Een mislukte safari?

Toen wij maandag door Noordwijk fietsten, kwamen we voorbij een groot huis. Een Porsche op de oprit en twee garages. De meest opvallende auto stond echter in de tuin. Wat is het? Een kunstwerk of een herinnering aan een mislukte safari?

00 safari

Naar de bollen

De Keukenhof kende dit paasweekend een topdrukte. Gemiddeld bezochten zo’n 50.000 mensen per dag het park. Ter vergelijking: het Rijksmuseum, dat alleen ‘De anatomische les’ van Nicolaes Tulp als tulpenattractie had, moest het doen met ‘slechts’ 8.000 bezoekers .

Op een gegeven moment was de Keukenhof per auto niet meer bereikbaar.  Mensen werden opgeroepen om weg te blijven. En was je wel op tijd van huis gegaan, dan had je toch nog een probleem, je kon er nauwelijks meer weg komen.

0 bollen tweet

Zelf waren we toevallig ook in de buurt maar dan wel op de fiets.  We waren eerst naar de Wassenaarse Slag gefietst en vervolgens door de duinen naar Katwijk en Noordwijk en vandaar naar Noordwijkerhout waar we een wandeling op een landgoed hebben gedaan.

0 bollen lanfgoedHet was hier iets minder druk dan bij de Keukenhof.

De Keukenhof stond niet op het programma maar we hebben toch wel een hoop tulpen gezien. Terug fietsten we namelijk niet via de duinen, maar “binnendoor”.  We kwamen langs een aantal bollenvelden en zagen daar een hoop toeristen, die er waarschijnlijk niet in geslaagd waren om de Keukenhof te bereiken, door de bollenvelden lopen.

0 bollen 11Het meisje bekijkt de tulpen; de jongen zijn mobiel. Het was waarschijnlijk haar idee om hier heen te gaan.

0 bollen 001Moeder met schattig dochtertje die bloempjes plukken (dat mocht hier overigens.) 

Niet alle tulpenboeren zijn blij met de mensen die de tulpenvelden in lopen. Het kan behoorlijke wat schade geven.  Er staan op sommige plaatsen tegenwoordig dan ook ‘borden’ met het verzoek om niet de velden in te lopen.

0 bollen 6

Dit Aziatisch gezin hield zich keurig aan het verzoek.

0 bollen 7

Maar dat gold lang niet voor iedereen.

0 bollen 000

Het is overigens helemaal niet nodig om de velden in te lopen om tulpenfoto’s te maken. Deze zijn allemaal (door Marianne) gemaakt aan de rand van het veld.

0 bollen 2Keurig op een rijtje

0 bollen 4

0 bollen 3Verdwaalde gele tulp

0 bollen 000011

0 bollen 00001

0 bollen 0000

0 bollen 9

Deze laatste tulpen waren bijna twee meter hoog. Je kon er dan ook  nauwelijks boven uit kijken.

Al met al een kleurrijk dagje.

 

 

 

 

 

Het is weer lente

Het is weer lente of zoals Herman Gorter het in zijn ellenlange gedicht ‘Mei’ schreef: ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’.

Ach, had Gorter zich maar beperkt – schrijven is schrappen – tot deze beroemde eerste zeven woorden van zijn gedicht, dan hadden veel meer mensen het hele vers kunnen opzeggen, maar hij moest zonodig 4381 versregels schrijven. Ik heb wel eens geprobeerd om het gedicht helemaal te lezen. Niet door heen te komen.

1 lente gorter

Maar de eerste regel die staat.  Dat is een klassieker in de Nederlandse literatuur geworden.

Ik ken mijn beperkingen. Daarom de lente in zeven foto’s.

1 lente eend

1 lente schaap

1 lente vogel

1 lente ooievaar

 

1 lente rund 2

1 lente rund

1 lente weg

p.s. Er zijn nog een aantal Nederlandse gedichten die, net als de Mei van Gorter, vooral bekend zijn door één regel uit het gedicht. Tien voorbeelden:

  • ‘Denkend aan Holland zie ik brede rivieren traag door oneindig laagland gaan’ – Hendrik Marsman
  • ‘Tussen droom en daad staan wetten in den weg en praktische bezwaren’ –  Willem Elsschot
  • ‘Alles van waarde is weerloos’ – Lucebert
  • ‘Jantje zag eens pruimen hangen, o! als eieren zo groot’ – Hiëronymus van Alphen
  • ‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’ –  Martinus Nijhoff
  • ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen’ – J.J. Slauerhoff
  • ‘Mijn moeder is mijn naam vergeten, mijn kind weet nog niet hoe ik heet’ – Neeltje Maria Min
  • ‘Waar werd oprechter trouw dan tussen man en vrouw ter wereld ooit gevonden?’ – Joost van den Vondel
  • ‘Een cel is maar twee meter lang en nauw twee meter breed, wel kleiner nog is het stuk grond, dat ik nu nog niet weet, maar waar ik naamloos rusten zal, mijn makkers bovendien, wij waren achttien in getal, geen zal den avond zien’. – Jan Campert
  • ‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten’ – Willem Kloos

Op naar de zomer nu.

 

 

 

Muziek om bij dood te gaan

Ik zie er blijkbaar slecht uit. Laatst vroeg Marianne al een keer wat voor een muziek ik bij mijn begrafenis wilde en vorige week vroeg één van de dochters dat ook al. Wat weten ze meer dan ik?

Ook Amnesty International houdt al rekening met mijn overlijden. Die sturen mij brieven waarin ze mij op de mogelijkheid wijzen om hun organisatie in mijn testament op te nemen. Moeten ze vooral doen zeg, zulke brieven sturen. (Dat doen ze waarschijnlijk omdat ik al 45 jaar lid ben. Die denken natuurlijk dat ik stokoud ben, maar ik was gewoon heel jong toen ik lid werd.)

Maar goed, de muziek bij je begrafenis is natuurlijk wel iets om van te voren even over na te denken. Eigenlijk is het jammer dat je zelf niet bij je eigen begrafenis kan zijn. Ok, je bent er natuurlijk wel bij, maar dat is toch anders. Tja, wat voor een muziek moet het zijn? Ik moet er in ieder geval wel zelf iets mee hebben. Gelukkig, heb ik wat ideeën. Familie, noteren jullie even?

Allereerst het laatste nummer – hopelijk is dit niet te verwarrend voor mijn familie; ik ken ze een beetje – het laatste nummer dus dat gespeeld moet worden is een makkelijke keuze – easy question –  ‘Imagine’ van John Lennon.

0 imagine

Op YouTube staan meerdere versies. Bovenstaande versie (op het plaatje klikken om naar YouTube te gaan) lijkt me wel een mooie. De muziek begint hier namelijk pas na zo’n veertig seconden. Eerst hoor je het  geluid van voetstappen en het geluid van fluitende vogeltjes. Kan er door de zaal nog even gehoest en gekucht worden. U ziet, ik denk met u mee.

