpost daarom met nog een anekdote. Hij staat vermeld in een ingestuurde brief aan De Volkskrant van een zekere Nico Spilt d.d. 6 oktober 2001. De brief was geschreven naar aanleiding van een verhaal over de tijd dat prinses Beatrix op de Kees Boeke-school in Bilthoven zat. Ik citeer:

Een paar jaar geleden hoorde ik een mooi verhaal van een medewerker uit de tijd dat Beatrix en haar zussen naar de Werkplaats gingen. Het was een erg arme school, omdat Kees Boeke geen financiële bijdrage van de overheid wilde hebben. Er was dus bijvoorbeeld geen geld om het gymnastieklokaaltje te verwarmen. Een kroonprinses met koude voeten: dat kon natuurlijk niet. Vandaar dat er vanuit Soestdijk een vloerkleed werd bezorgd. Dat heeft er jarenlang gelegen, totdat de laatste zus van Beatrix de school verliet. Een dag later reed er een auto voor om het kleed weer op te halen. Ergens in dat enorme paleis, waar twee mensen hun laatste dagen slijten, moet dus een kamertje zijn waar het nog steeds een beetje naar zweetvoeten ruikt.”

Ik heb even op de site van het Nationaal Archief gezocht. Zie hier het betreffende kleed.

0000 kleed1947: Prinses Beatrix en andere leerlingen tijdens de gymnastiekles; fotograaf Willem van de Poll, Nationaal Archief

Matchfixing in het schaken

Dat matchfixing en omkoping in het voetbal voorkomt is bekend, maar dat het ook gebeurt in het schaken wellicht minder. Toch is het zo. Ik kan het weten, want ik ben er zelf een keertje bij betrokken geweest. Het is nu meer dan veertig jaar geleden en daarmee verjaard. Dus kan ik het nu wel opbiechten.

Het gebeurde tijdens de laatste competitiewedstrijd van ons team Drienerlo 2 thuis tegen Haaksbergen 1. Voor ons stond er niks meer op het spel. Ongeacht de uitslag zouden we ergens in de middenmoot eindigen. Haaksbergen had nog wel belang bij de wedstrijd. Zij konden theoretisch gezien nog kampioen worden. Ze stonden twee wedstrijdpunten achter op het al uitgespeelde ESGOO 2, het tweede team van een club uit Enschede. Bij winst op ons zou Haaksbergen gelijk eindigen met ESGOO 2.

Echter, in dat geval zouden de bordpunten – zeg maar het doelsaldo – beslissen. Haaksbergen had veel minder bordpunten dan ESGOO 2. Alleen als ze met 10-0 of met 9,5 – 0,5 van ons zouden winnen, zouden ze kampioen zijn. Bij 9-1 zou een beslissingswedstrijd volgen. Bij elke andere uitslag zou ESGOO 2 kampioen zijn en promoveren. De kans op zo’n grote uitslag was echter gering. De grootste uitslag dat jaar in de competitie was 8-2.

De avond begon met het aanbieden van de eerste consumptie aan de gasten door onze teamcaptain. Dat de eerste consumptie aangeboden werd door de thuisclub was standaard in de competitie. Wat niet standaard was, was dat daarop de aanvoerder van Haaksbergen het woord nam. Hij vertelde dat, als de heren studenten het goed vonden, dat Haaksbergen dan graag de tweede consumptie voor zijn rekening wilde nemen. Hij had zelf een zoon die studeerde en wist dat studenten het financieel altijd moeilijk hadden.

De heren studenten hadden er geen probleem mee dat Haaksbergen een consumptie aanbood.

Het zou niet de laatste consumptie zijn die de spelers van Haaksbergen ons aanboden. Regelmatig bood iemand van Haaksbergen zijn tegenstander een biertje aan en het werd een vrolijke avond. Op de borden ging het crescendo met Haaksbergen. Aan het eind van de avond stond het 7-0 voor Haaksbergen. Maar helaas voor hen ging het op de laatste drie borden wat minder. Op één bord stonden ze weliswaar wat beter maar waarschijnlijk zat er geen winst in, op de andere twee borden stonden ze zo goed als verloren. Veel meer dan een 8-2 uitslag zat er waarschijnlijk niet in. Maar om de kansen op het kampioenschap in stand te laten, speelden de spelers van Haaksbergen, hopende op een blunder van hun tegenstander, stug door.

In die tijd was het zo dat als aan het eind van de avond de partijen nog niet klaar waren, dat ze dan afgebroken werden. Een speler moest een zet afgeven die in een enveloppe werd gestopt en de partij werd dan een week later vervolgd. Meestal hadden de spelers en de teams hier geen zin in en werd er door de teamcaptains overlegd. “Als jullie die partij opgeven, dan geven wij die partij op”. Zo ongeveer ging het dan. Alleen als de teamcaptains er niet uitkwamen, of als een individuele speler het resultaat niet accepteerde, dan werd de partij een week later uitgespeeld.

Wij overlegden even intern met ons team. Eigenlijk gunden we Haaksbergen, zeker na al die aangeboden consumpties, het kampioenschap veel meer dan ESGOO, de grote concurrent van Drienerlo in Enschede. Maar om het kampioenschap nu helemaal cadeau te geven, dat vonden wij weer net iets te ver gaan. We besloten dat Haaksbergen en ESGOO het maar onderling moesten uitvechten. We stelden de teamcaptain van Haaksbergen daarop voor dat als zij akkoord gingen met remises in de twee partijen waarin wij veel beter stonden, dat wij dan de derde partij zouden opgeven. Uiteraard ging de teamcaptain van Haaksbergen met dit voorstel akkoord. De uitslag was daarmee 9-1 voor Haasbergen. Een beslissingswedstrijd tussen Haaksbergen en ESCOO 2 zou nu over het kampioenschap gaan beslissen. Even later vertrok Haaksbergen in juichstemming naar huis.

Wij vierden de nederlaag aan de bar, toen er opeens twee vertegenwoordigers van ESGOO verschenen. Ze waren nieuwsgierig naar de uitslag. “9-1 verloren helaas, het zat niet mee. Sorry, jullie moeten het in een beslissingswedstrijd gaan uitmaken.”  Verbijsterd keken ze ons aan.

