Dit zijn de tot dusver gefotografeerde gebouwen uit deze periode.
De periode 1701 – 1750: huis voor huis; jaar voor jaar
1701: Landgoed De Horsten, Voorschoten; foto genomen op 23 juni 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1701?
- De Republiek telt aan het begin van deze eeuw zo’n 1,9 miljoen inwoners. (In de Spaanse Nederlanden wonen op dat moment meer mensen, namelijk ruim 3 miljoen. Pas na 1900 zal Nederland meer inwoners tellen dan België.)
- De meerderheid van de bevolking van de Republiek woont in dorpen met minder dan 5.000 inwoners of op het platteland. De urbanisatiegraad, dat is het percentage van de bevolking dat woonachtig is in steden met meer dan 5.000 inwoners, bedraagt in 1701 in de Republiek ongeveer 43%. (Tegenwoordig ligt dat ruim boven de 80%.) In Holland (63%), Zeeland (53%) en Utrecht (52%) is dit percentage het hoogst. In Friesland (31%), Groningen (22%), Brabant (20%) en Drenthe (slechtst 3%) is dit percentage het laagst.
- Amsterdam is veruit de grootste stad van het land met meer dan 200.000 inwoners. De inwonersaantallen van enkele andere steden zijn: Leiden 70.000, Rotterdam 50.000, Haarlem 42.000, Den Haag 30.000, Utrecht 28.000, Groningen 23.000, Leeuwarden 15.000 en Alkmaar en Hoorn beide 13.000 inwoners.
- De groei van de bevolking is deels tot stand gekomen door immigratie. Zo vluchten tussen 1680 en 1720 zo’n 35.000 à 50.000 Franse Hugenoten naar Nederland. Veel Nederlandse steden zijn blij met deze vluchtelingen, vanwege hun geld, kennis en contacten. De Hugenoten krijgen allerlei gunstige rechten. Zo hoeven ze bijvoorbeeld niet te betalen voor het lidmaatschap van de gilden. Maar als na enige tijd blijkt dat niet alle migranten rijk zijn maar er ook armere immigranten tussen zitten, komt er ook kritiek op hun komst los en worden ze wat minder enthousiast ontvangen.
- Voor het eerst sinds 1582 gaan alle kalenders in alle staten van de Republiek weer gelijk lopen. Drenthe is het laatste gewest dat overgaat van de Juliaanse naar de Gregoriaanse kalender; De kalender word elf dagen vooruit gezet, 30 april 1701 wordt daar direct gevolgd door 12 mei 1701.
- Na het overlijden van kinderloze ziekelijke koning Karel II is overeenkomstig het testament van Karel II Filips van Anjou als Filips V – hij is de kleinzoon van Lodewijk XIV en spreekt geen woord Spaans – uitgeroepen tot de nieuwe koning van Spanje. Op 18 februari wordt hij in Madrid ingehuldigd als de nieuwe koning van Spanje. Jozef I, de Habsburgse keizer van het Rooms-Duitse keizerrijk, claimt voor zijn jongste zoon, Aartshertog Karel III van Oostenrijk, ook de Spaanse troon en gaat niet akkoord met de benoeming van Filips V.
- De Republiek kiest partij voor Oostenrijk. Mede omdat Lodewijk XIV suggereert dat er in de toekomst één Franse vorst zowel tegelijkertijd koning van Spanje als van Frankrijk zal zijn, wat in tegenspraak is met de voorwaarden in het testament van Karel II. Een gecombineerd Spaans-Frans rijk dat grenst aan de Republiek ziet Willem III als een groot gevaar voor de Republiek. Als Lodewijk XIV ook laat weten dat hij de claim van Jacobus III, de zoon van de verdreven koning Jacobus II, op de Engelse troon steunt, vormen in september Oostenrijk, Engeland en de Republiek der Nederlanden de Alliantie van Den Haag. Ook Pruisen en een aantal kleinere Duitse staten zullen zich in de loop van de tijd bij deze alliantie aansluiten.
- De motieven van Engeland en de Republiek om de Alliantie te vormen, liggen niet alleen in het gevaar dat Willem III ziet in een gecombineerd Spanje en Frankrijk, maar ook in de stand van zaken in Midden- en Zuid-Amerika, waar Spanje zeer winstgevende kolonies heeft, waar Engeland en de Republiek niet mee mogen handelen. Spanje heeft deze handel gemonopoliseerd. Wel handelen Engelse en Hollandse handelaren soms illegaal en laten dan vanuit Midden- en Zuid-Amerika tegen betaling – lees omkoping – hun ingekochte handelswaren aan boord van Spaanse handelsschepen naar Europa vervoeren. Engeland en de Republiek hopen door met Oostenrijk de strijd tegen Spanje en Frankrijk aan te gaan hun positie in Amerika te verbeteren. Ook hopen ze Frankrijks economische en politieke machtspositie in Europa te verzwakken. Andersom hoopt Lodewijk XIV nog steeds om zijn rijk in Europa te kunnen uitbreiden.
- Spoedig zal de Spaanse Successieoorlog uitbreken. De eerste vijandelijkheden vinden al in 1701 plaats in het huidige Italië, waar Franse en Oostenrijkse troepen in het najaar in Noord-Italië slaags raken zonder dat er nog een officiële oorlogsverklaring door één van beide partijen is afgegeven.
- De Amsterdamse schilder en graficus Gerard de Lairesse, hij maakt vooral veel plafond- en schoorsteenstukken, publiceert in 1701 het boek ‘Grondlegginge der teekenkonst ‘. Zes jaar later volgt er nog een leerboek van zijn hand: ‘Het groot schilderboeck’. Beide instructieboeken zullen veelvuldig worden gebruikt door behang- en plafondschilders.
1702: Amsterdam; foto genomen op 7 januari 2024
Wat gebeurt er in Nederland in 1702?
- Op 19 maart sterft op 51-jarige leeftijd stadhouder-koning Willem III. Zestien dagen eerder is hij – toen zijn paard in een molshoop stapte – van zijn paard gevallen en heeft hij bij de val een sleutelbeen gebroken. Zijn gezondheid is op dat moment al slecht, en als hij tijdens zijn herstelproces ook nog longontsteking krijgt, sterft hij .
- Omdat Willem III en zijn (overleden) vrouw Mary II geen kinderen hebben, wordt Anna, de jongere zuster van Mary, de nieuwe koningin van Engeland en komt er een einde aan de personele unie van Engeland en de Republiek.
- Doordat Willem III kinderloos overlijdt – volgens historische bronnen is de kans dat de vermoedelijk homoseksuele stadhouder-koning buitenechtelijke kinderen heeft niet zo groot – sterft het huis van Willem van Oranje uit en daarmee het erfelijke stadshouderschap van de Staten van Holland en Zeeland. De twee staten besluiten om geen nieuwe stadhouder te benoemen. Ze hebben geen zin meer in een nieuwe machtige stadhouder. Daarmee breekt in deze staten van de Republiek het tweede Stadhouderloze tijdperk aan. Anthonie Heinsius, de Raadspensionaris van Holland, de belangrijkste staat van de Republiek, wordt daarmee de machtigste man van de Republiek.
- Ook de staten Utrecht, Overijssel, Gelre, Groningen en Drenthe besluiten om geen nieuwe stadhouder meer te benoemen en gaan stadhouderloos verder. Friesland en Groningen hebben nog wel een stadhouder. In deze staten is sinds 1696 Johan Willem Friso van Nassau Dietz, het achterneefje van Willem III, de erfelijke stadhouder. Als hij stadhouder wordt, is hij nog maar acht jaar oud. Zijn moeder zal tot 1707 als zijn regentes fungeren.
- Het is dezelfde Johan Willem Friso die Willem III in 1695 in zijn testament heeft aangewezen als de erfgenaam van al zijn persoonlijke bezittingen, waaronder ook de titel Prins van Oranje. Frederik I van Pruisen, keurvorst van Brandenburg en hertog van Pruisen, vindt echter dat hij meer recht heeft op de bezittingen van Willem III en de titel Prins van Oranje. Zijn moeder is een dochter van prins Frederik Hendrik en daarmee is Frederik I van Pruisen niet alleen een kleinzoon van prins Frederik Hendrik, maar ook een achterkleinzoon van Willem van Oranje. In 1702 bezoekt Frederik I van Pruisen Amsterdam om over deze erfeniskwestie te overleggen met Anthonie Heinsius. Afgesproken wordt om de kwestie van de erfenis eerst maar eens goed te gaan onderzoeken en op de lange baan te schuiven. Wel neemt Frederik I van Pruisen alvast enkele Duitse gebieden van Willem III in bezit, iets waar de Republiek niet tegen optreedt.
- Waar de Amsterdams kooplieden in 1688 al voor vreesden bij het tot stand komen van de personele unie tussen Engeland en de Republiek met Willem III als staatshoofd van beide landen, namelijk dat een dergelijke personele unie ten koste zou gaan van de Republiek, is uitgekomen. Als na de dood van Willem III de balans wordt opgemaakt, blijkt de positie van de Republiek verzwakt te zijn. Niet alleen is Engeland als handelsnatie en financieel centrum belangrijker geworden dan de Republiek, maar ook heeft Willem III een soort taakverdeling “gehanteerd” tussen Engeland en de Republiek, die nadelig heeft uitgepakt voor de Republiek.
- Hij heeft de Republiek namelijk als zeemogendheid ondergeschikt gemaakt aan Engeland. Het meeste geld voor de defensie van de Republiek moest in opdracht van Willem III in de Republiek besteed worden aan het inhuren van (dure) huurlegers die op het vaste land van Europa moesten vechten. De Republiek diende relatief gezien minder geld te investeren in het vernieuwen en versterken van de vloot. Voor gevechten op zee vertrouwde Willem III vooral op de kracht van de Engelse vloot, waar veel geld in is geïnvesteerd en die daardoor sterker is geworden dan de Hollandse vloot. Volgens Willem III was dat echter voor de Republiek goed. Hij zou als stadhouder-koning zorg dragen voor een goede samenwerking tussen de twee vloten. Hierdoor zijn er echter in 1702 voor de Republiek wel minder schepen beschikbaar om de eigen handelsvloten te beschermen, wat nadelig is voor de handelsbelangen van de Republiek en de Amsterdamse kooplieden.
- In mei verklaren de Republiek en de twee andere leden van de Alliantie na de gevechten in Italië de oorlog aan Frankrijk en Spanje. Ze krijgen steun van Pruisen, Aragon en Savoye.
- Frankrijk en Spanje krijgen de steun van Portugal, het aartshertogdom Keulen, het Keurvorstendom Beieren, Transsylvanië en het hertogdom Mantua in Lombardije. Het wordt een oorlog die niet alleen in Europa zal worden uitgevochten, maar ook elders in de wereld zoals in Noord-Amerika.
- Na de dood van Willem III keren veel leden van zijn Hollandse staf vanuit Londen terug naar Den Haag, waaronder zijn belangrijkste adviseur, generaal Hendrik van Nassau Ouwerkerk. Deze wordt in 1702 door de Staten-Generaal als opvolger van Willem III benoemd tot opperbevelhebber van het leger van de Republiek. Belangrijke andere Hollandse bevelhebbers in 1702 zijn Jacob II van Wassenaer Obdam, hij is een zoon van de admiraal Jacob van Wassenaer Obdam, PhIlips van Almonde en Frederik Johan van Baer. De algemene leiding van de gecombineerde troepen van de Alliantie is in handen van de Engelsman John Churchill, ook wel Malborough genoemd – hij is de hertog van Marlborough. Hij is in Engeland na van mogelijk verraad tijdens de negenjarige oorlog beschuldig te zijn geweest weer volledig in ere hersteld.
- Eén van de eerste dingen die Van Nassau Ouwerkerk doet, zelfs nog voordat de Franse troepen de Spaanse Nederlanden van hun partner Spanje binnen trekken, is het weghalen van de regimenten uit de barrière-steden in de Spaanse Nederlanden. Hij voegt deze regimenten samen met de rest van het Hollandse leger. De beschieting van Brussel heeft geleerd dat de gevechten veelal niet meer om het veroveren van steden gaan, maar dat de gevechten vooral ter velde worden uitgevochten.
- De eerste schermutselingen waarbij de Hollandse troepen betrokken raken, vinden in april plaats in het Keurvorstendom Keulen, dat de kant van de Fransen heeft gekozen. Vanuit het strategische gelegen keurvorstendom kunnen de daar gelegerde Franse troepen zowel Holland als het Aartshertogdom Oostenrijk binnenvallen, een dreiging voor beide landen. De Alliantie besluit daarom om Kaiserswerth, een plaats gelegen in het keursvorstendom Keulen, aan te vallen. Ze verzamelen zo’n 38.000 soldaten, waaronder 22.000 huursoldaten uit de Republiek.
- Op 18 april begint de strijd. Kaiserswerth wordt verdedigd door zo’n 5.000 Fransen. Na een moeizame strijd van 59 dagen, waarin de belegeraars liefst 120.000 kanonskogels en 10.000 brandbommen op de stad afschieten, verovert de Alliantie – pas na de komst overigens van de Pruisische koning met zijn leger – op 15 juni Kaiserwerth. De prijs voor de verovering van de stad en de vesting is hoog. Het aantal doden en gewonden aan de kant van de Alliantie bedraagt zo’n 9.000 man (waaronder veel Hollandse huursoldaten). De Fransen in de vesting verliezen slechts zo’n 350 man. De keurvorst van Keulen vlucht naar het verlies van Kaiserwerth naar Frankrijk en zal daar de rest van de oorlog in ballingschap doorbrengen.
- In de zomer ondernemen de Franse troepen een halfslachtige poging om Middelburg en Nijmegen te veroveren. Zowel in Zeeland als bij Nijmegen worden de Franse troepen snel verdreven en in de tegenaanval verovert een gecombineerd Hollands-Engels leger van liefst 60.000 man onder persoonlijke leiding van Marlborough tijdens een veldtocht langs de Maas de plaatsen Venlo, Roermond, Stevensweert en Luik op de Fransen. Marlborough maakt zich tijdens deze veldtocht niet populair bij de plaatselijke bevolking. Hij laat zijn troepen namelijk de oogst op het veld vernielen om te voorkomen dat de oogst in Franse handen zal vallen, dit voor het geval hij zich terug moeten trekken.
- Van 23 augustus tot 30 september probeert een gecombineerde vloot van dertig Engelse en twintig Hollandse oorlogsschepen plus 160 transportschepen (met 10.000 Engelsen en 4.000 Hollandse soldaten en mariniers aan boord) tevergeefs om de havenstad Cadiz in het zuiden van Spanje te veroveren. De aanval mislukt, mede doordat een aantal van de aan land gezette troepen gaan plunderen, en ze zich naar verluidt gaan laven aan de wijnvoorraden die ze aantreffen in wijnkelders.
- Een Spaanse zilver- en handelsvloot is in 1702 onderweg van Midden-Amerika naar Cadiz. Ze worden beschermd door een Franse oorlogsvloot. Als de vloot door een Spaans schip op de hoogte worden gebracht van de gevechten die bij Cadiz aan de gang zijn, wijken ze uit naar de havenstad Vigo in het noordwesten van Spanje. Daar komen ze op 22 september aan. Als de Alliantie hoort van de komst van de zilvervloot aldaar, haalt de Hollandse bevelhebber Philips van Almonde de Engelse admiraal George Rooke over om de Spaans-Franse vloot in de haven aan te vallen.
- De vloot van de Alliantie komt op 23 oktober bij Vigo aan. De Spaanse en Franse schepen liggen dan al een maand in de haven, die niet alleen beschermd wordt door fortificaties, maar ook is afgesloten met een grote ijzeren ketting. De Engelsen en Hollanders zetten troepen aan land die na de nodige gevechten de fortificaties veroveren en een Engels schip vaart dwars door de ketting heen, waarna de andere schepen de haven binnen kunnen varen. Niet alleen heeft de Alliantie een overwicht aan oorlogsschepen; 26 schepen (17 Engelse en 9 Hollandse) tegenover 18 schepen (15 Franse en 3 Spaanse), maar ook zijn de in de haven liggende Franse en Spaanse oorlogsschepen niet goed gepositioneerd voor een gevecht. De eenzijdige strijd leidt tot een grote overwinning voor de schepen van de Alliantie.
- Alle Franse en Spaanse oorlogs- en handelsschepen bij Vigo gaan voor de Spanjaarden verloren. Een aantal schepen wordt door de Spanjaarden en Fransen zelf tot zinken gebracht, dit om te voorkomen dat de handelswaar in handen van de Alliantie valt. De Engelse en de Hollanders verliezen niet één schip. Wel tellen ze ongeveer 800 doden en gewonden, die vooral vallen bij de bestorming van de fortificaties. De Spanjaarden en Fransen tellen vijf keer zoveel slachtoffers, zo’n 4.000 man.
- Als het nieuws van deze overwinning bekend wordt in Holland, leidt dit daar tot veel vreugde. ‘Een Nieuw Lied van den Spaensche Zilvervloot‘ wordt direct een populair lied in die tijd. Het lied is inhoudelijk niet helemaal juist. Het grootste gedeelte van de zilvervloot is al van boord van de schepen gehaald en onderweg naar elders in Spanje. Slechts 2.000 kg zilver met een waarde van 14.000 Engelse ponden wordt door de Alliantie geconfisqueerd. De vreugde over de overwinning verdwijnt bij enkele Amsterdamse handelaren zelfs helemaal als ze horen dat een groot deel van hun illegale handelswaar – vooral veel specerijen – die zich aan boord van enkele Spaanse handelsschepen bevonden, op de bodem van de zee is beland. Ze verliezen daardoor grote bedragen.
- In de loop van de tijd blijven er verhalen opduiken dat er nog een grote hoeveelheid zilver op de bodem van de zee bij Vigo moet liggen. Zo laat de schrijver Jules Vernes in 1870 in zijn boek ‘Twintigduizend mijl onder zee’ kapitein Nemo zilver opduiken bij Vigo. Ook vinden er een aantal speurtochten plaats, de laatste in 1990, naar de mogelijke zilverschatten op de zeebodem bij Vigo , maar zilver wordt er echter nooit gevonden, wel kanonnen.
1703: Amsterdam; foto genomen op 7 januari 2024
Wat gebeurt er in Nederland in 1703?
- De gewonnen zeeslag bij Vigo leidt er toe dat Portugal van kant wisselt. Ze hadden een verbond met Spanje, maar nadat de gecombineerde Engels-Hollandse vloot de Franse Vloot heeft verslagen loopt Portugal over en sluit zich aan bij de Alliantie. Ze denken dat de vloot van de Alliantie sterker is dan de Frans-Spaanse vloot en denken door de kant van de Alliantie te kiezen een grotere kans te hebben op veilige overtochten voor hun handelsvloten van en naar hun kolonies in Zuid-Amerika. Voor de Alliantie is de overstap een groot strategisch voordeel. Niet alleen biedt Portugal de Alliantie toegang tot hun havens aan, maar ook kunnen de troepen van de Alliantie nu Spanje eventueel vanuit het westen over land aanvallen.
- De oorlog kost geld, heel veel geld. Het is grotendeels de Amsterdamse geldmarkt die de Alliantie financiert. Niet alleen lenen de Staten-Generaal er veel geld om de huurlegers van de Republiek te betalen – op het hoogtepunt van de oorlog zal de Republiek bijna 120.000 huursoldaten in dienst hebben – maar ook de Oostenrijkse keizer, enkele Duitse staten en zelfs af en toe ook de Engelsen komen in Amsterdam geld lenen. Volgens een afspraak met de Engelsen betaalt Engeland 60% van de kosten van de gemeenschappelijke oorlogsvloot en de Republiek 40%. De kosten van de gecombineerde Engels-Hollandse landlegers worden 50-50 verdeeld, maar na verloop van tijd word die verhouding 2/3 – 1/3 tussen de Engelsen en de Hollanders. De Republiek heeft simpelweg niet genoeg middelen om geld te lenen om al die tienduizenden huursoldaten te kunnen betalen. Het zijn niet alleen de loonkosten van de huursoldaten, die een leger duur maken maar ook het gevolg en het materiaal.
- Zo worden de duizenden huursoldaten bij een veldtocht begeleid door grote aantallen legervolgers: onder andere arbeiders om loopgraven te graven, koks en heel veel andere mensen die zich met de voedselvoorziening bezig houden, artsen en medisch personeel, dierenverzorgers, bierbrouwers die bier voor de soldaten brouwen, bediendes van de officieren, handelaren en marketentsters die drank en voedsel aan de soldaten verkopen;- vaak zijn dit vrouwen die zijn getrouwd met een militair. Ook wordt de stoet vergezeld door een groot hoeveelheid paarden voor de cavalerie en een kudde vee voor de voedselvoorziening. Ook in de stoet bevinden zich veel door muilezels voortgetrokken bagagewagens met kanonnen, wapens, munitie, voorraden, drank en andere voorzieningen voor het leger. Een rondtrekkend leger is te vergelijken met een middelgrote rondreizende stad.
- Op 22 mei begeleidt de Hollandse kapitein Roemer Vlacq met vijf Hollandse oorlogsschepen – er zijn geen Engelse schepen voorhanden – een Hollandse handelsvloot van ongeveer honderd schepen die vol beladen zijn met onder andere wijn, zout en suiker. De vloot is vertrokken uit Lissabon en is onderweg naar de Republiek. Na een dag varen wordt de vloot bij de meest westelijke kaap van Portugal, de Cabo da Roca, aangevallen door vijf grote Franse oorlogsschepen, die daar liggen te wachten. De Franse schepen zijn stuk voor stuk veel groter en zwaarder bewapend dan de schepen van Vlacq, een gevolg van het maritiem beleid van Willem III. Zo hebben de Franse schepen allemaal drie dekken en 90 kanonnen aan boord, de Hollandse schepen slechts twee dekken en 50 kanonnen. Desondanks besluit Vlacq om de Franse schepen aan te vallen, zodat de handelsvloot ondertussen weg kan varen.
- Vlacq is een opmerkelijk man. In maart 1677 is hij de kapitein van een Hollands schip dat tijdens de strijd tegen de Fransen bij Tobago aan de grond loopt. Als de Fransen vervolgens zijn schip willen enteren en een Frans schip naast zijn schip komt liggen, blaast hij zijn eigen schip op. Hierbij komt een groot deel van zijn eigen bemanning om het leven, evenals een groot aantal Fransen. Zelf overleeft Vlacq de ontploffing, al raakt hij wel zwaar gewond.
- De strijd met de Fransen bij Cabo da Roca duurt zo’n twee uur. De schepen van Vlacq hebben weinig kans. Als op een gegeven moment de grote mast van het schip van Vlacq door midden wordt geschoten en Vlacq wederom zwaar gewond raakt – “Vlacq verloor een hele arm en de helft van de bemanning”, zoals in een verslag te lezen valt – geeft hij zich over. Zijn zwaar beschadigde schip wordt daarna door de Fransen in brand gestoken. De overige vier schepen worden in beslag genomen en mee naar Toulon genomen, samen met de gevangen genomen bemanning. Vlacq overlijdt daar op 17 juli aan zijn verwondingen. Het doel van zijn aanval wordt echter wel bereikt. De Hollandse handelsvloot slaagt er in om veilig naar de Republiek te varen.
- De huurlegers van de Republiek zijn vooralsnog vooral actief in de Spaanse Nederlanden. Na de snelle opmars langs de Maas stokt de strijd daar echter. De Nederlandse bevelhebber ter plaatse, Jacob II van Wassenaer Obdam wil met een leger van 12.000 man naar Antwerpen op trekken, maar wordt op 13 juni bij Ekeren verrast door een groot Frans leger van zo’n 25.000 man. Het Franse leger sluit de Hollanders helemaal in en dreigt het leger van Van Wassenaer Obdam compleet te overrompelen. Op een gegeven moment hebben sommige Hollandse soldaten nauwelijks munitie meer en krijgen ze de opdracht om de tinnen knopen van hun uniformjassen als kogels te gebruiken. Obdam raakt in paniek en ontvlucht verkleed als Fransman met een aantal ruiters het slagveld en vlucht naar Breda. Het is aan het optreden van de Hollandse generaal Frederik Johan van Baer te danken dat het Hollandse leger de omsingeling kan doorbreken, waardoor de slag onbeslist eindigt. Geschat wordt dat aan beide zijden zo’n 2.000 tot 2.500 doden en gewonden vallen.
- Tussen 7 en 9 december stormt het, vooral in Engeland, verschrikkelijk. Het hoogtepunt van de storm is op 8 december, als de wind tot orkaankracht (windkracht 12) uitgroeit. De Engelse journalist en schrijver Daniel Defoe (bekend van zijn boek Robinson Crusoe) beschrijft de storm later als “de ergste storm die de wereld ooit zag”. Het noodweer is volgens Defoe “zo verschrikkelijk dat het met geen pen te beschrijven is.“, wat niet waar is, want hij schrijft er een half jaar later een boek over met de titel ‘De Storm’. In Engeland vallen duizenden doden. Op zee en langs de kust zinken dertien Engelse oorlogsschepen. Duizenden Engelse zeelieden komen hierbij om het leven. Ook in de Republiek zorgt de storm voor veel schade. Veel bomen en zelfs ook molens waaien om, in Hoorn waaien talloze schoorstenen van de daken en raken veel gevels beschadigd, op de Zuiderzee worden boten op de Friese kust geworpen, in Friesland breek een dijk door, in Hindelopen slaan 23 schepen los van de ankers, waarna de boten overal in Friesland stranden, in Enschede blaast de storm de spits van de Grote Kerk af en ook in veel andere steden zorgt de storm voor veel schade. Geluk bij ongeluk is dat het aantal slachtoffers beperkt blijft.
1704: Amsterdam; foto genomen op 7 januari 2024
Wat gebeurt er in Nederland in 1704?
- Op 17 maart sterft de generaal en vestingbouwer Menno van Coehoorn. Hij is onder andere de ontwerper van de vestingwerken van Zwolle, Nijmegen, Grave, Breda en Bergen op Zoom. In Europa geldt hij als één van de beste ontwerpers van vestigingen. Ook ontwerpt hij allerlei fortificaties en is hij de ontwerper van de IJssellinie. Hij schrijft over het ontwerpen van vestigingen ook boeken. Zo verschijnt er van zijn hand in 1682 het boek ‘Versterckinge des Vijfhoecks Met alle sijne Buyten-Wercken‘ en in 1685 ‘Nieuwe vestingbouw, Op een natte of lage Horisont ‘
- In mei vaart een vloot van dertig Engelse Oorlogsschepen onder leiding van de Engelse admiraal George Rooke en achttien Hollandse schepen onder leiding van schout-bij-nacht Paulus van der Dussen van Lissabon naar Barcelona om na het mislukken van de aanval op Cadiz in 1702 een nieuwe poging te ondernemen om een Spaanse havenstad te veroveren. Ze willen in Barcelona landen in de hoop dat de Catalanen bij het zien van de komst van de vloot in opstand zullen komen tegen het regime van Philips V dat zijn domicilie in Madrid heeft. Zo’n 1.200 Engelse en 400 Hollandse mariniers landen op 27 mei op de kust. De Catelanen komen echter niet in opstand en als vier dagen later een Franse vloot nadert, verlaten de Engelsen en de Hollanders de stad en varen weer terug naar Lissabon.
- De Alliantie splitst in het voorjaar zijn troepen in de Spaanse Nederlanden. Terwijl Hendrik van Nassau Ouwerkerk met zo’n 50.000 man in de Spaanse Nederlanden achterblijft, ‘geschaduwd’ door een Frans leger van 46.000 man, trekt op 19 mei de hertog van Malborough met de overige troepen (zo’n 22.000 man, waaronder veel Hollandse, Engelse en Pruisische soldaten) richting de Donau. Het is een lange tocht van zo’n 400 kilometer. Tegelijkertijd trekt een groot Frans leger op enige afstand parallel met hem mee. De reden van deze troepenverplaatsing is dat Marlborough de hoofdstad Wenen van het Oostenrijkse / Habsburgse rijk wil beschermen tegen de opmars vanuit Beieren van de gecombineerde troepen van Lodewijk XIV en de keurvorst van Beieren. Hij wil daartoe vlakbij Donauwörth, de stad ligt dicht bij de plek waar de Donau samenvloeit met de Wörnitz, een zijrivier van de Donau, een bruggenhoofd bij de Donau vormen. Om dat te kunnen doen moet hij wel eerst het fort Schellenberg bij Donauwörth, gelegen boven op een heuvel, veroveren.
- Op 2 juli vindt de Slag bij de Schellenberg plaats. Tegenover de 22.000 man van Malborough staan boven op de heuvel zo’n 12.000 verdedigers, waaronder de “meegereisde Fransen”. Tot drie keer toe bestormen de troepen van de Alliantie de heuvel en pas bij de derde bestorming slagen ze er na twee uur vechten in om boven op de heuvel bij het fort te komen en het Frans-Beierense leger te verslaan, waarna een deel van de Fransen zich overgeeft (zo’n 2.000 man) en de rest op de vlucht slaat.
- Er vallen tijdens de bestorming en de gevechten op de heuvel heel veel slachtoffers. Aan de kant van de verdedigers zo’n 2.000 doden en gewonden. Aan de kant van de Alliantie ruim 1.300 doden en bijna 4.000 gewonden. Onder hen heel veel officieren, die voorop lopend, hun legeronderdelen aanvoeren. Niet alleen sneuvelen de legerleiders maarschalk graaf Herman Otto II van Limburg-Styrum (deze raakt tijdens de tweede bestorming ernstig gewond en sterft een week later) en de bevelhebber van de artillerie van het Staatse leger, Johan Wijnand van Goor (deze wordt bij de eerste bestorming getroffen door een musketkogel in zijn oog en sterft ter plekke). Ook sterven er aan de kant van de Alliantie ook nog eens zes luitenant-generaals, vier generaals en vele andere officieren, zoals kolonels en luitenant-kolonels. De bestorming van de Schellenberg zal achteraf bekeken de meest dodelijke slag voor officieren blijken te zijn tijdens de gehele Spaans successieoorlog. Geen enkele andere slag kost aan zoveel officieren het leven
- Op de terugweg van de mislukte aanval op Barcelona valt op 1 augustus de Engels-Hollandse vloot op voorstel van admiraal Rooke de zwak verdedigde vesting van Gibraltar aan. Qua haven is Gibraltar niet echt van groot belang. Er kunnen slechts een beperkt aantal schepen aanmeren. Wel is Gibraltar strategisch gelegen. Oorspronkelijk stond een aanval op Gibraltar niet in de planning, maar admiraal Rooke wil na de mislukking van de inval bij Barcelona toch graag een succes op zijn naam hebben.
- De schepen beschieten eerst langdurig het fort van Gibraltar en de andere verdedigingswerken – de Engelse schepen hebben zo’n 70 kanonnen aan boord van elk schip, de Hollanders 60 – waarna zo’n 1.800 Engelse en Hollandse mariniers aan land gaan. Binnen drie dagen hebben ze heel Gibraltar veroverd. In totaal verliezen ze hierbij 200 man, waarbij de meeste slachtoffers vallen als ze in het donker een gebouw betreden dat een kruitmagazijn blijkt te zijn. Het ontploft als een marinier er een zogeheten geweerlucifer ontsteekt. Na het veroveren van Gibraltar laat Cooke de helft van de mariniers achter in Gibraltar en kiest weer zee. De Spanjaarden proberen direct Gibraltar terug te veroveren, zowel over zee als over land. Beide pogingen mislukken.
- Als eerste proberen ze het op zee. De Franse vloot ontmoet op 24 augustus bij Malaga de vloot van Cooke. De vloten zijn ongeveer even sterk. Beide vloten tellen zo’n 50 schepen. De Engels-Hollandse vloot beschikt over 3,614 kanonnen en hebben in totaal 22.500 man aan boord, de Fransen hebben 3.577 kanonnen en 24.500 mannen. In totaal duurt de zeeslag zo’n dertien uur. Opmerkelijk genoeg slagen beide partijen er niet in om ook maar één vijandelijk schip te doen zinken. Wel raken veel schepen aan beide kanten door het kanonnenvuur over en weer behoorlijk beschadigd. Ook vallen er de nodige doden en gewonden aan boord van de schepen, aan beide zijden tussen de 2.500 en 3.000 doden en gewonden. De slag eindigt onbeslist. De Fransen varen de volgende dag terug naar Toulon, onbewust van het feit dat de Engelse-Hollandse vloot kampt met een ernstig munitietekort – ze zijn al zes maanden op zee en hebben al veel munitie verschoten bij de aanval op Gibraltar. Ook over land lukt het de Spanjaarden in september niet om Gibraltar terug te veroveren.