Ook moet er natuurlijk wat romantisch gedraaid worden. Mijn keuze valt dan op ‘Unchained Melody’. Dat nummer is door meer dan 1500 mensen opgenomen, maar ik wil de uitvoering van de Righteous Brothers, en dan nog specifiek de live-uitvoering. Die is beter dan de studio-opname. (U ziet, ik ben een echte kenner.)

0 Unchained melody

Overigens heten de Righteous Brothers helemaal geen Righteous, zijn het ook geen broers en is het nummer een solo optreden van één van de twee ‘broers’.

En voor wat het lied betreft, het woord ‘unchained’ komt helemaal niet in de tekst voor. Het nummer heet zo omdat het afkomstig is uit de film ‘Unchained’ uit 1955. (Dat is overigens het jaar waarin ik  ben geboren.) Die film gaat over een gevangene die twijfelt of hij moet ontsnappen om naar zijn vrouw te gaan of niet. Spoiler alert: hij ontsnapt uiteindelijk niet. (Ik zal binnenkort wel eens een blogpost over dit nummer schrijven.)

‘Unchained Melody’ van de Righteous Brothers is overigens typisch een begrafenislied. Zie hier  bijvoorbeeld wat reacties op YouTube.

0 Unchained melody 2

Begrafenisondernemer Yarden houdt overigens een top 10 bij van de meest gedraaide nummers in Nederland tijdens begrafenissen,

0 top tien

Er staan twee nummers op (van Frans Bauer en Rob de Nijs) die ik zelfs helemaal niet ken.

Maar goed, verder dus. Mijn begrafenis mag ook wel een vrolijke noot – letterlijk dus – hebben. Ik zat hiervoor te denken aan de kraker ‘Go Ahead is niet te kraken van Co Hagedoorn. Een lekkere meezinger voor de zaal. Voor wie dit nummer uit 1967 – op de achterkant van de single staat het meesterwerk ‘Deventer Koek’ ; “Deventer, je koek is zo fijn; dat is wel iets om heel trots op te zijn” – niet kent, kan hieronder oefenen.

0 Go Ahead is niet te kraken

Verder reken ik er een beetje op dat de sprekers alleen mijn goede eigenschappen zullen vermelden. (“Wanneer iedereen u prijst is uw begrafenis aan de gang” – Julien de Valckenaere).  Als iedereen het alleen maar over mijn goede eigenschappen heeft, dan moet er nog ruimschoots genoeg tijd zijn voor nog een nummer. Ik weet echter nog niet precies welke. ‘The Rose van Bette Middler, en  ‘Het Dorp‘ van Wim Sonneveld. Daar moet ik nog even over nadenken. Hoewel, doe maar beide. Ik heb toch de tijd.

Hoewel, ik weet nog een beter nummer, namelijk de plaat die in de week van 26 juli tot 1 augustus 2055 op de eerste plaats van de top 40 staat. Waarom dat nummer? (Dat ik nu uiteraard nog niet ken.) Omdat dit het nummer is dat op nummer 1 stond tijdens mijn honderdste verjaardag. Dat is wel iets om later tijdens mijn begrafenis te spelen.

Brand in de Notre-Dame

Ik zal geen primeur hebben met de onthulling dat er gisteren brand was in de Notre-Dame. Duizenden foto’s van de brand staan er inmiddels al op internet. Alleen Google Earth is nog niet bij. Daar is de Notre-Dame nog in al zijn volle glorie te bewonderen. Traag, we zijn al twaalf uur verder. Daar had toch al lang een satelliet een nieuwe foto van kunnen maken?

notre dame google

De tekst bij het rode bolletje op de Google Earth foto is niet goed leesbaar, daarom hier even uitvergroot.

notre dame tekst

De Notre-Dame is een ‘bekende gotische kerk met literaire link‘, aldus Google Maps. Over die omschrijving moet iemand nagedacht hebben. Dat zal beslist geen Fransman zijn geweest. Een ex-collega van mij was ooit eens ergens op vakantie in Frankrijk toen hij aan een Fransman vroeg wat voor een kerk er in de verte stond. Hevig verontwaardigd had de Fransman geantwoord: “Église? Église?? C’est une cathedrale!!!”

Even nieuwsgierig heb ik op Google Maps wat omschrijvingen opgezocht van wat andere bekende gebouwen. De Eiffeltoren is een ‘Toren uit de 19e eeuw van 324 meter hoog en de Golden Gate brug is een ‘Iconisch art-decobrug uit 1937’

eiffel toren golden gate brug

Hier is overduidelijk iemand met een toeristisch gidsje bezig geweest. Kijken we naar Nederland, dan zien we op Google Maps dat de Erasmusbrug een ‘Witte brug met bijnaam ‘De Zwaan” is en dat het het Koninklijk Paleis op de Dam een ‘Sierlijk paleis uit de …” is.

Erasmusbrug koninklijk paleis

Blijkbaar moest de man van Google Earth bij het paleis op de Dam nog uitzoeken uit welke eeuw het paleis stamde en typte hij voorlopig drie puntjes … – dat zoek ik later wel op. Vervolgens is hij het vergeten en nu zitten de Google Maps lezers voor eeuwig met het raadsel uit welk jaar het paleis stamt. (Het is 1655.)

Met de omschrijving van het Witte Huis in Washington heeft Google Maps het in de Nederlandse versie ook moeilijk. Ze kunnen blijkbaar niet kiezen tussen de Nederlandse en de Engelse omschrijving en dan krijg je dit.

witte house

‘The Witte House’ heet de ‘Woning van de president van Amerika’ in Google Street View

En over de bewoner van The Witte House’ gesproken,  die had gisteren nog een advies voor de Franse brandweer – uiteraard zou ik bijna schrijven.

trump tweet

Perhaps flying tankers could be used to put it out.‘ twitterde hij.

Maar het mooiste was zijn slotzin:  ‘Must act quickly!‘ Daar had de Franse brandweer nog niet aan gedacht. Goed dat hij mee dacht.

 

 

 

 

 

 

Een mondeling tentamen

Tijdens mijn eerste studiejaar aan de TH Twente had ik een keer een mondeling tentamen bij professor P. Het ging niet erg goed en dat kunnen we met een gerust hart een understatement noemen. Bij één vraag had ik zelfs de neiging om te vragen of het onderwerp wel tot de tentamenstof behoorde, zo weinig wist ik er van af.

Na afloop van het tentamen vroeg de professor: “En wat denkt u dat u heeft, een onvoldoende of een voldoende?” Omdat ik mijn eigen graf niet wilde graven, zei ik tegen beter weten in. “Net voldoende, een klein zesje misschien?”