00000 max euwe“Een mislukte poging in 1945 om Max Euwe om te kopen. Deze Nederlandse wereldkampioen was onomkoopbaar”.  Foto Theo van Haren Noman; Nationaal Archief

Geen idee overigens wie de beslissingswedstrijd heeft gewonnen.

Vals spelen bij schaken

In het schaken wordt wel eens vals gespeeld. In 2006 doken zelfs beschuldigingen van vals spel op  tijdens de match om het wereldkampioenschap tussen Veselin Topalov en Vladimir Kramnik. De manager van Topalov verweet Kramnik te vaak naar het toilet te gaan, een beschuldiging van vals spel. “Toiletgate” was geboren. Er was geen enkel bewijs voor en de schaakwereld deed de zaak als grote onzin af. Krammink won de tweekamp en werd wereldkampioen.

Nog een gevalletje veelvuldig toiletbezoek. Ik citeer even het Noordhollands Dagblad, editie Heerhugowaard, van 27 mei 2014, over vals spel tijdens een toernooi in Roemenïe, waarbij een Nederlandse amateurspeler bij was betrokken – nee, dat was ik niet!

“Hoe flest iemand in de praktijk de boel? Schaakcomputers spelen sterker dan mensen. Hun Elo-sterkte wordt op minimaal 3000 geschat, dus ruim meer dan wereldkampioen Magnus Carlsen die met 2880 op eenzame hoogte bij de mensen staat. Schaakprogramma’s die op smartphones draaien komen in de buurt van 2500. De betrapte Nederlander in Roemenië is een redelijk sterke amateurschaker met een Elo van 2233. […] In Roemenië werd hij betrapt door zijn tegenstander. Die vertrouwde het niet, de Nederlander verliet te vaak het bord. Volgens verklaringen achtervolgde hij hem naar het ‘plassengebied’, forceerde de toiletdeur en trof zijn tegenstander aan met zijn smartphone met de actuele partijstelling. De fraudeur werd uit het toernooi gezet en wacht mogelijk een lange schorsing.”

Vanwege dit soort zaken mogen vandaag de dag bij veel schaaktoernooien spelers tijdens de partij geen mobieltje bij zich hebben. Maar dit belet sommige schakers niet om het toch nog op deze manier te proberen. Zo werd in 2015 de Georgische schaakgrootmeester Nigalidze tijdens een schaaktoernooi in Dubai betrapt op valsspelen. Ook hij moest opvallend vaak naar het toilet. Het viel zijn tegenstander op dat hij elke keer hetzelfde toilethokje pakte, ondanks dat er anderen vrij waren. Hij meldde het aan een medewerker van het toernooi, die het toilethokje doorzocht. Achter de spoelbak vond hij een in toiletpapier gewikkelde iPhone. Daarop stond een schaakapp die de wedstrijd analyseerde.

Je kan ook valsspelen zonder toiletbezoek. Bij een toernooi in Amerika werd een speler met een pet op betrapt. In de pet zat kunstig elektronica verstopt waarmee hij in contact stond met vrienden buiten de toernooizaal die de partij voor hem op een computer analyseerde. Ook is al een keer iemand betrapt met een gehoorapparaatje op, althans dat zei hij. De slimme arbiter controleerde het typenummer op internet en zag dat het geen gehoorapparaat was maar een zendertje / ontvanger.

0000 schakenSoms zitten de hulpkrachten op een plek waar je ze niet verwacht. Foto Harry Pot; Nationaal Archief

Een ander beroemd geval van vals spelen vond plaats tijdens de Olympiade – zeg maar het wereldkampioenschap schaken voor landenteams –  van 2010. Twee Franse schakers en de Franse teamleider hadden naar verluidt een ingenieus systeem bedacht. De teamleider liep tijdens de partijen door de zaal. Regelmatig verdween hij echter naar de bar om daar op zijn mobiel te kijken. Daar kreeg hij zetten doorgestuurd van een kompaan die de partijen op een computer analyseerde De teamleider keerde vervolgens terug naar de zaal en liep daar vervolgens met  door de zaal. Hij keek dan eerst even met een onschuldig gezicht naar een partij die aan de gang was op de eerst rij en vervolgens naar eentje op de vierde rij van zijn team. Daarmee gaf hij aan dat de computer voorstelde om een stuk naar veld A4 te verplaatsen.

Ze vielen knullig door de mand. Het mobieltje van de man deed het tijdens één van die partijen niet meer. Hij leende daarop de telefoon van een bestuurslid van de Franse bond, die nadat hij later het apparaat terug kreeg, een ongeduldig sms’je met de tekst ‘waar blijven de zetten?” er op zag staan. Er volgde een onderzoek en er volgden lange schorsingen.

Bij deze voorbeelden is het telkens de schaker die hulp zoekt bij een computer. Er is een bekend voorbeeld van het omgekeerde. In 1997 speelde de toenmalige wereldkampioen Gary Kasparov  een match tegen de IBM-schaakcomputer Deep Blue. Tot ontsteltenis van Kasparov verloor hij met 3,5 – 2,5. Hij uitte na afloop de beschuldiging dat de computer werd geholpen door twee grootmeesters, die het apparaat op beslissende momenten ‘hielpen’ bij de keuze voor een zet.

Tot slot één van de leukste voorbeelden van valsspelende schakers die ik ken is deze. Het betreft het klassieke influisteren van een zet, niks geen elektronica.

0000 knudde

Het is een FC Knudde tekening uit 1990 van tekenaar Toon van Driel.

Goed, waarom nu deze blogpost over vals spelen in het schaken? Dat komt omdat ik wilde schrijven over matchfixing in het schaken. Ik googelde daarvoor even op ‘vals spelen in het schaken’ en trof daarbij een hoop voorbeelden aan, waarvan ik een deel hierboven heb beschreven.

Dat er matchfixing in het voetballen voorkomt is bekend, maar dat het ook voorkomt in het schaken wellicht niet. Toch is dat zo. Ik ben er zelf een keer bij betrokken geweest. Het was veertig jaar geleden en de zaak is inmiddels verjaard, dus ik kan er over schrijven. Echter deze blogpost is nu te lang om daar nu ook nog over te schrijven, dus dat stel ik, als soort cliffhanger, uit tot een volgende blogpost.