- Hoewel Gibraltar door een gecombineerde Engels-Hollandse vloot is veroverd, beschouwt Engeland Gibraltar puur als Engels bezit en niet als gezamenlijk bezit. Als ze er een Engels garnizoen plaatsen, weigert de Republiek dan ook om hier aan mee te betalen. Het regiment slaagt er om Gibraltar de gehele Spaanse successieoorlog te behouden. Bij de vrede in 1713 dwingt Engeland af dat ze Gibraltar voor altijd mag behouden.
- In augustus trekken Malborough en zijn troepen na het winnen van de slag bij Schellenberg verder Beieren in en verwoesten op het Beierse platteland een aantal dorpen en vernietigen ze op de velden de oogsten. Ze houden er vreselijk huis. Na de plunderingen trekken ze naar Höchstädt, een stad gelegen aan de oevers van de Donau, waar op 13 augustus de Slag bij Höchstädt plaats vindt. De troepen van Malborough zijn inmiddels versterkt met de troepen van prins Lodewijk van Baden en ook de troepen van Frankrijk en Beieren zijn inmiddels flink versterkt met onder andere een leger van 34.000 Fransen dat uit Ulm is overgekomen. Beide legers bij Höchstädt omvatten ruim 50.000 man. De slag eindigt in een grote nederlaag voor Frankrijk en Beieren. Zij tellen bij elkaar zo’n 12.000 doden en gewonden en ook worden er nog eens 12.000 Franse soldaten gevangen genomen. Ook hebben ze te maken met duizenden Fransen die deserteren.
- De verliezen aan de kant van de Alliantie zijn ook fors, zo’n 10.000 doden en gewonden. Na de slag ziet de keurvorst van Beieren zich gedwongen om op 7 november tegen zeer ongunstige voorwaarden het Verdrag van Ilbesheim te tekenen, waarmee een einde komt aan de deelname van Beieren aan de Spaanse Successieoorlog. De (restanten van de) Hollandse regimenten keren na de veldslag weer terug naar de Spaanse Nederlanden.
- In Middelburg breekt in 1704 een regenten-oproer uit. Uit een historisch verslag: ” Achter deze volkswoede ging een strijd tussen regentenfacties schuil die van het oproer wilden profiteren om de macht te grijpen. Onder druk van de bevolking, die de magistraat van corruptie beschuldigde, werd Alexander de Muncq ontslagen uit de stadsregering. Deze vooraanstaande magistraat was eerder in opspraak gekomen doordat hij de vrouw van burgemeester François Velters had geschaakt.” Oftewel De Muncq was er met de vrouw van de burgemeester vandoor gegaan. Geen wonder dat de burgemeester het goed vond dat de Muncq uit het stadsbestuur werd gezet. Uiteindelijk zorgt de schutterij voor rust. De burgemeester laat een zilveren medaille slaan om te vieren dat De Muncq en diens medestanders moeten vertrekken.
1705: Dordrecht; foto genomen op 4 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1705?
- Niet alleen in het Middelburg maar ook in veel andere staten staan in het begin van de achttiende eeuw de oude regenten en potentiële nieuwe regenten tegenover elkaar in een strijd over wie het in de steden voor het zeggen heeft. Vooral in het gewest Gelre zijn er in meerdere plaatsen zogeheten ‘plooierijen’. Onder andere in Zutphen, Arnhem en Nijmegen is er sprake van een felle machtsstrijd tussen oude en nieuwe groepen stadsregenten. Tot aan zijn dood in 1702 is het Willem III die veelal de stadbestuurders benoemt. Haast altijd benoemt hij elke keer weer dezelfde personen uit dezelfde families, die dan jarenlang in het stadbestuur zitten, waardoor er een oligarchie van bestuurders is ontstaan. Andere mensen uit vooraanstaande families krijgen hierdoor geen kans om ook in het stadsbestuur te komen.
- Ook na de dood van Willem III blijven de oude regenten veelal in het stadsbestuur zitten. Soms nemen ze ontslag, maar herbenoemen zichzelf daarna direct weer voor drie jaar, wat leidt tot veel ongenoegen bij mensen die ook in het stadsbestuur willen. In diverse plaatsen komt het volk, al of niet opgehitst, tegen deze praktijk in opstand. In sommige steden leidt dit onder dreiging van geweld tot vervanging van de oude regenten (de Oude Plooi) door nieuwe regenten (de Nieuwe Plooi). Soms worden de regenten van de Nieuwe Plooi daarna weer uit hun functie gezet na ingrijpen van de plaatselijke schutterij. In een aantal steden krijgt de Nieuwe Plooi echter ondersteuning van de schutterij en nemen ze het stadsbestuur blijvend over.
- In Nijmegen loopt het in 1705 helemaal uit de hand. In 1702 is de Oude Plooi, waaronder burgemeester Willem Roukens en zijn medestanders, onder druk van het volk, en van een aantal Nijmeegse gilden die de burgemeester zat zijn, afgezet en vervangen door mensen van de Nieuwe Plooi. Maar even later weet de Oude Plooi met hulp van de schutterij deze situatie weer terug te draaien en komt Roukens weer aan de macht. In 1703 slaagt de Nieuwe Plooi er echter in om met hulp van een grote opgezweepte Nijmeegse menigte opnieuw de macht te grijpen. Burgemeester Roukens en zes van zijn medestanders worden uit de stad verbannen. Op 7 augustus 1705 verschijnt Roukens echter opeens met een flink aantal medestanders weer bij het stadhuis van Nijmegen in een poging om nu met geweld het burgemeesterschap en het stadsbestuur weer over te nemen – “… dat wij de nieuwe heeren altemaal den hals breken”. – zo motiveert hij zijn mannen. Terwijl Roukes buiten het stadhuis blijft staan wachten en toekijken, bestormen zijn aanhangers het gebouw. Ze slagen er in om het stadhuis gedurende korte tijd te bezetten, maar even later bestormen opgetrommelde aanhangers van de Nieuwe Plooi op hun beurt het stadshuis, waarbij drie doden vallen, en nemen ze het stadhuis weer in. Vijf aanhangers van Roukens worden ter afschrikking opgehangen aan de ramen van de raadszaal op de eerste verdieping. Willem Roukens wordt buiten het stadhuis gespot en gevangengenomen. De volgende dag wordt hij na een zeer kort proces veroordeeld en onthoofd.
- In de Spaanse Successieoorlog wordt in 1705 vooral in Italië gevochten tussen Franse en Oostenrijkse troepen en daarnaast ook in Noord-Spanje, waar in de herfst van 1705 de Habsburgse troepen landen aan de Catalaanse kust. Barcelona wordt al snel veroverd. Aartshertog Karel III van Oostenrijk, de troonpretendent van de Alliantie wordt er feestelijk onthaald. Het is niet zo zeer dat de Catelanen echt enthousiast zijn over aartshertog Karel, maar het is meer een afkeer van Filips V die in Madrid concilie houdt. Even later veroveren de Oostenrijkse troepen ook Valencia. Bij al deze gevechten zijn geen Hollandse troepen betrokken. Deze zijn grotendeels in de Spaanse Nederlanden gelegerd waar in 1705 weinig gebeurd.
- Op 5 mei overlijdt na 47 jaar op de troon gezeten te hebben de Oostenrijkse keizer Leopold I. Hij wordt opgevolgd door zijn oudste zoon Jozef I, die het beleid van zijn vader en daarmee de coalitie met Engeland en de Republiek voort zet.
- De van oorsprong Duitse graficus Maria Sibylla Merian is, nadat zij en haar echtgenoot, een Duitse schilder, uit elkaar zijn gegaan, in 1685 samen met haar moeder en haar twee dochters vanuit Duitsland naar Amsterdam verhuisd. Ze is erg geïnteresseerd in vlinders en in het bijzonder in de Surinaamse reuzenvlinder. In 1699 reist de dan 52 jaar oude kunstenares samen met één van haar dochters naar Suriname en gaat daar in het binnenland rondreizen om de flora en fauna te bestuderen en in het bijzonder de reuzevlinders. Na twee jaar keert ze vanwege ziekte terug naar Amsterdam en begint daar haar schetsen van de vlinders uit te werken in gedetailleerde kleurentekeningen. In 1705 verschijnt in Amsterdam haar in het latijn uitgegeven boek ‘Metamorphosis insectorum Surinamensium‘ met de ondertitel ‘Ofte Verandering der Surinaamsche insecten.‘ Het boek bestaat uit 60 grote ingekleurde gravures van vlinders en andere insecten met uitgebreide toelichtingen op de tekeningen. Alle rupsen en vlinders zijn afgebeeld op de plant, die ze het liefst eten. De eitjes, de rupsen, de pop en de volwassen vlinders zijn getekend op ware grootte. Het boek is een groot succes en wordt al spoedig in meerdere talen vertaald.
- De waterbouwkundige en cartograaf Nicolaus Samuelis Cruquius gaat in 1705 in Delft drie keer per dag de temperatuur, de luchtdruk, de windkracht, de windrichting en de neerslag meten om deze gegevens te kunnen relateren aan de weerssituatie. Hij hoopt hiermee verbanden te vinden die gebruikt kunnen worden om veranderingen in het weer te voorspellen, zodat hij kan waarschuwen voor mogelijk gevaar van storm en regen op zee en op het land. Twintig jaar later, in 1725, dient hij bij de Staten van Holland een verzoek in voor financiële steun en ondersteuning hierbij. Zijn aanvraag wordt afgewezen, omdat hij niet serieus wordt genomen. Ruim een eeuw later komt Buys Ballot met een soortgelijk verzoek. Naar aanleiding van diens verzoek wordt het KNMI opgericht.
1706: Amsterdam; foto genomen op 15 november 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1706?
- Plantage-eigenaar Johan van der Maersche bestelt in april bij de WIC zes slaven voor zijn plantage in Suriname. Hij is één van de vele plantage-eigenaren in Suriname die dat jaar slaven besteld bij de WIC. De bestellingen lopen via notaris Stephanus Pelgrom in Amsterdam. Normaal gesproken worden contracten bij de notaris altijd met de hand geschreven, maar de notaris handelt zoveel slavenbestellingen voor Suriname af, dat hij een voorgedrukt contract hiervoor heeft gemaakt. De tot slaaf gemaakte personen worden in ‘ladingen’ van 250 personen; in de verhouding mannen staat tot vrouwen van 2 staat tot 1, door de WIC vanuit het huidige Benin en Angola naar Suriname overgebracht.
- Op 3 april begint een Frans-Spaans leger van 18.000 man met een belegering van Barcelona. In de stad houdt aartshertog Karel III van Oostenrijk zich op, samen met 8.500 verdedigers van de Alliantie, waaronder een regiment Hollanders. De troepen van Philips V veroveren nog wel het kasteel van Montjuich, maar als op 8 mei een grote Engels-Hollandse vloot van 56 oorlogsschepen met 10.000 man aan boord bij Barcelona aankomt, staken de troepen van Philips V de belegering en vluchten ze met achterlating van al hun kanonnen en mortieren, 5.000 vaten buskruit, 40.000 patronen 4.000 bommen en granaten en 12.300 handgranaten, naar Frankrijk. Philips V zal in de zomer via Pamplona weer naar Madrid terugkeren.
- Op 12 mei is er een totale zonsverduistering die ook in Barcelona zichtbaar is. De verduistering krijgt van de inwoners van Barcelona de naam de ‘verduistering van de zonnekoning.’
- Op 23 mei vindt de Slag bij Ramillies plaats. In dit Waalse plaatsje staan twee grote legers tegenover elkaar: 63.000 Fransen tegenover 62.000 soldaten van de Alliantie. De Alliantietroepen, veel Hollanders, Brandenburgers en hoewel Denemarken geen lid is van de Alliantie ook een groot aantal ingehuurde Deense soldaten, staan onder leiding van Malbourgh en Hendrik van Nassau-Ouwerkerk. De gevechten vindt vooral plaats op de grote akkervelden aldaar. De slag wordt uitgevochten met veel kanonnengebulder, charges van de cavalarie en infanteriegevechten. Het wordt een grote overwinning voor de Alliantie. Aan Franse kant vallen er tussen de 8.000 en 10.000 doden en gewonden en ook worden er nog eens 8.000 Fransen gevangen genomen. Ook vluchten duizenden Fransen van het slagveld weg. De Alliantietroepen tellen zo’n 2.500 doden en gewonden.
- De een na de andere stad in Brabant en Vlaanderen valt vervolgens in handen van de troepen van de Alliantie, onder andere Leuven, Mechelen, Gent, Brussel en Antwerpen. De Fransen verdedigen deze steden niet en trekken zich grotendeels terug in eigen land. Alle door de Alliantie veroverde gebieden in de Spaanse Nederlanden vallen overeenkomstig het Alliantie-verdrag nu onder het bestuur van de Oostenrijkse troonpretendent Karel III. Deze bevindt zich echter in Barcelona en laat het bestuur van de veroverde gebieden over aan de Engelsen en Hollanders. Deze vormen het zogeheten Anglo-Bataafs condominium, dat het veroverde gebied bestuurt. Het condominium zetelt in Brussel en bestaat uit twee Engelsen, Malborough en de diplomaat en dichter George Stepney, en twee Hollanders, de oud-burgemeester van Leiden Johan van den Bergh en baron Frederik Adriaan van Reede van Renswoude. Ze krijgen voor hun werkzaamheden een vergoeding van 35 gulden per dag. De Engelsen laten het bestuur vooral aan de Hollanders over.
- De strijd in Spanje is min of meer uitgegroeid tot een soort burgeroorlog tussen de aanhangers van Philips V, die vooral steun geniet in de omgeving van Madrid, en tussen de aanhangers van Karel III die zijn machtsbasis heeft in Barcelona. Op 24 mei kondigt Karel III aan om “zo snel mogelijk naar onze koninklijke stoel in Madrid te gaan, om een einde te maken aan de rampen van de huidige oorlog“. Hij beveelt “een ieder aan die zich momenteel op het vasteland van Spanje bevindt om ons te erkennen als hun wettige koning en natuurlijke heer. In een krant in Barcelona laat hij optekenen: “Karel de Derde is de ware koning van heel Spanje, dat begint te regeren in Catalonië en Spanje beschermt tegen de Hanen die willen zingen.” Met de hanen bedoelt hij de Fransen.
- In juni trekt een leger van de Alliantie vanuit Portugal over land richting Madrid en ook vanuit Barcelona trekken troepen van Karel III met daarin de nodige Hollandse huursoldaten naar de hoofdstad. Philips V en zijn hof vertrekken daarop naar Burgos. Op 27 juni vindt de intocht van Karel III in Madrid plaats en op 2 juli laat Karel III zich daar uitroepen tot koning van Spanje. Hij ondervindt er echter heel weinig steun van de Spaanse edelen en ook de bevolking treedt vijandig op en als zijn leger problemen krijgt met de bevoorrading trekt hij zich eind juli terug naar Valencia. Op 4 oktober keert Philips V terug in Madrid, waar hij enthousiast door de bevolking wordt ontvangen.
- In Italië verslaan op 7 september de Oostenrijkers, ondersteund door de troepen van de Savoye, tijdens de Slag van Turijn het Franse leger. Lodewijk XIV stuurt daarop diplomaten naar Den Haag om te onderhandelen over een mogelijke vrede. De Alliantie is niet happig. Ze hopen, nu ze het momentum hebben, Frankrijk nog verder in het defensief te brengen.
- Op Java steunt de VOC in 1706 de sultan van het sultanaat Mataram tijdens de Eerste Javaanse Successieoorlog. Tijdens deze oorlog doden troepen van de VOC op 5 december de Indonesische vrijheidsstrijder c.q. guerrillaleider Surapati, die twintig jaar eerder in 1686 de toenmalige aanvoerder van het VOC-garnizoen, François Tack, in een hinderlaag heeft gelokt en toen hem en een aantal van zijn manschappen heeft gedood.
- Op 7 december sterft in Amsterdam als één van de laatste grote schilders van de Gouden Eeuw Meindert Hobbema. Hij is vooral bekend van zijn landschapschilderijen.
1707: Delft; foto genomen op 26 juli 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1707?
- De bekende schilder van zeestukken Willem van der Velde de Jonge overlijdt op 6 april op 74-jarige leeftijd in Londen. In 1672 is hij samen met zijn vader, Willem van der Velde de Oude; ook zeeschilder, op uitnodiging van koning Karel II naar Engeland vertrokken, om daar diens hofschilder te worden.
- Tijdens de Spaanse successieoorlog boeken de Fransen en Spanjaarden sinds tijden weer eens een succes. Op 25 april verslaan ze in Spanje tijdens de Slag van Almansa in het zuidoosten van Spanje een Engels-Portugees-Hollands leger. Aan de Spaans-Franse kant sneuvelen bij deze slag zo’n 2.000 soldaten, aan de kant van de Alliantie verliezen zo’n 5.000 man het leven, waaronder honderden Nederlandse huursoldaten. De Spanjaarden en Fransen nemen daarna Valencia in en op 26 mei ook Zaragoza.
- Op 29 juli begint het beleg van Toulon. De Alliantie probeert deze Franse marinehaven over land te veroveren door middel van een Oostenrijks leger dat vergezeld van een Brits-Hollands regiment over de Alpen naar Toulon trekt. Tegelijkertijd begint een gecombineerde Engels-Hollandse vloot van 48 schepen vanaf zee de stad te beschieten. Het Oostenrijkse leger verovert onderweg Nice maar tegen de tijd dat ze bij Toulon aankomen, zijn daar ondertussen zo veel Franse troepen gearriveerd dat de poging tot het veroveren van Toulon over land tot mislukken is gedoemd. De aanval kost duizenden soldaten van het landleger van de Alliantie het leven. Niet zozeer door het oorlogsgeweld maar vooral door ziektes. De aanval over zee is wel succesvol en om te voorkomen dat de Franse schepen in de haven veroverd en meegenomen worden door de Alliantie laten de Fransen alle 15 aanwezige oorlogsschepen in de haven zinken, waardoor de haven wordt geblokkeerd.
- Bij de terugvaart van de vloot naar Engeland lopen door een navigatiefout vier Engelse oorlogsschepen op de rotsen van de Scilly-eilanden, waarbij zo’n 1.400 tot 2.000 Engelse zeelieden om het leven komen.
- Op 20 augustus vaart een Arnhemse schipper als eerste door het nieuw gegraven Pannerdensch kanaal tussen Doornenburg en Angeren. Het verbindt de Nederrijn met het Bijlandsch Kanaal en heeft een lengte van zes km. Het Pannerdensch kanaal maakt het mogelijk om het water uit de Rijn te verdelen over de Waal, de Neder-Rijn en de IJssel. Deze laatste twee rivieren worden door de hogere waterstand hierdoor beter bevaarbaar. Het is de bedoeling om het kanaal op 14 november te openen en beschikbaar te stellen voor de scheepvaart, maar de natuur beslist anders. Het “opent” het kanaal al in de nacht van 19 op 20 augustus 1707. Een dijk die het water weg moet houden uit het kanaal in aanleg overstroomt ’s nachts.
- In 1707 verschijnt de ‘Groote Nederlandse Steedenwijzer‘ van Jan de Lat. Het is een kaart met afstandstabel waarop de loopafstand tussen de Nederlandse steden is aangegeven ‘in uren gaans’
1708: Den Haag; foto genomen op 15 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1708?
- Op 8 mei breekt er brand uit in het huis van de weduwe Aaltje Kraak in Hardenberg. Het dorp beschikt niet over een brandspuit. Deze wordt er pas in 1760 aangeschaft. Iedere burger in Harderberg is wel verplicht om een lederen emmer in huis te hebben. Bij brand dient men daarmee naar de Vecht te hollen, daar twee rijen te vormen en dan de gevulde emmers water zo snel mogelijk door te geven. Het helpt niet. Bijna het hele dorp van zo’n honderd houten huizen gaat in de vlammen op. Op diverse plaatsen in de Republiek wordt gecollecteerd en binnen een jaar heeft iedereen in Harderberg weer een huis, deze keer van steen.
- Op 11 juli vindt de Slag bij Oudenaarde, gelegen in Oost-Vlaanderen plaats. Daar staat een leger van de Alliantie van in totaal zo’n 80.000 Engelse, Hollandse (20.000 man), Oostenrijkse, Zuid-Nederlandse, Deense en veel Duitse huursoldaten, tegenover een leger van 90.000 Fransen. De troepen van de Alliantie staan onder leiding van de hertog van Marlborough, prins Eugene van Savoye en Hendrik van Nassau-Ouwerker. De Franse troepen staan onder leiding van twee hertogen, die van Bourgondië en die van de Vendôme. Opmerkelijk genoeg is niet alleen in het Franse leger Frans de voertaal, maar ook in het leger van de Alliantie. Het is de taal die haast iedereen spreekt. De doelstelling van de veldtocht van de Alliantie is om de plaatsen die Frankrijk nog in de Spaanse Nederlanden in bezit heeft te veroveren.
- De slag eindigt in een grote overwinning voor de Alliantie, vooral door slecht leiderschap aan Franse kant. Zo ruziën de twee hertogen over de vraag welke kant ze hun troepen moeten uitsturen en geven ze de helft van de Franse reservetroepen – het gaat hier om zo’n tienduizend soldaten – geen bevel om uit te rukken. De Alliantie telt zo’n 3.000 tot 6.000 doden en gewonden, de Fransen ruim twee keer zo veel en ook worden er nog eens 8.000 Franse soldaten krijgsgevangen gemaakt. Na terugkomst in Frankrijk worden beide hertogen vervangen door enkele Franse generaals.
- Na deze slag trekken de troepen van de Alliantie verder naar Lille, welke stad ze op 28 oktober veroveren. Ook Gent (op 29 december) valt in handen van de Alliantie, waarmee de Fransen alle steden in Vlaanderen en Henegouwen kwijt zijn.
- Niet alleen in Europa wordt gevochten, maar ook wereldwijd vinden er in het kader van de Spaanse Successieoorlog gevechten plaats. De Fransen vallen diverse Engelse en Hollandse kolonies in het Caribisch gebied aan. Zo bombarderen ze, nadat ze een jaar eerder al de haven langdurig hadden geblokkeerd, in 1708 de haven van Curaçao. Ook vallen Franse schepen in oktober Suriname en Essequebo, een Hollandse kolonie in het huidige Guayana, binnen.
- Beide kampen zijn daarnaast ook overal ter wereld druk doende met de kapervaart. Zo veroveren 250 Hollandse kaperschepen gedurende de hele Spaanse successieoorlog in totaal zo’n 1.800 vijandelijke handelsschepen. Het zijn vooral de Zeeuwen die druk bezig zijn met de kapervaart. Andersom zijn er ook veel Franse kaperschepen erg actief. Zo verliest de WIC in één jaar tijd vijf schepen die op weg zijn om in Afrika tot slaaf gemaakte mensen op te halen
- De slavenhandel gaat ondanks de oorlogshandelingen wel gewoon door. In 1708 vervoert de WIC 840 tot slaaf gemaakte mensen naar Curaçao en 1.546 tot slaaf gemaakte mensen naar Suriname. Het betreft hier het aantal tot slaaf gemaakte mensen die de overtocht overleefd hebben. Het aantal tot de slaaf gemaakte mensen dat onderweg sterft in de ruimen van de schepen is erg hoog, Percentages van 20% tot 50% zijn niet ongewoon. Zo overleven in 1706 van de 425 tot slaaf gemaakte mensen aan boord van het WIC-schip ‘Carolus Secundus’ slechts 176 mensen de overtocht naar Curaçao.
1709: Dordrecht; foto genomen op 4 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1709?
- De winter van 1708 op 1709 is vermoedelijk de koudste winter van de laatste 500 jaar. In grote delen van Europa vriest het drie maanden lang. In Friesland wordt er zelfs een keer een temperatuur van min 24 gemeten. Overal in Europa vriezen meren en rivieren dicht. Ook in de Republiek en de Spaanse Nederlanden bevriezen talloze rivieren zoals de Maas en de Schelde. Ook de Zuiderzee vriest dicht en men kan per slee van Enkhuizen naar Stavoren oversteken. Vogels vallen doodgevroren uit de bomen, vee sterft massaal en het vriest zo diep in de grond dat vele bomen, waaronder veel fruitbomen, en al het wintergraan verloren gaat, wat tot hongersnood leidt. Naar verluidt vallen er in Frankrijk liefst 600.000 doden door de hongersnood.
- Ook in de Republiek zorgt de kou voor talloze slachtoffers onder de bevolking. Uit een verslag uit 1709: ‘De dagen tussen 18 en 21 januari en de dagen erna waren het ergst. Er vielen vele doden op het platteland en in geheel Noord-Holland boven Alkmaar lagen de Gasthuysen vol met mensen, wier voeten en tenen geamputeerd moesten worden.’ Opvallend is dat de zomeroogst weer goed is, waardoor de periode van hongersnood relatief beperkt blijft.
- Lodewijk XIV onderneemt een nieuw poging om tot een vrede te komen. Hij wil met de meeste voorwaarden akkoord gaan, maar omdat de Alliantie onder andere ook de voorwaarde stelt dat Franse troepen moeten helpen met het afzetten van Philips V in Spanje, komt er geen akkoord (Lodewijk XIV wil overigens wel akkoord gaan met de voorwaarde dat zijn kleinzoon afgezet moet worden en als Spaanse koning vervangen moet worden door Karel III – nota bene het belangrijkste twistpunt dat leidde tot de oorlog – , maar weigert hiervoor Franse troepen ter beschikking te stellen. De oorlog gaat verder.
- Omdat zowel de troepen van de Alliantie als de Fransen door de strenge winter problemen hebben met de bevoorrading beginnen de vijandelijkheden pas weer na de zomer. Op 11 september vindt er bij Malplaquet in noord- Frankrijk een grote veldslag plaats tussen een legermacht van 80.000 Franse, Zwitserse en Beierse huurlingen en 86.000 soldaten aan de kant van de Alliantie, waaronder 18.000 Hollandse soldaten die onder leiding staan van de 22-jarige Johan-Willen Friso, de stadhouder van Friesland en Groningen die voor het eerst aanwezig is op een slagveld. De algemene leiding bij de Alliantie is zoals gebruikelijk in handen van de hertog van Malborough.
- De veldslag zal leiden tot het grootste aantal slachtoffers op één dag tijdens de gehele Spaanse Successieoorlog. De Fransen tellen na afloop 11.000 doden en gewonden, de Alliantie zo’n 21.000 doden en gewonden, waaronder 8.500 Hollandse infanteristen, relatief gezien veel. Dit komt mede omdat Johan-Willem Friso de troepen die onder zijn commando staan laat aanvallen op een tijdstip en plaats wat niet afgesproken is tijdens de voorbereiding op de slag. Het grote aantal doden aan Hollandse zijde is een grote klap voor het leger van de Republiek. Omdat de Fransen zich aan het eind van de dag terugtrekken, geldt de slag als een overwinning voor de Alliantie, maar het is een Pyrrusoverwinning want de Alliantie telt zoveel doden en gewonden dat ze hun veldtocht naar Frankrijk moeten afbreken.
- Op 7 december sterft in Amsterdam als één van de laatste grote schilders van de Gouden Eeuw op 71-jarige leeftijd Meindert Hobbema, vooral bekend van zijn landschappenschilderijen.
1710: Amsterdam; foto genomen op 1 november 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1710?
- De VOC verlaat op 17 februari Mauritius. De verarmde en verwaarloosde kolonie brengt te weinig op. Gouverneur van der Velde laat alle nog overeind staande gebouwen vernietigen. De kolonisten vertrekken naar Kaap de Goede.
- In maart vinden er weer vredesonderhandelingen tussen Frankrijk en de Alliantie plaats. Lodewijk XIV biedt nu aan om mee te betalen aan de legers van de Alliantie die zijn kleinzoon Philips V moeten verdrijven, maar ook deze concessie is niet genoeg voor de Alliantie. Het is vooral de Republiek die blijft vasthouden aan de eis dat er geen afzonderlijk vrede met Frankrijk moet worden gesloten zonder dat de Spaanse troonkwestie is opgelost. Ze zijn bang dat in de tijd dat de Alliantie vecht in Spanje, Frankrijk zich kan herstellen.
- Naar aanleiding van de verliezen in Italië en in de Spaanse Nederlanden heeft Frankrijk een groot deel van zijn troepen teruggetrokken uit Spanje. Ze zijn te hard nodig in Frankrijk. Dat biedt Karel III van Oostenrijk opnieuw de kans om met zijn troepen, inclusief een regiment Hollanders, naar Madrid te trekken. Bij Almanar (27 juli) en Zaragoza (20 augustus) verslaan ze de troepen van Philips V. Bij die laatste slag weet Philips V zelf maar net aan gevangenneming te ontkomen door verkleed als gewoon soldaat het slagveld te ontvluchten. Op 28 juli trekt Karel III voor de tweede keer Madrid binnen en net als vorige keer wacht hem daar een ijzige vijandige ontvangst van de Spaanse edelen en het volk. Na verloren veldslagen tegen de Spaanse troepen van Philips V bij Brihuega en Villaviciosa moet Karel III in december de Spaanse hoofdstad (nu definitief) verlaten. Hoeveel huursoldaten van het Hollandse regiment bij al deze veldslagen omkomen, is onbekend.
- Een Engelse vloot verovert in oktober in Noord-Amerika Port Royal, Acadia, gelegen in het huidige Nova Scotia, op de Fransen. De Hollanders zijn hierbij afwezig. Ze hebben niet genoeg schepen om de Engelsen te vergezellen.
- In Amsterdam wordt in 1710 een grote loterij georganiseerd. De opbrengst is bestemd voor de kustversterking van Urk dat sinds 1660 eigendom is van Amsterdam. Urk kost Amsterdam klauwen vol met geld. Er worden 4.000 loten verkocht van 20 gulden. De helft van de opbrengst is bestemd als prijzengeld. Sommige lotenkopers laten op hun lot een spreuk noteren zoals ‘Dwaasheid geeft geloof, armoede geeft hoop’.
1711: Rotterdam; foto genomen op 1 december 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1711?
- Op 6 januari overlijdt op zijn landgoed in Oegstgeest op 66-jarige leeftijd de Hollandse vlootvoogd en admiraal Philip van Almonde. Hij heeft een lange carrière op zee achter de rug. Al vijftig jaar eerder voer hij als zestienjarige als adelborst mee op het schip van zijn oom Jacob Cleydeck. Ook vocht hij mee tijdens de tweede en de derde Engels-Hollandse oorlog. In 1692 wordt hij als opvolger van Cornelis Tromp benoemd tot luitenant-admiraal en bevelhebber van de vloot. In 1706 stopt hij echter met zijn actieve dienst, als hij overeenkomstig een afspraak met de Engelsen, gedwongen wordt te dienen onder een Engelse bevelhebber die lager in rang is dan hij. Sinds de dood van Willem III in 1702 weigeren alle Hollandse Admiraals te dienen onder Engelsen die lager in rang zijn dan zij. Dat vinden ze een vernedering.
- Op 17 april sterft op 32-jarige leeftijd de Oostenrijkse keizer Jozef I. Hij overlijdt aan de pokken. De ziekte heerst dat jaar in grote delen van Europa. Ook de Franse kroonprins Lodewijk, de Grande Dauphin, overlijdt dat jaar aan de pokken. De onverwachte dood van Jozef I heeft grote gevolgen voor de Spaanse Successieoorlog. Er is namelijk geen mannelijke afstammeling van Jozef I. Weliswaar hebben zijn vrouw Wilhelmina-Amélie van Brunswijk-Lüneburg drie kinderen gekregen, twee meisjes en een jong overleden jongetje, maar nadat Jozef I syfilis opliep – hij ging vaak vreemd en gaf de ziekte door aan zijn vrouw – is deze onvruchtbaar geworden. Bij gebrek aan een mannelijke afstammeling wordt nu de jongere broer van Jozef I, aartshertog Karel III – als Karel VI – de nieuwe keizer van het Heilige Rooms rijk.
- Karel III is echter ook degene waarvoor de Alliantie al sinds 1702 voor vecht om hem op de Spaanse kroon te krijgen. Eén van de belangrijkse redenen dat Engeland en de Republiek de oorlog tegen Spanje en Frankrijk begonnen zijn, was dat ze niet wilden dat degene die Spanje regeert (Philips V) ook mogelijk een grote andere natie zou kunnen regeren (Frankrijk). Maar nu dreigt iets soortgelijks te gebeuren als Karel III, de nieuwe keizer van het Heilige Roomse rijk, ook de koning van Spanje zou worden, namelijk een personele Unie van twee grootmachten in Europa (Spanje en Oostenrijk). Engeland en de Republiek kunnen nu opeens wel leven met Philips V als koning van Spanje, mits die nooit koning van Frankrijk zal worden, iets wat Lodewijk XIV al heeft toegezegd.
