Mijn carrière als tekstschrijver

Ongeveer 40 jaar geleden leek het mij wel een goed idee om me eens in de wereld van de popmuziek te begeven, oftewel in de wereld van seks, drugs en rock ’n roll. Nu was en ben ik nooit geïnteresseerd geweest in drugs, en rock ’n roll is niet echt mijn muziek, maar die seks, dat leek me wel wat. Ik had toen nog het rare idee dat je als popmuzikant meer aantrekkingskracht had op het andere geslacht dan als wiskunde-student. Kortom, om iets met popmuziek te gaan doen, dat leek me wel een goed plan.

Nu was er wel een probleem. Ik ben geen geboren muzikant – understatement –  en kan niet echt zuiver zingen – en heel groot understatement. Wie mij nog nooit heeft horen zingen, wees blij. Een carrière als zanger zou het beslist niet worden.

Maar niet getreurd, ik zag een andere mogelijkheid. Ik was namelijk goed in sinterklaasgedichten schrijven, dus songteksten schrijven moest ik wel kunnen. Ik zag het al helemaal voor me: een aantrekkelijk meisje dat in een discotheek enthousiast op een nummer staat te dansen en dat ik dan vervolgens achteloos zeg: “Van dat nummer heb ik de tekst geschreven, ik ken die gasten heel goed”.

Het eerste probleem was natuurlijk: voor wie moest ik die songteksten schrijven? Ik woonde in die tijd in Enschede. Dat was niet echt een popstad. Eind jaren zestig had je er de Buffoons en in 1975 had Teach-in met Ding-a-dong het Eurovisiesongfestival gewonnen, maar dat was het wel, eind jaren zeventig was er niet één Enschedese band die iets voorstelde. Bovendien wou ik gaan voor internationaal succes. Ik kocht daarom een Engels muziekblad en keek wie er de hitlijsten aanvoerde.

Het was een bandje genaamd The Jam. Een beetje punkachtig trio dat vooral in Engeland waanzinnig populair was. Ze stonden met meerdere platen tegelijkertijd in de Engelse charts en hun single ‘Going Underground’ kwam zelfs op nummer 1 binnen in de Engelse hitlijsten.

0000000 0 jam(Door op de afbeelding te klikken kom je bij het nummer op YouTube terecht.)

Het was niet echt mijn muziekstijl – voorzichtig geformuleerd – maar ze zongen veel maatschappelijk kritische teksten en daar kon ik mij wel in vinden. Bovendien was het een populaire groep en zoiets zocht ik. (In Nederland hebben ze nog een hitje gehad met een Town Called Mallice.) De vraag of ze wel op mijn songteksten zaten te wachten, leek mij een detail van ondergeschikt belang.

Ik schreef een aantal teksten, die ik u hier wijselijk zal besparen. Eentje ging over een energiecrisis die er volgens mij aan zat te komen –  ik was mijn tijd toen al ver voor uit –  met spaceshuttles die spacebadminton speelden. U merkt het, mijn teksten waren beslist niet van het niveau “Ze houdt van je, ja, ja, ja.”. In het blad stond het adres van hun platenmaatschappij en ik stuurde in mijn beste Engels een brief met mijn songteksten.

Nu verwachtte ik heel eerlijk gezegd geen antwoord terug, maar tot mijn verrassing kreeg ik een week later een brief van Paul Weller, de voorman van The Jam (links op bovenstaande afbeelding). Dat was heel aardig van hem. Hij vond mijn teksten goed – was hij onder de drugs? – maar hij schreef altijd zijn eigen teksten. Kon ik ze niet aan Nederlandse groep geven? En ik moest niet opgeven.

brief paul weller

Enfin, om een lang verhaal kort te maken, dat is allemaal niks geworden. Zelfs Nico Haak wou ze niet. Wel was het plan goed. Ik correspondeerde in die tijd met twee Engelse en Ierse meisjes en toen ik hen een kopietje van de brief van Paul Weller mee stuurde – in Engeland is hij een muzikale grootheid die  onder andere meezong op de originele Do They Know it’s Christmas? ‘ van Band Aid uit 1984 – kreeg ik allemaal bewonderende brieven terug. Dat iemand als Paul Weller mijn teksten goed vond. Ik moest wel heel goed zijn. Ja, ja, ook knap, aardig, lief, geestig en bescheiden.

Veertig jaar later treedt Paul Weller nog steeds op. Hij is twee keer getrouwd geweest en heeft in totaal acht kinderen bij vier verschillende vrouwen. Popmuzikant dus. Ik heb twee kinderen bij één vrouw en heb bij de PTT gewerkt.