Schaken tegen de Nederlandse kampioen (2)

Urbanus, de Belgische komiek, zei eens: “Winnen, dat is iets voor losers”. Toch vond ik het altijd wel fijn als ik met schaken won. Niet dat ik dat vaak deed, maar af en toe gebeurde het wel. Weet u dat ik zelfs eens een keer van een (latere) Nederlands kampioen schaken heb gewonnen. Echt waar. Niet van Jan Timman, maar van Rini Kuijff, de Nederlands kampioen van 1989.

Ok, de omstandigheden waren bijzonder, maar toch. Het was in mijn studententijd. Op onze studentenflat woonde ook ene Menno. Hij was een goede schaker, veel beter dan ik. Hij speelde in de landelijke hoofdklasse. Dat is het hoogste niveau in Nederland.

Menno was bevriend met Rini die nog beter kon schaken. Op een dag deden Menno en ik mee aan een eendaags toernooi georganiseerd door één van de schaakverenigingen van Enschede. Rini, die dat weekend toevallig bij Menno op bezoek was, besloot ook mee te doen. Terwijl ik in één van de lagere groepen ploeterde – ik weet nog dat een Duitse schaker aan mij vroeg of ik wist wie de Gruppenführer was; ik dacht even wat vraagt hij nou? –  schaakten Menno en Rini in de hoogste groep. Rini won het toernooi gemakkelijk en kreeg een foeilelijke beker.

Hij was niet van plan om die beker mee naar huis te nemen. We gingen eten bij een Chinees en toen we naar buiten liepen, liet hij de beker opzettelijk in de vensterbank tussen de planten staan. Helaas, we waren al honderd meter ver weg, toen de ober hard hollend met de beker kwam aanrennen. “Meneeeeeer, u vergeet uw beker!”. Een tweede poging om de beker kwijt te raken, in een café waar Rini de nodige biertjes dronk, slaagde wel.

Om een uur of twaalf waren we weer terug op onze studentenflat. Rini brulde met zo’n luidde stem “Wie heeft er zin in een vluggertje?” dat alle meisjes op onze flat geschrokken naar hun kamers vluchtten – als u onder de hashtag #metoo iets over een schaker leest, dan weet u nu wie dat betreft – maar Rini bedoelde een partijtje schaak met een bedenktijd voor de hele partij van vijf minuten.

schaakklok

Ik zag mijn kans schoon. Normaal had ik geen schijn van kans, maar Rini was niet echt nuchter meer, dus wie weet. Helaas, de eerste twee partijtjes veegde hij me desondanks compleet van het bord. Toen kwam partij drie. Rini koos voor een opening die ik toevallig heel goed kende. Voor de kenners, het betrof de Sveshnikov variant van het Sciciliaans.

.000 schaken 2

Menno en ik hadden een keer die opening heel goed bestudeerd. We hadden zelfs een nieuwe zet voor wit bedacht. Dat leek aanvankelijk een winnende zet te zijn. Zwart kon op negen manieren antwoorden, waarvan de acht meest logische zetten allemaal verloren. Maar helaas een moeilijk te vinden negende mogelijkheid gaf zwart wel een winnend voordeel, waardoor onze zet niet speelbaar was. Ik dacht: hij heeft maar vijf minuten voor de hele partij, hij is niet helemaal nuchter meer, ik gok er op. Rini was verrast door de zet. Even dacht hij na – de klok tikte ondertussen door – toen koos hij voor één van de acht foute antwoorden. “Yess!” riep ik. Ik wist wat ik moest doen en won de partij eenvoudig.

Rini was op slag nuchter. Althans zo leekt het. “Opnieuw” brulde hij. Binnen no-time stond dezelfde stelling weer op het bord en ik deed weer mijn nieuwe zet. Deze keer koos Rini na enig nadenken wel voor mogelijkheid negen en werd ik kansloos van het bord gemept. Maar goed, ik had toch maar mooi een keertje van hem gewonnen. Toen hij later Nederlands kampioen werd, zei ik wel eens achteloos “Oh die, daar heb ik wel eens van gewonnen.

Gene Brown, Amerikaans schrijver: “Het ellendige van bescheidenheid is dat je er niet over kunt opscheppen”

 

Schaken tegen de Nederlandse kampioen

Ik heb wel eens tegen de Nederlands kampioen schaken gespeeld. Voor wie dat niet gelooft, zie hier.

0000 JT

Het is de voorkant van het maartnummer in 1974 van Schakend Nederland, het blad dat alle leden van de Koninklijke Nederlandse Schaakbond in de jaren zeventig maandelijks kregen toegestuurd. De man met het lange haar, die hier een simultaan geeft, is Jan Timman, meervoudig Nederlands schaakkampioen. Ik zit naast die drie jongetjes. De foto stond eerder in dagblad Tubantia.

De foto is in Enschede gemaakt tijdens één van de zogenaamde V&D schaaksimultaans. In de jaren zeventig organiseerde V&D jaarlijks in verschillende steden van het land schaaksimultaans. In Enschede trad dat jaar Jan Timman op. Voor het geval u nieuwsgierig bent naar de uitslag, ik verloor nipt (1-0). Omstreeks zet 15 dreigde ik een paard kwijt te raken, maar voor dat probleem vond ik een oplossing. Niet zo’n goede oplossing echter want daardoor raakte ik een paar zetten later twee paarden kwijt.

Ik had toen net zo goed kunnen opgeven, maar speelde toch nog een zet of tien door tot er bij zet 30 meer stukken van mij naast het bord stonden dan er op. De reden dat ik niet tien zetten eerder opgaf was tweeledig. Ten eerste had ik op mijn studentenflat gezegd dat ik het wel minstens dertig zetten zou vol houden tegen Timman en ten tweede gold dat als ik doorspeelde en niet direct opgaf, dat dan beter was voor de overige deelnemers aan de simultaan. Dat kwam door de regel dat als de simultaangever bij je bord was, je dan gedwongen was om te zetten. Dus hoe meer deelnemers er nog in de strijd waren, hoe langer het duurde voordat hij weer bij je bord was, hoe meer bedenktijd je voor je zet had.