- In juli staat er in Den Haag een bespreking op de rol tussen leden van de Staten-Generaal, Frederik I (de keurvorst van Brandenburg en koning van Pruisen) en Johan Willem Friso van Nassau-Dietz, de stadhouder van Friesland en Groningen. Het gaat over de erfenis van stadhouder-koning Willem III die in 1702 is overleden. De discussie hierover duurt inmiddels al negen jaar. Op 14 juli 1711 komt Johan Willem Friso aan bij de Moerdijk. Hier wil hij het Hollandsch Diep oversteken om naar Den Haag te reizen. Echter een plotseling windvlaag doet het bootje waar hij en zijn koets op staan kantelen en hij belandt in het water en verdrinkt. Pas acht dagen lager wordt zijn lichaam gevonden.
- Zeven weken na zijn overlijden wordt zijn zoon Willem Karel Hendrik Friso, de latere Willem IV, geboren. Gedurende die zeven weken hebben noch Friesland noch Groningen een stadhouder (waarmee dit de enige periode zal zijn dat alle staten geen stadhouder hebben. Na zijn geboorte benoemt Friesland hem tot stadhouder, waarbij zijn moeder zal optreden als regentes. Groningen doet dit echter niet en blijft stadhoudersloos.
- Op 1 augustus vertrekt het VOC-schip Zuytdorp met 280 man aan boord naar Batavia. Ze hebben onder andere voor 250.000 gulden aan zilveren munten aan boord om daar de troepen van de VOC te betalen. De Zuytdorp vaart vermoedelijk, net zoals veel andere schepen in die tijd, de snelle route naar Indië. Dat houdt in eerst naar west-Australië en vanaf daar richting Indië zodat er volop van passaatwinden kan worden geprofiteerd. De Zuytdorp komt nooit aan in Batavia. Pas in 1927 worden resten van het schip gevonden bij Australië. De Zuytdorp is niet het enige VOC-schip dat in 1711 zinkt, Zo loopt op 7 november een ander schip van de VOC, ‘De Liefde’, tijdens een storm op de klippen van de Shetland-eilanden. Van de 300 bemanningsleden overleeft slechts één iemand de ramp.
- In de zomer beginnen de Engelsen afzonderlijk met de Fransen te onderhandelen over een vredesverdrag, wat op 8 oktober leidt tot de ondertekening van de ‘Voorlopige Artikelen van Londen’. Hierin accepteert Frankrijk onder andere dat de Spaanse en Franse kroon voor altijd gescheiden blijven, dat Philips V de Spaanse koning mag blijven maar dat hij de gebieden in de Spaanse Nederlanden en in Italië moet afstaan aan de Oostenrijkers, dat Engeland de veroverde gebieden in Noord-Amerika mag houden, evenals Gibraltar en het Spaanse eiland Menorca dat de Engelsen in 1708 veroverd hebben.
- De Republiek en Oostenrijk zijn boos op Engeland dat deze zonder hen heeft onderhandeld en beraden zich op hun positie. Ze zijn beide echter inmiddels wel financieel afhankelijk van Engeland. De dure en langjarige oorlog heeft de twee landen veel geld gekost. Ze gaan mokkend akkoord om in januari 1712 vredesonderhandelingen te beginnen met als uitgangspunt de ‘Voorlopige Artikelen van Londen’.
1712: Leeuwarden; foto genomen op 22 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1712?
- Op 29 januari 1712 komen vijftig diplomaten uit heel Europa in Utrecht bijeen om te spreken over de mogelijkheid van vrede om daarmee een einde te maken aan de Spaanse Successieoorlog. Het congres begint direct al met een fikse ruzie tussen de Engelse en Hollandse diplomaten over het voorlopige akkoord dat de Engelsen in december met de Fransen hebben afgesloten.
- Op 28 maart overlijdt in Amsterdam op 75-jarige leeftijd de schilder Jan van der Heyden. Hij is onder andere bekend van zijn vele stadsgezichten. Hij is ook bekend als uitvinder. Zo ontwerpt hij in 1669 een betere straatverlichting voor de stad Amsterdam. Er worden ruim 1800 ‘lamplantaarnes’ geplaatst. Ook zorgt hij voor een organisatie van speciale lantaarnopstekers, die de lantaarns dagelijks aan en uit moeten doen. Van der Heyden wordt in 1669 benoemd tot directeur van de straatverlichting. De door hem ontworpen koperen lantaarns zijn zo zestig centimeter groot en hebben aan alle kanten glazen ruiten. Een bakje met daarin raap- en lijnfolie zorgt voor de verlichting. De lampen staan op vierkante eikenhouten palen van zes meter hoog. Ook de steden Haarlem, Den Haag, Groningen en Berlijn maken gebruik van zijn ontwerp. In 1679 schrijft hij er een boek over: ’t Licht der Lamp Lantaarens ontsteken door Jan van der Heijde, Inventeur derselve en opsigter der Stads Lantaarns van Amsterdam’.
- Nog veel bekender is echter zijn ontwerp voor een verbeterde brandweerpomp, die hij in 1672 samen met zijn broer Nicolaes bedenkt. Na bewezen succes van de nieuwe brandspuit publiceren de broers in1679 het “Bericht Wegens de Nieuw geïnventeerde En Geoctroyeerde Slangbrandspuiten: Uitgevonden door Jan en Nicolaes van der Heyden.’ In 1690 publiceert hij samen met zijn broer Nicolaes, deze is werktuigbouwkundig ingenieur, ook een boek met veel door hem getekende afbeeldingen van branden in de stad, waarbij zijn brandspuit is ingezet: ‘Beschryving der nieuwlyks uitgevonden en geotrojeerde slang-brand-spuiten en haare wyze van brandblussen, tegenwoordig binnen Amsterdam in gebruik zynde’ In 1697 vraagt Tsaar Peter of Van de Heyden met hem mee wil gaan naar Rusland. Hij blijft echter in Amsterdam. Wel verkoopt hij de tsaar een aantal brandspuiten voor 385 gulden per stuk.
- De vrouw van Van der Heyden sterft een maand na haar echtgenoot. Haar nalatenschap omvat meer dan 70 schilderijen van haar man. Zijn werken hangen tegenwoordig in musea over de hele wereld zoals in de National Gallery in Washington.
- In een geheime afspraak hebben de Fransen en de Engelsen afgesproken om niet meer tegen elkaar te vechten. Als de Hollanders en de Oostenrijkers op 24 juli bij de Franse stad Dedain, ten zuidwesten van Valenciennes, tegenover elkaar staan – 120.000 Hollandse, Oostenrijkse en Pruisische soldaten tegenover 100.000 Franse soldaten – doen de Engelsen dan ook niet mee. Beide partijen hopen met de Slag om Dedain hun onderhandelingspositie te verbeteren. Het zijn de Fransen die hier in slagen. De strijd eindigt in een grote overwinning voor de Fransen. De troepen van de Alliantie raken op een gegeven moment in paniek en vluchten weg over een brug bij een molen. De brug stort echter onder hun gewicht in, wat resulteert in de verdrinking van honderden Hollandse infanteristen.
- De Fransen tellen na afloop van de gevechten zo’n 2.000 doden en gewonden, de Alliantietroepen die onder leiding staan van de Prins van Savoye en graaf Arnold Joost van Keppel tellen zo’n drie keer zo veel doden en gewonden, zo’n 6.500 stuks, en ook worden er nog eens zo’n 8.000 soldaten van de Alliantie gevangen genomen. Ook veroveren de Fransen in de weken er na nog enkele steden in de buurt van Dedain. Na afloop van de slag besluiten de Hollanders om, net zoals de Engelsen, een apart vredesverdrag met de Fransen te sluiten en een maand later komen de Republiek en Frankrijk een staakt-het-vuren overeen. De Oostenrijkers blijven nog wel door vechten.
- In het Westland wordt vanaf 1712 in enkele polders op grote schaal turf gestoken. Op sommige plekken wordt de turf meters onder het AP afgegraven en er ontstaan op diverse plekken meren. De turfwinning maakt de waterstaatkundige situatie een stuk ingewikkelder.
- In 1712 worden vanuit Amsterdam een aantal koffieplanten, die die zijn opgekweekt in de Botanische tuin aldaar, naar Suriname gestuurd. De planten doen het er in het warme klimaat van Suriname zeer goed en de Geoctroyeerde Soiëteit van Suriname begint er meer een koffieplantage. In 1718 worden de eerste koffiebonen naar Amsterdam verscheept.
1713: Gouda; foto genomen op 26 september 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1713?
- Op 11 april wordt de Vrede van Utrecht getekend. De afspraken in het verdrag volgen bijna één-op-één de afspraken die de Engelsen en de Fransen in december 1712 hebben gemaakt. Naar verluidt zou de Franse gezant Melchior de Polignac tijdens de onderhandeling de volgende woorden tegen de afgevaardigden van de Republiek hebben gesproken: Wij onderhandelen: “chez vous, de vous, sans vous” (bij u, voor u, zonder u). Oostenrijk sluit met Spanje en Frankrijk nog geen vredesverdragen.
- Philips V behoudt in het vredesverdrag de Spaanse kroon, maar wel wordt zijn rijk aanmerkelijk ingekrompen. Het bestaat in het vervolg nog uit Spanje, de Amerikaanse delen van Spanje en de huidige Filipijnen. Engeland mag zijn op de Fransen veroverde gebieden in Noord-Amerika, onder andere bij de Hudson, behouden, evenals Gibraltar en het Spaanse eiland Minorca. Ook krijgt Engeland twintig jaar lang het recht, het zogeheten ‘Aasiento de Negros,’ om de tot slaaf gemaakte personen naar de Spaanse gebieden in Midden- en Noord-Amerika te vervoeren. Oostenrijk krijgt het grootste gedeelte van het hertogdom Milaan, het koninkrijk Napels, Sardinië en de Spaanse Nederlanden in bezit.
De situatie begin 1714 na de Vrede van Utrecht; kaartje Rebel Redcoat; Wikipedia. Het Habsburge-Oostenrijkse rijk (de lichtbruine gebieden op het kaartje) bestaat uit een wirwar van niet met elkaar verbonden gebieden. Het rode lijntje geeft de lijnen aan van he Heilige Roomse Rijk waar Oostenrijk-Habsburg veruit de belangrijkste staat van is.
- Doordat Oostenrijk de Spaanse Nederlanden krijgt, is één van de doelstelling van de Republiek – om een land tussen de Republiek en Frankrijk te krijgen, gehaald, maar verder komt de Republiek er bekaaid van af. Ze krijgt in wat nu de Oostenrijkse Nederlanden zijn het recht op een achttal barrièresteden, waaronder het in de Oostenrijkse Nederlanden gelegen Roermond. Militair zijn deze steden niet zo van belang, maar economisch wel. De Republiek kan er douanerechten invoeren die gunstig zijn voor de handel van de Republiek.
- Ook krijgt de Republiek het bestuur over Staats-Opper-Gelre. Dit zogeheten Generaliteitsland – het hoort niet bij één van de zeven Staten van Holland – omvat als belangrijkste stad Venlo en verder onder andere de zuidelijk gelegen dorpen Echt, Montfort, Nieuwstadt, Sint Odiliënberg, Stevensweert en Vlodrop.
De Republiek na de Vrede van Utrecht in 1713 met naast de Staten van Holland ook de Generaliteitslanden Staats-Opper-Gelre en Staats- Overmaas. Dit laatste gebied met daarin Maastricht was al in 1661 aan de Republiek toegewezen. kaartje Joostik; Wikipedia
- Het prinsdom Orange in Frankrijk moet de Republiek na de Vrede van Utrecht definitief aan Frankrijk geven.
- Op 17 november overlijdt in Batavia de gouverneur-generaal van Indië Abraham van Riebeeck aan de gevolgen van difterie. Hij is in 1653 in Kaapstad geboren, waar zijn vader Jan van Riebeeck de toenmalige eerste commandeur van de Kaapkolonie was.
1714: Schiedam; foto genomen op 15 september 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1714?
- Na de Spaanse successieoorlog is de Republiek er slecht toe. Na de jarenlange gevechten met dure huurlegers heeft de Republiek begin 1714 een staatsschuld van 309 miljoen gulden. Ook de bevolking is er slecht aan toe. Tienduizenden gesneuvelde of verminkte soldaten hebben er voor gezorgd dat hun gezinnen in armoede zijn beland. Door de oorlogsvoering op zee stagneerde ook de handel. Als de oorlog is afgelopen, is de Republiek geen wereldmacht meer.
- In 1714 introduceert de Leidse hoogleraar en arts Herman Boerhave lessen aan het ziekbed van patiënten. Hij neemt zijn leerlingen mee naar zieke patiënten die in het gasthuis liggen en transformeert daarmee het geneeskundig onderzoek van theoretisch naar praktisch onderzoekend. Dit zal uiteindelijk resulteren in een academisch ziekenhuis, waar onderzoek en onderwijs samengaan.
- Boerhave hecht ook veel waarde aan de autopsie van overleden patiënten: het lijk onderzoeken op afwijkingen. Zo kan hij symptomen verbinden met specifieke ziekten. Zijn faam als hoogleraar verspreidt zich al snel over Europa en veel studenten komen naar Leiden toe om les van hem te krijgen.
- Op 28 juni overlijdt in Batavia Cornelis Chastelein. Hij bezit een koffieplantage, landgoed Depok, waar mensen uit twaalf slavengezinnen werken. Chastelein is ook lid van de Raad van Indië. In 1705 beschrijft hij zijn gedachten over de politiek van de VOC in een manifest getiteld “Invallende Gedagten ende aenmerckinge over de Coloniën. Bij een gebragt en opgesteldt in mijn stille eensaamheyd op Siringsing”. Als hij in 1714 overlijdt, laat hij zijn landgoed Depok, 1240 hectare groot, als een communaal bezit na aan de twaalf oorspronkelijke slavenfamilies die hij ook hun vrijheid schenkt. “dat vrijgegeven lijfeigenen benevens haar nakomelingen het land voor altijd zouden bezeeten ende gebruyke”.
- In juli heerst er in de Republiek een droogte. Het stadsbestuur van Goes verbiedt hierop het palingsteken in de watergangen. De aanleiding is dat boeren, die ‘zich bezig houden met het houden en vetten van koeien en andere beesten’, klagen dat de palingstekers de waterhuishouding verstoren.
- Op 7 september ondertekenen Frankrijk en Oostenrijk de Vrede van Baden. Na de al eerder vastgelegde afspraken in de Vrede van Utrecht mag Frankrijk de Elzas houden en krijgt Oostenrijk daarvoor in ruil het gebied ten oosten van de Rijn.
- Op 11 september geven de Oostenrijkse troepen in Barcelona zich over aan de Spanjaarden. Het is de laatste veldslag van de Spaanse Successieoorlog. De Hollandse troepen die daar eerder tijdens de Spaanse Successieoorlog in Barcelona waren gelegerd, zijn dan al lang weer terug in de Republiek.
1715: Haarlem; foto genomen op 28 september 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1715?
- Als gevolg van de grote schulden is de staatskas leeg. Daardoor vinden er in de periode maart tot december geen rentebetalingen op de schulden plaats. Ook worden veel huursoldaten naar huis gestuurd. In december hervatten de Staten-Generaal hun financiële verplichtingen weer.
- Een stormvloed zorgt in het voorjaar op diverse plaatsen in Holland, Zeeland, Friesland en Groningen voor overstromingen. Op 3 maart stroomt de Wolfertpolder, een uitbreiding uit 1645 van de Borsselepolder, vol met water. Het zit de boeren in 1715 niet mee. Ze hebben in het hele land te kampen met een grote sterfte onder het vee als gevolg van veepest.
- Op 3 mei is in een klein gedeelte van Nederland een totale zonsverduistering te zien. Hij is alleen op de eilanden Texel, Vlieland, Terschelling en het westelijk deel van Ameland als totaal te zien. (In Engeland kan heel Londen hem zien.) De onderwijzer Hoyte Roucoma schrijft in zijn dagboek: ‘Den 3en Mey, tusschen 9 en 10 uur voor noen, was er een groote verduysteringe in de zon, soodanig, dat ik de school zoo lang moest stil staan laaten en niets meer zien konde als in de nagt. Ik weet niet dat ik ooyt zulken grooten verduysternisse beleefd hebbe, maar ât duyrde niet lang.’ (bron: Henk Nieuwenhuis (Eise Eisinga Planetarium).
- De laatste totale zonsverduistering die in de Nederland voor 1715 zichtbaar was, vond plaats op 17 juni 1433. De totale zonsverduistering van 1715 is voorlopig de laatste totale zonsverduistering die in ons land te zien is geweest. (De eerstvolgende totale zonverduistering die in Nederland te zien is, zal pas in oktober 2135 plaats vinden.)
- Op 1 juni vertrekt een vloot met handelsschepen naar de nieuwe Russische hoofdstad Sint Petersburg. Omdat er een dreiging is van een aanval door de Zweedse vloot op het konvooi, wordt de handelsvloot begeleid door twintig Engelse en elf Hollandse oorlogsschepen onder leiding van schout-bij-nacht Lucas de Veth. De kosten van deze vloot (360.000 gulden) worden door de VOC betaald. De Zweden laten het konvooi met rust. Toch zal één van de oorlogsschepen Sint Petersburg niet halen. Het schip ‘Huis te Warmelo’ vergaat in de Finse Golf. Hierbij verdrinken 130 van de 200 bemanningsleden.
- Het schilderij De Nachtwacht van Rembrandt verhuist van de Kloveniersdoelen naar het stadhuis, het huidige Paleis op de Dam. Omdat het schilderij te groot is voor zijn plek – het moet tussen twee deuren in passen – worden er van drie kanten stukken afgesneden. Er verdwijnen onder andere twee schutters en een kind. Dat we weten hoe het oorspronkelijke schilderij er uit heeft gezien danken we aan een kopie (op kleiner formaat) die de schilder Ludens ergens tussen 1642 en 1655 heeft gemaakt.
- De Vorst van Marokko verbreekt in 1715 het met de Republiek gesloten verdrag tot beëindiging van de zeeroverij in zijn gebied. Binnen een aantal jaar worden er 40 handelsschepen (met een totale waarde van zo’n 6 miljoen gulden) door de Algerijnse zeerovers overvallen en bijna 700 zeelieden worden gevangen genomen en verhandeld als slaaf.
- Tot hen hoort ook Jan Cornelisz. Dekker uit Zwaag, In 1715 wordt het schip ‘De Kroonvogel, waar hij is aangemonsterd door Barbarijse piraten overvallen. Dekker komt als tot slaaf gemaakte “in dienst” bij de zoon van de sultan van Marokko. In 1733 is hij de enige van zijn schip die nog vast zit. Sommige bemanningsleden zijn overleden of vermoord. Anderen zoals de kapitein zijn vrijgekocht. In sommige plaatsen worden voor het vrijkopen speciale slavenkassen opgericht en ook worden er collectes gehouden om gevangen genomen zeelieden vrij te kopen. Dekker, die uit een straatarme familie komt, mist echter het geld en de contacten. Niemand zet zich voor hem in. Terwijl de meeste tot slaaf gemaakten al na drie jaar vrij komen, keert hij pas in 1743 na 28 jaar gevangenschap terug naar huis.
1716: Harlingen; foto genomen op 21 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1716?
- Op 23 april overlijdt in Amsterdam Justus van Huysum I. Hij is vooral bekend als bloemschilder. Zijn zoon, Justus van Huysum II, zal eveneens een bekend bloemschilder worden.
- Op 15 september breekt er op Curaçao een opstand uit van tot slaaf gemaakten. De omstandigheden voor de tot slaaf gemaakten zijn op het slavenhandelseiland erg slecht. Doordat de doorverkoop van de tot slaaf gemaakten naar Amerika stagneert, zijn de hutten van de plantages waarin ze tijdelijk worden ondergebracht overvol en als gevolg van de droogte op het eiland is er ook weinig voedsel beschikbaar. Een tiental tot slaaf gemaakten op de plantage Sint-Maria komt in opstand en vermoorden drie Hollanders, twee mannen en een vrouw. Als dit nieuws doordringt tot Willemstad, wordt een klopjacht op de opstandelingen georganiseerd en binnen tien dagen worden ze allemaal gevangen genomen. De onkosten van 1300 pesos gemaakt voor ‘het vanghen van de negers’ wordt in rekening gebracht bij de WIC. De opstandelingen worden veroordeeld tot de dood op de brandstapel.
- De straffen voor tot slaaf gemaakten op Curaçao zijn in 1716 ook al voor de opstand niet mis. Twee hongerige tot slaaf gemaakten die in een bos een paard slachten om dit op te eten -“een groote schande in deese tijd van schaarste’“, aldus gouverneur Van Beunigen – worden opgehangen. Ook worden ‘twee negerjongens die zijn betrapt op homosexuele handelingen als straf in een zak gebonden en in zee geworpen’.
- In december bezoekt Tsaar Peter de Grote voor de tweede keer de Republiek. Hij bezoekt tijdens zijn vier maanden durende bezoek onder andere Utrecht (hij beklimt er de Domtoren), Amsterdam, Zaandam (om oude kennissen op te zoeken), Leiden (waar hij Herman Boerhave opzoekt) en Den Haag. Hij is deze keer op een diplomatieke missie. Hij zoekt steun voor Rusland in de Grote Noordse Oorlog (1700-1721) die vooral wordt uitgevochten tussen landen rondom de Oostzee. De belangrijkste landen die tegenover elkaar staan in deze oorlog zijn Rusland en Zweden. De Republiek wil echter neutraal blijven, want ze willen met zowel Zweden als met Rusland kunnen blijven handelen.
- In 1716 publiceert Hubert Kornelisz Poot – tegenwoordig vooral bekend door het grafschrift dat ‘De Schoolmeester’ (Gerrit van de Linde) in de negentiende eeuw ‘voor hem’ schreef: ‘Hier ligt Poot, hij is dood’. – zijn eerste dichtbundel ‘Mengeldichten ‘. Hij is dan 27 jaar oud en boer in Abtwoude. Poot wordt direct populair en er reizen zelfs mensen af naar Abtwoude om de dichter op het land aan het werk te zien.
- Poot bemoeit zich ook direct met de strijd tussen dichters die in die jaren volop heerst. In deze zogeheten ‘Poétenoorlog’ gaat het over welke richting de dichtkunst op moet. Dichten in Latijn of in het Nederlands; dichten in de stijl van Vondel of vernieuwen, dat soort vragen komen aan de orde. De verwijten gaan over en weer. “Letterpesten! Ellendige prulpoëten! Verwaande vitters!” In 1716 verschijnt als speciale uitgave van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden een uitgave getiteld ‘ Oorlog der Poëten’. Hierin staat ook een gedicht, ‘de Poëtenstryd in Gedichten I‘, van Poot, waarin hij probeert de zaak tot rust te brengen. “Helpt, helpt my toch de tweespalt boeien; / Zoo geev’ de haet geen klagens stof/ Zoo moet’ de Dichtkunst eeuwigh bloeien, / En nooit verwelk haer eedle lof.‘ Zijn gedicht bevat ook de nodige humor, ‘Een dichter dıe nıet schermen kan / Is thans een ongelukkigh man.’
1717: Poeldijk; foto genomen op 21 november 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1717?
- Op 4 januari sluiten in Den Haag Engeland, de Republiek en Frankrijk de Triple Alliantie. In dit verdrag wordt onder andere op verzoek van Engeland afgesproken dat Frankrijk en de Republiek James Stuart – hij is de zoon van Jacobus II en maakt nog steeds aanspraak op de Britse troon – en zijn aanhangers uit hun land zullen verdrijven. Daarnaast wordt afgesproken op welke hulp de leden van de Alliantie kunnen rekenen als hun grondgebied in Europa wordt aangevallen. Er wordt in dit kader vooral gekeken naar Spanje. Bij een dergelijke aanval zullen Engeland en Frankrijk elk 8.000 infanteristen en 2.000 cavaleristen sturen en de Republiek de helft: 4.000 infanteristen en 1.000 cavaleristen. Op verzoek van het binnengevallen land kunnen deze troepen eventueel worden vervangen door een gelijkwaardige zeemacht. De ondersteuning geldt alleen voor aanvallen binnen Europa, niet voor aanvallen op het grondgebied van leden van de Alliantie buiten Europa. Een jaar later sluit ook keizer Karel VI van het Heilige Roomse Rijk zich bij de Alliantie aan en wordt het een viervoudige Alliantie.
- Op 14 september eindigt in Den Haag de Tweede Grote Vergadering van de afgevaardigden van de gewesten. Het is een soort uitgebreidere vergadering van de Staten-Generaal. (De Eerste Grote Vergadering vond plaats in 1651, toen de toekomst van de Republiek werd besproken na het overlijden van prins Willen II.) De Tweede Grote Vergadering begint op 28 november 1716 en gedurende bijna 10 maanden lang komen 34 afgevaardigden uit alle Staten onder voorzitterschap van de Adolf Hendrik, de Gelderse graaf van Rechteren, regelmatig in Den Haag bij elkaar om te overleggen. Besproken wordt ‘de treurige toestand van ’s lands financiën’ en het bestuurlijk model van de Republiek.
- De graaf van Rechteren wil een meer centraal bestuur met meer bevoegdheden voor een landelijke overheid, maar de vertegenwoordigers van de gewesten zijn hier op tegen. Het enige concrete resultaat na bijna tien maanden vergaderen is dat tegen het advies van de Raad van State in het leger wordt ingekrompen. Verder wordt er niets afgesproken.
- De geringe ‘opbrengst’ van al die maanden vergaderen levert echter voor het latere Nederland toch iets op, namelijk een gezegde :’Zij dronken een glas, zij deden een plas, en alles bleef zoals het was.’ De uitdrukking is afkomstig uit een spotgedicht van een onbekende dichter uit die tijd die, na het bekend worden van het resultaat van bijna tien maanden vergaderen, dichtte: Sij comen bij paren / Om te vergaren / In Den Haegh / Sij sijn ‘er so graegh / Sij drinken een glas /Sij pissen een plas / En laten de saak soo als hij was / Sondaghs absent / Maandaghs in ’t Logement / Dinghsdags present / Woensdaghs compleet / Donderdaghs niet geweest / Vrijdaghs niets gedaan / Saterdagh na huijs gegaan.
- In 1717 verkeren veel dijken in Groningen in een deplorabele staat. Zo rapporteert de nieuwe Groningse Commis Provinciaal Thomas van Seeratt in 1716 na een inspectietocht van de dijken, dat hij ‘seer slegte en ellendige dijcken’ heeft aangetroffen. ‘Er is geen samenhangend plan in de aanleg van de dijken, waardoor er geen overeenkomst is in aanleg of hoogte van de dijken. Verder zijn ze te hol, te steil, staan ze op veel plekken te dicht op het water, aan de buitenkant te recht en aan de bovenkant te spits. Ten slotte is het paalwerk te laag, en in de verkeerde richting, haaks aan de dijk geslagen.’ In tegenstelling tot andere gebieden is in Groningen de grondeigenaar verantwoordelijk voor de dijk en niet de centrale overheid.
- Er wordt een centraal plan gemaakt tot het herstel van de dijken, maar veel verder dan het gewone onderhoud is men eind 1717 nog niet gekomen als in de kerstnacht het kustgebied van Nederland, Duitsland en Scandinavië wordt geteisterd door een zeer zware noordwesterstorm, waarbij door een combinatie van natuurkrachten het water hoog wordt opgestuwd. Op veel plaatsen in Groningen breken ’s nachts de dijken door, vooral bij Kloosterburen en Finsterwolde, en stroomt het water over het land. In het Hunsingo-kwartier met daarin de huidige gemeenten De Marne, Eemsmond, Winsum en Bedum komt het water op sommige plaatsen 2,5 meter hoog te staan. Er verdrinken daar alleen al 1764 mensen en 684 huizen worden er verwoest.
- “Abel Jacobs , van Pieterburen, zag zijne vijf kinderen verdrinken, welk lot ook zijne meid trof, schoon zij zich aan eenen boom had vastgeklemd; hijzelf, zijne vrouw en zijn knecht dreven op een stuk van het huisdak rond, de man viel eraf zonder dat zijne vrouw of zijn knecht zulks bespeurden, en verdronk; de vrouw werd gered — o, treurig geredde vrouw! beroofd van gade en kinderen!” aldus een pamflet uit die tijd.
- Ook elders in Groningen vallen de nodige slachtoffers. Volgens een telling vallen er in Staten van Groningen in totaal 2.276 slachtoffers bij de Kerstvloed, zoals deze overstroming later wordt genoemd. Het grootste gedeelte verdrinkt, maar ook de kou maakt de nodige slachtoffers. In de stad Groningen komt het water meer dan 30 cm hoog te staan en ligt de stad opeens aan zee.
- Ook Friesland heeft te maken met dijkdoorbraken. Onder andere bij Dokkum en Stavoren stroomt het water over het land. In Friesland komen in totaal zo’n 150 mensen om. Op Vlieland verdwijnt het al eerder door overstromingen getroffen dorp West-Vlieland bijna geheel in de zee. Ook elders in de Republiek zoals in Noord-Holland is er de nodige schade. Vrijwel geheel Waterland en een groot deel van het Kennemerland overstroomt. In Denemarken en Duitsland vallen de meeste slachtoffers. Daar verdrinken naar schatting meer dan 10.000 mensen.
1718: Amsterdam; foto genomen op 15 november 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1718?
- In Groningen wordt na de Kerstvloed begonnen met een groot centraal aangestuurd dijkenbouwprogramma. Niet alleen de eigenaren van de gronden die grenzen aan de dijken moeten er aan meewerken, maar ook de boeren en burgers, de zogenaamde ‘hulpkarspelen’, van de hoger gelegen gebieden zoals het Westerkwartier moeten mee komen helpen aan de dijken.
- De stad Groningen zelf is druk bezig met reparatiewerkzaamheden van de eigen stadsbezittingen in het Oldambt en in het Dollardgebied en wil daarom niet mee komen graven. Ook willen ze niet mee betalen, aan de herstelwerkzaamheden van de dijken in De Marne en op het Hogeland. Dit leidt tot zodanige spanningen tussen de stad Groningen en de Ommelanden, dat de gedeputeerden van de Friese Staten moeten bemiddelen. Ook de Staten-Generaal gaan zich ermee bemoeien.
- Afgesproken wordt uiteindelijk dat de bewoners van het Westerkwartier niet zelf hoeven mee te graven bij de dijken, maar dat ze er wel aan moeten mee betalen. Als ze echter een gezamenlijke rekening krijgen van 22.000 gulden voor de inzet van de in hun ogen veel te dure aannemers en werkvolk, vinden ze dat veel te veel en weigeren te betalen. Als er daarna aangekondigd wordt, dat bij wanbetalers het geld met militaire inzet zal worden ingevorderd, barst op 3 oktober de bom. Een groep woedende boeren en burgers trekt naar Aduard en belegeren daar het huis van Evert Joost Lewe, de bestuurder die door de boeren verantwoordelijk wordt gehouden voor de gang van zaken. Er ontstaat tijdens deze ‘Opstand in het Westerkwartier’ een gevecht met toegesnelde soldaten, waarbij twee doden vallen. Uiteindelijk komt de boel weer tot rust en betalen de bewoners alsnog de 22.000 gulden. Na verloop van tijd komt er een nieuwe en vooral bredere en hogere Ommelanderzeedijk tot stand, die voortaan net als elders in het land, wordt beheerd door de Staten van Groningen.
- Op 12 december 1718 wordt de 20-jarige Adriaen van Bommel lid van het schoenmakersgilde van Breda. Hij is dan al acht jaar in de leer bij een meesterschoenmaker. Met de betaling van het verplichte ambachtsgeld van het gilde vestigt Van Bommel zich als zelfstandig schoenmaker in Breda. Het zal het begin zijn van de nog steeds bestaande Floris van Bommel schoenfabriek.