Waarop de professor met een ongepast gevoel voor humor zei: ‘En zelfs die vraag heeft u fout beantwoord!”

groucho marxDit is overigens niet professor P. maar Groucho Marx in Horse Feathers (1932)

Dansen op zijn Italiaans

In 2001 gingen we naar Italië op vakantie. De dochters waren acht en zes jaar oud. De autoslaaptrein bracht ons en de auto naar Bologna en vandaaruit reden we naar Toscane. In de auto moesten we de hele tijd naar liedjes van K3 luisteren. Ik kan er zo nog een paar mee zingen. We reden over een tolweg, maar toen we er af reden hoefden we niet te betalen. Er zat niemand in het hokje en de slagboom stond omhoog. De Italianen waren weer eens aan het staken.

De eerste week sliepen we in een Eurocamp-tent op een camping bij Sarteano. De camping lag pal naast het dorp en de faciliteiten werden ook deels door de plaatselijke bevolking gebruikt. ‘Een van de zwembaden is exclusief voor de gasten van de camping’ aldus de juichende Eurocamp-recensie. Wat ook gemeenschappelijk werd gebruikt was de dansvloer van het amfitheater op de camping.

In het weekend kwam de plaatselijke bevolking naar de camping. Om te dansen op het podium van het amfitheater. Van oude dametjes in het zwart gekleed tot de jeugd in jeans. Op Italiaanse volksmuziek deden ze een soort line dancing. De voorste van de groep deed telkens een bepaalde beweging – een stapje naar rechts, een draai naar links, een rare handbeweging; dat soort werk – en de rest volgde het voorbeeld.

dorpelingenDansende dorpelingen, zoals vastgelegd door Peter Paul Rubens omstreeks 1630

Een paar campinggasten waagden zich ook op de vloer en gingen met de groep mee dansen. De dochters wilden graag dat papa en mama ook mee deden. Na lang aandringen, vooral duwen, waagden wij ons ook op de dansvloer. Maar wel helemaal achteraan.

De ‘dansleider’ deed een stapje naar rechts, de groep en wij deden een stapje naar rechts. De dansleider deed een stapje naar links; de groep en wij deden een stapje naar links. De dansleider klapte drie maal in de handen en draaide een halve slag om; de groep en wij klapten drie maal in de handen en draaiden een halve slag om. En toen waren wij dus de voorsten van de groep en daarmee dansleider.

Oeps, dat was niet de bedoeling. Daarvoor stonden we niet achteraan. We deden een stapje naar links; de groep deed een stapje naar links. We deden nog een stapje naar links; de groep deed ook weer een stapje naar links. En na nog twee stapjes naar links stonden we bij het trapje en konden we van het podium af en naar onze kinderen lopen. De groep bleef gelukkig op het podium staan.

Zo, dat was leuk hè” zeiden we tegen de kinderen.

Begonia’s en zwarte gaten

Ik was eerst van plan het vandaag over de groei van onze Begonia Sutherlandii te hebben, beter gezegd over het ontbreken van de groei. Een belangrijk onderwerp – ik schreef er al eerder over (zie hier) – maar er is niks te melden. Ondanks dat ik de plant water geef, zit hij nog steeds in een diepe winterslaap. Ik vraag me af of de plant überhaupt nog wel bestaat. Misschien zit hij diep onder de grond wel gevangen in een zwart gat, en hé, is dat even toevallig, dat is  een mooi bruggetje naar het onderwerp waar ik het vandaag verder over wil hebben, namelijk de foto van het zwarte gat die gisteren werd gepubliceerd.

zwart gatHet gefotografeerde zwarte gat dat zich in  het sterrenstelsel Messier 87 (M87) bevindt. Foto: Event Horizon Telescope collaboration et al.

Nu moet ik zeggen dat de foto een beetje vaag is. Met mijn mobieltje maak ik betere foto’s. Mijn foto van een wit gat die ik in de nacht van 21 januari 2019 heb gemaakt – de foto; niet het gat – is bijvoorbeeld een stuk scherper.

wit gatWit gat; foto Martin van Neck; d.d. 21 januari 2019 om 5.30 uur ‘s morgens

Daar staat tegenover dat het zwarte gat veel verder weg staat dan mijn witte gat. Dat bevindt zich ongeveer ter hoogte van onze maan.

wit gat 2De maan, eveneens gefotografeerd op 21 januari 2019 om 5.30 uur ‘s morgens

Het gefotografeerde zwarte gat daarentegen staat  “Far, far, away” zoals ze dat altijd zo mooi in films zeggen, om precies te zijn op een afstand van 55 miljoen lichtjaar.

Dat is een afstand van 520 340 175 991 940 000 000 kilometer. Ik zei al ‘far, far, away’. Er bevinden zich overigens vele zwarte gaten in het heelal. Sagittarius A*, een zwart gat in ons eigen Melkweg stelsel, staat bijvoorbeeld op een afstand van slechts 25.900 lichtjaar, om de hoek bij wijze van spreken. Echter dat zwarte gat is veel kleiner dan het zwarte gat uit Messier 87 en daarom lastiger te fotograferen.

Strikt formeel is het overigens geen foto wat we zien. Het is een berekende computerweergave van metingen aan fotonen – dat zijn elementaire deeltjes die door acht grote radiotelescopen, verspreid over de hele wereld, tegelijkertijd zijn opgevangen.

We zien overigens niet het zwarte gat zelf. Daaruit ontsnapt immers geen licht. We zien de schaduw van het zwarte gat. Hoe een zwart gat er daadwerkelijk “uit ziet” weten we dus nog steeds niet. Misschien groeien er wel begonia’s op. (Ik denk het niet overigens.)

zwart gat begonia

Het licht dat om het zwarte gat te zien is, is afgebogen licht. Voordat ik nu helemaal onzin ga vertellen, citeer ik even een stukje van Kennislink.

zwart gat

De foto laat een oplichtende ring zien, die wordt veroorzaakt doordat het zwarte gat het licht in zijn directe omgeving sterk buigt. Normaal beweegt licht in een rechte lijn; een zwart gat verfrommelt die rechte lijnen tot zeer kromme banen. Licht draait dichtbij het zwarte gat praktisch rondjes eromheen. De zichtbare ring is het resultaat van een complex samenspel van dat rondcirkelende licht en de sterk gekromde ruimtetijd ter plekke.

De onderkant van de ring is wat helderder, omdat het licht er iets meer in onze richting beweegt. De zwarte regio in het midden is een schaduw van de waarnemingshorizon, daar waar het licht in het zwarte gat verdwijnt.”.