Van die regel dat je gedwongen moest zetten als de simultaangever bij je bord was, maakte een jaar later Hans Böhm misbruik tegen mij. Hij gaf dat jaar de simultaan. Tegen hem ging het een stuk beter dan tegen Timman en eigenlijk stond ik na een zet of dertig heel goed, misschien wel zelfs gewonnen. Dat beviel Böhm overduidelijk niet. Aangekomen bij mijn bord keek hij sacherijnig naar zijn stelling, pakte een kop koffie en ging uitgebreid nadenken. Opeens zette hij de koffie neer, deed plotseling een zet en ging er vandoor.

Ik keek naar het bord en had direct het gevoel dat zijn zet niet goed was. Echter, het was een heel gecompliceerde stelling en terwijl ik zat te kijken hoe ik de zet van Böhm kon weerleggen, zag ik uit een ooghoek hoe hij zo ongeveer hard hollend langs de overige borden liep. Binnen no-time was hij weer bij mijn bord en brulde: “Zetten!”. Noodgedwongen deed ik een zet waarvan ik hoopte dat hij goed was, maar aan de grijns van Böhm kon ik al zien dat dit niet het geval was – thuisgekomen zag ik later binnen vijf minuten hoe ik de zet van Böhm had kunnen weerleggen.

Na zijn antwoord stond ik verloren. Ik had eigenlijk een paar zetten later wel kunnen opgeven, maar speelde expres door totdat hij me mat had gezet. Daardoor moest hij aan het einde van de avond de hele tijd van mijn bord aan het ene eind van de tafel naar het andere eind van de tafel lopen waar ook nog iemand zat te spelen. Serves him right.

Schaken in de regio

Schaken heb ik altijd een leuke denksport gevonden. Kent u het boek ‘Oom Jan leert zijn neefje schaken’ van Max Euwe? Ik had echt een oom Jan waarmee ik wel eens schaakte. Maar het was mijn vader die het mij had geleerd. In mijn studententijd werd ik lid van Drienerlo, de studentenschaakclub van de TH Twente. Er was een interne competitie. Ook speelden we in een externe competitie tegen andere clubs. Ons eerste team schaakte op landelijk niveau. Ikzelf speelde in het tweede team van Drienerlo dat in de regionale competitie schaakte.

Behalve studenten waren er ook enkele hoogleraren en docenten lid van onze schaakvereniging. Dat was maar goed ook, want die beschikten over een auto. Dat was vooral handig was als we een uitwedstrijd moesten spelen. Het was elke keer weer afwachten of we bij uitwedstrijden twee spelers met een auto konden opstellen.

Op een dag moesten we met ons team tegen Winterswijk schaken. Winterswijk uit, altijd lastig. We hadden in ons team één student met een klein oud autootje waarin vier man pasten. Hij schaakte beroerd maar werd vanwege zijn auto altijd opgesteld. De overige spelers zaten bij een professor die bereid was gevonden om mee te doen in de auto (een team betond uit tien man). Voorin zaten de professor en een student; achterin op elkaar gepropt de andere vier studenten; de auto helde zwaar achterover en de autolampen verblindden elke tegenligger – we speelden ’s avonds. “Ja, ja, ik weet het” mopperde de professor de hele tijd als een tegenligger weer eens met zijn lampen knipperde om aan te geven dat hij verblind werd.

Bij aankomst in Winterswijk bleek dat we in een zaaltje van het plaatselijke dorpscafé moesten schaken. Er stond een lange tafel, waarachter wij zaten. Winterswijk zette ons letterlijk met de rug tegen de muur. Gelukkig hoefden we ons daar niet telkens achter vandaan te frummelen om bij de bar iets te bestellen. Regelmatig kwam het barmeisje namelijk langs om de bestellingen op te nemen. Het eerste rondje was koffie op kosten van de thuisvereniging, de overige consumpties waren voor eigen rekening.

Het barmeisje combineerde een knap uiterlijk met een diep decolleté. Als ze de drankjes kwam brengen, moest ze over de tafel bukken om ze aan te reiken. Dat leidde behoorlijk af. We verloren dan ook kansloos met 8-2. Op de terugweg – de autolampen beschenen weer de toppen van de bomen – werd vooral het barmeisje besproken. We verdachten Winterswijk er van dat zij hun geheime wapen was.

000 mata hari

Dit is Mata Hari die deze week in het nieuws was omdat het deze week 100 jaar geleden was dat ze geëxecuteerd werd. Ik wil niet zeggen dat het barmeisje van Winterswijk er ook zo gekleed bij liep maar veel scheelde het niet.

De nederlaag tegen Winterwijk was niet de enige nederlaag dat seizoen. Aan het einde van de competitie stonden we er zo slecht voor dat we dreigden te degraderen. De laatste wedstrijd was de uitwedstrijd tegen Almelo 3. We moesten winnen om niet te verliezen. Nu had onze vereniging een geheim wapen in de persoon van Lodewijk Prins. Hij was in die tijd docent aan de TH Twente. Lodewijk Prins was een schaakgrootmeester. Hij had in 1948 het Hoogovens-toernooi gewonnen en was in 1965 nog Nederlands kampioen geworden. Hoewel Jan Hein Donner met wie hij voortdurend overhoop lag bij die gelegenheid zei dat Prins geen paard van een loper kon onderscheiden, kon hij – Prins was inmiddels gestopt met schaken – halverwege de jaren zeventig nog steeds zeer goed schaken. Hij was lid van onze vereniging maar speelde niet mee in de interne of externe competitie. Wel verzorgde hij één of twee keer per jaar een trainingsavond.

000 Lodewijk Prins1965; Lodewijk Prins; zittende rechts achter de zwarte stukken is zojuist Nederlands kampioen schaken geworden. Foto Jac de Nijs; Anefo; Nationaal Archief.