- Vijf jaar na de Vrede van Utrecht houdt de Spaanse koning Philips V zich niet meer aan de afspraken. Lodewijk XIV is in 1715 na een regeerperiode van 72 jaar overleden. Hij is opgevolgd door zijn achterkleinzoon Lodewijk XV. Dit omdat zijn zoon en zijn kleinzoon al waren overleden. Philips V en met hem de Spaanse tak van het Huis Bourbon zijn overeenkomstig de Vrede van Utrecht uitgesloten van successie, maar desondanks verklaart Philips V dat als er iets mocht gebeuren met de jonge Lodewijk hij dan de Franse troon claimt. Als hij in 1717 in een poging om de vroegere Italiaanse gebieden van Spanje terug te krijgen Sardinië binnen valt en in 1718 Sicilië, verklaren op 17 december de drie leden van de Alliantie (Engeland, Frankrijk en Oostenrijk) Spanje de oorlog. Het vierde lid, de Republiek, doet dat op dat moment echter nog niet. Ze willen de handel met Spanje niet in gevaar brengen en voelen zich militair nog steeds te verzwakt. Onder druk van de andere leden van de Alliantie zal de Republiek in 1719 Spanje alsnog de oorlog verklaren.
- De Staten van Groningen willen weer een stadhouder hebben en benoemt in 1718 de dan zesjarige Willem IV tot stadhouder. Deze is nu zowel stadhouder van Friesland als van Groningen. Zijn moeder zal voorlopig optreden als zijn regentes. Een jaar eerder heeft de jonge Willem bij een val zijn rug beschadigd. Hij zal als gevolg hiervan zijn hele leven lang een scheve rug hebben.
1719: Alkmaar; foto genomen op 26 december 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1719?
- Op 12 februari wordt in Haarlem ‘De Vrijwillige Liefdebeurs’, een uitvaartverzekeringsmaatschappij opgericht. Ze hanteren de zinspreuk ‘Alles Ghetrou’. Als ‘Levensverzekeringmaatschappij De Onderlinge van 1719 U.A.’ bestaat de maatschappij nog steeds. Het is de oudste nog zelfstandig bestaande verzekeraar in Nederland.
- Op 16 februari verklaart in navolging van de andere leden van de Alliantie ook de Republiek Spanje de oorlog. Een maand eerder is Frankrijk in het noorden Spanje binnen gevallen. Oostenrijk valt Spanje in Sicilië aan en Engeland strijdt met Spanje vooral in Noord-Amerika. Legers van de Republiek komen niet in actie, alleen wordt vanaf augustus op sommige plaatsen de Britse vloot ondersteund.
- In 1719 wordt in Lieshout de kleine brouwerij ‘ De Kerkdijk’ opgericht. Ze brouwen ambachtelijk bier. Het is de voorganger van Bavaria.
- In Friesland komt na zes jaar een einde aan een periode van de veepest. Duizend runderen sterven aan de ziekte. Runderen die de veepest overleven worden veel geld waard, als blijkt dat genezen koeien minder vatbaar zijn voor uitbraken van de ziekte.
- Op Java sterft in 1719 Pakubuwono I van Surakarta. Hij is de heerser van Mataram. Hij laadt zijn troon na aan zijn zoon Amangkurat IV van Mataram. Twee andere zonen azen ook op de troon, evenals een oom. Er breekt daarop de Tweede Javaanse Successieoorlog uit. De VOC steunt Amangkurat IV, maar houdt tijdens deze successieoorlog, die duurt tot 1722, ook contact met één van de broers, dit voor het geval Amangkurat IV niet voldoet aan de levering van de afgesproken hoeveelheden peper.
- Terwijl de handel met de Oostzeelanden te kampen heeft met de gevolgen van de Noordse Oorlog, en de handel met het Midden-Oosten last heeft van Algierse kapers, floreert de handel van de VOC met Azië in 1719 zodanig goed dat de VOC niet alleen recordwinsten maakt, maar ook problemen krijgt met het opslaan van alle aangevoerde handelswaar. Aan de vergadering van de Heren Zeventien – dat zijn de bestuurders van de VOC – melden op 27 september de ‘Heren Gecommitteerden van de Kamer van Amsterdam’ dat ze ‘door de retouren, die ’s jaarlijks vermeerderde, ze genoodzaakt zijn pakhuizen te huren, tegen zeer hoge kosten en met het risico van schade ‘door brand off ander onverhoopt toeval’. Er wordt besloten om in Amsterdam op een terrein vlakbij het grote Zeemagazijn vier nieuwe grote pakhuizen te bouwen. Hiervoor wordt door de Heren Zeventien een budget vrijgegeven van 100.000 gulden.
1720: Dordrecht; foto genomen op 4 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1720?
- Op 20 februari wordt het verdrag van Den Haag ondertekend, waarmee een eind komt aan de oorlog tussen Spanje en de leden van de Viervoudige Alliantie. Min of meer wordt de situatie van voor de oorlog hersteld. Tegelijkertijd ruilt Oostenrijk het Koninkrijk Sardinië tegen Sicilië, dat eigendom is van het Huis van Savoye.
- Op 3 augustus overlijdt in Delft op 78-jarige leeftijd Anthonie Heinsius, de raadpensionaris van de Staten van Holland en de belangrijkste bestuurder van de Staten-Generaal. Hij wordt opgevolgd door de Rotterdammer Isaac van Hoornbeek. Deze zal veel minder op de voorgrond optreden dan Heinsius. “Een bekwaam ambtenaar, die evenwel niet berekend was voor den belangrijken post van raadpensionaris, die hij zonder glans heeft waargenomen als volgzaam dienaar der Staten en hunner inzichten.” wordt later over Van Hoornbeek geschreven.
- In Frankrijk en Engeland is in 1720 sprake van een forse speculatie in aandelen. Ook in de Republiek wordt volop gespeculeerd in aandelen. Als op 21 augustus de ‘Rotterdamse Maatschappij van Assurantie, Discontering en Beleening in de Doelen’ een aandelenemissie organiseert, komen er zelfs zoveel mensen op af, dat er stadshellebaardiers bij de deuren moeten worden ingezet om de orde te bewaken.
- Als in het najaar van 1720 de waarde van een aantal bedrijven zoals de Mississippi Compagnie in Frankrijk en de South Sea Compagnie in Engeland, waarin volop is gespeculeerd, vooral gebaseerd blijkt te zijn op lucht, stort daar de aandelenhandel in. – opmerkelijk genoeg is één van de personen die flink veel geld investeerde in de South Sea Compagnie de wetenschapper Isaac Newton, hij verliest liefst 20.000 pond; later zal hij zeggen dat hij in staat is te rekenen met de bewegingen van hemellichamen, maar niet met de waanzin van mensen. Ook in Rotterdam en elders krijgt men te maken met dalende koersen en mensen die hun geld kwijt raken, maar in mindere mate dan in Engeland en Frankrijk. Wel daalt er de koers van de WIC fors. De koers is eerst door speculatie fors gestegen, maar in tegenstelling tot de VOC maakt de WIC nauwelijks winst en als dat besef door dringt daalt de koers weer even hard als hij eerder was gestegen.
- De Amsterdamse beurs heeft niet zo’n last van instortende koersen. Daar mag de Wisselbank volgens de regels alleen waardepapieren uitgeven die gedekt zijn door winsten uit de koopvaardij. Net zoals in de voorgaande jaren gaat het in 1720 heel goed met de handel van de VOC in Azië. De winst van de VOC, het veruit belangrijkste fonds in Amsterdam, is in 1720 zelfs zo hoog, dat ze een dividendpercentage uitkeren van 40%, het hoogste percentage uit de geschiedenis van de VOC.
- Wel heeft Amsterdam een ander financieel probleem. Doordat er veel mensen hun geld in aandelen zijn gaan stoppen, valt de werkelijke handel in de stad deels stil – de mensen kunnen hun geld maar één keer uitgeven – waardoor de plaatselijke handel, marktkooplui, ambachtslieden en middenstanders hun omzet zien terug lopen. Zij klagen massaal over mensen die hun geld in ‘papiertjes’ stoppen in plaats van hun echte spullen te kopen en op 5 oktober barst in Amsterdam de bom. Ze bestormen het Engelsche Koffiehuis in de Amsterdamse Kalverstraat, de plek waar de aandelenhandelaren vaak vertoeven, en slaan het café kort en klein. Ook de aanwezige aandelenhandelaren krijgen de nodige klappen. De schout en zijn wachters moeten ingrijpen om een mogelijke lynchpartij te voorkomen.
1721: Schiermonnikoog; foto genomen op 14 juni 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1721?
- De 62-jarige Jacob Roggeveen vertrekt in opdracht van de West-Indische Compagnie (WIC) met drie schepen op ontdekkingsreis naar Zuidland, het mythische continent dat ergens op het zuidelijk halfrond moet liggen. Hij wil een route volgen die zijn vader Arent veertig jaar eerder heeft bedacht. Deze had in 1676 met een ‘Voorlooper op ’t octroy van de Staten-Generael’ de WIC voorgesteld een ontdekkingsreis naar Zuidland te ondernemen. Op de beroemde Wereldkaart van Mercator uit 1587 staat het Zuidland, het zogeheten Terra Australis, aan de zuidrand van de kaart ingetekend. Niemand heeft het echter ooit gezien.
- Op 1 augustus vertrekt Roggeveen vanaf de Rede van Texel met drie schepen. De bemanning van de schepen bestaat voor het grootste gedeelte, zoals gebruikelijk in die tijd, uit vreemdelingen, Fransen, Duitsers en Denen. Ze varen richting Zuid-Amerika. Op 15 november 1721 komen ze aan bij het Braziliaanse eiland Sint Sebastian. Ze verblijven er twee weken om verversingen in te slaan. Vervolgens varen de schepen verder langs de kust van Brazilië en Argentinië richting Kaap Hoorn, om vandaar de Stille Oceaan op te varen op zoek naar Zuidland.
- In Den Haag bezwijken in 1721 enkele mensen aan een ziekte met symptomen die lijken op de builenpest. Er ontstaat paniek in de stad. Men is bang dat een vorm van de pest die eerder in Marseille de helft van de bevolking heeft gedood nu ook in Den Haag toeslaat, maar de ziekte verspreidt zich niet verder.
- Adriaen van der Werff geldt in het begin van de achttiende eeuw niet alleen als de beste Hollandse schilder, hij is ook architect. In 1721 krijgt hij de opdracht om een nieuw gebouw te ontwerpen voor de Rotterdamse Beurs.
- In december klagen Breukeleveen, Tienhoven en Maarseveen bij de Staten van Utrecht over Westbroek, die ze verwijten dat die niet voldoende doet aan het regelen van de waterhuishouding. Door de hoge waterstand van de Vecht overstroomt regelmatig het boerenland in Breukeleveen, Tienhoven en Maarseveen, waardoor de turfwinning ernstig bemoeilijkt wordt. Als het probleem niet wordt aangepakt, stellen de klagers, dan moet het vee naar elders worden gebracht, met grote schade voor de boeren en de belastinginners. Westbroek stelt daarop voor om dijken en wegen te verhogen, maar wie dit allemaal moet betalen, daarover zijn ze het niet over eens. De Staten van Utrecht gaan de zaak bestuderen.
1722: Utrecht; foto genomen op 8 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1722?
- Op 5 april ziet Jacob Roggeveen tijdens zijn speurtocht naar het mysterieuze Zuidland een eiland dat niet op de kaart staat. Omdat het eerste paasdag is, noemt hij het eiland Paaseiland. Ze zien rook, wat inhoudt dat het eiland bewoond moet zijn. Als ze er landen, zien ze dat het vol staat met grote beelden. Het bezoek van Roggeveen en zijn mannen pakt niet goed uit voor de plaatselijke bevolking. Als Roggeveen en zijn mannen aan land gaan, worden hij en zijn manschappen zodanig enthousiast begroet – de bevolking stormt op hen af – dat een aantal bemanningsleden denken dat ze aangevallen worden. Ondanks dat Roggeveen roept dat er niet geschoten mag worden doen een aantal van zijn mannen dit wel en dit kost aan zo’n tien eilandbewoners het leven.
- Op 12 april vervolgt Roggeveen zijn reis. Hij ontdekt nog een groot aantal andere eilanden die nu tot Frans-Polynesië behoren, zoals het Bedrieglijk Eiland, (het huidige Tikei), Dageraad (Manihi), Avondstond (Apataki), Meersorgh (Aroetoea), Goede Verwachtinge (Rangiroa) en Verkwikking (Makar/tea). Alleen Paaseiland heeft van al die eilanden de naam behouden die Roggeveen het heeft gegeven. Het huidige Takapoto krijgt van Roggeveen de naam Schadelijk Eiland, dit omdat daar op 19 mei één van de drie schepen van Roggeveen op een koraalrif aan de grond loopt en verloren gaat. De zeelui van het verloren gegane schip worden aan boord genomen van de overige twee schepen.
- Het gezonken schip is het schip dat de meeste voorraden aan boord heeft. Dit geeft een groot probleem voor de voedselvoorziening. Roggeveen wordt gedwongen zijn reis af te breken en vaart naar Batavia. Onderweg overlijden meer dan 100 bemanningsleden aan de gevolgen van scheurbuik. Tijdens deze tocht ontdekt Roggeveen nog wat andere eilanden, die nu tot Samoa behoren.
- De ontvangst in Batavia is niet vriendelijk. Roggeveen vaart onder een vlag (van de WIC) van een maatschappij die concurrerend is met de VOC. Deze neemt zowel de twee schepen van Roggeveen als de lading in beslag en stuurt Roggeveen en zijn bemanning aan boord van verschillende schepen terug naar Holland. Daar begint een ‘rechtszaak’ tussen de WIC en de VOC over de in beslagneming. De uitkomst is dat de VOC de WIC een schadevergoeding moet betalen van 120.000 gulden. Roggeveen is teleurgesteld dat hij het Zuidland niet heeft ontdekt. Het door hem ontdekte Paaseiland raakt na het bezoek van Roggeveen weer ‘zoek’. Pas veertig jaar later herontdekken de Spanjaarden het eiland.
- Op 12 november overlijdt, terwijl hij net begonnen is met de bouw van de door hem ontworpen koopmanbeurs in Rotterdam, Adriaen van der Werff. Hij wordt 66 jaar oud. Hij is vooral bekend als schilder. Bij zijn begrafenis beierend de klokken van de Sint-Laurenskerk vier uur lang.
- In Suriname komen steeds meer plantages. Niet alleen in de buurt van Paramaribo maar ook elders. In Berg en Dal, zo’n 100 km ten zuiden van Paramaribo, laat Hendrik Temming, de gouverneur van Suriname, in 1722 een suikerplantage oprichten; later wordt dit een houtplantage. Vijf jaar later is deze plantage 2.000 hectare groot en werken er 80 tot slaaf gemaakte personen. Eerder is op deze plek naar goud gezocht, maar omdat de kosten van de goudzoekerij voor de Sociëteit van Suriname, de eigenaar van Suriname en financier van de goudmijn, niet opwegen tegen de opbrengsten, wordt deze activiteit door de Sociëteit van Suriname gestopt.
- Op 2 november wordt de jonge Willem Karel Hendrik Friso, de latere Willem IV, door de Staten van Gelderland, net zoals in Friesland en Groningen, benoemd als stadhouder. Het zal echter pas effectief in gaan in 1728 als hij meerderjarig is. Voorlopig krijgt hij alleen de titel en de toelage.
- Het jaar 1722 is een rampzalig jaar voor de VOC. Ze verliezen dat jaar liefst veertien schepen. Het hoogste aantal uit de hele geschiedenis van de VOC. (Tijdens haar bestaan van 1602 tot 1795 verliest de VOC in totaal 246 schepen. In die periode stuurde de VOC in totaal 4.700 schepen naar Azië; zo’n 5% gaat dus verloren.)
1723: Amsterdam; foto genomen op 15 november 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1723?
- Op 2 augustus verleent Maria Theresia, de aartshertogin van Oostenrijk, aan de abt Heyendaal van de Abdij van Rolduc in Kerkrade het recht om onder alle gronden in Kerkrade kolen te ontginnen. Ongeveer 60% van het gebied blijkt geschikt te zijn voor de winning. De abdij besteedt het kolengraven uit aan zogeheten kolergezelschappen. In 1742 hebben deze gezamenlijk 800 man in dienst. De productie overtreft de omvang van het ”eigen gebruik” van de abdij dan ook ruim en de rest wordt verhandeld. De stad Kerkrade profiteert van belastingen op de kolenhandel.
- Het kapittel van het aartsbisdom in Utrecht heeft ruzie met met de paus. Deze heeft in 1710 aartsbisschop Petrus Codde ontslagen en weigert sindsdien een nieuwe aartsbisschop te benoemen. Op 27 april 1723 benoemt het kapittel van Utrecht daarom zelf een nieuwe aartsbisschop. Het wordt Cornelius Steenhoven, die sinds 1719 de algemeen vicaris van het kapittel is. Paus Benedictus XIII doet daarop Steenoven in de ban, hetgeen leidt tot het Utrechts Schisma en het ontstaan van de Oudkatholieke Kerk.
- Op 26 augustus overlijdt in Delft op 90-jarige leeftijd Antoni van Leeuwenhoek. Hij geld als één van de grootste Nederlandse wetenschappers. Hij is vooral bekend geworden door de vele (biologische) ontdekkingen die hij heeft ontdekt met hulp van zijn zelf ontworpen microscoop. Over deze ontdekkingen correspondeert hij veelvuldig en uitgebreid met de Royal Society in Londen. Naar verluidt dicteert hij zelfs op zijn sterfbed nog een brief aan de Society, waarin hij het ‘fladderen van zijn eigen middenrif’, dat wil zeggen dat het middenrif snelle onwillekeurige contracties vertoont, beschrijft. Het is een uiterst zeldzame aandoening die sindsdien als de ‘ziekte van Van Leeuwenhoek’ door het leven gaat.
- De handelsschepen van de Republiek die op het Midden-Oosten varen hebben veel last van de kapervaart in de Middellandse Zee. Als ze worden aangevallen geven ze zich meestal direct over. Dit omdat ze geen kanonnen aan boord hebben en de kaperschepen wel. Wie gevangen raakt en niet vrijgekocht wordt, wordt vaak op een slavenmarkt verkocht en gaat dan soms als een dwangarbeider een ellendige tijd tegemoet bijvoorbeeld als een vastgeketende galleislaaf. Ook loopt hij de kans om naar de steengroeven te worden gestuurd of ergens in de warme binnenlanden te werk gesteld te worden. Lang niet alle zeelieden overleven dit. Sommigen komen echter wel redelijk terecht en worden bijvoorbeeld in het huis van hun eigenaar als slaaf in de bediening of in het onderhoud van het huis te werk gesteld.
- Tussen 1715 en 1723 kapen kapers uit Algiers 52 Nederlandse schepen, waarbij 430 zeelieden tot slaaf worden gemaakt. In het najaar van 1723 zenden de Staten-Generaal een eskader van vijf fregatten onder bevel van schout-bij-nacht Karel Godin naar Algiers. Veel effect heeft het niet. De Algerijnen blijven Nederlandse schepen kapen.
- In Limburg wil in 1723 de graaf van Rekem de oever van de Maas die grenst aan zijn graafschap bedijken. Hij heeft last van overstromingen. Deze zorgen niet alleen voor wateroverlast op zijn land maar ‘knabbelen’ ook nog stukken land van zijn land. Maar een dijk aan de ene kant van een rivier zorgt vaak voor overlast aan de andere kant van de rivier en de bewoners van Stein aan de overkant van de Maas zijn dan ook niet blij met de aanleg van een dijk door de graaf van Rekem. Ze halen er de schutterij bij die de dijkgravers aan de overkant beschiet. Daarop haalt de graaf van Rekem er drie kanonnen bij, waarmee hij op de schutterij van Stein laat schieten. Het werk aan de dijk wordt na het nodige heen en weer geschiet over de Maas gestaakt. Ook een tweede poging in 1726 van de graaf om er een dijk aan te leggen mislukt.
1724: Scheveningen; foto genomen op 3 juli 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1724?
- In het kleine Zeeuwse plaatsje Dreischor ontstaat in 1724 een oproer. De aanleiding is gelegen in opgelegde belastingen. Drie dorpsbewoners -Leendert Zorge, Tonis Leeuw en Adriaen Pietersz van Cazand – zijn hier zo kwaad over dat ze de jonge vruchtboompjes omhakken van schout Dirk van Lijn. Ze worden daarop opgepakt en krijgen zware straffen: een flinke geseling, een levenslange verbanning uit Holland, Zeeland en West-Friesland en een brandmerking van een strop om de hals om hen er aan te herinneren dat als ze ooit terugkomen ze opgehangen zullen worden. Een drietal anderen die ook bij oproer betrokken zijn, wordt gedwongen om met gevouwen handen en gebogen knieën respectievelijk te bidden tot God, de justitie, de schout en de schepenen van Dreischor om vergiffenis vragen. Ook moeten zij een flinke boete betalen.
- De Middelburgse Commercie Compagnie zendt in 1724 drie met kanonnen bewapende schepen uit naar de westkust van Zuid-Amerika, waar zich rijke zilvermijnen bevinden. Ze hopen om één van de zilvermijnen, die onder Spaans gezag staan, te veroveren. Het wordt een rampzalige expeditie. Twee van de drie schepen slagen er zelfs niet in om Kaap Hoorn te ronden en keren terug naar Brazilië. Het derde schip wordt bij Peru veroverd door de Spanjaarden. Na een maandenlange gevangenschap, gevolgd door een tocht over de landengte van Panama, slaagt de ontsnapte onderstuurman Hubregt Kempe er in om terug te keren naar Middelburg en te rapporteren over de rampzalig tocht. Hij schrijft een boek over de reis. De Middelburgse Commercie Compagnie besluit om zich na dit mislukte avontuur zich hoofdzakelijk nog maar bezig te gaan houden met de slavenhandel tussen Afrika en Suriname en de andere Caribische gebieden.
- ‘De eerste oplage van ‘Het Hollands of Neederlands Kookboek’ verschijnt. Het bevat geen typische Nederlandse recepten als stamppot, boerenkool, hutspot of stroopwafels, maar haast alleen maar Franse recepten. De onbekende auteur blijkt haast alle recepten te hebben overgeschreven uit het Franse kookboek ‘Le Cuisinier Royal et Bourgeois’ (1691) van François Massialot, de persoonlijk kok van Filips I van Orléans, de broer van Lodewijk XIV.
- Op 12 december overlijdt in Voorburg op 73-jarige leeftijd de arts – vooral bekend als orthopedist en gynaecoloog – Hendrik van Deventer. Als twintiger heeft hij zich bij een labadisten-sekte in het Friese Wiewerd aangesloten. Labadisten zijn volgelingen van de Protestantse Fransman Jean de Labadie, wiens aanhangers in kleine communes in Friesland, Suriname en Amerika (in Maryland) leven. Tot de bekendste labadisten – in 1732 houden de groepen op te bestaan – behoren Anna van Schuurman en Hendrik van Deventer.
- Hendrik van Deventer helpt in Wiewerd als vrijwilliger de arts van de groep. Deze leert hem in de praktijk veel over medische zaken. Hendrik van Deventer vindt dit zo interessant dat hij na een aantal jaar uit Wiewerd vertrekt om aan de Universiteit van Groningen medicijnen te gaan studeren. Als autodidact die geen Latijn kent, promoveert hij daar tot arts.
- Hij vertrekt naar Den Haag om zich daar te vestigen als arts maar de Haagse artsen, verenigd in het Collegium Medicum, laten hem daar niet toe omdat hij geen latijn kent. Hij vestigt zich daarop in Voorburg en al snel groeit hij uit tot één van de beste en bekendste artsen van zijn tijd. Zelfs de de Deens-Noorse koning Christian V maakt gebruikt van zijn diensten als zijn kinderen komen te lijden aan de Engelse ziekte, veroorzaakt door een gebrek aan vitamine D. Hendrik van Deventer geldt vooral op het gebied van de verloskunde als een expert. Hij publiceert daar twee pamfletten over, in 1696 ‘Dageraet der vroetvrouwen’ en in 1719 ‘Nader vertoog van de sware baringen‘ waarin hij onder andere wijst op het grote belang van hygiëne tijdens de bevalling.
1725: Gouda; foto genomen op 26 september 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1725?
- Het gaat in 1725 erg goed met de Hollandse visserij, de walvisserij en de handelsvloot. Bij elkaar zijn daarin naar schatting zo’n 50.000 man aan het werk. De VOC en de WIC hebben echter wel problemen om voldoende arbeidskrachten voor hun schepen te vinden. Er werken dan ook veel buitenlanders op hun schepen. Veelal zijn de zeelieden op hun schepen meer dan anderhalf jaar van huis.
- Op 5 mei wordt Leendert Hasenbosch, een scheepsboekhouder aan boord van een VOC-schip alleen achter gelaten op het onbewoonde eiland Ascension in het midden van de Atlantische Oceaan. Hij is betrapt op het hebben van seks met een andere man. Homoseksuele handelingen zijn ten strengste verboden aan boord van de VOC-schepen en wie daar op wordt betrapt, kan de doodstraf krijgen of achter gelaten worden op een onbewoond eiland, welk lot Leen Hasenbosch treft. Hij krijgt nog wel een tent, een vat water voor een maand, wat zaden, instrumenten, een bijbel, kleding en spullen mee om te kunnen schrijven. Hij begint een dagboek waarin hij zijn leven op het eiland beschrijft. Ook schrijft hij over zijn homoseksualiteit en zijn geloof. Hij houdt het volgens zijn dagboek zo’n vijf maanden vol op het eiland. De laatste aantekening is van 9 oktober. Daarna stoppen de aantekeningen. Hij kan er geen water vinden – er zijn tragisch genoeg twee waterbronnen op het eiland maar hij heeft ze blijkbaar niet kunnen vinden – en leeft, als zijn water op is, een tijd lang van het bloed van schildpadden en van het drinken van zijn eigen urine. Vier maanden nadat hij gestopt is met schrijven landt een Engels schip op Ascension en de mannen die er aan land gaan vinden zijn tent en dagboek. Van Leen Hasenbosch vinden ze echter geen spoor. Ze nemen zijn dagboek mee terug naar Engeland, waar het een jaar later wordt uitgegeven onder de titel ‘Sodomy Punish’d.’
- In het voorjaar van 1725 arriveert in een poging om de piraterij op de Middellandse Zee van de Hollandse handelsschepen te stoppen een vloot van zeven oorlogsschepen en twee bevoorradingsschepen bij Algiers. De vloot staat onder bevel van François van Aerssen van Sommelsdijk. De aanwezigheid van de oorlogsvloot moet de kapers duidelijk maken dat de Republiek bereid is om eventueel gewapenderhand tegen de Algierse kapers op te optreden en desnoods de haven van Algiers te blokkeren.
- Op 10 december overlijdt in Utrecht op 69-jarige leeftijd Nicolaas Hartsoeker. Hij is in zijn tijd een bekende embryoloog, astronoom en een wis- en natuurkundige. Ook heeft hij een schroefmicroscoop bedacht, waarmee hij allerlei ontdekkingen doet. Vanaf 1684 woont hij vijftien jaar lang in Parijs en verkoopt daar lenzen en microscopen. In 1699 keert hij terug naar de Republiek.
- Hartsoeker is lid van de Franse Academie van Wetenschappen en op uitnodiging van Leibniz ook lid van de Pruisische Academie. Niet al zijn wetenschappelijk denkwerk leidt echter tot een juiste conclusie. Zo klopt zijn theorie van spontane generatie – dat leven uit iets doods kan ontstaan – niet. Ook zijn veronderstelling dat alle menselijke eigenschappen al in het sperma van de man zit – hij veronderstelt dat in de kop van de spermacel “een klein mensje” zit; de eitjes van de vrouwen dienen slechts als voedingsbron – , klopt niet. Hij en andere geleerden die deze theorie aanhangen kunnen dan ook niet goed verklaren waarom sommige kinderen wel heel erg op hun moeder lijken.
Tekening van Hartsoeker uit 1695 van een spermatozoïde met in de kop de kleine mensjes.
- Nicolaas Hartsoeker komt ook met een verbeterde versie van een de telescoop op de proppen. Zijn voorspelling dat het binnen afzienbare tijd mogelijk moet zijn om met een telescoop maanmannetjes te zien, komt echter niet uit.
1726: Haarlem; foto genomen op 28 september 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1726?
- Op 3 januari vertrekt tijdens zijn eerste reis het VOC-schip Aagtekerke vanuit Kaapstad voor het tweede deel van haar reis naar Batavia. Eerder is het schip van Middelburg naar Kaapstad gevaren. Aan boord bevinden zich 200 man. Ze hebben onder andere edelmetalen ter waarde van 800.000 gulden aan boord voor de VOC in Batavia. Ze zullen daar echter niet aankomen en er wordt nooit meer iets van het schip vernomen.
- In januari en februari breken bij de rivieren in het midden van de Republiek door smeltend ijswater dat stuit op opgestuwde ijsdammen diverse rivierdijken door. Onder andere de dijk langs de Lek breekt in januari op twee plaatsen door, zowel bij de Steenplaats ten westen van Schoonhoven als bij Willige Langerak. Ook de dijk aan de Hollandse IJssel tussen Montfoort en Oudewater breekt door. Daarnaast breekt op 1 februari de dijk tussen Ochten en Dodewaard en op 7 februari de dijk bij Kedichem. De Alblasserwaard, de Krimpenerwaard, de Lopikerwaard, de Snelrewaard en Papekop komen allemaal onder een meter water te staan.
- De overstromingen zijn erg nadelig voor de boeren. Zo groeit bijvoorbeeld in weilanden die onder water hebben gestaan veel makkelijker heermoes, een onkruid. De melk van koeien die heermoes eten, is ongeschikt voor kaasproductie. Ook blijft het land nadat de dijken weer gedicht zijn en het water door molens is weggepompt nog maandenlang drassig. Veel boeren in de overstroomde gebieden komen in de problemen en kunnen hun pacht niet meer voldoen.
- Op 24 mei trekken ruim 100 boze Zwollenaren, vooral weversknechten – “hun plezier is vooral in een zoopje gelegen“; aldus een verslag uit 1726 – door de stad. Ze gooien ramen in bij stadsbestuurders en belastingpachters en plegen allerlei vernielingen. Zo worden de bomen in de tuin van de burgemeester vernield. De aanleiding is de afgesproken uniformering van de belastingen op brandewijn en jenever in de steden van Overijssel. Hierdoor stijgt in sommige plaatsen zoals in Zwolle de prijs van een borreltje met 50%. Men is nu ‘voor een zoopje 1,5 stuivers kwijt in plaats van 1 stuiver’. Pas na enkele dagen wordt de rust met hulp van door het gewestelijk gezag gestuurde soldaten hersteld. Ene Jan Schurink wordt voor zijn leidende rol in de protesten veroordeeld tot de galg – “met den koorde gestraft te worden, dat er de dood na volge (dog het lighaam de aarde vergunt)’– en opgehangen.
- Op 1 september wordt de stadhouder van Friesland, Willem Karel Hendrik Friso, de latere Willem IV, vijftien jaar oud. Hij studeert dat jaar aan de Universiteit van Franeker. Het jaar er op gaat hij in Utrecht studeren, onder meer recht, economie en talen. In de 17e eeuw maken de stadhouders van de gewesten altijd deel uitmaken van de Raad van State. De Staten van Friesland stelt dan ook voor om hun stadhouder te benoemen tot lid van de Raad van State, maar de gewesten zonder stadhouder zijn hier fel op tegen.
- In de Baai van Tanger brengt de vloot van admiraal Francois van Aerssen van Sommelsdijk twee schepen van de Algerijnse piraten tot zinken. Er volgen onderhandelingen. Op 8 september wordt een verdrag gesloten, waarin de Republiek zich bereid verklaart tot het geven van een jaarlijks ‘groot geschenck’ ter waarde van honderdduizend gulden. Elk jaar vaart er vervolgens een oorlogsschip naar Algiers om het ‘geschenk’ aan te bieden, waarmee de Republiek de Algerijnse piraterij van Hollandse schepen afkoopt.
- In 1726 worden diverse lokale loterijen van lagere overheden gebundeld in een grote algemene loterij, de Generaliteitsloterij. Het is de voorloper van de Staatsloterij. De trekking wordt gehouden in de Grote Zaal – de huidige Ridderzaal – van het Binnenhof in Den Haag.
1727: Delfshaven, Rotterdam; foto genomen op 15 september 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1727?
- Op 17 juni overlijdt op 72-jarige leeftijd Isaäc van Hoonbeek, de Raadspensionaris van Holland. Hij wordt opgevolgd door de 63-jarige Simon van Slingelandt, die sinds 1725 de thesaurier-generaal is van de Republiek. Eerder was hij 35 jaar lang de secretaris van de raad van State. Als raadpensionaris van de Staten van Holland is hij de belangrijkste politicus van de Republiek. De Staten van Holland zijn goed voor meer dan de helft van de totale belastinginkomsten van de Republiek.