Uiteraard besteedde de NASA ook aandacht aan de zaak. Op hun site staat een foto van Messier 87, het sterrenstelsel waarin het gefotografeerde Zwarte Gat zich bevindt.

zwart gat nasa

Chandra X-ray Observatory close-up of the core of the M87 galaxy. Credits: NASA/CXC/Villanova University/J. Neilsen

Het lijkt wel of op de NASA-foto (in het bovenste kleine blokje) het zwarte gat al te zien is, maar dat zal wel niet, want anders had de NASA natuurlijk al lang met veel ophef de foto van het zwarte gat gepubliceerd. Immers, de foto van het zwarte gat gaat in de toekomst ongetwijfeld een Nobelprijs opleveren.

Dat verklaart wellicht ook waarom de Amerikaan Shep Doeleman, de directeur van het Event Horizon Telescope project dat de foto heeft gemaakt, aanvankelijk weigerde samen te werken met de Duitse astronoom Heino Falcke – hij werkt al jaren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen aan hetzelfde  idee. Over de aanvankelijke weigering van de Amerikaan om samen met hem te werken staat een mooi verhaal in de Volkskrant. Mooi detail, wie op de site van het Event Horizon Telescope project kijkt, ziet bij het verhaal van de foto wel de naam van Doeleman staan maar niet die van Falcke.

Het is overigens een foto uit het verleden, van 55 miljoen jaar geleden, zo lang duurt het immers voordat de fotonen uit Messier 87 de aarde bereiken Of zoals Bert Wagendorp vanochtend in de Volkskrant schreef “Mogelijk is het zwarte gat inmiddels verdwenen, maar in dat geval hebben we gelukkig de foto nog.

Tot slot: de Engelse krant ‘Metro’ bracht de foto van het Zwarte Gat met een heel andere gebeurtenis in verband.

brexit zwart gat

 

Rechtlijnig tekenen

Dat er sprake is van een lerarentekort zal geen ‘breaking news’ zijn. (Tussen haakjes, ik las ergens een stukje op internet van iemand die het had over ‘leraren te kort’. Dat is een heel ander probleem.) Nu hadden we in mijn tijd – ok, dit is ook mijn tijd, ik bedoel mijn schooltijd – ook al een lerarentekort. Het betrof in dit geval een tekort aan leraren boekhouden.

Ik zat in de examenklas van de HBS. Het was het laatste jaar dat de HBS bestond. We hadden een stuk of vijftien vakken. Eén van die vakken was een keuzevak. Je kon kiezen uit tekenen of boekhouden. “Makkelijke keuze” zult u zeggen. Tekenen natuurlijk! Ik koos dus voor boekhouden.

Dat had een tweetal redenen. Ten eerste had en heb ik geen enkel aanleg voor tekenen. Ik had wel de creativiteit om iets te verzinnen, maar absoluut niet de techniek om een idee goed uit te werken. Zie hieronder bijvoorbeeld mijn vis op pootjes.

vis

Voor het geval u denkt “Heeft hij die tekening al die jaren bewaard?” luidt het antwoord: nee, ik heb hem net even in twee minuten tijd op de achterkant van een kladblaadje opnieuw getekend. U ziet, het idee is er, maar de tekentechniek absoluut niet. Nu viel daar nog wel over heen te komen, maar wat veel vervelender was, was dat het vak tekenen uit twee delen bestond, naast gewoon tekenen was er ook het onderdeel ‘rechtlijnig tekenen.’ Dat laatste kon ik absoluut niet.

Bij rechtlijnig tekenen moet je eerst met een potlood, driehoeken en een liniaal een rechtlijnig figuur tekenen en daarna met inkt de lijntjes ‘kleuren’. Daar was ik niet zo goed in om het maar eens voorzichtig te zeggen. Regelmatig viel er een druppel inkt van mijn pen af en als die op je tekening kwam, dan moest je die inktvlek eerst met vloeipapier deppen en daarna het eventuele restant met een scheermesje er af krabben. Het scheermesje was dan ook mijn belangrijkste tekengereedschap.

Ook overkwam het mij wel eens dat – in de zeldzame gevallen dat  ik er in slaagde een lijn met inkt in te kleuren zonder dat ik een druppel van mijn pen liet vallen – dat ik daarna, wanneer ik voorzichtig mijn liniaal van de inktlijn weghaalde, ik een heel spoor inkt mee trok. Nee, rechtlijnig tekenen was niet echt mijn ding.

Ik ging daarom liever boekhouden en bovendien was er een tweede reden om voor boekhouden te kiezen. Er was geen leraar boekhouden. De school kon niemand vinden. Van mijn vader, die ook leraar aan de school was, wist ik dat zo lang de school geen leraar boekhouden kon vinden, de leerlingen die voor boekhouden hadden gekozen het boekhoud-uur vrij zouden krijgen. Dat leek me een buitengewoon aantrekkelijke vooruitzicht en ik koos dan ook enthousiast voor boekhouden.

In december had de school nog steeds geen leraar boekhouden kunnen vinden en helaas moesten na de kerstvakantie de boekhoudleerlingen daarom ook gaan tekenen. Je moest namelijk wel een cijfer voor het keuzevak hebben, anders kon je niet slagen. Het gemiddelde rapportcijfer telde bij het keuzevak als het cijfer voor het eindexamen.

Het creatieve tekenen lukte nog wel, maar het rechtlijnig tekenen was zoals gebruikelijk weer een grote ramp. Van de tekenleraar hoefde ik gelukkig maar één tekening te maken en vlak voor het einde van het schooljaar had ik met veel pijn en moeite de tekening bijna af. Op sommige plaatsen kon je vanwege het vele krabben met mijn scheermesje bijna dwars door de tekening heen kijken.

Op een dag ging ik even wat inkt van mijn handen af wassen. Toen ik bij mijn plek terug kwam, zag ik een jongen de inkt van zijn pen aan mijn tekening afvegen. Verbijsterd staarde ik hem aan. Hij dacht dat het een kladblaadje was en wou even zijn pen schoonvegen. Nee, dat was geen kladblaadje, dat was mijn nette tekening,  stamelde ik.

De leraar kwam er bij. Ik legde uit wat er was gebeurd. Hij keek naar de inktvlekken. Daar viel niet meer tegen aan te krabben. Dat was een probleem zei de leraar. Van de Rijksgecommitteerde moest hij van elke leerling minstens één tekening kunnen laten zien. Hij zou me wel even helpen.

Hij pakte een nieuw blad. Snel hij zette met potlood een figuur op en begon de lijntjes met inkt in te kleuren. Af en toe gaf hij mij de pen, want er moest wel een stukje eigen werk in zitten. Bij het eerste lijntje dat ik trok, viel er prompt een druppel inkt van mijn pen af. Mooi, dat stukje eigen werk is goed te zien sprak de tekenleraar bemoedigend.

Uiteindelijk kwam de tekening af. De leraar gaf mij er een zes voor. Een mooi cijfer vond ik.

 

 

Kinderen die het beste met je voor hebben

Op de site van de NRC stond vandaag dit leukje Ikje geschreven door Thea Brüggen.