Iemand van ons team trok de stoute schoenen aan en belde Lodewijk Prins op. Hij legde uit dat we op het punt van degraderen stonden en of hij heel, heel misschien bereid was om met Drienerlo 2 mee te schaken tegen Almelo 3. Tot onze grote verrassing zei hij ja. Op de avond van de wedstrijd zaten we met grote spanning in de zaal van Almelo op zijn komst te wachten. Lodewijk Prins zou op eigen gelegenheid komen. Om vijf voor acht ging de deur van de zaal van Almelo open en daar stapte hij binnen.

Het gebruikelijke geroezemoes in de zaal vlak voordat de partijen begonnen verstomde onmiddellijk. Verbaasd en ontzet keken de spelers van Almelo 3 naar Lodewijk Prins. Deed hij mee? Vol vertrouwen zetten wij ons achter het bord. Het eerste puntje was binnen. Dat viel tegen. Lodewijk Prins speelde remise. Maar de andere spelers van Almelo 3 waren zo afgeleid – ze gingen de hele tijd bij het bord van Prins kijken – dat we met 5,5 – 4,5 wonnen, waardoor niet wij maar Almelo 3 degradeerde. Lodewijk Prins was ons barmeisje.

 

Harvey Ball

In het kader van mijn vijftigdelige serie over de mensen achter de computer heb ik gelijk maar even doorgepakt. Plaatste ik vorige week de nummer 1 uit deze serie, vandaag is het de beurt aan nummer 50, ofwel de slotaflevering. Wie nu denkt, dat is handig, verklap je gelijk de afloop van de serie, dat is niet zo. Het is geen who-dunnit serie.

Deze episode – het is inmiddels het negende portret dat ik heb geschreven –  gaat over de Amerikaan Harvey Ball, die in december 1963 de gele smiley bedacht. Deze bijdrage, met een voorspelling over de toekomst van de personal computer waarvan je over tien jaar zegt, hoe wist hij dat toch te voorspellen begint als volg:

50. Harvey Ball, 1921 – 2001; de uitvinder van de Smiley

harvey ball postzegel introductie

Harvey Ball (links) bij de onthulling van de Amerikaanse Smiley postzegel in 1999

 Wat zal de toekomst zijn van de computer? De toenmalige IBM-directeur Thomas Watson voorspelde in 1943 dat er in de hele wereld ruimte was voor vijf computers. Niet zo’n heel goede voorspelling (of hij dit inderdaad gezegd heeft, is overigens hoogst onzeker). Ook aardig is de uitspraak van de Duits-Amerikaans econoom Karl William Kapp die in 1972 zei: “Als er in 1872 een computer had bestaan, dan zou die waarschijnlijk hebben voorspeld dat er in onze tijd zo veel voertuigen op de weg zouden zijn dat de verwijdering van de paardenmest een vrijwel onoplosbaar probleem zou zijn gaan vormen.” Je moet inderdaad computers niet zelf laten voorspellen.

Voorspellen blijft een moeilijke zaak. Mainframes zullen steeds krachtiger en sneller worden, personal computers zullen veel kleiner worden. Desktops zullen over tien jaar niet meer te koop zijn, laptops hoogst waarschijnlijk ook niet meer. Vermoedelijk zullen we tegen die tijd allemaal een klein apparaatje hebben ter grootte van een mobieltje dat je in je binnenzak kan meenemen en waar je, al of niet virtueel, een toetsenbord en beeldscherm aan kunt hangen. Het dingetje zal alle functies van de pc en een mobieltje in zich hebben en ongetwijfeld nog veel meer functies.

Maar wat voor een ding het ook zal zijn, er zullen berichtjes mee verstuurd worden en die berichten zullen vast ook ‘smileys’ bevatten of iets wat er op lijkt (hologrammies?). Daarom om de reeks portretten van de mensen achter de computer met een glimlach af te sluiten als laatste in deze serie een portret van Harvey Ball, de uitvinder van de smiley. Hij ontwierp deze in 1963 voor een verzekeringsbedrijf. Hij was de eerste die het lachende gezichtje combineerde met een gele achtergrond en voor het bedrijf zogenaamde ‘smile’-buttons ontwierp. Hij kreeg voor zijn werkzaamheden voor deze ‘smile’-campagne in totaal 240 dollar, waarvan 45 dollar voor het ontwerp van de buttons. Tegenwoordig zijn de smileys een miljoenen business.

Het hele portret is hier te lezen.

 

50 mensen achter de computer

Elders op mijn site ben ik bezig om een serie portretten te schrijven van mensen die belangrijk zijn geweest ten aanzien van de ontwikkeling van de computer.  Misschien ga ik nog wel eens een keer een boek hierover maken, wie weet.

Om er wat meer structuur in te brengen, heb ik nu een voorlopige lijst opgesteld van vijftig mensen die in dit overzicht zouden moeten voorkomen. Zie hier de vijftig mensen achter de computer die ik heb uitgekozen:

00 50 mensenfoto Bjørn Christian Tørrissen; WIkipedia

Ok, dit zijn ze niet. Hieronder staan de 50 mensen, waarbij ik heb aangegeven waarom ze in de lijst staan. Voor de mensen waarvan ik al een portret heb geschreven, geldt dat hun naam een link is naar hun ‘portret’.

Dit is de lijst:

  1. NN; onbekend persoon; leefde ca. 20.000 jaar voor Christus; kerfde in de zogenaamde Ishango-beentjes – botten van een baviaan – streepjes, waardoor deze botten als telstokjes konden worden gebruikt.
  2. NN; onbekende persoon; leefde ca 2.700 voor Christus; construeerde vermoedelijk ergens in Mesopotamië (hedendaags Zuidoost-Irak) de eerste abacus.
  3. Euclides van Alexandrië, leefde omstreeks 300 v. Chr.; beschreef een methode waarmee je de grootste gemene deler van twee willekeurige getallen kan vinden, dit wordt wel beschouwd als het eerste algoritme.
  4. Piṅgala; hij leefde vermoedelijk omstreeks 200 v. Chr.; zou als eerste het concept van binaire ‘getallen’ bedacht hebben.
  5. Archimedes van Syracuse, 287 v.Chr. – 212 v.Chr. De grootste wiskundige, natuurkundige, ingenieur, uitvinder en sterrenkundige uit de oudheid.
  6. NN; onbekend persoon; leefde vermoedelijk omstreeks 100 v. Chr.; bedacht alleen of samen met anderen ‘het mechanisme van Antikythera’, een apparaat bestaande uit verschillende lagen gegraveerde platen en tandwielen, dat informatie gaf over de stand van de zon, de maan en vier van de toen bekende planeten.
  7. Hero van Alexandrië; ca 10 v. Chr. – 70 na Chr.; uitvinder en wiskundige; bedacht diverse mechanische appraten, waaronder zelfs een mechanisch drankautomaat die werkte op muntjes, een drankautomaat avant la lettre.
  8. Zhang Heng; 78 – 139; bedacht een odometer waarmee de afgelegde afstand kan worden gemeten door het aantal omwentelingen van een wiel te tellen en dit aantal te vermenigvuldigen met de omtrek van dat wiel.
  9. Ma Ju; 200 – 265; ontwierp de kompaswagen, een wagen dat een draaimechaniek bevatte dat reageerde op bewegingen van assen en dat daardoor altijd naar een bepaalde richting wees – meestal het zuiden – zonder gebruik te maken van een kompas.
  10. Brahmagupta, 598 – 668; een Indiase wiskundige en astronoom, formuleerde als eerste wiskundige regels hoe om te gaan met het getal nul.
  11. Muḥammad ibn Mūsā al-Khwārizmī; ca. 780 – ca. 850; wiskundige die onder andere het concept van een algoritme in de wiskunde bedacht; geldt daarmee als één van de grondleggers van de informatica.
  12. De gebroeders Mūsā; ca. 800 – ca. 900; drie broers uit Iran die allerlei mechanische apparaten bedachten. De meesten hadden overigens geen enkel nut.
  13. Gerbert van Aurillac (Paus Sylvester II), 946 – 1003; was niet alleen Paus van 999 tot 1003 maar ook wetenschapper; bedacht een mechanische klok en herintroduceerde de abacus met Arabische cijfers in Europa. Met zijn versie kon aanmerkelijk sneller gerekend worden dan voorheen.
  14. Abu Rayhan al-Birun, 973 – 1048; één van de grootste wiskundige en astronomen van de oudheid, bedacht onder andere een mechanische maankalender.
  15. Al-Zarqali, 1029 – 1087; instrumentenmaker en astronoom; bouwde onder andere de beroemde klok van Toledo; Koning Alphonso VI liet in 1135 deze klok uit elkaar halen om te kijken hoe deze werkte; niemand kon de klok daarna weer in elkaar zetten.
  16. Al-Jazari, 1136-1206; een wiskundige, astronoom en uitvinder; bedacht allerlei mechanische systemen van pompen tot klokken.
  17. Al-Kashi, 1380 – 1429; wiskundige die onder andere het systeem van decimale posities achter de komma bedacht.
  18. Leonardo da Vinci; 1452 – 1519; vermoedelijk het grootste genie dat ooit heeft geleefd; in zijn Codex Madrid I staat een mechanisme afgebeeld dat hoogstwaarschijnlijk een bouwsteen was voor een mechanische rekenmachine.
  19. John Napier, 1550 – 1617; bedacht een rekensysteem met ivoren staafjes als hulpmiddel en geldt als de bedenker van de logartime.
  20. William Oughtred, 1574 – 1660; uitvinder van de rekenliniaal.
  21. Wilhelm Schickard, 1592 – 1635; ontwierp op papier de eerste mechanische rekenmachine.
  22. Richard Brathwait, 1588 – 1673; een Engelse dichter die niets met de ontwikkeling van computers van doen heeft, maar die in dit overzicht staat omdat hij de allereerste was die het woord ‘computer’ gebruikte en wel in zijn in 1613 verschenen boek ‘”The Yong Mans Gleanings’.
  23. Blaisse Pascal, 1623 – 1662; bouwde de eerste werkende mechanische rekenmachine die kon optellen en aftrekken.
  24. Gottfried Leibniz, 1646 – 1716; bedacht de eerste mechanische rekenmachine die niet alleen kon optellen en aftrekken maar ook kon vermenigvuldigen en delen.
  25. Jean-Joseph Merlin, 1735 – 1803; automatenbouwer; zorgde voor een technische doorbraak in het bouwen van zeer verfijnde automaten.
  26. Joseph-Marie Jacquard, 1752 – 1834; uitvinder van het programmeerbare weefgetouw, bedacht de eerste ponskaart.
  27. Charles Babbage, 1791 – 1871; ontwierp (op papier) de eerste programmeerbare computer.
  28. Ada Lovelace, 1815 – 1851; schreef een programma voor de machine van Babbage en wordt daarom gezien als wereld’s eerste software-programmeur.
  29. Georg Scheutz, 1785 – 1873, bouwde een werkende rekenautomaat die allerlei tabellen kon produceren, de automaat was gebaseerd op een ontwerp van Charles Babbage.
  30. George Boole, 1815 – 1864; bedacht een systeem met de logica-formules ‘And, ‘Or en ‘Not’ dat toegepast op een binair systeem de basis is van moderne computerprogramma’s.
  31. Charles Xavier Thomas de Colmar, 1785 – 1870; vervaardigde de eerste mechanische rekenmachine die commercieel op de markt werd gebracht.
  32. James Ritty, 1836 – 1937; een salooneigenaar die een kasregister voor zijn café bedacht; zette een bedrijf op om deze apparaten te produceren. Dit zou later uitgroeien tot de computergigant NRC.
  33. Herman Hollerith, 1860-1929; introduceerde een type ponskaart om grote hoeveelheden gegevens te kunnen verwerken. Hij richtte een bedrijf op dat later met vier andere bedrijven zou fuseren. Dit fusiebedrijf zou later als IBM de geschiedenis zou ingaan.
  34. Dorr Felt; 1862 – 1930; bedacht de eerste mechanische rekenmachine die gebruik maakte van druktoetsen.
  35. Konrad Zuse, 1910 – 1998; ontwierp als eerste een programmeerbare moderne computer.
  36. John von Neumann, 1903 – 1957; hij geldt als één van de belangrijkste grondleggers van de moderne computerarchitectuur.
  37. Alan Turing; 1912 – 1954; computerpionier en informaticus, gold als de vader van de theoretische computerkunde en kunstmatige intelligentie.
  38. John Atanasoff, 1903 –1995; bedacht het ontwerp voor de eerste elektronische digitale computer. De meningen of dit inderdaad zo was, zijn verdeeld maar in 1973 kende een Amerikaanse rechter het belangrijkste patent aan hem toe.
  39. John Eckart; 1919 – 1995; ontwierp samen met John Mauchly de Eniac-computer, die wordt gezien als de eerste goed werkende elektronische digitale computer. Hij verloor echter een juridisch strijd over het belangrijkste patent. Over zijn ‘concurrent’ Atanasoff zei Eckart: “He never really got anything to work”.
  40. Tommy Flowers, 1905 – 1998, bouwde de eerste programmeerbare elektronische computer
  41. Howard Aiken, 1900 –1973; was de hoofdingenieur achter IBM’s Harvard Mark I-computer. De machine was mede gebaseerd op de honderd jaar oude ideeën van Charles Babbage. De computer werd ingezet bij het Manhatten-project dat leidde tot de eerste atoombom.
  42. Grace Hopper 1906 – 1992, was een pionier op het gebied van computertalen zoals Cobol. Geldt ook als de bedenker van het woord ‘bug’ voor een fout in een programma.
  43. William Hewlett, 1913-2001, startte samen met zijn vriend David Packard in 1939 in een garage in Palo Alto een bedrijfje dat zou uitgroeien tot de computergigant Hewlett-Parckard. HP geldt als het eerste computerbedrijf dat ontstond in Silicon Valley.
  44. Pier Perotto, 1930 – 2002; stond in 1965 aan het hoofd van een team bij Olivetti dat de ‘Programma 101’ op de markt bracht. Dit apparaat geldt als werelds eerste personal computer c.q. dektop computer.
  45. Douglas Carl Engelbart, 1925 – 2013; hield zich vooral bezig met de interactie tussen een computer en een mens, wat onder andere leidde tot zijn uitvinding van de computermuis.
  46. Robert Taylor, 1932 – 2017; was verantwoordelijk was voor de ontwikkeling van ARPANET, dat als voorloper wordt gezien van het internet. Was later bij Xerox verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de pc.
  47. Bill Moggridge, 1943 – 2012; industrieel ontwerper die wordt gezien als “de uitvinder” van de laptop.
  48. Bill Gates, 1955 – heden; stichtte samen met Paul Allen Microsoft, het bedrijf dat in 1980 het besturingsprogramma voor de IBM-pc ontwikkelde. Microsoft zou uitgroeien tot de grootste softwarebedrijf ter wereld.
  49. Steve Wozniak, 1950 – heden; richtte samen met Steve Jobs Apple op, was de technische man achter het ontwerp van het besturingssysteem en de hardware van de Apple I en de Apple II.
  50. Harvey Ball, 1921 – 2001; het meest gebruikte niet-alfanumeriek computerteken is de smiley. Het was Harvey Ball die dit teken bedacht.