- In tegenstelling tot zijn voorganger, die zich enkel als de hoogste ambtenaar van het land opstelt, treedt Van Slingelandt veel meer als politicus op de voorgrond op. Hij is een republikein die geen rol ziet voor de Oranje-Nassaus en hen uit de centrale macht wil houden. Hij is voorstander van een centraal bestuur en wil de gewestelijke en stedelijke autonomie inperken. Hij is ook voorstander van een sterke alliantie met Engeland. Thorbecke, de man van de vernieuwing van de grondwet in 1848, ziet in Van Slingeland één van zijn voorbeelden.
- Op 27 augustus overlijdt in Dordrecht op 81-jarige leeftijd de schilder Arent de Gelder. Hij is van 1661 tot 1663 de laatste leerling van Rembrandt. Hij is ook degene die het meest in diens stijl schildert. Hij schildert vooral Bijbelse taferelen, maar ook portretten. Zo laat Herman Boerhave niet alleen een portret van zichzelf, maar ook een familieportret samen met zijn vrouw en dochter door De Gelder schilderen. Vermoedelijk is De Gelder met Boerhave als patiënt in contact gekomen. De Gelder heeft oogproblemen. Hij loenst heel erg.
- Het ‘Hoogheemraadschap van den Zeeburg en Diemerdijk‘ beheert en bewaakt de Zuiderzeedijk tussen Amsterdam en Muiden. Van 1609 tot aan 1727 vergadert het hoogheemraadschap altijd in de voormalige herberg ‘Waar de jager uithangt’, gelegen aan de Diemerzeekdijk, maar dat gebouw voldoet in 1727 niet meer aan de normen en eisen van het hoogheemraadschap. Ze laten er een nieuw groot statig gebouw bouwen, ‘Het Gemeenlandshuis’, met uitzicht op de Zuiderzee. Het dient niet alleen als vergaderruimte voor het Hoogheemraadschap, maar het is ook de uitvalsbasis voor de dijkbewaking. De hoogheemraden kunnen er desgewenst ook overnachten. De inwonende opzichter fungeert dan als kastelein voor de hoge heren van het bestuurscollege.
- In 1727 overlijdt op 75-jarige leeftijd de kunstenaar, ‘reisboekenschrijver’ en globetrotter Cornelis de Bruijn. Tijdens zijn leven maakt hij twee zeer lange reizen, waarover hij twee boeken publiceert. Tussen 1674 en 1693 reist hij liefst 18 jaar lang – met een tussenstop van acht jaar in Venetië – door Europa en het Midden-Oosten. Hij bezoekt onder andere Leipzig, Wenen, Venetië, Florence, Rome, Napels, Constantinopel, Troje, Smyrna, Kos, Caïro, Alexandrië – hij bekijkt in Egypte niet alleen deze steden, maar ook de Grote Piramide van Cheops; hij ‘wurmpt’ zich er niet alleen in de piramide om deze van binnen te kunnen bekijken en te schetsen, maar klimt via de buitenkant ook naar de top van de piramide. – en bezoekt verder onder andere Jerusalem, Nazareth, Tripoli, Aleppo, Corfu, om vandaar weer terug te te reizen naar Venetië, waar hij acht jaar blijft om er te schilderen. In 1693 reist hij via de steden München, Neurenberg, Frankfurt en Keulen weer terug naar de Republiek. Veel van de steden die hij tijdens deze reis bezoekt, beschrijft hij in 1698 in zijn boek ‘Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste Deelen van Klein Asia etc. Verrijkt met meer als 200 kunstplaaten door den auteur zelf na het leven afgeteekend’. Zoals de titel al laat zien, bevat het boek 200 tekeningen van zijn hand. Het bijzondere aan dit ‘reisboek’ zijn de gedrukte gekleurde illustraties, één van de eersten keren in de geschiedenis dat er sprake is van een kleurendruk. Tot dan toe worden illustraties haast altijd met de hand ingekleurd.
- Terug in de Republiek wordt De Bruijn in 1694 lid van de ‘Accademie van de Teyken-Const’ (de huidige Koninklijke Nederlandse Academie van Beeldende Kunsten) en houdt zich dan weer voornamelijk met schilderen bezig. In 1701 gaat hij weer langdurig op reis. Omdat het in veel plaatsen in Europa oorlog is, richt hij deze keer zijn blik op Rusland, het Midden-Oosten en Indië. Hij bezoekt onder andere Moskou (waar hij Peter de Grote ontmoet), Novgorod, Kazan, Qom, Isfahan, Persepolis en Batavia om in 1708 weer via Rusland (Moskou, Kholmogory en Archangelsk) naar Amsterdam terug te keren.
- De Bruijn gaat niet altijd even netjes om met de historische gebouwen die hij tijdens zijn reizen bezoekt. Zowel boven op de piramide van Cheops als op de 2.200 jaar oude stadspoort in Persepolis krast hij zijn naam in de stenen van het monument.
- Net als over zijn eerste reis publiceert hij ook over zijn tweede reis een ‘reisgids’; In 1711 verschijnt ‘Reizen over Moskovie, door Persie en Indie verrijkt met 300 kunstplaaten door den auteur zelf na ’t leven afgeteekend’. Het boek telt 482 pagina’s en bevat 300 illustraties, waaronder verschillende uitklapbare afbeeldingen.
- Was zijn eerste boek een groot succes – in 1700 verschijnt er zelfs een Franse vertaling van en in 1702 een Engelse vertaling – dat geldt niet voor zijn tweede boek. De optimistische De Bruijn laat in 1711 direct 1.000 exemplaren van zijn tweede boek drukken – een erg grote oplage voor een duur boek. De verkoop valt echter tegen. Drie jaar later staan er nog 760 onverkochte exemplaren bij hem thuis op de plank. Eén van de dingen die nooit duidelijk is geworden, is hoe De Bruijn zijn reizen financiert. Er gaan verhalen de ronde dat hij als een soort spion voor Willem III heeft rond gereisd en daarvoor betaald wordt. Zo brengt de Amsterdamse burgemeester Nicolaes Witsen hem telkens door middel van brieven met allerlei belangrijke mensen in het buitenland in contact.)
1728: Harlingen; foto genomen op 21 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1728?
- Op 30 april komt kapitein Jan Steyns samen met 81 zeelieden en soldaten aan boord van het door hen zelfgebouwde schip ‘Sloepie’ aan in Batavia. Het zijn overlevenden van de scheepsramp van de Zeewijk. Dit VOC-schip was op weg van Vlissingen naar Batavia met aan boord 232 man. De Zeewijk heeft als vracht op de heenreis een lading bouwmaterialen die deels in Kaapstad ontladen wordt. Ook aan boord is een kist met 318.000 gulden bestemd voor de VOC in Batavia.
- De reis staat niet onder goed gesteente. De oorspronkelijk ingeplande kapitein voor het schip is ziek geworden. Jan Steyns is zijn vervanger. Het is zijn eerste reis als kapitein. Onderweg sterven er door ziektes, vooral door scheurbuik, volgens het scheepsjournaal van tweede stuurman Adriaan van der Graef al 45 zeelieden en soldaten. Op 9 juni 1727 gaat het helemaal mis. Kapitein Steyns negeert de orders van de VOC om niet te ver zuidwaarts te varen en dat komt hem duur te staan, want op 9 juni loopt de Zeewijk op een rif, gelegen bij de Pelsart Groep van de huidige Houtman Abrolhos eilanden. Deze eilanden liggen zo’n zestig kilometer voor de westkust van Australië. Het roer raakt ontzet, de mast breekt af en het schip zit muurvast op het rif en moet als verloren worden beschouwd. Aan boord bevinden zich dan nog, in Kaapstad zijn er wat mensen van boord gegaan (en ook aan boord gekomen) 125 zeelieden en soldaten die op weg zijn naar de VOC.
- Er zit voor de bemanning niks anders op dan het schip te verlaten en naar één van de tien eilanden zien te komen. Ze moeten daartoe een boot over een rif zien te tillen en een touw leggen tussen het wrak en dat rif. Dat lukt pas na meerdere mislukte pogingen, die bij elkaaraan zo’n tien man het leven kosten. Zo gaat de eerste poging in de ruwe zee gruwelijk fout. Tien bemanningsleden verdrinken. Een aantal dagen later, als de zee wat tot rust is gekomen, proberen ze het opnieuw en deze keer slagen ze er wel in om veilig de eilanden te bereiken. Ze leggen een touw tussen het wrak en de riffen. De eilanden blijken allemaal onbewoond te zijn. Ze vestigen zich op één van de eilanden, op zo’n 1,5 zeemijl van het schip. Dit eiland staat tegenwoordig bekend als het Gun-Island. Het is niet erg groot, zo’n 800 meter bij 350 meter groot.
- Gelukkig voor Steyns en zijn mannen vinden ze zowel op dit eiland als op enkele nabij gelegen eilanden zoet water, eetbare planten en vruchten, Ook slagen ze er in in de loop van de tijd in om veel vogels en zeehonden te vangen. Daarnaast kunnen ze beschikken over voorraden die ze van het wrak hebben meegenomen. Een inventarisatie van de door hen meegenomen voorraden naar het eiland, zoals weergegeven in het scheepsjournaal, luidt: 8 vaten met brood; 500 liter wijn; 450 liter cognac, 450 liter zoete olie, 7 kleine vaten boter, 6 kleine vaten met ansjovis, 9 kazen, 4 stukjes spek en 3 hammen. Later halen ze nog meer voedsel uit het wrak.
- Het is vervolgens wachten op een schip dat voorbij vaart, maar als ze na een maand nog steeds geen enkel zeil in de verte hebben gezien, geeft Steyns aan opperstuurman Pieter Langeweg de opdracht om samen met elf door loting aangewezen bemanningsleden met de grootste roeiboot met daarin een zeil, en een deel van de voorraad, naar Batavia te varen om daar hulp te halen; zo’n 100 man blijven achter op het eiland.
- Als er echter na 2,5 maand wachten geen hulp komt – er zal nooit meer iets worden vernomen van Langeweg en zijn mannen – en er nog steeds geen schip is langs gekomen, besluiten de achter gebleven mannen op 30 oktober om van de resten van de Zeewijk, en van mangaanbomen die op het eiland groeien, een klein schip te bouwen. Ze zijn dan nog met 95 man. Vijf mannen zijn ondertussen op het eiland overleden.
- Op 1 december worden twee scheepsjongens op het eiland betrapt die “op een door God verlaten manier de gruwelijke zonde van Sodom en Gomorra bedreven‘. Ze worden na een ‘scheepsproces’ elk na een (verschillend) eiland in de buurt gebracht en daar achtergelaten.
- Op 28 maart is na vijf maanden bouwen de boot klaar. (Het is de allereerste boot gebouwd in Australië.) Ze noemen hem Sloepie. Hij heeft de omvang van een vissersboot en bezit een mast met een zeil. Ook halen ze twee kleine draaibare kanonnen uit het wrak van de Zeewijk en nemen die mee op de Sloepie. Dit voor het geval ze onderweg piraten tegen zullen komen. Met nog 88 overlevenden aan boord – tijdens de periode van de bouw zijn er nog eens vijf man overleden vertrekken ze. De twee scheepsjongen blijven achter op hun eilanden. Ze leggen zo’n 15 tot 30 mijl per dag af, vinden de weg naar Batavia en komen daar na een maand varen op 30 april aan. Onderweg overlijden tijdens deze tocht nog eens zes man, waardoor er uiteindelijk 82 man van de 125 man die aan boord zaten op het moment van stranding Batavia levend bereiken.
- Jan Steyn moet zich voor het Militair Hooggerechtshof in Batavia verdedigen voor het verlies van de Zeewijk, Hij wordt veroordeeld voor het niet voldoen aan zijn orders en wordt ontslagen. Ook worden zijn bezittingen geconfisqueerd.
- De textielindustrie in Twente produceert in 1728 vooral het niet zo winstgevende linnen. In 1728 krijgen echter tien textielbedrijven van de Staten van Overijssel een octrooi op bomazijn, een bepaalde combinatie van wol en katoen. Het is een erg winstgevend product en het octrooi zorgt voor een opleving van de Twentse textielindustrie.
- In de Zaanstreek zijn twintig zilversmeden werkzaam. Het zilverwerk moet altijd door een gilde gekeurd worden en omdat de Zaanstreek geen eigen gilde heeft, zijn de zilversmeden uit de Zaanstreek lid van het Amsterdamse gilde. Als ze echter gezamenlijk overstappen naar het Haarlemse St Lucas gilde, geeft dit bij het Amsterdamse gilde zoveel onvrede – en bovendien vrezen ze de concurrentie van de Zaanse zilversmeden – dat ze naar het Hof van Holland stappen en deze weten over te halen om zilversmeden van buiten de steden te verbieden, waardoor het na 1728 strikt formeel verboden is voor Zaanse zilversmeden om aan het werk te zijn.
1729: Rotterdam; foto genomen op 15 september 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1729?
- De regenten van de Amsterdamse schouwburg laten in 1729 de teksten van de Gijsbrecht van Aemstel van Joost van den Vondel en de Spaanse Brabander van Brederode aanpassen. Alle directe verwijzingen naar God worden uit de toneelstukken gehaald. Zo worden in de Gijsbrecht-versie van 1729 woorden die direct verwijzen naar God weggelaten of vervangen door andere formuleringen, zoals ‘Jezus’ door ‘hemel’; ‘godshuis’ door ‘klooster’ en ‘God’ door ‘vreugde’ of ‘hemel’. Volgens de Amsterdamse theaterbestuurders is het niet de functie van het toneel, als plek van wereldlijke lering en vermaak, om godsdienstige boodschappen aan de toeschouwers te verkondigen. Het verkondigen van Gods woord is een ‘privilege’ van de predikanten en hoort niet in de schouwburg thuis vinden ze.
- Op 1 september wordt Willem Karel Hendrik Friso 18 jaar en is daarmee meerderjarig. In september legt hij in de Staten van Groningen de eed als stadhouder af. In oktober benoemt de Staten van Gelderland hem, tot ergernis van de Staten van Holland, Utrecht, Overijssel en Zeeland die geen stadhouder meer willen, ook als stadhouder.
- Op 2 oktober overlijdt in Amsterdam op 59-jarige leeftijd de schilder Arnold Boonen. Hij verwerft vooral faam als portretschilder. Tal van Europese vorsten laten hun portret door hem schilderen, onder andere koning Frederik I van Pruisen (1698), de hertog van Marlborough (1710), Tsaar Peter de Grote (1717) en prins Willem IV van Oranje-Nassau (1723).
- In 1729 is het in Europa politiek gezien nog steeds onrustig. Spanje en Engeland zijn sinds 1727 in een niet-formeel verklaarde oorlog gewikkeld. Ze vechten hoofdzakelijk in Panama en bij Gibraltar. In februari 1727 probeert Spanje, gesteund door Oostenrijk, tevergeefs om Gibraltar te heroveren. Na een beleg van vier maanden geven ze het op. In 1728 komen ze een wapenstilstand overeen en op 9 november 1729 tekenen Spanje en Engeland het Verdrag van Sevilla. Ook Frankrijk ondertekent die dag het verdrag. Op 29 november zet ook de Republiek zijn handtekening. Eigenlijk is het niet nodig dat deze twee landen het verdrag ook ondertekenen. Frankrijk en de Republiek hebben tijdens deze niet ‘officiële’ Spaans- Engelse oorlog niet meegevochten.
- In september houdt de Hollandse vloot samen met de Engelsen in het Kanaal een vlootoefening. Een vloot van twaalf Hollandse schepen onder leiding van admiraal Francois van Aerssen van Sommelsdijk – hij is een zoon van de vroegere (vermoorde) gouverneur van Suriname – vaart samen met een grote Engelse vloot door het Kanaal. Engeland en de Republiek zijn met Oostenrijk in onderhandeling om een nieuw verdrag te sluiten en ze willen de kracht van vloot laten zien. Lang duurt de oefening niet. Als duidelijk is dat de Habsburgers de grote gecombineerde vloot hebben gezien, stuurt Van Sommelsdijk zes schepen terug naar Vlissingen en als ze bij Portsmouth zijn keren de overige zes ook om en varen ook terug naar de Republiek.
1730: Utrecht; foto genomen op 8 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1730?
- In de Republiek is sodomie al een paar eeuwen verboden. Voor 1680 vindt een vervolging voor homoseksuele handelingen meestal echter alleen in combinatie met een vervolging vanwege een misdrijf plaats. Er bestaat een relatief tolerant klimaat in de Republiek. Het is weliswaar officieel verboden, maar in de praktijk worden homo’s veelal met rust gelaten. Er zijn, ook in kleinere steden, vaak ontmoetingsplekken waar mannen in het geheim seksuele contacten met elkaar kunnen leggen. Zo zijn in Den Haag het Haagse Bos en de plek achter de Haagse Kloosterkerk populaire ontmoetingsplaatsen, in Amsterdam ontmoeten mannen elkaar vaak bij het stadhuis en in Utrecht vormen de ruïnes van het ingestorte schip van de Domkerk, het Janskerkhof en de wallen van de stad ontmoetingsplaatsen voor mannen die op zoek zijn naar seks.
- Alleen aan boord van de VOC-schepen is het ten strengste verboden. De VOC is bang dat het voor onrust aan boord zal zorgen. Er staat de doodstraf op dan wel achterlating op een onbewoond eiland.
- Vanaf 1700 neemt het aantal vervolgingen van sodomie echter aanmerkelijk toe. Of dat te maken heeft met de dood in 1702 van de vermoedelijk homoseksuele koning Willem III – hij trok zich regelmatig met een jonge edele voor een halfuurtje terug in één van de kamers van zijn paleis – is niet duidelijk. In ieder geval leidt het tot een stijging van het aantal sodomieprocessen. Aan het eind van de jaren twintig van de achttiende eeuw betreft zelfs één op de zes processen een sodomieproces zoals dat van Jacobus van Wouw, de Delftse schout, die in 1728 betrapt wordt als hij zich achter de Haagse Kloosterkerk laat pijpen – ‘waarbij hij zijn zaad in de mond kon ontlasten’ – door een stalknecht.
- In 1730 komt het tot een grote landelijke homovervolging. Het begint in april in Utrecht, waar na klachten van de torenwachter van de Domtoren, de stad over gaat tot vervolging – ‘de Utrechtse sodomieprocessen’ – van veertig gearresteerde ‘sodomieten’. Achttien van hen worden na een besloten rechtszaak – publiek is niet welkom – ter dood veroordeeld en in de kelder van het stadshuis gewurgd. Het geeft veel gemor in de stad, niet alleen in het homoseksuele deel van de samenleving – daar zorgt het vooral voor angst – maar ook in de armere delen van de stad. Het zijn grotendeels mensen uit de onderkant van de samenleving die gearresteerd worden. Een aantal mensen in belangrijke posities, die kennelijk zijn getipt, zijn al gevlucht voordat ze gearresteerd kunnen worden.
- Ook in Zwolle kunnen mensen uit de betere kringen, genoemd worden in een pamflet kapitein Jan Willem van Ryswyck, hopman Jannes Nauta en meester-chirurgijn Berent Smeeks, op tijd vluchten. Deze mannen hebben nauwe banden met de Zwolse magistraat en beschikken over de connecties en middelen om te vluchten en aan vervolging te ontkomen. Dat lukt niet de 38-jarige Andries Bilevelt en de 42-jarige Zwolse koffie- en theeverkoper Gerrit Banders die beide ter dood worden veroordeeld. Ze worden op 11 juli 1730 op de Grote Markt van Zwolle opgehangen.
- Bilevelt heeft nog wel een poging ondernomen om aan zijn arrestatie te ontkomen, maar wordt in Amsterdam opgepakt. Hij is getrouwd en stuurt een brief naar zijn vrouw om te vragen of het al weer veilig is in Zwolle. Deze antwoordt: “Ik Klasien, je geliefde vrouw, laat je weten dat ik helemaal kapot ben en je lieve kinderen ook allemaal, alles wat wij allemaal eten of drinken dat gebeurt met tranen van ellende, hou je toch stil en geef je niet zo bloot, ze zeggen dat ze jou in Amsterdam gezien hebben en anders moet je maar verder weg gaan. Je schrijft om geld maar dat kan ik je nog niet sturen want ons bezit staat nog altijd in de verkoop, maar onze Griet, die komt naar Amsterdam, die wil naar Utrecht, die zal je zo gauw mogelijk wel vertellen hoe het hier is; maar hoe ellendig ik ben kan ik allemaal niet schrijven, maar vertoon je toch niet op straat en kom niet terug naar Zwolle, want ik ben al twee keer op het stadhuis geroepen.”
- Op 21 juli laten de Staten van Holland een plakkaat uitgaan waarin melding wordt gemaakt dat op homoseksuele handelingen de doodstraf staat. Niet alleen in de gewesten van Utrecht en Holland worden in 1730 homoseksuelen vervolgd en veroordeeld, maar ook in de rest van het land. Naar schatting worden er tussen 1730 en 1732 door Nederlandse gerechtshoven ruim 300 mensen voor sodomie aangeklaagd. Minstens 75 van hen moeten het met de dood bekopen, maar waarschijnlijk zijn het er veel meer. In het Groningse plaatsje Zuidhorn veroordeeld de grieter – dat is iemand die zowel rechter als bestuurder is – Rudolf de Mepsche liefst 22 man, toevallig veelal politieke tegenstanders van hem, vanwege sodomie ter dood. Als bewijs voert hij via marteling afgedwongen bekentenissen aan. De doodvonnissen van De Mepsch leiden tot veel protest. Na 1732 neemt het aantal sodomieprocessen in het land weer af om in latere jaren af en toe weer op te laaien.
- Op 27 december besluit de VOC om na elf jaar te stoppen met haar kolonie in de Delagoa-baai in het huidige Mozambique. De hele bevolking van de nederzetting ‘Fort Lydzammheid’ (bij het huidige Maputo) wordt aan boord van de schepen Snuffelaar, Zeepost en Feyenoord naar Kaapstad overgebracht.
- In 1730 verliest de WIC het octrooi op het trans-Atlantisch vervoer van tot slaven gemaakte personen. Ze houden alleen het recht nog over op vervoer naar Suriname. Tal van particuliere ondernemingen, onder andere uit Middelburg, Vlissingen en Amsterdam gaan zich vervolgens bezig houden met de slavenhandel. De aankoop van de tot slaafgemaakten geschiedt via Afrikaanse slavenhandelaren. Amsterdamse slavenhandelaren organiseren tussen 1730 en 1779 welgeteld 107 trans-Atlantische reizen, waarbij tussen 32.000 tot 38.000 tot slaafgemaakte personen worden vervoerd.
1731: Dordrecht; foto genomen op 8 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1731?
- In maart legt legt de inmiddels 18-jarige Willem Karel Hendrik Friso in Leeuwarden de eed af voor de Staten van Friesland en acteert vanaf nu zelf als de Stadhouder van Friesland. Zijn moeder treedt niet langer op als zijn regentes.
- Op 16 maart wordt het verdrag van Wenen gesloten tussen Engeland, keizer Karel VI namens de Habsburgse monarchie, en de Republiek. Op 22 juli ondertekent Spanje het verdrag ook. Het is vooral een bevestiging van het Verdrag van Den Haag van 1720 en het Verdrag van Sevilla van 1729. Oostenrijk was toen niet akkoord gegaan met alle voorwaarden in deze verdragen, maar vooral na bemiddeling van Simon van Slingelandt, de Raadspensionaris van Holland; hij geldt als een begenadigd bemiddelaar die zowel in Engeland als in Oostenrijk veel respect geniet, gaat keizer Karel VI nu wel akkoord met de nieuwe verdeling van Europa en erkent hij ook Philips V als koning van Spanje.
- Ook wordt in het verdrag vastgelegd dat de in 1722 in de Oostenrijkse Nederlanden opgerichte Oostendse Compagnie (officieel de ‘Compagnie Générale Impériale et Royale des Indes’ geheten) wordt gesloten. De Oostendse Compagnie heeft van keizer Karel VI het monopolie op de handel tussen de Oostenrijkse Nederlanden en Azië, Amerika en Afrika gekregen. De financiers van de compagnie – opgericht met een aandelenkapitaal van 4,5 miljoen gulden – zijn rijke inwoners van Antwerpen en Gent. De aandelen worden verhandeld op de Antwerpse Beurs. De Compagnie richt zich vooral op China en India en is al snel een ernstige concurrent van de VOC en soortgelijke Engelse bedrijven. Zo halen ze grote ladingen thee op uit China. In 1728 wordt van alle thee gedronken in Europa zo’n 60% ingevoerd door de Oostendse Compagnie. Het bedrijf is dan al snel zeer winstgevend.
- Engeland, de Republiek en de VOC zijn echter niet gediend van deze concurrent en proberen van alles om de handel van de Oostendse Compagnie te belemmeren. Ze komen niet alleen aan met juridische bezwaren en argumenten aan waarmee ze hopen het bedrijf te kunnen sluiten – gebaseerd op onder andere het vredesverdrag van Münster uit 1648 – maar ook proberen ze op allerlei manieren de activiteiten van het bedrijf in de praktijk te bemoeilijken.
- Zo vernieuwt de Staten-Generaal het verbod dat geen onderdanen van de Republiek als zeelieden in vreemde dienst op Oost-Indië mogen varen. Overtreders die hier of in Indië aan boord van vreemde Oost-Indiëvaarders worden aangetroffen, kunnen nu zelfs de doodstraf krijgen. Daarnaast kan het verhandelen van goederen of het ontvangen van commissies op Oostendse goederen leiden tot verbeurdverklaring van die goederen, 1000 gulden boete en gevangenisstraf en het in bezit hebben van aandelen van de Oostendse Compagnie wordt strafbaar gesteld. De boete hiervoor bedraagt vier keer de inleg.
- In mei 1727 schort keizer Karel VI onder diplomatieke druk van de Engelsen en de Hollanders het octrooi van de Compagnie voor zeven jaar op en in maart 1731 trekt de keizer het octrooi definitief in. De Oostendse Compagnie mag nog tot 1734 handelen – er zijn nog fabrieken in Azië aan het werk en schepen onderweg. Op 16 februari 1737 wordt de compagnie officieel ontbonden. De oorspronkelijke investeerders hebben hun geld er dan al dik uit.
- In 1731 wordt, twintig jaar na haar dood, door de Amsterdamse uitgeverij ‘De erfgenamen van J. Lescailje en D. Rank’ de verzamelde gedichten (plus de uit het Frans door haar vertaalde toneelstukken) uitgegeven van Katharyne Lescailje. De verzamelbundel ‘De Tooneel- en mengelpoëzy van Katharyne Lescailje’ bestaat uit drie delen met bij elkaar zo’n 1.000 pagina’s. Het is de eerste Hollandse verzamelbundel met het werk van een vrouw. Katharyne Lescailje dicht tijdens haar leven over vele zaken. Haar werk omvat ‘staatsgevallen’ (politieke gedichten), ‘lofdichten’, ‘verjaargedichten’, ‘huwelijkszangen’, ‘lijk- en grafdichten’, ‘stichtelijke gedichten’ en ‘mengeldichten’ (over allerlei onderwerpen). In het dagelijks leven is ze werkzaam in de door haar ouders opgezette en door haar samen met haar zuster voortgezette uitgeverij Lescailje. Ook is ze erg actief in de literaire wereld van Amsterdam.
1732: Delft; foto genomen op 30 juni 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1732?
- De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en het Koninkrijk Pruisen sluiten eindelijk, na 30 jaar “onderhandelen”, het Traktaat van Partage. Het traktaat regelt de nalatenschap (de titels en de bezittingen) van koning–stadhouder Willem III, die in 1702 kinderloos is gestorven. Zowel koning Frederik I van Pruisen (kleinzoon van prins Frederik Hendrik) alsmede de stadhouder van Friesland, Johan Willem Friso van Nassau-Dietz (nazaat van Prins Maurits) maken aanspraken op de titels en bezittingen van stadhouder-koning Willem III. De meeste bezittingen in Duitsland worden toegekend aan de koning van Pruisen, de bezittingen in de Republiek vooral aan Johan Willem Friso. Voor wat betreft de titel ‘Prins van Oranje wordt als compromis overeengekomen dat beide huizen in het vervolg de erfelijke titel ‘Prins van Oranje’ mogen voeren. Tot op de dag van vandaag zijn er daarom een Hollandse en een Duitse Prins(es) van Oranje. De huidige dragers van de titel uit deze huizen zijn respectievelijk prinses Amalia van Oranje-Nassau en prins Georg Friedrich van Pruisen.
- Veel dijken rondom de Zuiderzee worden beschermd door een dubbele rij palen. Deze zorgen ervoor dat de dijken niet kunnen afkalven. Uit onderzoek blijkt echter dat veel van deze palen vooral in de Zuidwesthoek van Friesland gedeeltelijk en soms zelfs bijna helemaal uitgehold zijn. Ook elders heeft men dit probleem. De oorzaak is paalworm. Dit weekdier komt oorspronkelijk voor in tropische wateren en is vermoedelijk meegevoerd door houten vrachtschepen. De paalworm is niet een echte worm, maar een weekdier met op zijn kop een kleine schelp. Het beestje kan tot 60 centimeter lang worden. Met hulp van zijn schelp, die fungeert als een soort boorkop, baant het diertje zich een weg door houten palen, balken en scheepswanden. De houtworm eet het hout wat vrijkomt bij het graven van de gangen op. Het gevolg is dat er grote holtes in het hout ontstaan, wat het hout erg verzwakt. Niet alleen het hout van de dijkpalen maar ook het hout van de scheepswanden wordt zo uitgehold. De houtworm is een echte plaag.
- Volgens de staten van Friesland heeft de Republiek de plaag aan zichzelf te wijten: “Eene plage niettemin regtvaardig van den God der vergelding, als in zijne onnaspeurlijke wijsheid bestemd om den hoogmoed, overdaad, dartelheid en wellustigheid van ons Nederlands volk, vervallen tot ongeregtigheid, ja zelf verfoeilijke en ongehoorde zonden tot den Hemel toe om wraak roepende, te bezoeken, te dempen’’.
- Om de dijken te beschermen moeten overal de houten palen vervangen worden door een stenen dijkbedijking. Het is een heel gedoe om voldoende stenen hiervoor te vinden. Ook de schepen moeten worden aangepast. Ze krijgen een tweede huid van grenenhout die, als deze is aangetast, afgenomen kan worden en vervangen kan worden door een nieuwe ‘huid’. Als extra bescherming worden tussen de eiken- en grenenhouten romp koeienhuiden gestopt.
- In Ommen is het in 1733 al een tijd lang onrustig. Over de waarde van hun bezittingen moet iedereen, ook het arme deel van de bevolking, 7% tot 10% belasting betalen. Dit leidt tot veel gemor en op pinkstermaandag komt het tot een uitbarsting. Woedende burgers en boeren komen in opstand tegen het stadsbestuur. Ze eisen meer invloed op het stadsbestuur en inzage in de financiën. Ze verdenken het stadsbestuur er van dat deze het geld uitgeven aan nutteloze prestigeprojecten. De woedende burgers en boeren organiseren een protestmars met vaandels en hooivorken. Het stadsbestuur trommelt in allerijl voorstanders van hun beleid op en het komt tot een grote vechtpartij.
- “Getrouwe aanhangers van het bestuur, eene laatste poging aanwendende, hieuwen met zulk een woede op de muiters in, dat deze bebloed en gewond, met blauwe ogen en gaten in het hoofd, overijld uit elkander stoven, ginds en derwaarts de vlucht nemende, met helschen spijt en woede naar hunne wijkplaatsen terugkeerende“, aldus een verslag van de ongeregeldheden. Een aantal demonstranten krijgt een boete en de verordening dat ze nooit aan het stadsbestuur mogen deelnemen.
1733: Dordrecht; foto genomen op 4 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1733?
- Op Java, in het bijzonder in Batavia, komt het in 1733 tot een grote malaria-uitbraak. De oorzaak is mede gelegen in de ligging van de stad in een moerasachtig gebied. Als de VOC ten noorden van de stad ook nog eens grote zoutwater-visvijvers aanlegt, vormt het brakke stilstaande water van de visvijvers een ideale broedkamer voor de larven van de muskieten die de ziekte overbrengen. Voor de aanleg van de visvijvers zorgde eb en vloed er op deze plaatsen voor dat de larven naar zee werden weggespoeld.
