De plank mis slaan

Vanochtend keek ik op de site van het AD en zag daar deze twee berichten pal naast elkaar staan. Blijkbaar had de koppenmaker van de krant de uitdrukking ‘geld op de plank liggen’ in zijn hoofd. Zowel de verpleeghuizen als de universiteiten lieten het op de plank liggen.

000 plank

De vraag is natuurlijk op welke plank moeten zij kijken? Het antwoord luidt: op de bovenste plank. Immers daar ligt het goede. Ik citeer nu even een stukje van de site van Onze Taal uit 2011:

Als gezegd wordt dat iets van de bovenste plank is, is het zeer goed, het beste in zijn soort. En als van iemand wordt gezegd dat hij van de bovenste plank is, wil dat zeggen dat het een prima persoon is. Het Groot Uitdrukkingenwoordenboek van Van Dale (2006) vermeldt dat van de bovenste plank ook weleens ironisch wordt gebruikt, zoals in ‘Dat plastic speelgoed dat haast niets kost, is echt rotzooi van de bovenste plank’ (‘heel erge rotzooi’).

 Deze uitdrukking gaat terug op het algemene principe dat spullen die je niet dagelijks gebruikt, niet voor het grijpen hoeven te liggen en dus op de bovenste plank worden bewaard. Dat geldt zeker voor de mooie spullen, die immers alleen bij feestelijke gelegenheden worden gebruikt. Bovendien zijn we er zuinig op, en op de bovenste plank staan ze het veiligst. De gedachte dat de spullen op de bovenste plank het mooist zijn, leidde ertoe dat van de bovenste plank de betekenis ‘het beste’ kreeg.”

000 ezel1948; Een Druus met een met lange planken beladen ezel op een landweg in Galilea; foto Willem van de Poll; Nationaal Archief

Er zijn veel uitdrukkingen met het woord ‘plank’. Ik heb er even op gezocht. Sommige uitdrukkingen kende ik, maar van anderen had ik nog nooit gehoord. Een paar voorbeelden”

  • Brood op de plank hebben (voldoende inkomen hebben)
  • Zo stijf als een plank zijn (erg stijf zijn)
  • Plankenkoorts hebben (zenuwachtig zijn voor een presentatie / voorstelling)
  • Op de planken staan (een voorstelling geven)
  • Plankgas geven (erg hard rijden)
  • Van de plank vallen (ongewenst de aandacht krijgen; De uitdrukking vindt zijn oorsprong in de scheepvaart. Wie van de loopplank in het water valt, kan op de nodige aandacht rekenen.)
  • Twee erwtjes op een plank (een vrouw met kleine borsten; in sommige dialecten wordt wel eens van een vrouw met grote borsten gezegd ‘ze heeft brood op de plank’).
  • Een geeltje van de plank nemen (een oude preek herhalen)
  • Op de plank blijven liggen (er wordt niets mee gedaan)
  • Van dik hout zaagt men planken (deze uitdrukking heeft maar liefst drie betekenissen. Vroeger betekende het vooral ‘heel gemakkelijk geld uitgeven”; Ook wordt er wel mee aangegeven dat er hard wordt gewerkt, maar niet erg netjes; tegenwoordig wordt het meestal in de betekenis ‘flink tekeergaan zonder van tevoren na te denken’ gebruikt.)
  • Hij kan door een eiken plank zien als er een gat in zit (iemand die doet alsof hij een wonderdokter is)
  • Hij is van de bedplank (hij is op de dag af negen maanden na het huwelijk van zijn ouders geboren)
  • Tussen zes planken liggen (dood zijn; de Fransen zeggen overigens ‘Finir entre quatre planches’; die doen het dus met twee plankjes minder.)

Tot slot, vindt u dit geen leuke en interessante  blogpost, tja, dan heb ik ……   inderdaad, geen goede blogpost geschreven.