 

 

De verhoging van het btw-tarief

De nieuwe coalitie van VVD, CDA, D66 en de ChristenUnie wil het lage btw-tarief van 6% naar 9% verhogen, zo valt in het regeerakkoord te lezen.

00 regeerakkoord 2

De linkse oppositie is daar fel op tegen en begint samen met de vakbond FNV, Patiëntenfederatie Nederland, de Fietsersbond, de stichting Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek (CPNB), ouderenorganisatie ANBO en de Beroeps Organisatie Kunstenaars een handtekeningactie. George Orwell zou zeggen: “Alle handtekeningen zijn gelijk maar sommige zijn wat meer gelijk dan anderen”.

Het zou namelijk best wel eens kunnen dat het nieuwe kabinet de handtekeningen onder het regeerakkoord belangrijker zal vinden dan de handtekeningen die de oppositie ophaalt en de verhoging van het lage btw-tarief toch doorzet. Dat zal een hoop gemopper opleveren, ongetwijfeld ook bij een deel van de kiezers die op één van de vier coalitiepartijen hebben gestemd. Tegen hen zou je kunnen zeggen, had dan maar het verkiezingsprogramma van je partij beter bestudeerd, dan was je gewaarschuwd geweest. Hoewel, is dat wel zo? Even een klein onderzoek.

Als eerste het verkiezingsprogramma 2017-2021 van de grootste coalitiepartner, de VVD. Het programma heet ’Zeker Nederland’. Het telt 102 pagina’s. Het begrip btw wordt slechts op twee plaatsen vermeld: Op pagina 87 staat: […] ‘Zoals de ongewenste regel dat je als ondernemer wordt gezien en btw moet betalen als je met je buurt gezamenlijk elektriciteit levert aan het elektriciteitsnet’. Ik zou bijna zeggen: niet erg schokkend, maar dat zou in verband met die elektriciteit als een flauwe woordspeling kunnen worden gezien. Op pagina 97 komt de btw ook nog een keer aan de orde in verband met een door de VVD ongewenste koppeling voor zzp’ers van het Burgerservicenummer aan hun btw-nummer. Dat is het. Nergens wordt iets geschreven over een mogelijke verhoging van het lage btw-tarief.

Dan het CDA, in hun verkiezingsprogramma 2017-2021 ‘Keuzes voor een beter Nederland’ (105 pagina’s groot) komt de term ‘btw’ niet één keer voor. Ook het D66-verkiezingsprogramma (liefst 171 pagina’s groot) met de krachtige titel ‘D66 Verkiezingsprogramma 2017-2021’ is niet erg scheutig. Het heeft ruimte gevonden om de term btw één keer te vermelden: Op pagina 71 staat: ‘Wij willen dat Nederland een leidende rol speelt binnen Europa in het zekerstellen van één digitale markt binnen de EU. Dat vraagt vooral om het wegnemen van praktische barrières rond […] btw-heffing.” Het is me niet helemaal duidelijk wat ze met die btw-heffing willen, maar ik denk niet dat ze hier een verhoging van het lage btw-tarief aankondigen.