- Omdat in Batavia veel mensen van de VOC, veelal afkomstig uit de Republiek en elders uit Europa, nauwelijks enige immuniteit voor malaria hebben opgebouwd, steekt de ziekte er massaal de kop op. Zowel onder de nieuwkomers van de VOC, als ook onder kinderen onder de twee jaar, sterft de helft van de mensen aan malaria in deze jaren. De grote uitbraak duurt tot ongeveer 1738. Ook onder de inlandse bevolking slaat de ziekte massaal toe. Na 1738 wordt malaria er een chronische ziekte. Naar schatting sterven er wereldwijd tussen 1733 en 1795 zo’n 85.000 personeelsleden van de VOC aan malaria. Het leidt regelmatig tot een groot personeelstekort en de VOC krijgt moeite met het vinden van nieuw personeel. De VOC probeert het personeelstekort op te vangen door de rekrutering van Aziatische soldaten, matrozen en ambachtslieden, maar desondanks kunnen soms de VOC-schepen in Batavia niet uitvaren omdat er te weinig zeevarenden aan boord zijn.
- Ook in Zeeland heerst in 1733 malaria – ‘de Zeeuwse koorts’, zoals een groep van zo’n 800 protestanten afkomstig uit Dürnberg uit het het toenmalige aartsbisdom Salzburg ervaart. Ze zijn vanwege onderdrukking van de protestanten het Oostenrijkse aartsbisdom ontvlucht en op uitnodiging van de Staten-Generaal naar Zeeuws‑Vlaanderen gekomen. Er bevindt zich daar in de omgeving echter veel brak water, waarin de nodige met malaria besmette muskieten leven . Al snel worden er meer dan honderd vluchtelingen ziek en na een tijdje besluit een groot aantal van de oorspronkelijke 800 vluchtelingen het gebied te ontvluchten en naar Duitsland te vertrekken. Tweehonderd vluchtelingen blijven echter achter in Groede (een dorp gelegen in de huidige gemeente Sluis) en stichten daar de Evangelisch‑Lutherse gemeente.
- In Alkmaar wordt in 1733 de suikerraffinaderij ‘De Groene Klok’ opgericht. Het leidt tot twee soorten protesten. De directe buren tekenen bezwaar aan tegen de bouw van het vier verdiepingen tellende hoge gebouw. In de zijmuur van het gebouw zitten achttien ramen en luchtgaten die uitzicht geven op hun huizen en tuinen. “Geen mensch kan bij hun lieden ongezien verblijven”, aldus de buren. Zij eisen dat er voor de ramen en gaten houten schotten worden geplaatst. De eigenaars van de suikerraffinaderij stellen dat de ramen veel te hoog in de muur zitten om doorheen te kijken en dat de luchtgaten nodig zijn om de vuren onder de kookpannen te voorzien van voldoende zuurstof (“tot aanblasinge van het vuur op de roosters”). Door het huis te kopen van de grootste klager dooft het burenprotest uit.
- Een ander vorm van protest komt van enkele grote kruideniers in Alkmaar. Zij verkopen suiker aan kleinere kruideniers en zijn bang dat de raffinaderij deze handel overneemt. Zij eisen daarom bij het stadsbestuur dat de nieuwe suikerraffinaderij alleen grote hoeveelheden suiker in één keer en niet in kleine hoeveelheden mag verkopen, waardoor zij hun tussenhandel kunnen behouden. Het stadsbestuur besluit na een jaar in het voordeel van de kruideniers en beslist dat de raffinaderij geen kleinere hoeveelheid dan ‘twee potten candij, en 50 pond gemalen off gebroken suijker’ mogen verkopen.
- Op 31 december overlijdt op 44-jarige leeftijd de dichter Hendrik Korneliszoon Poot. Nadat hij als dichtende boer is doorgebroken – “een boer die kan dichten!” – besluit hij om van de pen te leven en vertrekt hij naar Delft om daar zijn geld te verdienen met het geven van voordrachten en het schrijven van gedichten in opdracht. Het wordt geen succes. Hij raakt aan de drank, wordt depressief en keert terug naar zijn dorp. In 1732 trouwt hij en verhuist wederom naar Delft, waar hij een jaar later overlijdt.
1734: Franeker; foto genomen op 21 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1734?
- Op 25 maart trouwt de dan 22-jarige Prins Willem Karel Hendrik Friso, de stadhouder van Friesland, Groningen en Gelderland, met de 24-jarige Anna van Hannover. Zij is een dochter van de Engelse koning George II. Er wordt al zo’n elf jaar gesproken over de mogelijkheid van dit huwelijk, maar pas nadat in 1732 de erfeniskwestie van koning Willem II met koning Frederik I van Pruisen is geregeld en prins Willem Karel beschikt over zowel een titel als over vermogen, komt het huwelijk daadwerkelijk tot stand. Prinses Anna is muzikaal en krijgt les van Friedrich Händel. Deze componeert speciaal voor de huwelijksceremonie van het echtpaar het lied ‘This is the day which the Lord hath made‘.
- In mei vertrekt het echtpaar vanuit Londen via Amsterdam naar Leeuwarden. In Amsterdam is de ontvangst door de staatsgezinde burgemeester Lieve Geelvinck zo lauw dat de prins en zijn vrouw al na een half uurtje doorreizen. In Leeuwarden worden ze heel wat enthousiaster ontvangen. Ze nemen hun intrek in het Stadhouderlijk Hof.
- Om de verzwakte dijken te beschermen tegen afkalving – de palen die dat oorspronkelijk deden zijn beschadigd door de paalworm – besluit men om overal stenen tegen de dijken aan te leggen. Er is daardoor een grote vraag naar grote stenen en het oog valt op het gewest Drenthe. Daar liggen overal veel grote keien, vooral bij de hunebedden. Er ontstaat een levendige handel in de grote keien en zwerfstenen, wat ten koste gaat van menig hunebed.
- In 1734 besluit het gewest Drenthe om in te grijpen. Op 21 juli wordt een ‘Resolutie’ van kracht, die verbiedt om zowel ‘markestenen’ (dat zijn stenen die de grens aangeven tussen de gemeentes) alsmede om stenen van hunebedden weg te halen. Het is de eerste archeologische monumentenwet in Nederland (en na Zweden de tweede in de wereld). Ondanks dat er hoge boetes op staan worden er toch nog van diverse hunebedden stenen weg gehaald. Er is weinig controle op het platteland en veel boeren op wiens land de hunebedden liggen kijken voor een vergoeding even de andere kant op. Ondanks deze illegaal verkregen hunebedstenen zijn er veel meer stenen en keien nodig. Vanuit België, Duitsland en Noorwegen worden hele scheepsladingen stenen naar de Republiek verscheept.
- In juni raakt een deel van de bevolking in paniek. Aanleiding is een ‘voorspelling’ uit een oud, oorspronkelijk in het latijn geschreven, vers dat vertaald luidt: “Als Marcus Pasen viert, en Antonius Pinksteren viert, en Johannes op processie gaat, dan zal de hele wereld wee roepen.’ Pasen, Pinksteren en de katholieke Sacramentsdag – de dag dat Johannes op processie gaat – kennen geen vaste datum in het jaar. De data hangen af van de eerste datum van volle maan na 21 maart. De feestdag van Marcus is 25 april, die van Antonius 13 juni en die van Johannes 24 juni.
- In 1734 vallen alle drie genoemde feestdagen in het vers op de data vermeld in het vers, Pasen op 25 april, Pinksteren op 13 juni en Sacramentsdag op 24 juni. Volgens de voorspelling zou er dan op 24 juni iets gebeuren dat wereldwijd tot ‘wee roepen’ zal leiden. Het vers verspreidt zich snel door de Republiek en een aantal mensen, onder andere in Amsterdam, Leerdam en in Friesland, raakt in de dagen voor 24 juni in paniek, bevreesd voor iets vreselijks dat op 24 juni gaat gebeuren. In sommige plaatsen denkt men dat de katholieken iets met het naderende onheil te maken zullen hebben, dit omdat Sacramentsdag een katholieke feestdag is. In sommige plaatsen wordt daarom een aantal katholieke burgers voorzichtigheidshalve alvast in de gevangenis opgesloten. Op 24 juni gebeurt er echter niets en de volgende dag worden de katholieke burgers weer vrijgelaten.
- In 1734 publiceert de in Leiden werkzame arts Johann Bachström – hij wordt vaak als Nederlander betiteld maar is in Polen geboren – bij een Leidse uitgever een boek over scheurbuik, waarin hij schrijft: “Scheurbuik is uitsluitend te wijten aan een totale onthouding van vers plantaardig voedsel en groenten; wat alleen de primaire oorzaak van de ziekte is“,. Hij roept op tot het gebruik van verse groenten en fruit als remedie. Hoewel hij niet op de hoogte is dat scheurbuik wordt veroorzaakt door een tekort aan vitamine C, is zijn suggestie van verse groenten en fruit als therapie juist. Zijn boek krijgt echter niet veel aandacht. Bekendere collega’s denken aan “zwartgal” en problemen met de bloedsomloop als oorzaak. Dat laatste is wat Herman Boerhave denkt.
- Scheurbuik komt vooral veel voor op handelsschepen zoals die van de VOC en de WIC, die vaak maandenlang onderweg zijn. Het verse fruit met de benodigde vitamine C blijft meestal maar maximaal zo’n zestien weken goed aan boord en als er onderweg niet ergens nieuw vers fruit wordt ingeslagen, dan kan scheurbuik optreden. Nadat de VOC een verversingpost in Kaapstad inricht, neemt het aantal gevallen van scheurbuik weliswaar af, maar nog steeds overlijden er veel zeelieden aan de ziekte, gemiddeld genomen in de achttiende eeuw nog steeds zo’n 10% tot 12% van de bemanning op de reizen naar Indië en West-Indië. Naar schatting hebben de VOC en de WIC meer mensen aan scheurbuik verloren dan aan oorlogshandelingen.
- Bachström is overigens iemand die op meer punten zijn tijd vooruit is. Zo is hij er voorstander van dat vrouwen medicijnen kunnen studeren om arts te worden, vindt hij dat zeevarenden voordat ze aan boord van schepen gaan zwemlessen zouden moeten volgen en bedenkt hij (op papier) een soort zwemvest van kurk.
1735: Dordrecht; foto genomen op 4 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1735?
- Op 1 januari wordt in Zierikzee de Slavenkas van Zierikzee opgericht, ook wel de Slavenbeurs genoemd. Aanleiding is het in 1731 kapen van het kleine handelsschip ‘De Palmboom’ uit Zierikzee dat even buiten Lissabon wordt gekaapt door piraten uit Algiers. De vier bemanningsleden kunnen uiteindelijk vrijgekocht worden. Het gaat daarbij om forse bedragen. Zo kost de vrijlating van de stuurman liefst 5.400 gulden. Omdat familieleden van gekaapte zeelieden zulke bedragen niet kunnen opbrengen, begint de stad Zierikzee in 1735 met een Slavenkas voor het vrijkopen van zeelieden afkomstig uit Zierikzee. Iedere schipper, stuurman en matroos die vanuit Zierikzee op een koopvaardijschip vertrekt, moet een klein deel van zijn gage afdragen aan het fonds van waaruit eventuele losprijzen kunnen worden betaald. Omdat er na 1735 niet vaak een beroep op het fonds wordt gedaan, wordt het fonds in de tweede helft van de achttiende eeuw onder andere ook gebruikt om oudere zeelieden een plek in een oudemannenhuis te geven. Het fonds bestaat vandaag de dag nog steeds.
- Op 3 februari vertrekken vanuit Vlissingen de VOC-spiegelschepen ‘’t Vliegend Hart‘ en ‘Anna Catherina’ samen naar Batavia. Ze hebben onder andere hout, bouwmaterialen, ijzer, buskruit en verschillende kisten met gouden en zilveren munten aan boord; minstens 10.000 gouden dukaten en 45.000 ‘dubbele stuivers’, waarvoor de schippers hun handtekening hebben moeten zetten bij de Munt van Middelburg. Kort na vertrek lopen beide schepen ondanks begeleiding van een loodsboot aan de grond op een zandbak in de Scheldemond. Door de sterke stroming en harde wind kan de loodsboot niet langszij komen en als beide schepen even later in de ijskoude golven verdwijnen, verdrinken alle 256 bemanningsleden van ’t Vliegen Hert en alle 175 man aan boord van de Anna Catherina.
- In maart vertrekt vanuit Vlissingen het schip ‘De Hoop’ van kapitein Huybert Eversz naar Gambia en kopen daar 309 tot slaaf gemaakte mensen. Vervolgens varen ze door naar Grand-Bassa (in het huidige Liberia) om er nog meer tot slaaf gemaakte mensen in te kopen. Terwijl ze daar voor kust liggen, worden ze echter overvallen door ‘een groep ‘neegers met canoos’. Deze bevrijden de de geboeide tot slaaf gemaakten aan boord. Kapitein Everzs en een deel van de bemanning van het slavenschip komen hierbij om. De overgebleven opvarenden slagen er in om met het schip weg te varen en terug te keren naar Vlissingen.
- In 1735 komt de Zweed Carolus Linnaeus naar de Universiteit van Harderwijk om er te promoveren tot doctor in de geneeskunde. Linnaeus is een Zweedse arts die later beroemd zal worden, omdat hij als eerste wetenschapper planten en bloemen een Latijnse naam en classificatie geeft. De reden dat Linnaeus naar Harderwijk komt om te promoveren, is dat dit in Nederland goedkoper en makkelijker is dan in Zweden. Een deel van zijn proefschrift heeft Linnaeus al in zijn thuisland geschreven (in het Latijn; de taal van de wetenschap), waardoor het hem maar zes dagen kost – waarvan drie dagen voor het drukken van zijn proefschrift – om hier te promoveren. Na zijn promotie blijft hij in de Republiek. Van 1735 tot 1738 woont hij op de Heemsteedse buitenplaats van George Clifford, een rijke bankier uit Amsterdam. Hij is er werkzaam als hortulanus, dat wil zeggen de beheerder van de tuin, het museum en de wetenschappelijke bibliotheek van Clifford. Linnaeus fungeert daarnaast ook als zijn lijfarts.
- Op 18 september overlijdt op 51-jarige leeftijd Justus van Effen. In 1731 heeft hij het tijdschrift ‘Hollandsche Spectator’ opgericht. Het wordt al spoedig een populair blad dat in een oplage van 2.000 stuks verschijnt. Het is bij boekhandels in het hele land verkrijgbaar en verschijnt twee maal per week. Elke aflevering omvat acht pagina’s. In totaal zullen er zo’n 350 edities van het tijdschrift verschijnen. Hoewel hij af en toe hulp krijgt van anderen, schrijft Justus van Effen – eerder vertaalde hij boeken van zijn tijdgenoten Jonathan Swift en Daniel Defoe in het Frans en in het Nederlands – het blad grotendeels in zijn eentje vol. Zo’n 90% van de artikelen zijn door hem geschreven. Zelfs de ingezonden brieven zijn vaak van zijn hand en ook de antwoorden daarop.
- Hij schrijft veel ‘vertogen’, zo noemt hij zijn korte stukjes, over allerlei zaken, maar er staat ook een lang vervolgverhaal in het blad; zijn novelle ‘Kobus en Agnietje’. In het blad levert hij commentaar op de samenleving. ‘Hij becommentarieert de Nederlandse geest, de zuinigheid, de schoonmaakwoede, onmatige eet- en drinkgewoontes en het provincialisme‘ (aldus het Literatuurmuseum in een portret van Van Effen). Ook schrijft hij over politiek, godsdienst, mode en kunst. Justus van Effen geldt als een typische vertegenwoordiger van het rationalisme en als een achttiende-eeuwse verlichter. In het voorjaar van 1735 wordt hij ziek, vermoedelijk maagkanker, en op 8 april 1735 verschijnt het laatste nummer van de Hollandsche Spectator. Vijf maanden later overlijdt hij.
1736 Amsterdam; foto genomen op 1 november 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1736?
- Op 26 april staat er in de ‘Amsterdamse Courant’ een advertentie van het stadsbestuur van Amsterdam. Ze zijn op zoek naar straatklinkers en zoeken mensen die willen ‘aenbesteden de leverantie van 1.800.000 kromme Goudse straetklinkers’, Als ‘iemand genegen weezende tot de voorschreven leverantie’ dan moet hij zich bij het stadsbestuur melden.
- Jonkheer Philip Frederik Vegelin van Claerbergen laat in 1736 in Friesland op het land van zijn buitenplaats bij Heerenveen de eerste aardappels in de Republiek planten die als voedsel zullen dienen. Eerder kwam de in 1593 door de botanicus Carolus Clusius in de Nederlanden geïntroduceerde plant alleen maar voor in hortussen en in botanische- en siertuinen.
- Op 16 september overlijdt in een woning aan het Plein in Den Haag op 50-jarige leeftijd Daniel Gabriel Fahrenheit. Deze in Danzigt geboren Duitser is al bijna twintig jaar woon- en werkzaam in Amsterdam, waar hij onder andere door hem zelf ontworpen glazen kwikthermometers maakt en verkoopt. Ook geeft hij natuurkundige lessen in Leiden, waar hij de hoogleraren Herman Boerhave en Willem ’s Gravenzande leert kennen.
- De kwikthermometers van Fahrenheit zijn veel beter en nauwkeuriger dan de toenmalige thermometers op basis van alcohol. Voor zijn thermometers gebruikt hij een eigen schaalverdeling. Omdat Fahrenheit geen negatieve temperatuurwaardes wil, definieert hij in 1724 als nulpunt de koudst gemeten temperatuur ooit in zijn geboorteplaats Danzigt. Het vriespunt van water definieert hij als 32 graden en het derde kalibratiepunt, 96 ° F, is de temperatuur die de meting aangeeft als zijn thermometer onder de arm of in de mond wordt geplaatst, oftewel de lichaamstemperatuur. Over de lichaamstemperatuur correspondeert Fahrenheit uitgebreid met Herman Boerhav (Anders Celsius komt in1742 met een andere schaalverdeling, die in Celsius, op de proppen.)
- Vanaf augustus 1736 verblijft Fahrenheit in Den Haag om bij het Hof van Holland een octrooi aan te vragen. Hij heeft een centrifugale waterpomp bedacht, die naar zijn eigen zeggen het water vier keer sneller van een ondergelopen land kan pompen dan een molen. Het gaat om ‘een octrooi op seekere inventie van een machine off waterbuysmolen (welke sowel door de wint als door paarde ja selffs met de hand geregeert kan worden)’, aldus de aanvraag. Begin september wordt Fahrenheit echter ziek en op 16 september overlijdt hij. Hij krijgt in Den Haag een vierdeklassebegrafenis – dat zijn begrafenissen voor arme mensen; de kosten daarvan bedragen 3 gulden en vier stuivers. Hij laat het patent op zijn waterpomp na aan zijn vriend, de Leidse hoogleraar Willem ’s Gravenzande, maar deze slaagt er in niet om een goed werkend model te maken.
- Op 1 december overlijdt in Den Haag op 72-jarige leeftijd de Raadspensionaris van Holland Simon van Slingelandt. Eerder dat jaar heeft hij nog bemiddeld tussen Frankrijk en Oostenrijk. Van Slingelandt wordt opgevolgd door de 43-jarige Anthonie van de Heim die daarmee de belangrijkste bestuurder van de Republiek wordt. “Een kundig, ijverig en eerlijk, maar geen bizonder krachtig man”, aldus een omschrijving van een tijdgenoot. Van de Helm treft het land in een slechte financiële staat aan.
- Op Vlieland verlaten de bewoners van de laatste twee huizen in West-Vlieland hun huis en vertrekken naar het enige andere dorp op het eiland: Oost-Vlieland. De bewoners van dat dorp halen voordat West-Vlieland in de golven verdwijnt alle bruikbare spullen uit de restanten van het dorp. Ook de bakstenen uit West-Vlieland worden hergebruikt.
1737: Gouda; foto genomen op 26 september 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1737?
- Op 3 februari slaat tijdens een hevig onweer – ijsselijk onweder van donder en bliksem – de bliksem in de toren van de kerk van Deurne. Het is op dat moment nog de hoogste toren van de Peel. Er ontstaat brand die niet alleen de toren kleiner zal maken, maar die ook de klokken uit 1474 en het klokkenwerk vernielt. Een geluk bij een ongeluk is dat alle brandblusapparatuur zoals emmers en weerhaken toevallig beneden in de kerk ligt opgeslagen, waardoor men de brand snel kan blussen voordat deze overslaat naar de omliggende huizen.
- In de zomer begint Cornelis van Lanschot in ’s Hertogenbosch de handelsfirma Van Lanschot. De firma is een voorloper van het huidige Van Lanschot Kempen. De eerste aankopen betreffen koffie, thee en specerijen afkomstig uit de koloniën. Van Lanschot koopt deze op veilingen in het gewest Holland. Hij verkoopt de ingekochte spullen daarna in Den Bosch en omgeving.
- Het jaar 1737 is geen goed jaar voor de VOC. Ze verliezen dat jaar liefst twaalf schepen. Na de veertien verloren gegane schepen in 1722 is dit het hoogste aantal uit de geschiedenis van de VOC. Op 21 maart verliezen ze door een grote noordwesterstorm in de Tafelbaai bij Zuid-Afrika liefst acht schepen, die daar voor anker liggen (De Iepenrode, Flora, Paddenburg, Buis, Duinbeek, Goudriaan, Rodenrijs en Westerwijk). Het zorgt voor een verlies van meer dan een miljoen gulden aan goederen. Mede als gevolg van het verlies van deze schepen wordt het dividend van de VOC over 1737 verlaagt naar 12,5%.
- Het verlies van drie andere VOC-schepen in 1737 komt door de recordtsunami van 17 oktober 1737. Die tsunami wordt veroorzaakt door een aardbeving met een (vermoedelijke) kracht van 9,3 op de latere schaal van Richter in de buurt van de zuidpunt van het huidige Russische schiereiland Kamtsjatka. De aardbeving leidt tot één van grootste tsunami’s uit de geschiedenis, die duizenden kilometers verderop nog zorgt voor metershoge golven.
- Uit een VOC verslag van de ‘Gouverneurs-Generaal en Raden’ in Batavia aan de ‘Heeren XVII in Amsterdam; “Door een ‘onbeschrijvelijke oceaan’ waren de Strijen, Dishoek, Schuitwijk en Ritthem op de wal van Volta gegooid, evenals de sloepen Volkera en Sibilla. De galjoot Putter was vier kabellengten het bos in gesmeten. Ook de sloep Volta was gestrand, de Jager werd vermist en de Wachter het laatst mastloos gezien. De Schuitwijk was licht beschadigd, de Dishoek behoefde grote reparaties en de Ritthem was ongeschikt om nog hersteld te worden.“
- In 1737 verplaatst de Hollandse walvisserij zich weer eens. In de zeventiende hebben de Engelsen en de Hollanders zoveel walvissen bij Spitsbergen gevangen, dat de diersoort daar bijna is uitgestorven. Daarop wordt de vangst verplaatst naar Straat Davis bij Groenland, maar als daar de populatie ook afneemt, keert een groot gedeelte van de Hollandse walvisvloot (meer dan honderd schepen) weer terug naar de wateren van Spitsbergen, waar de walvissenpopulatie net weer wat hersteld is.
1738: Leiden; foto genomen op 2 juli 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1738?
- Op 1 januari loopt ‘De Leusden’, een 18e-eeuws slavenschip van de West-Indische Compagnie, vast op een zandbak in de monding van de Marowijne in Suriname. Aan boord bevinden zich 680 tot slaaf gemaakte mensen. Als het schip strandt, worden 664 van de tot slaaf gemaakten in het ruim opgesloten. Het schip raakt even later lek en het water stroomt het ruim in. Omdat de bemanning bang is dat zij door de gevangenen overmeesterd zullen worden, timmeren ze de luiken dicht. Alle gevangenen benedendeks verdrinken. De bemanning en de zestien tot slaaf gemaakte mensen die zich aan dek bevinden, overleven de grootste ramp uit de Nederlandse slavernijtijd wel. De zestien tot slaaf gemaakte overlevenden worden na aankomst in Paramaribo verkocht.
- Op 20 mei 1738 wordt de ondergang van De Leusden besproken in de directievergadering van de WIC in Amsterdam. De Heren XIX, de bestuurders van de WIC, merken op dat het verlies van het schip en de lading een ‘gevoelige schade was voor de compagnie’. Over de vele dodelijke slachtoffers wordt niet gesproken.
- In de vergadering wordt wel gesproken over de winstmarge die er met de slavenhandel behaald kan worden. De gemiddelde “inkoopprijs” van een tot slaaf gemaakte iemand – Incoop slaaven welke bekoomen te beloopen met alle oncosten tot aan boord – bedraagt in die tijd gemiddeld zo’n 175 gulden per persoon; 200 gulden is het maximum wat de kapiteins van de WIC mogen bieden. De ‘opbrengst’ varieert tussen de 250 en 300 gulden per persoon. Voor jongeren liggen deze bedragen lager.
- In de Amsterdamsche Courant plaatst de WIC in 1738 een advertentie met de oproep dat ‘alle de geene die geneegen mogte zyn Negros slaven van de kusten van Africa over te voeren in de Colonie van Suriname, ten eynde aldaer te werden verkogt’, zich kunnen melden bij de Sociëteit van Suriname. Tot degene die hier handel in zien zijn de in Amsterdam wonende Jochem Matthijs Smitt en zijn zoon Coenraad. In 1741 vaart hun eerste slavenschip, de Africaan, uit. Ze groeien al snel uit uit tot de grootste private slavenhandelaars in Amsterdam en zullen in de periode 1740 – 1770 zo’n 12.000 tot slaafgemaakten vervoeren, een derde van de totale private slavenhandel van Amsterdam.
- Ze geven de kapiteins van hun slavenschepen de instructie dat ze ‘alles op ’t suijnigste’ moeten doen en vooral ‘jong, gesond en fris volk, van tien tot twintig jaeren’ moeten inkopen, waarmee ze zich onderscheiden van de WIC, die veelal handelen in mannen en vrouwen tussen de 15 en 36 jaar.
- Op 24 juli wordt in Vlissingen Betje Bekker geboren. Ze zal later als Betje Wolff – de naam Wolff is de achternaam van haar echtgenoot – vooral bekend worden door de samen met Aagje Deken geschreven briefromans.
- Op 23 september overlijdt in Leiden op 69-jarige leeftijd Herman Boerhave, de bekendste Nederlandse arts en botanicus. Hij is op dat moment de rector van de Universiteit van Leiden. Zijn patiënten komen van heinde er ver voor een consult. Zelf reist Boerhave nooit. Hij schijnt naar verluidt nooit verder gereisd te hebben dan naar Harderwijk om daar de universiteit te bezoeken.
- De stad Delft koopt in 1738 voor een bedrag van 70.000 gulden van Gijsbert van Hogendorp de heerlijkheden ‘Hof van Delft’ en Vrijenban, twee gebieden vlakbuiten Delft. Een heerlijkheid geeft geen eigendom van de grond maar wel diverse rechten zoals de afhandeling van de lokale lagere rechtspraak, de benoemingen van ambtenaren zoals de schout en het recht op de jacht, visserij en belastinginkomsten. Door het kopen van de twee heerlijkheden vergroot de stad Delft zijn macht. Voor Van Hogendorp is de verkoop een lucratieve zaak. In 1724 heeft zijn vrouw Catharina Beck de heerlijkheden gekocht voor slechts 24.000 gulden.
1739: Harlingen; foto genomen op 21 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1739?
- Ruim honderd jaar na de bouw van Prinsengracht 263 wordt het het bestaande achterhuis van het huis afgebroken en vervangen door een nieuw, groter achterhuis. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zal Anne Frank hier ondergedoken zitten.
- De Vesting Bourtange – een militair fort, oorspronkelijk gebouwd in opdracht van Willem de Zwijger; het is gelegen in de provincie Groningen vlakbij de Duitse grens – wordt nog verder versterkt en bereikt haar grootste omvang. Er zal overigens na de verbouwing niet één keer om de vestiging worden gevochten. De laatste keer dat iemand probeerde het fort te veroveren was in 1672 toen Christoph Bernard von Galen, de bisschop van Münster, beter bekend als Bommen Berend, kortstondig probeerde het fort te veroveren.
- Veghel is in 1739 op zoek naar een klepperman en besteedt in juni de functie openbaar aan. De klepperman moet zelf in bezit zijn van een klepper en een geweer. De werkzaamheden houden in dat hij van 10 uur ‘s avonds tot 4 uur ‘s ochtends elk uur drie keer moet kleppen en dan de tijd moet roepen. Daarnaast moet hij een voorgeschreven route door Veghel lopen, waarbij hij moet letten op ‘dieven, rovers, vagebonden en brand. Bij onraad moet hij meteen de president-schepen waarschuwen en helpen met het vangen van dieven en ander tuig. ‘ Ene Lambert Hendrik Joosten is degene die de aanbesteding wint.
- Veghel besteedt diezelfde maand ook de levering van acht brandladders met ‘een lengte variërend van 9 tot 12 voet‘ openbaar aan. ‘De sporten van de ladders moeten 10 duim uit elkaar staan’. Deze opdracht gaat naar ene Jan Delissen van Schijndel. De ladders kunnen op 3 oktober direct ingezet worden, want op die dag ontstaat er ’s avonds brand in de grote boerderij van Arnoldus de Vien. De boerderij brandt, ondanks dat klepperman Joosten de brand zag en iedereen op tijd waarschuwde en ondanks de inzet van de ladders, geheel af. Twee jaar later meldt De Vien aan de schepen dat hij “wederom een nieuwe huysinge, schuure met alle toebehooren op den selven gront aldaer heeft laaten bouwen, en alles beter dan als te vooren“.
- De Heer van het ‘Land van Ravenstein’ vraagt in 1739 aan ‘de Boekelse schepenen en borgemeesters‘ om een inventarisatie van het dorp Boekel dat tot zijn bezit hoort. Op 13 mei sturen ze hem een inventarisatie van Boekel – “We hebben dit rapport na ijverig onderzoek en naar onze beste kennis opgesteld”. Ze beginnen met het aantal inwoners van Boekel.
- “De eerwaarde heer pastoor heeft aangegeven dat hij al een paar jaar geen communicanten meer geteld heeft, maar de laatste keer dat hij dat wel gedaan heeft, waren er ongeveer 730. Onder die 730 communicanten zijn er veel “Hollandgaanders”, zowel vrouwen als mannen. Zij vertrekken met Maria Lichtmis (2 februari) en komen in november weer terug.” Veel inwoners van Boekel vertrekken dus in februari om elders in het gewest Holland te gaan werken. Ze komen in november terug om de winter in Boekel door te brengen. Het rapport vervolgt met een opsomming van het aantal huizen in Boekel:
- “Boekel telt 110 boerenwoningen, plus de pastorie, de kapellanie, het huis van de molenaar en dat van de gerechtsbode. Daarnaast zijn er nog zo’n 70 heihuiskes, katershuiskes (keuterboerderijtjes), bakhuisjes en barakken voor arme mensen. Er zijn vier herbergen en nog enkele kleine drankketen, die hier cabaniskes of scabani heten, waar jenever wordt getapt.
- Vervolgens wordt de veestapel beschreven: “Er zijn 96 à 97 paarden en in de 30 trekossen. Wat betreft de schapen: die zijn vorige herfst en afgelopen winter bijna allemaal aan een besmettelijke ziekte doodgegaan. Nog dagelijks sterven er schapen, tot grote schade voor de inwoners. Als gevolg daarvan kunnen we naar waarheid nog geen 150 gezonde schapen opgeven. Er zijn 413 koebeesten, waarvan er deze lente veel zijn doodgegaan aan verrot voer en bedorven spurrie.”, aldus de inventarisatie, ondertekend door ‘Freijns Peeters, borgemeester voor het jaar 1739; Jan Thonijs, borgemeester; Vrijns Janssen, schepen en Sijmen Willems, schepen.’ Dorpen zoals Boekel zijn er in 1740 veel.
1740: Den Haag; foto genomen op 26 juni 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1740?
- Het jaar 1740 is een zeer koud jaar. De gemiddelde jaartemperatuur komt uit op 6.5 graden, ruim 3 graden minder dan het langjarig gemiddelde. Overal vriezen in de winter de rivieren dicht. In Friesland schaatst volgens een gedicht ene Pier langs de elf steden. “Voor het baasje, dat gelijk een vogel door de lucht / Kon vliegen over het ijs. / ’t Is Pier die ellef Steden / Van Friesland, op een dag, heeft in het rond gereden.” Het is het eerste verslag van een Elfstedentocht.