Als remedial teacher op een basisschool word ik de laatste tijd geregeld voor de klas gezet om zieke of overspannen collega’s te vervangen. Deze keer is groep 3 aan de beurt. De leerlingen zijn in de week daarvoor al een hele dag naar huis gestuurd omdat er niemand beschikbaar was. Daar hebben ze duidelijk erg van genoten. Als ik tijdens het rekenen aan ze vertel dat ik wel een tijdje hun juf zal blijven, zegt een leerling hoopvol: „Maar jij kunt toch óók ziek worden?” Ik zeg dat ik hen moet teleurstellen. Ik ben namelijk nooit ziek. De hele klas kijkt me stomverbaasd aan. Ze kunnen zich er niet bij neerleggen, want ik hoor een andere leerling zeggen: „Maar je bent best oud, kun je dan niet doodgaan?”

Dit doet me denken aan die keer dat ik op het schoolplein stond te wachten op de jongste dochter. Ze zat in groep 2. Marijke wilde graag een hond maar dat kon niet. Ik was allergisch voor hondenharen. Blijkbaar had de dochter de reden waarom ze geen hond mocht op school verteld, want toen de school uitging kwam een meisje uit Marijke’s klas op me aflopen.

Vader van Marijke, als u dood bent, dan mag Marijke toch wel een hond hè?” vroeg ze. Ik keek haar aan. “Ja hoor, dan mag het wel.” antwoordde ik. Het meisje holde naar Marijke toe om haar het goede nieuws te vertellen.

(Nu zult u misschien denken, hé, heeft hij hier niet al een keer eerder over geschreven? Dat klopt, in december 2017. Ik was dat even vergeten, maar pas nadat ik dit getypt had, schoot het me weer te binnen. Maar omdat het zo goed past bij het ikje – en omdat ik het al had getypt; zonde van het werk anders – hier dus nogmaals deze anekdote. Bovendien, herhaling is de kracht van de reclame.)

Enfin, bijna twintig jaar later hebben we nog steeds geen hond. Gelukkig maar.

Kwaliteit

Nu ik toch bezig ben met verhalen over mijn studie bedrijfskunde aan de TH Twente – opa vertelt van vroeger; zie hier en hier –  wil ik het deze keer even hebben over het vak ‘Kwaliteit’. Een klant die een product koopt verwacht een bepaalde kwaliteit. Het liefst koopt hij een product van een zo hoog mogelijke kwaliteit tegen een zo laag mogelijke prijs, maar wie bijvoorbeeld iets bij de Action koopt weet dat deze combinatie soms niet altijd zal optreden. Wel dat het goedkoop is.

Uit een interview in het AD van 9 maart 2017 met Sander van der Laan, de hoogste baas van de Action. “Wij verkopen geen Jaguar en Rolls-Royce, daar moeten we eerlijk in zijn. Maar wij willen wel degelijk een acceptabele kwaliteit leveren. En dat kunnen wij als geen ander voor een lage prijs, waardoor onze artikelen ook bereikbaar zijn voor mensen met een kleine portemonnee.”

De Action heeft heel veel verschillenden producten in het assortiment. “Mensen vinden ons vooral een hele leuke formule”, zegt Van der Laan. De winkels zijn ingericht op ‘schatzoekers’, legt hij uit. ,,Je weet van tevoren nooit wat je precies vindt, maar je gaat altijd naar huis met meer dan je zocht. Een klant die komt voor sponsjes en vaatwastabletten komt met gemiddeld zeven artikelen bij de kassa en rekent 10 euro af

Even tussendoor, weet u wat in 2017 het meest verkochte product van de Action was? De boodschappentas: daarvan gingen er honderdduizenden per week over de toonbank.

action

Het gaat goed met de Action. Volgens dit berichtje op NU.nl bedroeg de omzet van de Action in 2018 4.2 miljard euro en steeg de operationele winst naar 450 miljoen euro.

Het assortiment van de Action is volgens het artikel in het AD erg groot (6.000 artikelen) en wisselt snel: elke week komen er 150 tot 200 nieuwe artikelen bij en verdwijnen er – op is op – ook weer artikelen. Sommige artikelen halen grote verkoopcijfers. Zo verkoopt Action rond de feestdagen een half miljoen kerstmannen en speciale acties leveren soms spectaculaire verkoopcijfers op zoals 400.000 Toblerone-repen in één week.

Maar goed, terug naar het vak ‘Kwaliteit’. Onze hoogleraar ‘Kwaliteit’ noemde kwaliteit wel eens geschiktheid voor gebruik  – in die definitie past het beleid van de Action goed – en om een “kwalitatief” goed product te maken moet je bepaalde kosten maken.

Zo zijn er allerlei interne kwaliteitskosten, onder andere kwaliteitskosten die je als fabrikant moet maken om een product te maken (ontwerp en ontwikkeling; organisatie van het productieproces, training en opleiding van medewerkers, controlekosten, foutkosten van afgekeurde producten e.d.), maar ook externe kwaliteitskosten (klachtenafhandeling, garantie en herstelkosten, retourkosten e.d).

Om u niet te vervelen – u verwacht immers een bepaalde kwaliteit van deze blogposts – zal ik u echter niet met de theorie van kwaliteit en kwaliteitskosten lastig vallen, maar me beperken tot enkele praktijkvoorbeelden die onze hoogleraar  – professor Harold Vorstman, hij was de eerste directeur Kwaliteit bij Philips; dat was nog in de tijd dat Philips allerlei soorten producten van wc-brillen tot gloeilampen verkocht en fabrieken over de hele wereld had – vertelde tijdens het college.

Zo was hij eens in een Philips-fabriek in Portugal. Daar stond een grote machine die een bepaald product fabriceerde. Aan beide zijdes van de machine was een medewerker aan het werk. De professor vroeg eerst aan de medewerker aan de linkerkant van de machine wat zijn taak was.

Hij moest zorgen dat de temperatuur van het productieproces de hele tijd constant op een bepaalde waarde bleef. Vervolgens vroeg de professor aan de man aan de rechterkant van de machine wat zijn taak was. Hij deed een kwaliteitscontrole van de output. “En wat doet u als de kwaliteit niet goed is?” vroeg de professor. “Dan stel ik met deze knop de temperatuur van de machine  bij.” zei de man.

Dit was volgens de professor nou typisch een voorbeeld van wat er mis kon gaan als je geen goede beschrijving van het productieproces maakte. Dan kon het gebeuren dat je mensen met conflicterende opdrachten aan het werk zette .