De ChristenUnie is van de vier coalitiepartijen degene die het in hun verkiezingsprogramma het vaakst over de btw heeft. In hun programma ‘Hoopvol Realistisch’ (110 pagina’s groot) wordt vier keer de term ’btw’ vermeld, maar niet één keer in verband met een mogelijke verhoging van het lage btw-tarief. Waar komt die verhoging dan vandaan? Vermoedelijk toch van de ChristenUnie, want op pagina 17 staat daar: ‘Voor het nieuwe belastingstelsel dat de ChristenUnie voorstaat geldt dat […] de belastingen op arbeid omlaag gaan en die op consumptie, vervuilend gedrag en kapitaal evenwichtiger worden.’ “Evenwichtiger worden”, dat betekent dus bij de ChristenUnie verhogen van het lage btw-tarief.

Tja, drie partijen die niets over de verhoging van het lage btw-tarief in hun verkiezingsprogramma vermelden en eentje die het versluiert. De verhoging van het lage btw-tarief is geen klein bier. Het gaat om 2,6 miljard. Los van het feit of de verhoging van het lage btw-tarief een goed plan of niet is, als je wilt dat de “gewone, normale Nederlander” vertrouwen in de toekomst – het motto van het kabinet – houdt, communiceer dan even van te voren in je verkiezingsprogramma hoe je die toekomst voor je ziet. Dat geeft wat meer vertrouwen.

Veel verkeersborden

Van de week fietste ik door Den Haag toen het me weer eens opviel hoeveel verkeersborden Den Haag wel niet telt. Op de terugweg naar huis besloot ik eens te tellen hoeveel ik er zag. Over een afstand van ongeveer 7 km kwam ik tot 214 borden. En dan telde ik de borden aan de andere kant van de weg, de richtingsborden en de tijdelijke borden in verband met wegomleggingen nog niet eens mee.

Dat zijn ongeveer 30 borden per kilometer. Of te wel om de 30 meter staat wel een bord. Als je elk bord goed tot je door wilt laten dringen, dan hou je geen tijd over om aandacht te schenken aan andere weggebruikers.

Nu gold gelukkig dat ongeveer de helft van die borden allerlei zaken ten aanzien van het parkeren betrof, dus daar hoefde ik als fietser geen aandacht aan te besteden. De gemeente Den Haag heeft het maar druk met parkeerzaken. Waar mag je wel parkeren, waar niet, hoe laat en hoe lang? Waar kost het geld en waar is het gratis? Wie mag er wel staan en wie niet? O wee als je dat laatste fout doet! Bij de Binckhorst zag ik deze combinatie staan.

0 bord 00

“In dit gebied wordt de parkeerklem gebruikt. U bent gewaarschuwd!” Word je trouwens nou weggesleept of krijg je een parkeerklem? Zelfs als ik in de directie zat zou ik hier niet durven te parkeren.

Den Haag heeft er sowieso een handje van om meerdere borden bij elkaar te zetten. Wat dacht u van deze combinatie van borden bij het Centraal Station:

00 bord 000

Ik moet zeggen, dit is geen eenvoudige combinatie. We beginnen bovenaan. “Betaald parkeren’; ok, snap ik. Dan het tweede bordje:  er is een wegsleepregeling van kracht. Die snap ik ook. Ik neem overigens aan dat die wegsleepregeling alleen maar geldt als je niet betaalt. Dan het derde bordje: er geldt een beperking op de parkeertijd. Tussen 09.00 en 24.00 mag je er maar 30 minuten blijven staan.

Maar we zijn er nog niet, volgens het vierde bord wordt die maximale parkeertijd op maandag  – vrijdag tussen 16.00 – 24,00 uur en op zaterdag en zondag tussen 09.00 en 24.00  ingekort tot 10 minuten. Gecombineerd wil dat dus zeggen dat op maandag – vrijdag je hier dus tussen 09.00 en 16.00 uur 30 minuten mag parkeren en van 16.00 – 24.00 uur 10 minuten. En op zaterdag en zondag mag je er tussen 09.00 en 24.00 maar tien minuten staan.

Maar daar gaat het onderste bord nog eens een keer overeen. Op maandag – vrijdag is het tussen 09.00 – 16.00 uur volgens dat bord hier zelfs helemaal verboden om te parkeren. Als ik het dus  goed snap, is daarmee het derde bord overbodig. Maar goed, tegen de tijd dat je dit allemaal uitgevogeld hebt, is je tien minuten parkeertijd al voorbij. Ik zou zeggen, bekijk deze combinatie nog eens op uw gemak.

Je hebt in Den Haag ook moderne parkeerborden.

000 autodateAlleen autodate’

Autodaten? Ik dacht even dat dit een bord uit de categorie Kiss and Ride was maar dan zonder Ride. Het blijkt echter een bord te zijn dat aangeeft dat daar alleen maar auto’s geparkeerd mogen staan die met meerdere personen gedeeld worden, zoals die rode greenwheels auto.

Nog een combinatie van overbodige borden.

0 bord 5

Het bovenste bord betekent ‘Voetpad (weg of pad bedoeld voor voetgangers)’ zoals in de verkeerswet staat. Daar mag je dus alleen maar wandelen. Klaar dus. Maar dacht de gemeente Den Haag, laten we er voor de zekerheid toch nog maar even onderzetten dat het verboden is om er te fietsen. En ook dat je er niet mag bromfietsen, niet mag snorfietsen en niet mag bakfietsen. Zijn ze verdikkeme de driewielers vergeten!

Een ander opvallend bord dat ik onderweg zag, waarschuwde voor baldadigheid.

0 bord 4

Oppakken die hang-eksters met hun stenen gooien!

Tot slot dit bord:

00 borf 01

“De meest mensen gooien hun afval in de container”  Wat is dit voor een halfzacht gedoe? De meeste mensen gooien  hun afval in de container? Bij de stoplichten staat toch ook geen bord “De meeste mensen stoppen voor het rode licht”. Gewoon een bord: Afval in de container!

My WordPress Blog