- Op 9 januari raakt het VOC-schip de Rooswijk tijdens een storm een zandbak op zo’n 8 km voor de kust van Kent. De boot raakt lek en zinkt. Alle 237 zeelieden, soldaten, kooplieden en passagiers aan boord komen om. In 2004 wordt het schip teruggevonden.
- In Amsterdam wordt het drinkwater schaars. Het water in de grachten is al 200 jaar te vervuild en te zout om te drinken. Daarom wordt het drinkwater, mede op initiatief van de Amsterdamse bierbrouwers, sinds de zestiende eeuw met zogeheten waterschuiten uit de Vecht gehaald en naar Amsterdam gebracht. Door de strenge vorst van 1740 bevriest de Amstel echter en zelfs de ‘ijsbreker’, die de stad in 1651 heeft aangeschaft – een ramschuit met een ijzeren punt, voortgetrokken door soms wel 36 paarden – komt op 22 januari niet meer door het ijs heen. Door de schaarste stijgt de prijs van drinkwater, waardoor de allerarmsten weer het ziekmakende grachtwater gaan drinken.
- Op 12 mei krijgen enkele Amsterdamse ondernemers een stuk grond toegewezen om op het Amstelveld een put te graven om zoet water te vinden. Bij succes mogen ze de put vijftig jaar exploiteren, maar er wordt geen drinkbaar water aangetroffen.
- In mei en juni hebben de meeste bomen nog steeds geen bladeren. Ook de gewassen op het land groeien niet goed. Bij gebrek aan gras en hooi gaan veel koeien dood. Ook ontstaat er een schaarste aan graan, waardoor de prijs stijgt. Ook de prijs van bier en jenever stijgt door het gebrek aan graan, De prijs van rogge stijgt 50% tot 100%. Al deze prijsstijgingen geven flink wat gemor en in liefst elf steden leidt dit in 1740 tot volksoproeren die met moeite bedwongen kunnen worden.
- Zo worden er in Rotterdam de ramen ingegooid van de winkel van een zekere Jacob de Vijver, een grutter. Ze vinden dat De Vijver veel te hoge prijzen vraagt voor boekweitmeel – een mindere soort graan dat vooral gekocht wordt door de allerarmsten – en dat hij al genoeg aan hen heeft verdiend. ‘Het grauw’, zoals een krantenverslag de relschoppers de volgende dag noemt, bestormt de winkel en plundert de zaak. De volgende morgen verzamelt de menigte zich bij de Delftse Poort om daar bewapend met knuppels broodsmokkelaars door te laten die brood de stad insmokkelen zonder belasting te betalen. Bij de invoer van voedsel in de stad moet altijd accijns worden betaald.
- In oktober vindt in Batavia de zogeheten Chinezenmoord plaats. Als gevolg van de instorting van de suikerrietprijs raken duizenden Chinese plantagewerkers werkloos, komen in opstand en gaan protesteren. Als reactie op deze Chinese volksopstand tegen het VOC-bestuur richten de Hollanders en de andere Europese burgers van de stad samen met de VOC-soldaten van de vloot een enorme slachting aan onder de Chinese bevolking. Tussen de 5.000 en 10.000 Chinezen komen daarbij naar schatting om het leven.
- Op 20 oktober overlijdt in Wenen de Rooms-Duitse keizer Karel VI. Hij wordt opgevolgd door zijn dochter Maria Theresia van Oostenrijk. Niet alle Europese vorstenhuizenzijn het hier mee eens. Het zal leiden tot de ‘Oostenrijkse successieoorlog’, waar ook de Republiek in betrokken zal worden.
- Op 20 oktober wordt in Zuilen in een adellijke familie Isabella Agneta Elisabeth van Tuyll van Serooskerken geboren. Ze zal later bekend worden als de schrijfster Belle van Zuylen. Ze schrijft niet alleen heel veel brieven (voornamelijk in het Frans) maar ook romans, verhalen, toneelstukken en politieke pamfletten. Ook schrijft ze een aantal opera’s en componeert ze stukken voor de clavesimbel. Ze heeft allerlei moderne ideeën over de wetenschap en het leven van vrouwen. In veel briefwisselingen met vrouwen spoort ze hen aan om hun eigen talenten te ontwikkelen en hun eigen weg te vinden.
- In december overspoelt het hoge rivierwater – het regent in de herfst heel veel – de dijken bij de Betuwe. Onder andere de Overbetuwe, de Nederbetuwe en de Tielerwaard lopen onder.
- Het jaar 1740 is geen goed jaar voor de WIC. De winst is zodanig laag dat er maar een dividendpercentage van 2% kan worden uitgekeerd.
1741 Amsterdam; foto genomen op 15 november 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1741?
- Ondanks dat in de Pragmatisch Sanctie van 1713, erkend door alle belangrijke Europese machten, is vastgelegd dat keizer Karel VI door één van zijn dochters kan worden opgevolgd – zijn enige zoon is overleden – gaan Karel van Beieren, Filips V van Spanje en Augustus van Saksen en Polen hier na zijn dood toch niet mee akkoord en eisen ze alle drie de troon voor zichzelf op. Door de vele onderlinge huwelijken van de Europese vorstenhuizen, zijn ze allemaal wel ergens familie van elkaar.
- Daarnaast wil de Pruisische koning Frederik de Grote de nieuwe keizerin alleen erkennen als deze het mineraalrijke Silezië aan hem afstaat, wat zij weigert. Daarop valt Pruisen Silezië binnen. Ze worden hierbij gesteund door de Fransen. Ook Spanje, Beieren, Palts, Zweden en Napels sluiten zich even later bij Pruisen en Frankrijk aan. De Oostenrijkers zullen steun krijgen van Rusland, Hannover, Saksen en overeenkomstig het verdrag van 1731 ook van Engeland en de Republiek. Daarmee wordt de ‘Oostenrijkse Successieoorlog’ niet alleen een grote Europese oorlog, maar ook een oorlog die zelfs tot in Amerika zal worden uitgevochten, waar Engeland regelmatig met Frankrijk en Spanje in gevecht zal raken. Voor de Republiek geldt in 1741 dat zij weliswaar de kant van Oostenrijk heeft gekozen, maar nog niet bij de gevechten wordt betrokken. Het leger van de Republiek is ook nog niet op peil. De eerste gevechten van de oorlog vinden vooralsnog plaats ver weg van de Republiek in Silezië en in het noorden van Italië.
- Op 3 februari krijgt ’s Hertogenbosch van de Staten-Generaal toestemming om een stenen straatweg verhard met keien en grind aan te leggen die via Eindhoven naar Luik moet lopen. Op 15 april 1741 wordt door twee landmeters het traject naar Eindhoven uitgezet en op 28 en 29 mei 1741 vindt er een openbare aanbesteding plaats van het eerste deel. Degene die de aanbesteding van dit traject wint, wil het voor 451.321 gulden aanleggen en hij denkt er 8.431.000 keien voor nodig te hebben. Om de kosten van de weg terug te verdienen zal er om de vijf kilometer een tol met een slagboom worden aangelegd. In de zomer begint men met de aanleg. Ook in Luik wordt alvast een beginnetje gemaakt. In 1742 bereikte men vanuit ’s Hertogenbosch Boxtel en in 1745 Best. Mede door de Oostenrijkse Successieoorlog loopt de aanleg daarna grote vertraging op en pas in 1806 komt het deel naar Eindhoven gereed, om tenslotte in 1819 in Luik te geraken.
- Op 10 augustus 1741 vind er in India de Slag bij Colachel plaats De slag maakt onderdeel uit van de Travancore-Hollandse Oorlog, een oorlog tussen het Indische koninkrijk Travancore en de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Travancore wint de slag (en ook de oorlog). Het gevolg is dat de positie van de VOC in India aanmerkelijk wordt verzwakt, waardoor uiteindelijk de Engelsen de handel met India gaan overheersen.
- Volgens lokale verhalen is er bij deze oorlog tijdens een gevecht een opmerkelijke rol voor een vissersgemeenschap aan zee. Naar verluidt worden de lokale Mukkuvar-vissers door de koning van Travancore gevraagd om hun roeispanen in verticale positie op het strandzand te zetten, met een omgekeerde pot er boven op, zodat het van veraf voor de Hollanders er op lijkt alsof een lange rij infanterie met helmen in meerdere rijen op het strand staan. De vissers moeten ook hun roeispanen op hun schouders houden zodat ze eruit zien als soldaten die er met hun geweren staan.
- Op 10 december wordt in Nes Aagje Deken geboren. Als ze drie jaar oud is overlijden haar beide ouders en belandt ze in een weeshuis in Amsterdam. Daar zal ze tot haar 25e blijven wonen. Ze zal later vooral bekend worden door haar samen met Betje Wolf geschreven briefromans, onder andere over Sara Burgerhart.
- De kust van Egmond aan Zee heeft al jaren te kampen met ernstige strandafslag, waardoor de zee steeds dichter bij het dorp komt. Zo gaat er tijdens een zware storm in 1717 in één keer twintig meter duin verloren. Tot de gebouwen die door de zee worden bedreigd behoort ook de kerktoren van het dorp. Op 27 november 1741 gaat het mis. Tijdens een storm spoelen de golven het zand onder de toren weg en met donderend geweld stort om tien over zeven ’s avonds langs een oude scheur de helft van de toren in.
1742: Amsterdam; foto genomen op 7 januari 2024
Wat gebeurt er in Nederland in 1742?
- In het voorjaar van 1742 brengt Engeland via de havens van Oostende en Nieuwpoort een leger over naar de Oostenrijkse Nederlanden. Daar liggen in de barrièresteden al een aantal Hollandse regimenten. De beide legers trekken echter niet verder en blijven in 1742 werkloos in de Oostenrijkse Nederlanden liggen. Frankrijk, de grootste bedreiging voor de Hollandse troepen, vecht vooralsnog alleen in Duitsland als bondgenoot van Beieren. Het laat de Oostenrijkse Nederlanden met rust, waardoor de Republiek in 1742 niet in gevechtshandelingen betrokken raakt. De Staten-Generaal is ook in 1742 druk bezig om het leger en de vloot op orde te brengen. De Republiek stelt Oostenrijk wel geld ter beschikking voor de oorlog.
- Op 27 januari is het volgeladen VOC-schip de Westerbeek vanuit Ceylon vertrokken naar de Republiek. Omdat ze de oorlogssituatie in het Kanaal niet kennen, laat kaptein Herman Schutte de Westerbeek om Engeland en Schotland heen varen, Het plan is om dan via de Noordzee naar huis te zeilen. Dagenlange mist zorgt er echter voor dat ze geen zonnetje kunnen schieten en ze schatten hun positie verkeerd in.
- Op 2 september duiken er ’s avonds opeens honderd meter hoge rotsen pal voor het schip op. Het zijn de rotsen van de westkust van het Faeröer eiland Suðuroy. Ze proberen wanhopig om de boot van de rotsen weg te houden, maar na een tijdje komen ze dwars tegen een rots aan te liggen. De grote mast breekt af en ligt schuin tegen een rotswand aan. Dat blijkt hun redding te zijn, want kruipend over de mast kunnen 80 van de 91 man aan boord zo op een richel halverwege de rots komen. Elf man die in de ziekenboeg liggen, zijn echter niet in staat om over de mast te kruipen en zullen even later met het schip ten onder gaan. Vanaf de richel slagen er een paar man vervolgens in om bovenop de rots te klimmen. Ze halen hulp, waarna de plaatselijk bevolking met hulp van touwen de overige mannen op de richel in veiligheid brengen.
- De tachtig geredde zeelieden zijn wel een probleem voor de bevolking van het eiland. Ze hebben niet zo veel voedsel om al deze extra monden in de winter te kunnen voeden. Toevallig liggen er nog twee Deense visserijschepen in de haven, maar deze weigeren om de Hollandse zeelieden mee te nemen. Ze hebben daarvoor geen ruimte, claimen ze. Na veel soebatten nemen ze uiteindelijk tien man waaronder kapitein Schutte mee, waardoor zeventig bemanningsleden van de Westerbeek de winter op het eiland moeten doorbrengen. Het wordt voor zowel de bemanning als voor de plaatselijke bevolking een voedselarme winter.
- Op 13 december eten in Leeuwarden stadhouder Willem Karel Hendrik Friso en zijn moeder voor het eerst gekookte aardappelen. Dit als voorbeeld voor de gewone burger. De goedkope aardappels zijn een goed alternatief voor duurder voedsel en brood. Het eten is bereid door de hofhovenier Johan Hermann Knoop.
- In 1742 besluit de Staten van Holland tot het vaststellen van “personeel kohiers”. Hierin staat voor ieder individu of voor een gezamenlijke huishouden het jaarlijks inkomen. Het inkomen wordt bepaald door te kijken naar “de gegoedheid, neeringe, apparente winsten, of inkomsten van de huishoudende of contribuabele personen“. Aftrek van reële lasten die nodig zijn om het inkomen te verwerven is toegestaan, maar hieronder vallen niet de lasten van reparaties. Over het vastgestelde inkomen wordt vervolgens belasting geheven – de Personele Quotisatie – waarvan het bedrag van de ‘quotisatie’ afhangt van de hoogte van het inkomen. Hoe hoger het inkomen, hoe hoger het belastingpercentage. Eerder heeft men al in 1716 al geprobeerd om een soort inkomensbelasting in te voeren onder de naam ‘familiegeld’, maar dat werd geen succes.
- Het systeem van de ‘Personele Quotisatie’ is te beschouwen als één van de eerste vormen van inkomstenbelasting, waarbij het belastingpercentage afhangt van de hoogte van het inkomen. Hoe hoger het inkomen, hoe hoger het belastingpercentage. Zo moet iemand met een inkomen van 600 gulden – de ondergrens om een aanslag te krijgen – 6 gulden belasting betalen, iemand met een inkomen van 1.200 gulden 18 gulden en iemand met een inkomen van 6.000 gulden 140 gulden. Er zijn 24 categorieën vastgesteld. De hoogste klasse is een inkomen van 22.000 gulden of meer.
- Als je ‘geniet’ van een bepaalde luxueuze ‘levensstijl’, dan gelden er aanvullende regels die voorschrijven in welke klasse je minimaal belandt, los van het inkomen. Bezit je bijvoorbeeld ‘een buitenplaats én een koets met vier wielen en vier paarden‘, dan belandt je minimaal in de vijftiende klasse (of hoger afhankelijk van je inkomen), huur je een woning met een huurwaarde van minstens 600 gulden, dan is de twaalfde klasse de ondergrens, bezit je ‘rijtuigen met één paard, of een rijpaard, of een speelvaartuig van minstens 1.000 gulden of heb je meer dan twee dienstboden in dienst’, dan is de achtste klasse de ondergrens. Er worden negen categorieën genoemd van personen die niet lager getaxeerd mogen worden dan de aangegeven klasse.
- Daadwerkelijk wordt de ‘Personele Quotisatie’ pas in 1745 ingevoerd, maar in 1742 worden de persoonlijke cahiers al aangelegd door ‘wijkmeesters’ onder toezicht van een notaris of klerk. In een stad als Leiden blijkt uit de inventarisatie dat liefst 80% van de “huishoudende of contribuabele personen” minder dan 600 gulden per jaar te verdient (en dus geen inkomstenbelasting hoeven te betalen) en daarnaast valt nog eens 8% in de onderste inkomstenklasse (die tussen de 600 en 700 gulden inkomen) waarover belasting moet worden betaald. ) Bijna 90% van de inwoners van Leiden verdient in 1742 dus minder dan 700 gulden per jaar. Ook blijkt dat in Leiden slechts 0,15% een jaarinkomen heeft van 10.000 gulden of meer.
1743: Utrecht; foto genomen op 21 augustus 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1743?
- Op 16 april overlijdt in Den Haag op 69-jarige leeftijd de rechtsgeleerde Cornelis van Bijnkershoek. Hij houdt zich vooral bezig met zeerecht en beargumenteert, gebaseerd op de ideeën van Hugo de Groot, dat kuststaten het recht hebben op de aangrenzende wateren. De grens van de territoriale wateren stelt hij gelijk aan de afstand die een kanonskogel kan bereiken. De Italiaan Ferdinand Galiami bepaalt deze afstand op drie zeemijl. (Een bronzen beeld van Cornelis van Bijnkershoek is één van de beelden die thans voor gebouw van de Hoge Raad in Den Haag staan.)
- In 1743 haalt de VOC de op het Faeröer eiland Suðuroy. gestrande bemanning van de Westerbeek op. Erge haast hebben ze daarbij niet, want pas in juni arriveert er een VOC-schip om de mannen op te halen. Op één man na vertrekken ze allemaal. Chirurg Joseph Gerwarding blijft op het eiland achter en vestigt zich er als dokter. Voor de opvang, het voedsel en het verblijf van de gestrande bemanning betaalt de VOC de inwoners zes Hollandse stuivers per man per dag. In totaal krijgen de inwoners van het Faeröer eiland in 1744 van de VOC een vergoeding van 2.354 rijksdaalders en 28 stuivers voor de opvang.
- Een aantal zeelieden heeft tijdens hun maandenlange verblijf een relatie met een Faeröerse gekregen en dit heeft in ieder geval in minstens drie gevallen een kind opgeleverd. Zo krijgt een zekere Elsebeth Andersdatter een kind uit een relatie met Bernt Schouten, dat de naam Sunneva Berntsdatter (Bernts-dochter) krijgt. Sunneva wordt later de stammoeder van een groot nageslacht op de Faeröer eilanden met Nederlandse roots.
- In juni zet het Engelse leger dat in de Oostenrijkse Nederlanden is gelegerd zich in beweging. Na de komst van de Engelse koning George II trekt het Engelse leger richting de Rijn. Daar verenigen ze zich met een groot Oostenrijk leger en met een leger van het keurvorstendom Hannover. Bij Dettingen treffen ze op 27 juni een Franse leger. De slag wordt gewonnen door de coalitietroepen van Engeland, Hannover en Oostenrijk.
- De Republiek twijfelt erg of ze zich ook al daadwerkelijk in de strijd moet mengen. Uiteindelijk besluiten ze in september om ook een legermacht van 10.000 man naar Duitsland te sturen om daar eventueel mee te vechten. De Fransen hebben ze zich dan al lang weer terug getrokken en samen met het Engelse leger trekt het Hollandse leger even later naar de winterverblijven in de Oostenrijkse Nederlanden.
- Op 13 juni loopt het VOC-schip de Hollandia op zijn eerste vaart richting Batavia in een mistbank bij de Scilly eilanden voor de kust van Cornwall aan de grond en zinkt. 276 mensen komen bij de ramp om het leven.
- Op 10 september wordt in Ubach over Worms een eerste groep van acht mannen en vier vrouwen opgehangen Ze behoren tot een groep misdadigers die veertien jaar lang actief zijn in Limburg en omstreken en die bekend komen te staan onder de naam ‘de bokkerijders’. In Schaesberg ondergaan even later elf mannen hetzelfde lot en worden ook opgehangen. In Kerkrade worden een maand later nog eens twaalf bokkerijders opgehangen. Uiteindelijk vallen er 435 bokkerijders in handen van justitie, waarvan er 176 zullen worden geëxecuteerd.
- Op 29 november ontdekt in Middelburg Jan de Munck een komeet aan de hemel. Op 9 december neemt Dirk Klinkenberg de komeet ook waar, net als op 13 december de Zwitserse astronoom Jean-Philippe de Chéseaux. De komeet krijgt de naam de Komeet Klinkenberg-Chéseaux, waardoor de eerste ontdekker Jan de Munck er een beetje bekaaid van af komt. Meestal wordt de komeet echter de Grote Komeet van 1744 genoemd. Dit omdat de komeet in de eerste maanden van 1744 zo helder is, dat hij zelfs overdag zichtbaar is. In maart laat de komeet opvallenderwijs liefst zes staarten zien, waarmee het één van de meest opvallende kometen ooit wordt. Als verklaring hiervoor wordt later bedacht dat de komeet wellicht drie actieve bronnen op de komeetkern heeft die, terwijl de kern draait, worden blootgesteld aan zonnestraling wat leidt tot zes staarten. Eind maart wordt de komeet voor het laatst op het noordelijk halfrond gezien en in april op het zuidelijke halfrond.
- Het gaat steeds minder goed met de handel en de VOC. Zelf wijt de VOC het aan ‘de algemene verslechtering der tijden, de grote verandering ten kwade van de V.O.C. en het feit dat de Compagnie niet meer door haar werknemers wordt gediend zoals vroeger’.
1744: Harlingen; foto genomen op 21 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1744?
- De Republiek heeft in de eerste jaren van de Oostenrijkse Successieoorlog niet aan de gevechtshandelingen deelgenomen. Wel zijn ze in 1744 druk bezig om het leger en de vloot te versterken. Vanwege de financiële problemen van de Republiek zijn de investeringen in het leger in de jaren daarvoor achtergebleven. Als de Engelse vloot op 21 februari bij Toulon slaags raakt met een gecombineerde Frans-Spaanse vloot moeten de Engelsen het dan ook zonder de Hollandse vloot doen. De zeeslag eindigt min of meer onbeslist.
- Op 3 maart vertrekken vanuit Kaap de Goede negen schepen van de VOC richting de Republiek. Twee van hen, de Drechterland en de Hofvliet, zullen daar echter niet aankomen. Vermoedelijk zijn ze onderweg met man en muis vergaan.
- Op 15 maart verklaart Frankrijk Engeland officieel de oorlog. (Frankrijk en de Republiek verklaren elkaar opvallenderwijs echter niet de oorlog.) Engeland vraagt op grond van het verdrag van 1731 de Republiek om hulp. Omdat de Fransen dreigen met een invasie van Engeland – ze hebben bij Duinkerke een leger klaar staan van 10.000 man – stellen de Staten-Generaal de Engelsen 6.000 man ter beschikking en besluiten ze acht extra oorlogsschepen uit te rusten om de Engelse vloot te ondersteunen. Dat laatste kost echter nogal wat tijd.
- Op 15 mei om acht uur ’s avonds ontploft in Stavoren de molen ‘De Eendragt’ van Bink Binkes en Compagnons. Het is een kruitmolen, waar stoffen voor buskruitfabricage worden vermalen. Bij de ontploffing vallen twee doden en er is veel schade. De molen ligt compleet in puin. Het zal vier jaar duren voordat er een nieuwe kruitmolen is opgebouwd.
- In mei komt het Hollandse leger dan toch in actie. De Fransen vallen op 17 mei de Oostenrijkse Nederlanden binnen, waar troepen van de Republiek gelegerd zijn. Ze veroveren al snel, zonder dat ze overigens de Republiek de oorlog hebben verklaard, een aantal van de zogeheten barrièresteden waar Hollandse regimenten zijn gelegerd waaronder Namen, Doornik en Ieper. Hoeveel doden en gewonden aan beide kanten hierbij vallen is niet bekend.
- De barrièresteden blijken in de praktijk weinig effectief als verdedigingslinie te zijn. De gecombineerde troepen van Engeland, de Republiek en Hannover trekken zich daarom verder terug om steden als Gent, Brussel en Antwerpen te kunnen verdedigen. De Fransen opmars in de Oostenrijkse Nederlanden komt tot stilstand als de Oostenrijkers de Elzas binnenvallen en de Fransen hun aandacht naar de Elzas verleggen.
- In mei staken in Amsterdam de katoenwerkers. Nu zijn stakingen in die tijd niet ongewoon – werkstakingen van arbeiders komen al vanaf de zestiende eeuw regelmatig voor; vaak gericht tegen de overheid die meestal de lonen van beroepsgroepen bepaalt – maar wat deze staking uniek maakt, is dat de stakers hun looneisen laten drukken, wat vermoedelijk het oudste gedrukte stakingsmanifest in de Nederlanden oplevert. De stakers kiezen zes wevers uit om de onderhandelingen te voeren. Deze danken hun verkiezing onder andere aan het feit dat ze ‘wat meer verstand dan anderen hebben’ en omdat ze ”t best lesen en schrijven konden‘. De term ‘staking’; wordt overigens in die tijd niet gehanteerd. Het werk wordt ‘vuilverklaard’.
- In augustus vaart een vloot van acht Hollandse oorlogsschepen onder bevel van Hendrik Grave uit en voegt zich bij de Engelse vloot. Veel plezier beleven de Engelsen niet aan het Hollandse smaldeel. De mannen zijn ongeoefend en de schepen verkeren in niet al te beste staat. Een half jaar later varen al weer vier schepen terug naar de Republiek.
- De VOC verlaagt, ondanks de dreiging dat hun schepen onderweg door Spaanse of Franse oorlogsschepen of door piraten kunnen worden aangevallen, vanwege financiële problemen de norm voor het aantal kanonnen aan boord. Bedroeg die sinds 1696 voor schepen groter dan 150 voet 38 stuks, in 1744 wordt deze norm verlaagd naar 32 stuks, waarvan 8 twaalfponders, 16 achtponders en 8 vierponders.
- In Friesland loopt net zoals in de rest van de Republiek de handel en scheepvaart sterk terug. De secretaris van de havenstad Harlingen, een zekere Idsinga, dient bij de Staten van Friesland een voorstel in om de ‘havenpachten’ af te schaffen. Onder de naam ‘havenpachten’ vallen een aantal belastingen, die grotendeels het karakter van invoerrechten hebben. Volgens Idsinga zijn de havenpachten in Friesland grotendeels verantwoordelijk voor het verval van de handel en scheepvaart. In plaats van de havengelden zou volgens het voorstel van Idsinga beter een soort vrijwillig ‘familiegeld’ ingevoerd kunnen worden. Oftewel de bewoners betalen jaarlijks een ‘vrijwillig’ bedrag aan de Staten van Friesland. In moderne belastingtermen zou je het kunnen zien als het vervangen van indirecte belastingen (‘de invoerrechten’) door directe belastingen, ‘vrijwillig’ te betalen door de inwoners.
- De Staten besluiten om eerst te onderzoeken hoeveel de ingezetenen vrijwillig wensen op te brengen in ruil voor afschaffing van de havenpachten. Op 13 maart worden, met uitzondering van de Waddeneilanden, alle grietenijen en steden in Friesland aangeschreven. Ze moeten lijsten opstellen met daarop de namen van de gezinshoofden, de grootte van het gezin en het vrijwillig aangeboden bedrag door het gezinshoofd. Mensen die niets (kunnen of willen) aanbieden, worden onderscheiden in drie categorieën: Vermogend (wel in staat, maar onwillig), insolvent (niet in staat) en gealimenteerd (levend van een bijstand).
- Alle verzamelde gegevens worden naar Leeuwarden gestuurd en daar bij elkaar opgeteld. De potentieel gulste gevers bevinden zich in de havenstad Harlingen. Enkele bewoners in Harlingen zijn zelfs bereid om tot 500 gulden te geven als de havenpanden worden afgeschaft. De rest van het gewest is echter minder enthousiast. In totaal wordt vrijwillig 160.000 gulden toegezegd, terwijl de havengelden in 1743 een bedrag van ongeveer 500.000 gulden hebben opgeleverd. Alles blijft daarom bij het oude.
- Uit de inventarisatie blijkt ook dat Friesland, exclusief de Waddeneilanden, in 1744 135.133 inwoners telt. Dat is zo’n 7% van de bevolking van de Republiek die op dat moment zo’n 1,9 miljoen inwoners groot is. De drie grootste steden in Friesland zijn Leeuwarden met zo’n 15.000 inwoners, gevolgd door Harlingen met 7.500 inwoners en Franeker met 4.000 inwoners.
- In het jaar 1744 breekt de runder- of veepest weer eens massaal uit. In de periode 1744-1745 sterft meer dan de helft van de veestapel in de Republiek aan de ziekte. Zo gaat het alleen al in Friesland om 65.000 koeien en 44.000 kalveren. In het gewest Holland gaan zo’n 160.000 runderen dood aan de ziekte.
1745: Utrecht; foto genomen op 8 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1745?
- Op 8 januari sluiten in Warschau Engeland, Oostenrijk (de Habsburgse Monarchie), de Republiek en Saksen – ze vormen samen de Quadruple Alliantie – het Verdrag van Warschau, een geheim verdrag waarin ze niet alleen het recht op de Oostenrijkse troon van Maria Theresia herbevestigen, maar waarin ze ook afspreken om Silezië terug te veroveren. Oostenrijk en Saksen (met 30.000 man) zullen hun legers hiervoor inzetten, Engeland en de Republiek zullen geld ter beschikking stellen.
- In het voorjaar besluit de VOC om gedurende de maanden april en mei niet langer meer schepen rechtstreeks vanuit Ceylon naar Batavia te laten vertrekken. Door de weersomstandigheden in die maand – de stroming en de wind in die vertrekmaanden – duren reizen met een vertrekdatum in april of mei meestal langer dan zes maanden, waardoor er onderweg een grotere kans op ziektes zoals scheurbuik is.
- In het kader van de Oostenrijkse Successieoorlog worden in 1745 niet alleen een aantal vredesverdragen getekend – zoals op 22 april de ‘Vrede van Füssen’ tussen het aartshertogdom Oostenrijk en het keurvorstendom Beieren; op 7 mei het ‘Verdrag van Aranjuez’ tussen Frankrijk, Spanje, Napels en Genua en op 25 december de ‘Vrede van Dresden’, waarmee een einde komt aan de Tweede Silezische Oorlog tussen Pruisen en Oostenrijk – maar ook wordt er in 1745 wereldwijd op veel plaatsen gevochten. Bij sommige gevechten zoals in Noord-Amerika tussen de Engelsen en de Fransen, zijn geen Hollandse troepen betrokken, maar bij een aantal veldslagen in de Oostenrijkse Nederlanden wel.
- Zo vindt op 11 mei de Slag bij Fontenoy, vlakbij Doornik, plaats, waar 50.000 Fransen tegenover 50.000 man van een alliantie van Engeland, de Republiek, Hannover en Oostenrijk staan. Als de Slag afgelopen is – gewonnen door de Fransen; ze veroveren daarna eerst Doornik en later dat jaar grote delen van de Oostenrijkse Nederlanden – liggen er op het slagveld na de slag zo’n 15.000 doden en gewonden, gelijkelijk verdeeld over beide partijen. Het is de bloedigste slag uit de Oostenrijkse Successieoorlog. Hoeveel Hollandse soldaten bij deze slag sneuvelen is niet exact bekend, maar het zijn er veel.
- De veldslag levert twee later beroemd geworden gesprekken op, één aan het begin van de slag, één aan het eind. Volgens Voltaire, in die tijd een officiële geschiedschrijver van Frankrijk, zouden de Franse kapitein de graaf van Anterroches en de Engelse kapitein Charles Hay bij het begin van de slag de volgende conversatie hebben gehouden: Hay: “Heren van de Franse garde, schiet!’, Anterroches: “Heren, wij schieten nooit als eersten, schiet zelf.” Hay: “Heren, vuur!” Wie uiteindelijk het eerste schot heeft afgevuurd is onbekend.
- De andere conversatie die beroemd is geworden, vindt aan het einde van de slag plaats. De slag wordt bijgewoond door koning Lodewijk XV en zijn vijftienjarige zoon. Als deze laatste na het zien van de Franse overwinning uitbundig begint te juichen, zou Lodewijk XV naar verluidt gezegd hebben: “Kijk hoeveel bloed een triomf kost. Het bloed van onze vijanden is nog steeds het bloed van mensen. De ware glorie is om het te redden.” Of hij dit inderdaad heeft gezegd, is onbekend. Wel is deze uitspraak in 1968 op een gedenkteken in de naburige stad Vezon geplaatst.
- Op 25 september wordt de postwagendienst Venlo-Nijmegen opgericht. Tweemaal per week, op maandag en donderdag, rijdt er een postwagen tussen beide steden. Er zijn veel postwagendiensten in het land. De exploitatie is in handen van particulieren, die hiervoor een vergunning van de overheid hebben. Met koetsen, ook wel diligences genoemd, worden vaste lijndiensten onderhouden voor personen- en goederenvervoer. Vaak wordt er ook post meegenomen. De naam postwagen heeft echter niks te maken met het vervoeren van deze post. Reizen per post beteken namelijk oorspronkelijk: reizen met paarden die op bepaalde afstanden in vaste plaatsen (posten) worden verwisseld.
- Op 30 november 1745 richt de VOC een naamloze vennootschap op onder de naam “Sociëteit tot den Handel in Amfioen” De Sociëteit zal in Bengalen – een regio die nu deels in India en deels in Bangladesh ligt – ruwe opium inkopen en de opium bewerken om deze daarna (voornamelijk) in China verkopen. Tot dan wordt er vooral illegaal in opium gehandeld.