Een ander mooi voorbeeld wat er kon gebeuren als je geen goede beschrijving van het productieproces had, was het voorbeeld van een verffabriek. Daar stond een grote mengmachine om van twee kleuren verf een mengkleur te maken. Een machine hield in de gaten of er de goede kleur tot stand was gekomen. Het viel de professor op dat er tijdens het proces een door midden gesneden ui in het verfmengsel werd gegooid en dat als het mengsel de goede kleur had, de ui er weer uit werd gevist.

ui

Deze uien zijn van nature al rood; foto Rasbak; Wikipedia

Hij vroeg waarvoor dat was maar niemand van de mensen die de machine bedienden had enig idee waarom dat werd gedaan. Zo lang ze dit werk deden gooide ze er al een ui in. Ook andere mensen van de afdeling wisten niet waarom er een ui in werd gegooid.

Wat bleek, vroeger toen er nog geen machine was die de goede kleurensamenstelling in de gaten hield, gooide men er een ui in. Aan de verkleuring van de ringen van de ui kon men dan zien of de samenstelling van het mengel goed was. Nu had met de nieuwe machine de ui geen enkel nut meer, maar omdat in het productie-proces niet was vastgelegd wat de rol van de ui was, bleef men de ui er in gooien.

Bij het vak ‘Kwaliteit’ hoorde ook een dag “kwaliteit kijken” in een fabriek in de omgeving van Enschede en daar dan een rapport over schrijven. De groep van het jaar voor ons was naar de Wavin-frabiek in Hardenberg geweest. Die fabriek produceerde in die tijd onder andere PVC-buizen. De man die de rondleiding deed, liet vol trots een machine zien die de buizen controleerde en afgekeurde buizen automatisch verwijderde.

Eén van de studenten pakte een afgekeurde buis uit de afvalbak en liep naar het begin van de keuringsmachine. Hij zette een kruisje op de buis en gooide de buis in de machine. “Waarom doet u dat?” vroeg de man van Wavin. “Ik wil zien of de machine consequent is en de buis opnieuw afkeurt.” Bij de Wavin had niemand er aan gedacht om die test te houden. De jongen kreeg prompt een baan aangeboden.

Wijzelf liepen een dagje rond bij Vredestein, een bandenfabriek. Daar leerden we dat je theoretisch wel een mooi kwaliteits-programma kon opzetten, maar dat de praktijk soms weerbarstig kon zijn. Zo vertelde onze begeleider vol trots dat ze alle dure banden een stickertje gaven waarop stond op welke machine de band was gemaakt. Mocht blijken dat er een fout in het productieproces was opgetreden, dan konden ze makkelijk zien waar alle banden van die machine zich in de fabriek bevonden.

In de fabriek zagen we inderdaad een man met de stickertjes aan het werk. Hij plakte precies zoals onze begeleider had gezegd een stickertje op elke band.

vredestein

Twee mensen aan het werk in de fabriek van Vredestein in Enschede. De man rechts met de bril en de anjer is de stickertjes-plakker. Foto Harry Pot; Anefo; Nationaal Archief,

We zagen echter dat hij nog maar weinig stickertjes in zijn bakje had. “Wat deed hij als zijn stickertjes op waren? Zette hij dan het productieproces stil en ging hij dan nieuwe stickertjes halen?” vroegen we hem. Nee dat niet, dan leende hij wat stickertjes van zijn collega van de machine naast hem. De volgende morgen vulde hij dan wel weer zijn eigen stickertjes aan. Tot zover het verschil tussen theorie en praktijk.

Professor Vorstman overleed afgelopen december op 97-jarige leeftijd.

 

Personeelspsychologie (2)

Gisteren schreef ik over het college personeelspsychologie van professor Aloysius van Hoesel en de testen die hij ons tijdens zijn colleges liet maken. Vandaag nog een voorbeeld hoe hij ons zaken duidelijk trachtte te maken. In dit geval betrof het de vraag of bedrijven sollicitanten een pasfoto mee moesten laten sturen bij hun sollicitatiebrief of niet. (Ja, ja, in die tijd schreef je als sollicitant nog een brief.)

Maar voordat de professor die vraag ging beantwoorden, liet hij ons eerst twee grote foto’s zien. Op de ene was een vriendelijk lachende man te zien, op de andere foto stond een streng kijkend iemand met een nazi-pet op. De vraag was wie van de twee we het liefst als schoonvader hadden? De vriendelijk lachende man scoorde 100%.

Dat was dus een Amerikaanse seriemoordenaar zei de professor in wiens tuin de lichamen van negen vermiste prostitués waren aangetroffen. (In de tuin van de seriemoordenaar uiteraard, niet in de tuin van de professor.) De andere was een populaire acteur die de rol van een Duitse SS’er in een oorlogsfilm speelde.

De moraal van het verhaal was dat je niet alleen op een foto moest af gaan, maar dat je moest proberen om zo veel mogelijk informatie te krijgen voordat je een keuze maakte. Had bijvoorbeeld iemand van ons hem eerst gevraagd wie de mensen op de foto waren, dan had hij gezegd een seriemoordenaar en een acteur, maar ja, niemand van ons had de vraag gesteld.

Maar goed, nu de kwestie van het wel of niet mee laten sturen van pasfoto’s door sollicitanten. Daartoe had hij een test bij zich. We kregen allemaal een blad met 100 pasfoto’s en een invulformulier. Het ging in dit geval om een bedrijf dat op zoek was naar een boekhouder. Ze zochten iemand die accuraat was en goed met cijfers.

Nu hadden alle honderd mensen op de foto uitgebreide psychologisch onderzoeken en allerlei testen ondergaan, waarbij vastgesteld was of ze de gewenste eigenschappen voor een boekhouder hadden of niet. Van de honderd mensen op de foto hadden vijftig mensen wel de gewenste eigenschappen, de andere vijftig niet. Aan ons nu de schone taak om  aan de hand van de pasfoto’s aan te geven of wij dachten dat de betreffende persoon geschikt was of niet.

Het was een doorsnee van de bevolking: man, vrouw, oud, jong, bedachtzaam kijkend dan wel vrolijk lachend. Eentje had een potloodje achter zijn oor gestopt. Dat moest vast wel een goede boekhouder zijn dacht ik, maar voor de rest viel het me niet mee. Nadat iedereen klaar was met de test – we moesten onze namen op het formulier zetten – werden de invulformulieren door een assistent van de professor ingenomen. Terwijl het college door ging keek de assistent de formulieren na.

Na de pauze kregen we de uitslag. Er was sprake van een normaalverdeling.

normaalverdelingVoorbeeld van een normaalverdeling

Gemiddeld hadden we 44% van de mensen goed ingeschat zei de professor. Dat was zelfs nog minder dan de vijftig procent die we gescoord zouden hebben als we alleen maar gegokt hadden. Degene van ons die de meeste mensen goed had gekwalificeerd, had een score van 62%.

Dat we gemiddeld nog niet eens de vijftig procent haalden, kwam door vooroordelen legde de professor uit. Zo zaten er dertig mensen in de test met een bril, vijftien van die brildragers waren goed met cijfers, vijftien niet. Maar bij ons scoorden de brildragers veel beter. Dat was typisch een voorbeeld van een vooroordeel. Dat mensen met een bril beter met cijfers zijn dan met mensen zonder bril, was volkomen lariekoek zei de professor. Het enige wat je over mensen met een bril kon zeggen, was dat ze minder goede ogen hadden. Daarnaast was er ook nog licht vooroordeel over vrouwen. Ze zouden volgens onze inschatting minder goed met cijfers zijn dan de mannen.

Dat we gemiddeld nog niet eens een score van vijftig procent goed ingeschat hadden,  bewees volgens de professor dan ook overtuigend dat het vragen om een pasfoto bij een sollicitatiebrief geen enkele zin had. Sterker nog, je sloot er op grond van vooroordelen zelfs geschikte kandidaten mee uit. Alleen als het uiterlijk een onderdeel van de functie was, zoals bij fotomodellen, dan had het zin.

Maar”, zo zei de professor, “Er is vandaag iets unieks gebeurd, wat nog nooit eerder bij mijn colleges in voorgaande jaren is voor gekomen. “Wie van u is Martin van Neck?” Verbaasd keek ik op toen ik mijn naam hoorde. Aarzelend stak ik mijn vinger op. “Meneer van Neck, voor het eerst in al die jaren dat we hier deze test doen, hebben we iemand wiens inschatting op basis van alleen een pasfoto het bedrijf kan helpen om de juiste sollicitant uit te nodigen. Bij u is er namelijk sprake van een 97%-betrouwbaarheidsinterval. Ik had het, ik zeg het maar eerlijk, niet gedacht dat het ooit zou gebeuren, maar vandaag is het dan toch gebeurd.”

Ik voelde een zekere trots. Totdat de professor zei: “U had maar drie van de honderd mensen goed ingeschat. Hiermee kan een bedrijf wat, alleen wel in negatieve zin, want wat u zegt klopt niet. Maar trekt u zich dit niet persoonlijk aan. Het is maar een test.”

Ik ben maar nooit op een afdeling Personeelszaken gaan werken. Professor van Hoesel overleed in 2010. Hij werd bijna 90 jaar oud.

 

Personeelspsychologie (1)

Alvorens ik met mijn blog begin – ok, eigenlijk ben ik al begonnen – wil ik u eerst even deze foto laten zien.

Monroe

Het is een foto uit 1945 gemaakt door de Amerikaanse legerfotograaf David Conover. De foto verscheen op 26 juni 1945 in het blad ‘Yank, the Army Weekly’, een blad voor Amerikaanse militairen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Op de foto staat een vrouw met een propeller in de hand die in een vliegtuigfabriek werkt. Het is echter niet zo maar een vrouw die hier aan het werk is. Het is een nog jonge – ze is hier negentien jaar oud – Norma Jeane Dougherty. Later is ze onder een andere naam beroemd geworden. U kent haar als Marilyn Monroe.

Maar goed, nu de blog van vandaag. Tijdens mijn studie Bedrijfskunde aan wat toen nog de TH Twente heette, hadden we ook een vak dat personeelspsychologie heette. Het werd gegeven door professor Aloysius van Hoesel. In het dagelijkse leven was hij hoofd van de psychologische dienst van AKZO en daarnaast was hij buitengewoon hoogleraar in de algemene bedrijfspsychologie aan de TH Twente.  Op een geestige manier probeerde hij altijd zijn studenten wat praktische psychologische kennis bij te brengen.

Zijn colleges waren erg  leuk en daarom ook heel populair. Soms zat er zelfs wel eens een portier of een meisje uit de kantine in de zaal, niet om college te volgen maar gewoon omdat ze gehoord hadden dat hij zo grappig les gaf. Op een dag kwam er vlak voor de pauze zijn secretaresse opeens de zaal in lopen. Ze droeg een bord met daarop de tekst ‘Na de pauze een test’. Ze liep een keer heen en weer voor de zaal langs, zwaaide nog even bij de deur en verliet toen de zaal. We keken haar met een verbaasde blik na. De professor zei er niks over.

Na de pauze kwam hij er op terug. “Weet u nog dat mijn secretaresse voor de pauze de zaal binnen kwam lopen?” Ja dat wist iedereen nog. “En weet u nog dat ze een bord droeg?” Ja, dat wist ook iedereen nog. “Ok, nu gaan we een test doen. Ik ga u niet vragen wat er op dat bord stond, dat diende slechts als afleiding, ik wil graag dat u opschrijft wat voor een kleren ze droeg. De linkerhelft van de zaal krijgt een multiple choice formulier, de rechterhelft een leeg blaadje waar ze zelf op moeten schrijven wat ze droeg.”

Ik zat in de linkerhelft. Ik kon kiezen uit een zwarte broek, een bruine broek of een blauwe broek. Eerlijk gezegd wist ik niet goed meer wat ze aan had. Ik had ook meer op het bord gelet dan op wat ze droeg. Het stond me vaag bij dat ze iets blauws aan had en ik kruiste het vakje met ‘blauwe broek’ aan.

Toen iedereen klaar was, riep de professor zijn secretaresse binnen om de papieren op te halen. Ze droeg een blauwe jurk.

Wacht maar even met ophalen van de papieren van de linkerhelft. Ik denk niet dat het nodig is” zei hij. “Of is er iemand van die helft die niet één van de drie broek-mogelijkheden heeft aangekruist, maar op het papier heeft geschreven dat ze een jurk droeg?” Nee, dat had niemand gedaan. Iedereen had voor één van de drie broek-mogelijkheden gekozen.”

Wat we hiervan leren, althans dat is de bedoeling”, sprak de professor vervolgens, “is dat mensen veel te gemakkelijk op een autoriteit af gaan. U krijgt een papiertje van een autoriteit, in dit geval van mij als professor , met alleen maar foute informatie er op. Toch besluit u allemaal om één van de drie door mij aangereikte mogelijkheden aan te kruizen. Niemand durfde mij tegen te spreken en op te schrijven dat ze een jurk droeg, als u het al gezien had. Kortom, kijk heel goed uit met het klakkeloos overnemen van informatie die u van een autoriteit krijgt aangereikt

Ook kunnen we hiervan leren”, vervolgde hij, “dat open vragen in de vorm van “Wat zag u?” vaak een beter resultaat opleveren dan een gesloten vraag in de vorm van: “Was het een zwarte broek? Maar om dat laatste te controleren, vraag ik mijn secretaresse nu even snel de antwoorden van de rechterhelft te controleren.”