- In 1745 wordt voor het eerst daadwerkelijk belasting geheven volgens het in 1742 ingevoerde systeem van ‘Personele Quotisatie.’ Na 1748 wordt deze belastingvorm vanwege tegenvallende opbrengsten en verzet tegen het systeem weer afgeschaft, waardoor het systeem in de praktijk maar vier jaar heeft bestaan.
1746: Franeker; foto genomen op 21 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1746?
- De runderpest die in 1744 en in 1745 hard heeft toegeslagen, heeft ook grote gevolgen voor de verpachters van landbouw- en weidegrond. Zo verliest de Ridderschap Holland, eigenaar van het Leeuwenhorster kloosterbezit, een gebied in de buurt van Noordwijk, in 1746 tweederde van haar pachtinkomsten. Normaal ontvangen ze per jaar aan pachtgelden een bedrag van ongeveer12.000 gulden, in 1746 bedraagt dat bedrag echter slechts 2.350 gulden.
- Op 16 juli overlijdt op 52-jarige leeftijd onverwacht Anthonie van der Helm, de Raadspensionaris van Holland. Gedurende drie maanden treedt de 85-jarige Willem Buys op als raadspensionaris. In september wordt de dan 55-jarige Jacob Gilles benoemd als de nieuwe raadspensionaris. Hij geldt als zeer staatsgezind en reageert dan ook fel op de alsmaar luider wordende roep om Willem Karel van Oranje, de Friese stadhouder, ook te benoemen als stadhouder van de vier stadhouderloze staten. Vooral het ‘gewone volk’ roept om een stadhouder.
- Op 26 juli komen in Amsterdam in een goudsmidswinkel op ’t Water (het huidige Damrak) een paar ‘vreemdelingen’ die voor 3.000 gulden sierraden willen kopen. Ze kiezen enkele stukken uit. Omdat ze echter pas de de volgende dag een geldwissel zullen krijgen, vragen ze de juwelier of hij zolang de sierraden in een door hen meegenomen doosje willen stoppen en dat voor hen in de winkel willen bewaren. De volgende dag komen de vreemdelingen echter niet terug. Als de juwelier de sierraden daarop uit het doosje wil halen, blijkt daarin echter niet de sierraden maar in papier gepakte duiten te zitten. De vreemdelingen hebben, terwijl ze vermoedelijk de juwelier even hebben afgeleid, het doosje voor een soortgelijk doosje omgeruild.
- De Fransen veroveren in 1746 de een na de andere stad in de Oostenrijkse Nederlanden. Op 22 februari Brussel, later dat jaar ook Antwerpen, Mechelen, Bergen, Charleroi en Namen. In oktober trekken ze richting Luik.
- Op 11 oktober wordt vlakbij Luik de Slag bij Rocourt uitgevochten tussen een leger van liefst 120.000 Fransen en een gecombineerd leger van zo’n 100.000 man van de Alliantie. Dit leger bestaat uit 40.000 Oostenrijkers, 30.000 Hollanders, 10.000 Hannoveranen, 5.000 Engelsen en 5.000 Hessen. De slag wordt gewonnen door de Fransen. Deze tellen zo’n 3.000 à 4.000 doden en gewonden. De troepen van de Alliantie het dubbele, zo’n 7.000 tot 10,.00 doden en gewonden. Na de slag nemen de Fransen de stad Luik in.
- In oktober beginnen in Breda Engeland en Frankrijk gesprekken over een mogelijke vrede. De Republiek doet staande aan de zijlijn mee.
- In Leiden vindt de hoogleraar Wis- en Natuurkunde en Wijsbegeerte Pieter van Musschenbroeck de Leidse Fles uit. Het is een met water gevulde fles die zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant bedekt is met tinfolie. Een metalen stang loopt door een kurk in de hals van de fles en verbindt het water met een elektriseermachine. Deze constructie, twee geleidende materialen gescheiden door een dunne laag isolerend materiaal (glas), fungeert als een condensator, waarmee elektriciteit kan worden opgeslagen. Wat je echter niet moet doen is de metalen geleider aanraken, iets wat Van Musschenbroech de eerste keer wel doet, want dan kan de elektriciteit ontladen. Van Musschenbroech hierover in een brief aan de Franse natuurkundige René-Antoine Ferchault de Réaumur: “Plotseling begon mijn rechterhand heftig te schudden en heel mijn lichaam trilde als bij liefde op het eerste gezicht.” Benjamin Franklin zal later een Leidse Fles gebruiken bij zijn experimenten om de energie van de bliksem op te slaan. In Duitsland vindt overigens Ewald Georg von Kleist ongeveer tegelijkertijd met Pieter van Musschenbroeck ook een soort Leidse Fles uit.
1747: Leiden; foto genomen op 16 oktober 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1747?
- De Lekdijk verkeert in februari in een slechte toestand. Bij het Oudslijkerveer in ’t Waal is aan de binnenzijde een stuk dijk verdwenen en ook is er schade aan de dijk bij Vreeswijk. Men maakt er zich dan ook ernstig zorgen om. Het water staat namelijk hoog in de Lek, maar als eind februari het water gaat zakken, houden tot opluchting van de bestuurders van het Waterschap beide dijken het. Dat geldt echter onverwachts niet voor het deel van de Lekdijk vlakbij Wijk van Duurstede. Daar blijkt de dijk verzadigd met water te zijn. Als het rivierwater daalt, valt de druk op de dijk weg en zakt op 28 februari om half zeven ’s morgens de dijk over een afstand van 55 meter ineen. Het water stroomt vervolgens over het land. Boeren die het zien gebeuren snellen naar Utrecht, maar de burgemeester van Utrecht wil hen in eerst instantie niet geloven. Pas als een koerier uit Wijk bij Duurstede het nieuws bevestigt, gelooft hij het en laat hij actie ondernemen, zoals het openen van sluizen, een bode sturen naar Amsterdam om daar om hulp te vragen en het waarschuwen van mensen langs de grachten in de stad en de rivieren buiten de stad. Al snel stroomt het water over het land.
28 februari: de dijk is net doorgebroken. Al vrij snel stromen Schalkwijk, Honswijk en ’t Waal onder (Bron: www.oudhouten.nl)
3 maart: Via de Kromme Rijn bereikt het water achtereenvolgens Werkhoven, Odijk en Bunnik. Veel gebieden ten zuiden van Utrecht stromen onder.
6 maart: Ook de stad Utrecht zelf krijgt nu met de wateroverlast te maken. Het water bereikt niet alleen Amelisweerd maar ook de Maliebaan en Biltstraat, die in1747 aan de rand van de stad Utrecht liggen. Ook de Vecht kan de toeloop van al het extra water niet meer aan en ook daar stromen allerlei gebieden onder.
- Uiteindelijk slaagt men er eind maart in om bij het gat in de Lekdijk een nooddijk aan te leggen Als het water in de Lek verder zakt, stromen de uiterwaarden weer leeg. Wel heeft het rivierwater op veel plaatsen rivierzand achter gelaten op de landbouwgronden. Ook zijn er boerderijen beschadigd.
- Op 17 april breken de Fransen de vredesbesprekingen met de Engelsen in Breda af, verklaren de Republiek de oorlog en trekken het grondgebied van de Republiek binnen. Op 18 april trekken ze op naar Sluis in Zeeland. Zonder verzet te plegen geeft de stad zich vier dagen later over. Een dag later blijkt er ingebroken te zijn in het inmiddels verlaten kasteel van Sluis. Of Franse soldaten of inwoners van Sluis dat hebben gedaan wordt niet duidelijk.
- Op 30 april valt na een beleg van tien dagen Sas van Gent in Franse handen. Nadat de kerk, de commandeurswoning, het gasthuis en enkele woningen door Frans kanonnenvuur in brand zijn geschoten, besluit Sas van Gent de strijd te staken.
- De Franse inval in Zeeland leidt tot onrust in veel steden. Het volk roept massaal, net zoals in 1672 toen de Fransen ook de Republiek binnen vielen, om een Oranje-stadhouder. Voor het stadshuis van Middelburg verzamelt zich een boze menigte die dreigt om de regenten om het leven te brengen als deze niet prins Willem Karel Hendrik Friso van Oranje tot stadhouder van Zeeland benoemen. Ook in Amsterdam vinden er manifestaties ten gunste van de prins plaats. Op 2 mei gaan de Zeeuwse Staten overstag en benoemen prins Willem Karel van Oranje als prins Willem IV tot stadhouder van Zeeland. Twee dagen later volgt de Staten van Holland dit voorbeeld. Ook wordt de prins door de Staten-Generaal benoemd tot kapitein-generaal en tot admiraal-generaal van de Republiek. Ook de Staten van Utrecht en van Gelre benoemen prins Willem IV als hun stadhouder, waarmee een eind komt aan het tweede stadhouderloze tijdperk.
- Waar geen eind aan komt zijn de Franse successen in de Oostenrijkse Nederlanden en de Republiek. De belangrijkste vestigingen van de Republiek in het zuiden zijn Maastricht en Bergen op Zoom. Eind juni trekken de Fransen met een leger van circa 80.000 man, waaronder ook een Ierse brigade van een paar duizend man, richting Maastricht. Even buiten Maastricht worden ze bij Lafelt opgevangen door een ongeveer even groot leger van de alliantie van Oostenrijk, Hannover, Engeland en de Republiek.
- Op 2 juli vindt de Slag bij Lafelt plaats. Het wordt een buitengewone bloedige veldslag. De slag, grotendeels in het open veld gevoerd, wordt uitgevochten met infanterie, cavalerie en de inzet van een paar honderd kanonnen, die niet alleen voor een slachting zorgen onder de soldaten – de schattingen lopen nogal uiteen van 5.000 tot meer dan 10.000 doden en gewonden aan beide zijden – maar ook onder de paarden van de cavaleristen; zo’n 3.000 paarden liggen er na afloop dood op het slagveld. De slag wordt gewonnen door de Fransen, maar de troepen van de alliantie kunnen wel verhinderen dat de Fransen verder kunnen trekken naar Maastricht.
- Op 12 juli beginnen de Fransen met een leger van 30.000 man onder aanvoering van generaal Ulrich van Löwendal met het beleg van de vestiging van Bergen op Zoom. De bevelhebber van de 3.000 tot 10.000 verdedigers in de stad – het aantal varieert tijdens de strijd – is de dan al 86-jarig Isaac Cronström. Deze Zweed – hij is de peetvader van Belle van Zuilen; hij was getrouwd met een grootmoeder van haar – woont sinds 1692 in de Republiek en vecht al zo’n vijftig jaar mee met de Staatse troepen.
- De vestiging, die is ontworpen door de beroemde vestingbouwer Menno van Coehorn, wordt als onneembaar geacht – zo kan door de ligging deels aan het water de vesting niet omsingeld worden en kunnen voorraden en versterkingen over het water worden aangevoerd – maar toch slagen de Fransen er na een beleg van 58 dagen er in om op 16 september de vestiging in te nemen en moeten de Staatse troepen zich terug trekken. Opmerkelijk detail: tijdens de gevechten wordt er op een gegeven moment zelfs ‘ondergronds gevochten’ als de aanvallers een mijngang graven om een kazemat op te kunnen blazen. De verdedigers daarvan merken echter de graafpartij op en graven een ‘tegengang’ vlak naast die van de Fransen en blazen die vervolgens met buskruit op. De schattingen van het aantal doden en gewonden lopen ver uit een. Aan Hollandse kant wordt het aantal doden en gewonden geschat op zo’n 3.500 man. De Fransen zouden tussen de 5.000 en 15.000 doden en gewonden tellen.
- Daarnaast vallen er na de verovering van Bergen op Zoom ook onder de burgerbevolking nog de nodige slachtoffers als de Fransen de stad plunderen en er talloze moordpartijen en verkrachtingen plaats vinden. “Alle de rapporten uyt Bergen komen daerop uyt dat de vijanden met een terrible woede te werk hebben gegaen: vrouwen en kinders gemassacreerd, gebrant, geplundert, enfin alle excessen gedaen die aen de barbaerste volkeren niet gepermitteert sijn. Selfs segt men dat sij vermoort hebben de sieke en gekweste die sig in de hospitalen bevonden.”, aldus een verslag van 17 september 1747.
- Als de Franse koning Lodewijk XV hiervan hoort, vraagt hij advies aan de hoogste legerleider wat hij met generaal Van Löwendal moet doen: bevorderen vanwege de verovering van de vestiging of vervolgen vanwege deze slachtpartij van zijn mannen. Van Löwendal wordt bevorderd tot maarschalk.
- Op 15 augustus ondertekenen Engeland, Rusland en de Republiek in Sint Petersburg de ‘Conventie van Sint Petersburg’. Ze spreken af om samen op te trekken tegen Pruisen en Frankrijk.
- In november wordt het stadhouderschap van Willem IV veranderd in een erfstadhouderschap, waarbij ook wordt vastgelegd dat erfopvolging in de vrouwelijke lijn mogelijk is. Willem IV heeft op dat moment alleen twee dochters.
1748: Voorburg; foto genomen op 22 juni 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1748?
- Op 8 maart wordt in Den Haag Willem Batavus van Oranje, de latere stadhouder Willem V, geboren. Volgens de in 1747 vastgestelde regeling betreffende het erfelijke stadshouderschap kunnen weliswaar vrouwen ook de titel van stadhouder erven – Willem Batavus heeft twee oudere zussen – maar als er later alsnog een jongen wordt geboren, dan gaat deze voor. Willem Batavus is door deze regel de nieuwe ‘troonopvolger’ voor het stadhouderschap.
- Op 17 maart breekt in het noorden van het land het pachtersoproer uit, eerst in Groningen daarna in Leeuwarden. Het ambt van belastingontvanger kan in de achttiende eeuw gepacht worden. De overheid int niet zelf de belasting, maar verpacht het innen ervan aan particulieren, veelal rijke kooplieden uit de regentenklasse die vaak allerlei extra’s voor henzelf boven op het te moeten innen belastingbedrag zetten. In maart pikken de Groningers dit niet meer en breekt er een oproer uit. Het oproer verplaatst zich al snel over het hele land.
- In het voorjaar beginnen in Aken Frankrijk, Engeland en de Republiek opnieuw met vredesonderhandelingen om een einde te maken aan de Oostenrijkse Successieoorlog. Eerdere onderhandelingen in Breda hebben niets opgeleverd. De gevechten gaan ondertussen nog wel gewoon door.
- De hoop van het volk dat het op het strijdtoneel onder prins Willem V beter zal gaan in de strijd tegen de Fransen wordt al snel de bodem ingeslagen. Op 10 april verschijnt er weer een Frans leger, deze keer zo’n 60.000 man groot, voor de poorten van Maastricht. De stad word verdedigd door het garnizoen van Maastricht dat onder bevel staat van Willem, landgraaf van Hessen-Kassel. Het bestaat uit 11.000 man voetvolk, 500 paarden, 66 kanonnen en 350 man van de burgerwacht. Maastricht wordt door de Fransen veelvuldig beschoten met kanonnen.
- Op 3 mei komt uit Aken het bericht dat een vredesakkoord nabij is. Bij Maastricht wordt daarop een wapenstilstand afgesproken. Een week later vertrekken de Hollandse en Oostenrijkse troepen met medeneming van hun wapens uit de stad en trekken de Fransen de stad binnen. Het zal overigens nog een half jaar duren voordat het definitieve vredesakkoord word getekend.
- In juni bereiken de pachtersprotesten Amsterdam. Terwijl het in Amsterdam slecht gaat met de handel, stijgen er in 1748 de belastingen, vooral door toedoen van de pachters. Dit leidt tot veel gemor. Tijdens protesten toont op 25 juni een vrouw haar blote achterwerk aan een pachter, die daarop ‘dat vrouwmens in haar blote fondament’ schiet. Het leidt tot grote rellen waarbij drie dagen lang in totaal 19 grachtenpanden van rijke pachters worden geplunderd. Hun huisraad en hun schilderijen worden in de grachten gegooid. Aanvankelijk houdt de schutterij zich eerst nog afzijdig maar grijpt dan toch in. Een aantal mensen wordt opgepakt.
- Op 27 juni worden twee ‘leiders van de opstand’, de visvrouw Marretje Arents, vooral bekend as Mat van de Nieuwendijk, en de tuinier Piet van Dort, opgepakt. De volgende dag worden ze in een korte procedure ter dood veroordeeld om direct daarna aan een katrol vanuit een raam van de Waag opgehangen te worden. Er zijn heel veel mensen naar de Dam gekomen, die op een gegeven moment massaal naar voren dringen om het schouwspel goed te kunnen zien. Mensen van de schutterij denken echter dat de menigte van plan is om hun aan te vallen en openen het vuur. Er ontstaat paniek en veel mensen worden onder de voet gelopen. Een aantal mensen springt dan wel valt in het water van het Damrak en verdrinkt. Er vallen die dag tientallen doden.
Marretje Arents en Piet van Dijk worden aan de Waag opgehangen; tekening Simon Fokke 1777.
- De hoofdverantwoordelijken voor het onderdrukken van het Pachtersoproer in Amsterdam krijgen later van het stadbestuur na de rellen als beloning een zilveren tabaksdoos. De bovenzijde toont de gevechten op de Dam, de onderzijde het plunderen van het huis van de belastingpachter Arssen. Enige tijd later maakt het stadsbestuur bekend dat in Amsterdam het pachterssysteem wordt veranderd. Invordering van belastingen wordt in het vervolg niet meer door pachters gedaan, maar in hoofdzaak door collecteurs van de overheid. Dit geldt niet alleen voor Amsterdam maar ook voor alle steden van Holland, ook de staten van Friesland, Groningen, Utrecht en Gelre gaan hiertoe over.
- Op 18 oktober ondertekenen Frankrijk, Engeland en de Republiek het Vredesverdrag van Aken. Het zijn vooral Engeland en Frankrijk die de voorwaarden bepalen. Daarna nodigen ze de andere landen uit die betrokken zijn bij de Oostenrijkse Successie Oorlog om het verdrag ook te ondertekenen. Indien ze dat niet willen, dan moeten deze landen de oorlog voortzetten zonder de steun van de drie opstellers van het verdrag. Oostenrijk, Spanje en Sardinië gaan daarop mokkend akkoord en ondertekenen op 4 december ook het akkoord. Genua en Modena doen dit op 21 januari 1749.
- Oostenrijk is de grote verliezer. Zo raken ze overeenkomstig het verdrag definitief Silezië kwijt aan Pruisen – dat is de grote winnaar – en moet Oostenrijk daarnaast de hertogdommen Parma, Piacenza en Guastalla afstaan Spanje. Wel erkent iedereen nu Maria-Therisa als keizerin en houdt zij alle titels die zij heeft geërfd. Verder wordt er door een aantal landen wat gebieden geruild, vooral overzee.
- Frankrijk trekt zich tot ontsteltenis van het Franse publiek helemaal terug uit de Republiek en de Oostenrijkse Nederlanden. -“zo veel doden, zo veel geld uitgegeven en dan zo een verdrag”. Het leidt tot de uitdrukking ‘zo dom als de vrede”. Het Franse volk heeft het gevoel dat ze de oorlog vooral voor Pruisen hebben gevochten. De Republiek krijgt ook de barrièresteden in de Oostenrijkse Nederlanden weer terug. De reden dat Frankrijk met dit alles akkoord gaat, heeft niet alleen met hun slechte financiële situatie te maken, maar ook met de blokkade door de Engelsen van de overzeese Franse koloniën. Daarnaast hoopt Lodewijk XV door de veroverde gebieden in Europa terug te geven toekomstige oorlogen te voorkomen. Dat zal niet gebeuren. In 1756 breekt in Europa de Zevenjarige Oorlog uit.
Het nieuwe Europa in 1748; afbeelding Memnon335bc, P. S. Burton and Qualimac; Wikiopedia
- Op 2 december wordt in Maastricht de latere wetenschapper en uitvinder Jan Pieter Minckelers geboren. Hij zal onderzoek naar allerlei gassen doen en ontdekt dat door steenkool te verhitten zonder de aanwezigheid van zuurstof, er een gas uit de steenkool ontsnapt dat lichter is dan lucht. In 1783 gebruikt hij dit gas om een ballon de lucht in te laten gaan. Dit is enige maanden nadat de gebroeders Montgolfenier als eerste met hete lucht ook een ballon de lucht in hebben laten opstijgen. In 1784 zal Minckelers een publicatie laten verschijnen over de mogelijkheid om steenkoolgas te gebruiken voor verlichting. In 1817 wordt Brussel de eerste stad in Europa met gaslantaarns.
1749: Leiden; foto genomen op 20 september 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1749?
- Hoewel de Republiek uiteindelijk geen grondgebied heef verloren, geldt ook de Republiek als één van de verliezers van de oorlog. De oorlog heeft de Republiek heel veel geld gekost, wat vooral gegaan is naar het inhuren van dure grote landlegers. Dat geld is weg. Duurzame investeringen in de oorlogsvloot zijn er nauwelijks geweest.
- Honderd jaar eerder had de Republiek (aan het einde van de tachtigjarige oorlog) de sterkste oorlogsvloot en de grootste handelsvloot van Europa, en daarnaast ook nog eens het meest winstgevende handelsbedrijf ter wereld (de VOC), halverwege de 18e eeuw is de situatie compleet anders. De oorlogsvloot stelt weinig meer voor en de handel is afgenomen. Wel maakt de VOC nog winst, maar die winsten dalen wel. In Azië werken omstreeks 1750 meer dan 20.000 mensen bij de VOC. De helft daarvan zijn militairen. De zeelieden op de schepen vormen ongeveer een kwart van het totale personeelsbestand.
- Op 26 januari raakt het VOC-schip Amsterdam op haar eerste reis tijdens een storm een ondiepte bij de Engelse kust bij de kaap Beachy Head bij Hastings. Het roer raakt beschadigd en het schip maakt water. De kapitein besluit om de Amsterdam in veiligheid te brengen op de dichtstbijzijnde zichtbare ondiepte, Bij volle zeilen loopt het schip er aan de grond, waarbij de mast beschadigd raakt en afbreekt. De rollende stormgolven spoelen over het dek. Aan boord bevinden zich 203 bemanningsleden, 127 soldaten en 5 passagiers, De Engelse kust is binnen handbereik en de kapitein geeft het bevel om iedereen te evacueren. Bij de evacuatie nemen ze ook 27 kisten met zilver ter waarde van 300.000 gulden mee. De rest van de lading blijft aan boord. Als de storm luwt, wordt het verlaten schip geplunderd door de lokale bevolking. Pas een paar dagen later komen er Engelse troepen om dit plunderen te stoppen. De VOC doet nog wat pogingen om het schip te bergen maar het zakt hoe langer hoe verder weg in de modder en is totaal verloren. In 1969 komt het wrak door abnormaal laag water bloot te liggen. (Een replica van de Amsterdam ligt sinds 1990 aan de steiger van Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam.)
- In de ‘Historische beschrijvingen van Friesland’ maakt J.H. Knoop melding ‘dat goede Schaatse-ryders op een winterse dag alle XI-steden van Friesland doorgereden en gezien hebben’. Het is de eerste vermelding van een groep schaatsenrijders die de Elfstedentocht hebben gereden. In 1740 was er al een gedicht over een eenling, ene Pier, die in zijn eentje de Elfstedentocht schaatste.
- Op 3 februari vertrekt het laatste regimenten Franse soldaten uit Maastricht en kan een Staats regiment de stad binnen trekken.
- Op 8 februari overlijdt in Amsterdam op 66-jarige leeftijd de schilder Jan van Huijsum. Hij is een zeer succesvolle schilder van bloemstillevens. In zijn tijd leveren zijn schilderijen soms wel het viervoudige op van wat de schilderen van Rembrandt doen. Vooral in Engeland is Jan van Huijsum heel populair. Naar verluidt zou Van Huijsum uit angst voor plagiaat iedereen, waaronder zijn broers die eveneens kunstschilder zijn, de toegang tot zijn atelier hebben verboden.
- Op 13 juni wordt op een paviljoen in de Hofvijver een groot vuurwerk afgestoken ter ere van de Vrede van Aken gesloten op 18 oktober 1748. Het paviljoen is speciaal voor het vuurwerk ontworpen door hofarchitect Pieter de Swart. Het ligt midden in de Hofvijver op een op palen getimmerd podium van 110 meter lang bij 35 meter hoog en 17 meter hoog. Vanuit de Trêveszaal kijken stadhouder Willem IV en de leden van de Staten-Generaal naar het vuurwerk dat een uur duurt. Langs de Hofvijver staan duizenden inwoners van Den Haag te kijken. Het paviljoen wordt na het vuurwerk weer afgebroken.
- Tot 1749 hebben de gouden en de zilveren munten een gladde rand. De waarde van de munten is gelijk aan het gewicht van het goud of zilver. De intrinsieke waarde wijkt daardoor weinig af van de nominale waarde. Geldwisselaars reizen met een set gewichten en een weegschaal door het land om op jaarmarkten en andere plaatsen waar veel gehandeld wordt het geld te wegen. De reden daartoe is dat weliswaar de waarde van de munt op de munt staat vermeld, maar dat soms de randjes van de munten zijn afgevijld voor het goud en zilver en dat daardoor de munt minder waard is dan dat er op staat. Op deze praktijk van ‘snoeien’ staan hoge straffen – het wordt als valsmunterij gezien – maar toch komt het nog redelijk vaak voor en worden de afgevijlde munten onopgemerkt ingewisseld bij kleine winkels. Om de praktijk van het snoeien moeilijker te maken, krijgen de gouden en zilveren munten vanaf 1749 een ribbelrand, zodat winkeliers gelijk kunnen zien of er iets is afgevijld.
1750: Zoetermeer; foto genomen op 22 november 2023
Wat gebeurt er in Nederland in 1750?
- In de eerste helft van de achttiende eeuw is de bevolking van Nederland nauwelijks gegroeid. Nederland telt nog steeds zo’n 1,9 miljoen inwoners, net zo veel als aan het begin van de eeuw. Amsterdam blijft staan op 200.000 inwoners en Rotterdam op 50.000 inwoners.
- Wel zijn er grote veranderingen in Leiden. In twintig jaar tijd is daar het inwonersaantal gezakt van 70.000 inwoners naar 40.000 inwoners. Oorzaak ligt in het verval van de textielnijverheid in Leiden, onder andere door de teruggevallen vraag uit Frankrijk als gevolg van de Oostenrijkse Successie Oorlog. Veel textielarbeiders in Leiden hebben de stad verlaten en zijn weggetrokken naar plaatsen waar nog wel werk is.
- Uit een onderzoek van de Thomas Schwenke, hij is de lijfarts van stadhouder Willem IV, blijkt dat in Den Haag in 1750 ‘de menschen van fatsoen en vermogen‘, dat zijn mensen die een jaarinkomen van meer dan 400 gulden hebben, 12% van de bevolking vormen. De ‘burger en middenstand‘ – dat zijn de mensen met een inkomen per jaar van tussen de 100 en 400 gulden – maken 25% van de bevolking uit. Met 63% vormen ‘de werkende of de beter dienende klasse‘ met een inkomen van minder dan 100 gulden per jaar het grootste gedeelte van de Haagse bevolking.
- Uit het onderzoek van Thomas Schwenke blijkt ook dat de zuigelingensterfte in Den Haag in 1750 ongeveer 25% bedraagt. 1 op de 4 zuigelingen sterft in hun eerste levensjaar. Van de kinderen ouder dan 1 jaar gaat nog eens 1 op de 7 kinderen dood voordat ze de volwassenleeftijd hebben bereikt. De belangrijkste doodsoorzaak onder deze kinderen is kinderpokken.
- Rondom Rotterdam is omstreeks 1750 zoveel turf gestoken dat het grondwater de overhand krijgt. Bleiswijk, Hillegersberg, Bergschenhoek en Zevenhuizen hebben hierdoor regelmatig te maken met overstromingen.
- Wie een burger van Enschede wil worden, moet hiervoor 50 gulden betalen en ‘een lederen emmer bij de brandspuit’ kopen. Die emmers komen in 1750 komen goed van pas, want op 20 mei breekt er brand uit in de bakkerij van Herman ten Tije. Al snel slaat de brand over. Ruim 70 van de 300 woningen die Enschede in 1750 telt worden in de as gelegd. Niemand van de 1500 inwoners van Enschede – het is op dat moment een kleine stad, maar wel sinds 1325 eentje met stadsrechten – komt bij de brand om het leven. De totale schade bedraagt volgens een inventarisatie 118.000 gulden, waarvan 10.755 gulden schade te noteren valt bij de ‘minvermogenden’. Niemand in Enschede is verzekerd. Er worden collectes voor de inwoners van Enschede gehouden in de provincies Overijssel, Gelderland en in het graafschap Bentheim, die in totaal 8.200 gulden opleveren. Een collecte bij ‘de gegoede burgerij’ van Amsterdam levert daarnaast nog eens 2.584 gulden op. Na de wederopbouw zal de textielnijverheid in Enschede weer langzaam op gang komen.
- In 1750 is er sprake van een warm voorjaar en een zeer hete droge zomer. Veel mensen en dieren hebben erg veel last van de warmte en het sterftecijfer is in 1750 een stuk hoger dan normaal. Ook in de herfst valt er nauwelijks regen.
- Op 5 juli breekt op Curaçao een opstand uit van zo’n honderd tot slaafgemaakte personen die net op het eiland zijn gearriveerd. Ze vechten niet tegen de WIC-plantage-eigenaars, maar vooral tegen eerder vrijgelaten tot slaaf gemaakten die al langer op het eiland zijn gebracht, maar er nog steeds “als vrij man” voor de WIC werken en toezicht houden op de nieuwelingen. Bij elkaar vallen er tijdens deze opstand zo’n zestig doden. Als de opstand door het WIC-garnizoen op Curaçao bedwongen is, worden 39 opstandelingen, nadat ze eerst gemarteld zijn, onthoofd.
- Op 15 juli breekt er in het Weeshuis van Grootebroek brand uit. De oorzaak is vermoedelijk tabaksvuur. Omdat het die dag weekmarkt in Enkhuizen is, zijn veel mannen van Grootebroek niet thuis en “tot blussching van den brand kon luttel worden verricht’. Net zoals bij een eerdere brand in 1696 brandt een groot deel van het dorp af, deze keer gaan het weeshuis, 32 woonhuizen, twee timmerschuren en een houten brug in de vlammen op. Pas twee uur na het uitbreken van de brand arriveert uit Enkhuizen de brandweer met vier brandspuiten, ladders, haken en zeilen. Terwijl men druk bezig is met het blussen slaat een dief toe in een stoffenwinkel. “Van een ‘lappiespoep’ wordt ‘op een schelmsche wys’ 1.500 gulden ‘aan gereeden gelde’ uit zijn ‘Laken- en Stoffen-Winkel’ gestolen, zonder dat men de dader van deze ‘verfoeylyke’ daad kan ontdekken.
- De regenten van Hilvarenbeek hebben in 1750 een probleem. In de gemeente woont een zekere Jacob Wouter Otten, die “van zijn zinnen beroofd is“. Zijn halfbroer heeft in 1749 aan de regenten toestemming gevraagd om zijn zieke halfbroer te mogen onderbrengen in een verbeterhuis in Zeeland tot aan het tijdstip ‘dat hij zijn zinnen weer terug heeft.’ Hij krijgt goedkeuring om zijn ‘innocente en krankzinnige’ halfbroer te mogen overgeven aan een zogenoemde zielverkoper te Middelburg’.
- In maart weet zijn halfbroer daar echter te ‘ontsnappen‘ en weet terug te keren naar Hilvarenbeek, waar “zijn krankzinnigheid omslaat in volslagen razernij en hij dusdanige daden onderneemt en woorden spreekt, die doen vrezen dat dit ongelukken zal kunnen veroorzaken”. Voorlopig wordt hij in de gevangenis opgesloten totdat er ‘zinnelooshuis‘ voor hem wordt gevonden, waar hij kan verblijven “tot aan het moment dat hij in staat zal zijn met zijn handen de kost te verdienen“. Probleem is echter dat niemand de kosten voor opvang van mensen met psychische problemen wil betalen, ook zijn halfbroer wil niet meer mee betalen aan zijn opvang. Uiteindelijk richt het schepencollege zich tot de Raad van State en vraagt “de Edele Mogende permissie om Jacob, ontbloot van alle tijdelijke middelen, op kosten van de gemeente Hilvarenbeek in het zinnelooshuis te ’s-Hertogenbosch of elders te mogen onderbrengen.” Onbekend is of de Raad van State hiervoor toestemming geeft. Wat er na 1750 met Jacob Wouter Otten is geschied is onbekend.