De uitkomst was dat slechts zo’n 20% procent een blauwe jurk had opgeschreven. De rest had of de kleur fout of broek in plaats van jurk opgeschreven. “Het leerpunt hiervan is” zei de professor “dat getuigen vaak onbetrouwbaar zijn. Slechts een kwartiertje geleden heeft u haar zien lopen. Toch geeft 80% van u een foute beschrijving van haar kleren. Nu werd u afgeleid door het bord dat ze droeg, maar in het dagelijks leven zijn er heel veel zaken die afleiden. Kortom, wees heel voorzichtig als iemand u iets vertelt wat  hij heeft meegemaakt, behalve als hij zegt dat hij een goed college van mij heeft bijgewoond. Dan moet u hem direct geloven.”

Om te kijken of u een goede getuige bent, mag u nu – zonder naar boven te scrollen – bedenken wat voor kleren Marilyn Monroe op de foto aanhad. Weet u het nog? Dan mag u nu kijken of u het goed had.

 

Een Haagse stadswandeling

Afgelopen zaterdag liepen Marianne en ik een rondje door het centrum van Den Haag. Af en toe stonden we stil voor een winkel – logisch zult u zeggen, Marianne was erbij. De etalages waren echter niet de reden om stil te staan, nee, we stonden stil om het hele gebouw te kunnen bekijken. Het waren allemaal panden uit het begin van de vorige eeuw die gebouwd waren in de Jugendstil. (Ik had hier eerst Jugendstilstijl willen typen maar dat is geloof ik dubbelop.)

Over al deze panden wist ik Marianne allerlei interessante feitjes en wetenswaardigheden te vertellen. “Wow, wat een man, wat een kennis heeft hij toch!” zult u wellicht zeggen, maar eerlijk gezegd haalde ik deze kennis uit een boekje, dat ik een paar weken geleden voor 50 cent in de plaatselijke kringloopwinkel had gekocht, en las ik het alleen maar voor.

jugernstil

Mijn bron van informatie

Op een gegeven moment stonden Marianne en ik stil voor ‘De Duif’ een pand in de Venestraat en tuurden we omhoog. De Duif is ontworpen door architect Molenbroek, dat is dezelfde architect die ook het bekende ‘Witte Huis’ in Rotterdam  heeft ontworpen.

witte huis

Het ‘Witte Huis’ in Rotterdam, de eerste ‘wolkenkrabber’ van Nederland en waarschijnlijk ook van Europa; Foto F. Eveleens

Net toen ik Marianne wilde vertellen dat de indeling van de vensters van de Duif in het geheel was vervangen, waardoor veel van de evenwichtigheid was verloren gegaan –  dat stond in mijn boekje –  werden we aangesproken door een man die vroeg of we iets over het gebouw wilden weten.

de duifDe Duif vroeger en de Duif nu.

Ik dacht even dat het de winkelier was, maar het bleek een architectuurhistoricus te zijn die ons naar het pand zag kijken. Peter van Dam – zo bleek hij te heten – is een groot kenner van de Haagse architectuur en is bezig met een serie boeken over bekende Haagse architecten. Een drietal boeken (zie hier) is al verschenen, een vierde is onderweg.

Minstens een half uur lang heeft Peter ons vervolgens onderhouden met allerlei interessante  wetenswaardigheden over oude Haagse panden in de buurt en voor wie daarin ook is geïnteresseerd – even reclame maken – op zondag 14 april, van 10.30 – 13.00, verzorgt hij een architectuurrondleiding door het centrum van Den Haag. De kosten bedragen €7,50 en daar zit een kop koffie bij inbegrepen. Het vertrekpunt is boekhandel De Vries Van Stockum, Spui 40 in Den Haag. Voor meer informatie en aanmelden voor deze wandeling, zie de site van Van Stockum (even doorscrollen naar 14 april.)

Zelf zijn we die dag verhinderd, maar wij hebben al een deel (gratis) mogen horen. En ook zonder rondleiding loont het  om niet alleen naar de etalage van panden in de Haagse binnenstad te kijken, maar om ook eens een blik omhoog te werpen.

Kort nieuws

  1. Nieuwe lantaarnpalen langs de A44 in Den Haag aan de korte kant

lantarenpaal a44 2

lantarenpaal a44

Automobilisten klagen over de geringe hoogte van de nieuwe lantaarnpalen langs de A44. Een woordvoerder van Rijkswaterstaat verklaarde dat dit nu eenmaal het gevolg was van de opgelegde bezuinigingen. “Het moet uit de lengte of uit de breedte komen. In de breedte viel niet veel meer te halen.”

 2. Kritiek op sponsorovereenkomst kunsthandel ‘Galerie’ 

galerie

Er is veel kritiek op de uitgelekte sponsorovereenkomst die de Haagse kunsthandel ‘Galerie’ heeft afgesloten met de door haar gesponsorde kunstenaars. Volgens deze overeenkomst moeten de schilders op elk schilderij de naam van de kunsthandel vermelden. Volgens critici staat dit de artistieke vrijheid in de weg. Galeriehouder Drs. Gerrit Kwast: “Ik snap die kritiek niet. In het voetballen gebeurt het al jaren. Zo’n Messi en Ronaldo zijn ook ware kunstenaars en die lopen probleemloos met de naam van de sponsor op hun shirt. Daar doet niemand moeilijk over.

3. Al In 1958 oefenden koningin Elizabeth en koningin Juliana voor een mogelijke brexit respectievelijk een Nexit

'brexit

Er is een foto uit 1958 opgedoken waarop een gezamenlijke ‘Exit’-oefening te zien is van koningin Elizabeth, prins Philip, koningin Juliana, prins Bernhard en prinses Beatrix. Dit voor het geval er een onverwachte Brexit of een Nexit zou zijn. In het geval van een Brexit zou Koningin Elizabeth naar Nederland vluchten, in het geval van een Nexit zou Koningin Juliana de oversteek naar Engeland wagen. Beide vorsthuizen ontkennen dat er ooit een dergelijke oefening is geweest.

4. Tegenvallende opkomst manifestatie op het Malieveld van liefhebbers van het blog van Martin van Neck 

malieveld

Het aantal bezoekers van de manifestatie op het Malieveld voor liefhebbers van de blogposts van Martin van Neck viel wat tegen. Organisator Martin van Neck verklaarde na afloop:  “We gaan de zaak evalueren. Misschien moeten we iets meer aan publiciteit doen. De manifestatie was alleen aangekondigd op de blogpost, dat wordt natuurlijk niet veel gelezen. Ook waren de kaartjes voor de exclusieve ‘meet and greet’ met Martin van Neck wat aan de dure kant.

Dat volkszanger Bolle Tinus niet wist dat de Koningstunnel was afgesloten en daardoor in de file belandde hielp ook al niet. Toen hij na een uur nog niet was gearriveerd, ontstond er helaas wat onrust op het veld en moest de politie met hulp van het waterkanon de menigte verspreiden.”

waterkanon

Tot zover het korte nieuws van vandaag.

My WordPress Blog